Lezeresse
I I f\
taMMxtmrnom mmv*
.uii
JIï ANDERE GEMEENTEN.
Zuigelingenbescherming.
i )e Raad van Bescherming voor den zui
geling te Haarlem, zond ons haar zesde
jaarverslag. De werkzaamheden dezer nut
tige instelling namen weder in omvang toe.
H laas, v. t r was er een tekort. Dat tocli
ieder, die iets voor dit goede werk voelt,
zijne hijdi :d:e ziende, jaarlijksche bijdrage of
een gift: de óenningmeesteres is mevrouw
L. dc üiereq—'s Jacob, huize „De Vier-
spro endenhout.
Balans.
Dc I iaa, cmsche Bankvereeniging zendt
m i-.i ir 1 a ns over 1914. Er blijkt uit dat
over dat jaar een netto winst van 74.936,95
werd gemaakt.
M i .ilfTn van Kunstnijverheid.
He. v. -a: i van kunstnijverheid te Haar
lem wt.r; Je maand Maart bezocht door
•m .el.a llenden.
f de aan het museum verbonden boe
kerij werden 335 boek- en plaatwerken naar
vcrsTdiinn.de plaatsen van ons land in
vuikk't ii verzonden.
De aan het museum verbonden school
1 v .kunstnijverheid werd bezocht door 273
ma'. hike en vrouwelijke leerlingen.
In de -Ie helf der maand April zal ju
dc zonde van het museum eene tentoon
stelling van de firma E. J. v. Wisseling]!
'x Co.. te Amsterdam, geopend worden.
Gedm ide de Paaschdagen is het mu-
uni ge.-i'end van 10 tot 4 uur.
Lezing „Onze Vloot"
iet w:.- Dinsdagavond weder een van
i leerrijke en tevens gezellige bijeenkom-
teu, welke de afdeeling Haarlem van „Onze
lootzoo goed weet te organiseeren.
De heer A. S. Thomson, luitenant ter zee.
üield een voordracht over het Vliegen en
de Vliegmachine. Luitenant Thomson is
gedetacheerd bij het militaire vliegkamp te
Soesterherg. en hij kon het dus weten. Hij
wist het dan ook blijkbaar heel goed, want
i.m historisch overzicht der vliegkunst was
leei merkwaardig. Zijne met lichtbeelden
crduidelijkte beschrijvingen van verschci-
'cne soorten van vliegmachines wekte niet
'inder belangstelling.
Luid handgeklap van dc vele toehoorders
nkte den heer Thomson voor zijn leer-
ne voordracht.
Franken's nieuwe lunchroom.
/Luanda,vond geopend. En feestelijk!
1C kleine lunchroom bleek op sommige
n van den dag te klein voor den toe-
cd v.uu bezoekers. Wat nood, een nieuw
louv, cr naast. Het kleerenmagazijn van
i heer Otter aangekocht, en verbouwd,
el duurde die verbouwing door de tijds-
istandigheden (die zondebokken) wat
maar driewerf hoera, het is nu klaar,
hoeKeurig, grootsteedsch in eèn
lord. Een overvloed van spiegels, fraai
öóratiewerk, een parketvloer, smaakvolle
mdbekleeding.
Ook de kleinere zaal blijft in gebruik;
■t deze medegerekend, kunnen er onge-
er 90 bezoekers worden geborgen.
Moge uit aantal steeds compleet in deze
aaien voorhanden zijn, ziehier wat wij den
iderncmenden eigenaar, den heer Fran-
m, toewenschen.
Photografie.
Op uitnoodiging der Commissie voor
Vetenschappelijke Lezingen voor Militai-
en. heeft de heer Adriaan Boer, alhier.
Voensdag il. in de Aula van het r.-k. gym-
asium te Amsterdam, een voordracht met
trofee tie te, even over: „De photographie
n natuurlijke kleuren op haar tegenwoor-
listandpunt. Er was veel belangstelling.
>ok uit de k ngen der hooge militaire auto-
•iteiten.
ETrOcN N KUNST.
euwig Vlaanderen.
In „De Vlaamsche Stem" vonden wij on
der hovenstaanden titel een vers van René
de Clercq met den aanhef:
Hoe draagt gij gelaten
't Leed op u neergestort
Vlaanderen wie zal u haten
'lu door l'jden zoo heerlijk wordt?
