ALGEMEEN WEEKBLAD Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM. 9e Jaargang. ZATERDAG H FEBRUARI 1915 No. 7. Hel Bloemendoolsch tl Prijs per jaar 2,60 Prijs per nummer 25 cents. Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie: r "n Advertentiëii 10 cents per regel bij contract belangrijke korting. Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. In dit weekblad is tijdelijk opgenomen „HET MIDDEN", waarvan de eerste afzon derlijke reeks is afgesloten met No. 34 van 24 Januari 1914. Lezeressen, lezers. Wie uwer ons thans het genoegen doet, ons een nieuwen inteekenaar op ons blad op'te geven, ontvangt een lot op de fraaie Monotype, welke door ons wordt verloot, en die thans in het Sigarenmagazijn van den Heer J. A. VAN 'T RIET is uitge= stald. Zegt het voort Lezingen dr. J. D. Bierens de Maan. 111. Plato. - - De Gerechtigheid voor den menscli en in den staat. VUii herinnert zich uit de vorige lezing. Piato dezelfde tegenstelling als tus- V'erschijning en Wezen in de wereld uil aangetoond, ook in den mensche- geest aanwijst; hoe niet in de Ver ing. het zinnelijke leven, het tnenschc- k velzijn, doch in de behartiging der ide- rde liet zedelijk doel van den mer.scli gesteld'. Ons zedelijk karakter bestaat dat wij ,4jr,eeleven in de gronte ;ie v. erèïaharmctnie; avond behandelde spreker het be er gerechtigheid volgens Plato's stel- c de gerechtigheid den waren inhoud t meuschenleven acht. her begrip Gerechtigheid denken-wij k aan een maatschappelijke, een ju in- ccn theologische gerechtigheideen iding tusschen (iod en mensch, of en nensch en mensch dus, in verband - on.en bestraffing. Deze opvatting van ie l uchtigheid is echter niet de Plato nische. 1 iierboven aangegeven opvatting wordt r Plato in zijn boek ..De Staat" aan een t in den mond gelegd. En Plato be dt deze opvatting met te zeggen, dat ae sociale, juridische gerechtigheid die iet -goede loont en het kwade straft, niet ware Gerechtigheid kan zijn, daar zij vergelding het kwaad met kwaad be- ntinrdt. iets wat bij de ware Gerechtig- die uitteraard goed is, niet zou kun- nen gebeuren. Wat wij moeten nastreven. ideëele Gerechtigheid, de gereehtig- i i tegenover ons zelf, tegenover de Vie sch-ldee. Zij houdt verband met de alge- v grondeigenschap die ons als mensch \an al het omringende onderscheidt. Dc erechtigheid. zegt Plato, is: te beant woorden aan die grondeigenschap van lou tere menschelijkheid, aan deze idee van ons mensch-zijn. Pc u-bluffende redeneertrant der so- kisten had de Atheners gevoerd tot een Verlicht denken in oppervlakkigen zin. Hun meening omtrent de gerechtigheid als zou ceze dor-r den volgens hen van nature ego- ctischen mensch gehanteerd, ook slechts en verkapt egoïsme zijn vond gereede- nanhang. Het verhaal van den herder ges werd als voorbeeld genomen. Deze o ges bezat een ring, van wonderlijk ver- iro-'.er. Hij had dien ring slechts met de ste n binnenwaarts te draaien en hijzelf was dan voor ecu ieder onzichtbaar. Hij bet zich als lakei aanwerven aan het hof ui den koning van Lydië zette samen zweringen op touw, en bedreef meerdere booze stukken, waarbij hij den ring niet het steentje binnenwaarts gekeerd aan den vin- eer droeg, en hij bleef natuurlijk ongestraft, want tijdens zijn schelmerijen kon niemand hem zien. Als deze Gyges. zoo zeiden de sophisten, zijn wij allen; alle merischen zouden handelen als hij. indien ze maar zulk een ring hadden. Die, veelgeprezen, gerechtigheid is maar een uiterlijkheid, een mom. Neen, zegt Plato, de gerechtig heid is volkomen onmisbaar voor onze levensvoering, omdat wij zonder haar van onze menschelijkheid zelve zouden verval len zijn; de ware mensch moet de gerechtigheid bedrijven zonder uitzicht op loon of winst; .ia, al zou hij om harentwil li.iden en gekruisigd worden, hij zal haar niet prijsgeven. (Later hebben sommige kerkvaders gemeend, dat Plato hiermede Christus' kruisiging voorzien heeft.) Waarin bestaat nu die idcëele Gerechtig heid, die eene overeenstemming is met de idee der menschelijke ziel De rnenschenziel heeft drie functies, n.l. rede, wil, begeerte. Deze drie krachten in ouderlingen samenhang vormen de eenheid van de ziel, hare idee. Bij de bepaling van het begrip der Gerechtigheid moet de idee der ziel worden vastgehouden. Zij zal dus bestaan in een levensvoering waarin deze drie krachten elk hun werking uitoefenen. Elk van deze drie krachten heeft haar grondeigenschap. De rede wordt niet medegesleept door de verschijningen, maar ordent ze naar het be grip; zij zoekt de idee; de wijsheid is in haar. Zoo zul dus de eerste eigenschap der Gerechtigheid de Wijsheid zijn. De Wil, het streven, heeft als een natuur lijke hoedanigheid met zich de moedigheid om de wijsheid der rede door te zetten. Mn de tweede eigenschap der gerechtigheid zal das de moedigheid zijn. Se begeerte, de zinnelijkheid verzet zich tegen de uitspraken der rede, maar dan vindt zij tégenover zich den wil, die wat de rede sprak ook door te voeren weet. Zon der begeerte, zonder zinnelijkheid echter kan de mensch niet maar deze begeerte mag geep grooter ruimte innemen in de rnenschenziel dan die haar van nature toe komt; de -begeerte matige zich dps de derde eigenschap der Gerechtigheid is dus de matiging. De mensch, die een dezer drie hoedanig heden: wijsheid, moedigheid en matiging mist, mist ook de gerechtigheid. Maar, zoo denkt Plato, zie Socrates, die een gerechtige boven allen was, en een onrechtvaardige staat wierp hem uit. Het is dus niet voldoende dat de mensch ge rechtig is. ook de staat moet liet zijn. En zoo komt Plato .die daadwerkelijk in Athene nooit politiek is werkzaam geweest, in zijn geschrift ,.De Staat' genaamd, tot een diepe beschouwing van den Staat, van de Gerech tigheid iu den Staat. De staat is onze maatschappelijke om geving, geordend. De menschelijke samenleving heeft drie behoeften, n.l. voeding, bewaking en regee- ring. Zoodra de mensch niet alles voor zichzelf doet, maar er een. taakverdeeling plaats heeft, worden deze drie groepen ge vormd, en de staat is er. De staat is dus organisch gegroeid uit de samenleving der menschen. De voeding wordt door een groote groep bezorgd, de arbeidende klas se; dit is het zinnelijke element; daarboven zijn de twee andere groepen gesteld, de re- geerende groep of het redelijk element, en de bewakende, militaire groep, of het ele ment van den Wil. Zal de staat nu aan zijn idee beantwoorden, dan moet elk der drie groepen het hare doen; de regeerende stand öefene de rede, zoeke wijsheid; de bewakende stand betrachte moedigheid; de arbeidende stand oefene zich in matiging. Deze drie bestanddeelen van deji staat be oefenen op die wijze gezamenlijk de Gerechtigheid, en de staat beantwoordt aldus aan hare idee, n.l. dat zij hare rc eoing vervult. Evenals Socrates, voert ook Plato pole miek tegen de Atheensche democratie, die aan ieder mensch het recht geeft zich zoo veel invloed mogelijk te verschaffen, iets waarvan de sophisten het voorbeeld gege ven hadden. Dit is de heerschappij der ondeskundigheid. Hiertegenover stelt Plato niet de heerschappij der gewone deskun digheid. maar die der wijsheid. De regeer ders moeten philosop'hen zijn; dan alleen kan de rechtvaardigheid in den staat hui zen. Niet de belangen van zekere groepen regenten mogen tellen, maar het belang dei- wijsheid. Dé idee van den staat eischt dat bet wiisgeerige het hoogste ..is. De regeerende stand mag geen goud of zilver bezitten, man en vrouw zijn gelijk, de kinderen zijn staats-eigendom. Ieder lid \an die groep moet zich geheel voor de gemeenschap beschikbaar stellen, mag niet cioor dagelijksche, kleine zorgen w orden af geleid. Hare opvoeding bestaat uit gym nastiek. die hardt, en de muziek (in wijdere beteekenis: de muzenkunsten) die verzacht. Rechtstreeks onder de regeerende staat de militaire groep. Die bewaakt de orde. en werkt uit wat door de regeering is uit gedacht. Haar voornaamste zorg moet zijn. dat de derde stand zich matige. Ook de opleiding der militairen is muziek en gym nastiek- bij hen ligt echter on de gymnas tiek de nadruk. De derde of arbeidende stand bestaat zoo wel uit werkgevers als uit werknemers; het grootbedrijf wenseht Plato niet. noch de weelde: doch matiging zijner begeerten, dit is wat hij den derden stand oplegt. De w ijsheid der regeering nu is de w ijs heid vati den staat, de moedigheid der mili tairen is de moedigheid van den staat, de matiging der arbeidende klasse is de matiging van den staat; en deze drie te zamgn zijn de gerechtigheid van den staat, ziui innerlijke harmonie. Zoo stemmen de menschelijke ziel en de staat overeen in innerlijke organisatie, en in gerechtigheid. Men vraagt zich af: beoogde Plato met dit zijn wébl; een roman over een ideëelen staat? Of wellicht een politiek program ma? Het antwoord kan luiden: Noch het een noch het ander. Eer mag men hier spreken van: het ontwerp der idee van den S'ta.nt, in hef .algemeen. Een andere vraag, die al spoedig bij ons opkomt, is: wat is wel het voornaamste voor Piato, de zedelijke persoonlijkheid of de zedelijke cultuur Moet de mensch - i aardig zijn om mede te helpen aa"n het vormen van een rechtvaardigen staat? Of is het andersom Plato zegt. in tegen stelling rnet verscheidene andere schrij vers. dat de zedelijke persoonlijkheid de zedelijke cultuur maakt, dat de mensch hoo- ger is dan de staat. Verheffing des levens gaat hoven verbreeding. De staat is een in zichzelf afgesloten kring, doch de rnen schenziel heeft verband met het geestelijk heelal. Het heele b,oek „De Staat" is ge schreven om der wille van de mènschelijke Gerechtigheid. In het oude Hellas was het staatsburgerschap het voornaamste; bij Plato echter is de mensch het hoogst, de mensch, die immers deel is van een cos- misch geestelijk geheel. Wél moet ook. in de tweede plaats, de gerechtige mensch omgeven zijn door een gerechtige wereld; opdat hij door zijn omgeving niet worde gekruisigd. En toch is de gerechtigheid nog het hoog ste niet; de rnenschenziel kan zich nog boven haar verheffen. En zulks door de geestelijke liefde. Dit onderwerp zal Spre ker in ziin volgende lezing, de laatste der reek,s, behandelen. GEMEENTEBESTUUR. Donderdagmiddag vergaderde de raad onder voorzitterschap van den burge meester. Afwezig was de heer Van Stolk. Van de ingekomen stukken was wel het eenig belangrijke een schrijven van de erven Van der Vliet, waarin dezen niededeelen zicli niet te kunnen vereenigen met de dooi den raad voor het afstaan van grond voor den zeeweg gestelde voorwaarden. De voor zitter stelt voor, in verband met de in de orige zitting gestelde motie tot onteigening een commissie van voorbereiding te benoe men, en noodigde de heeren dr. Bornwater, mr. Jacometti en Koolhoven uit, daarvan deel uit te maken, welke uitnoodiging door deze heeren werd aangenomen. Onder de verzoeken om ontheffing van bepalingen der bouwverordening, was er een van de hotel-maatschappij „Duin en Daal", die haar oude tuinmanshuis wil ver bouwen tot auto-garage. Na eenig heen- en weerpraten wordt het verzoek met algemeene stemmen toegestaan. Daarna was'aan de orde de vaststelling eener verordening, regelend de wijze van afkondiging van strafverordeningen. Ze wordt vastgesteld als volgt: Art. 1. De afkondiging der plaatselijke verordeningen, tegen wier overtreding straf is bedreigd, geschiedt door aanplak king aan het raadhuis. A r t. 2. Dadelijk nadat de afkondiging heeft plaats gehad, wordt daarvan op het oorspronkelijke stuk, bedoeld in artikel 175 der Gemeentewet, een verklaring ge steld door Burgemeester eu Wethouders, vermeldende tevens den dag der afkondi ging. A r t. 3. Met het in werking treden de zer Verordening vervallen alle in deze ge meente geldende voorschriften betreffende de hier behandelde onderwerpen. Voorts werd in de plaats van dr. Root- üeb. die voor schoolarts aan de O. L. S. te Bloemendaal bedankt had, dr. Van Beu- sekom benoemd. Dan een voorstel van B. en W. om een aantal iepen- en lindeboomen aan den Zijl- weg eneen wilg aan den Lage Duin-en- Daalscheweg te doen vellen en te verkoo- p.eii. Deels belemmeren deze hoornen het verkeer bij de verbreeding van den Zijl- weg. deels zijn ze ook gevaarlijk, vooral de boom bij de Dnin-en-Daalscbe school. Het voorstel wordt goedgekeurd. Nu was aan de beurt de ruil van eenigen grond te Vogelenzang, en wel ter afronding van het schoolterrein aldaar. De ruil ge schiedt met den heer van der Meer; de stukjes grond zijn van gelijke grootte, en de ruil heeft plaats met gesloten beurzen. Nu; dat ging er weer glad door. Nadat nog het verhuren van eenige per ceeltjes gemeentegrond is goedgekeurd, on dergaat de politie-verordening in verband met rijwiel- en motorrijwielverkeer eenige wijzigingen. De heer Koolhoven vindt hierbij gelegen heid het voor de trekhonden op te nemen, en erop te wijzen dat deze dieren onder den wagen moesten en niet er voor, wat een marteling is. De lieden, die zich van deze trekhonden bedienen, zijn behoudens een enkele uitzondering, ongunstige indivi duen, die nien niet te zeer behoeft te ont zien. De heer I.aan valt den heer Koolhoven bij. De heer Me Roo ziet niet veel in veror deningen van dezen aard. De Voorzitter belooft de zaak tc onder zoeken. Dan worden, waar op voorstel van B. en W. de Plaatselijke schoolcommissie voortaan uit 7 leden zal bestaan, alsnog benoemd de heeren Carp Van Meeuwen en Panhuys. Hiermede was de raad genaderd tot het belangrijke punt: het voorstel van den heer Laan tot intrekking van de aan de Noord- Züid-Hollandsehe Tramweg-Maatschappij verleende concessie tot aanleg van een tramweg over den Bloemendaalscheweg vanaf den spoorwegovergang nabij het sta tion Overveen door „Hartenlust" tot het spoorwegstation te Bloemendaal. De Voorzitter: Het advies van het dage- lijksch bestuur is, dc concessie niet in te trekken, men zit er cenigszins aan vast, in Haarlem is reeds een begin van uitvoering gemaakt met het leggen der tramlijn. Bo vendien is de intrekking niet van zooveel gewicht, de concessie is ook niet uitsluitend aan dc N. Z. H. T. gegeven. De heer Laan blijft op zijn stuk staan, dr. Bornwater poogt hem er zachtkens af te dringen, de heer Bispinck valt dr. Born water bi.i, eenige andere heeren zeggen wat je noemt nog het hunne, en het slot is. dat allen, behalve de heeren Laan en Van Tienhoven, zich tegen intrekking der con cessie uitspreken. Aan de orde was nu een voorstel tot in trekking van sub 2 van het raadsbesluit van 29 Februari T912 n°. 208 en tot verlee ning tan subsidie aan de Noord-Zuid-Hol- landsche Tramweg-Maatschapnij voor ver breeding van den Zijlweg, het Zandvoorter- pad en een gedeelte van den Bloemendaal scheweg. De kosten van deze verbreeding met de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1915 | | pagina 1