Sch' on land, wie kan u nog kennen
Vis ten lachend huis en tuin
in zijn oogen wennen
:>h verwoest heil en donker puin
v grond is week van de harde zolen,
lucht is ziek van liet koopren gezwets;
broodlooze hutten treurt de molen
v. :rnoed weent in den troost des gebeds.
dden wachten, de torens wachten;
'lare dagen zijn nare nachten.
T00NEEL.
Spèenliöff gehuldigd.
Zoo is het Speenhoven-paar Zondag
avond in den Jansweg-schouwburg gehul
digd. En danig.
En dat ze het verdiénen.
Koos en Cesarine,
Dat weet ieder landgenoot,
Die van hun kunst genoot;
En dat zijn er niet weinig, om den dood.
Wie hoorde niet zoo dierbaar wijsje op
Geestig. droevig, wijs en mal, [wijsje,
Kweelen
Uit de zoete keelen
Van dit eêlste mannetjes- en wijfjes-sijsje
In die groote volière van het heelal.
Bravo, bravo, bravo!
Onz' bijval kent geen Ho.
Lang leven Cesarien en Koo.
O zoo, o zoo.
MUZIEK.
in de afgeloopen week kon ik geen con
certen bijwonen, wat niet belet, toch
over Muziek" iets mee te deeleu. Aan het
oordeel der lezeressen en lezers laat ik dan
over of ik gelijk heb met te zeggen dat er
veel wonderlijks over de Toonkunst gezegd
wordt. Zoo ontmoette ik eens een eigen
aardige Ma, die mij naar aanleiding van
haar dochters meedeelde, dat „de jongste
heelemaal geen erg studiehoofd had, dus
die zal maar voor muziek worden opge
leid; zij heeft zulke geschikte pianohanden."
Let s. v. p. op die woordjes: dus en maar!!
En die geschikte pianohanden!Is 't won
der dat zelfs die geschikte handen geen
pianiste tot resultaat gehad hebben? Want
er wordt toch heusch nog wel wat anders
verlangd; en dan die opvatting dat er geen
„studiehoofd" voor noodig is, vind ik ook
kostelijk! Misschien voor dilettanten die met
den „idealistischen" kant alleen tevreden
ziin en die van den „formalistischen" en
„concreet-idealistischen" kant hoegenaamd
niets of een beetje afweten. In een gezel
schap van zingenden en pianospelenden
vroeg ik eens of er iemand bij was die kon
moduleeren" (in dit geval van D. gr. t.
naar Bes gr. t.). Niemand kon het van de
gevraagden. Wie uwer wel De bege
leidster vroeg toeu hoe men moduleeren
moest van C. gr. t. naar G. gr. t.
Even daarna kwam in een Bach
3-stemmig koor een modulatie van C
naar G voor in den allereersten regel, maar
noch de zingenden.noch de begeleidster had
den 't gemerkt Iwe Bach moduleerde. Men
speelt en zingt zonder te weten of te den
ken; de menigte n.l. en de groote meerder
heid.
„Zingen en denken" is zoo moeilijk, werd
me toegevoegd, toen ik zei dat men moest
denken bij 't zingen. Weten alle zingenden
wat zij zingen als zij de bekende oefenin
gen studeeren: do. (vroeger ut) ré, mi, fa,
sol, la? (si, later er bijgevoegd, toen de
septime werd ingevoerd). En waarom die
„arethinische syllaben" heeten Naar Gui-
do van Arezzo (9801050), die de aan
vangslettergrepen van een latijnsch gebed
daarvoor invoerde. (O. v. Arezzo was Be
nedictijner monnik). Er zouden nog vele
voorbeelden te noemen zijn om te bewijzen
dat die Ma zich heel erg vergist met haar
opvatting dat men voor waar begrip van
muziek zonder studiehoofd iets bereikt, dat
meer is dan een zekere categorie, die daar
mee ook tevreden is. Een jong meisje
had zich als koorlid aangemeld, zong iets
dat zij kende voor. Op mijn vraag of zij
de waarde der noten wist. antwoordde zij
„in zoon open gaan twee van die zwartjes,"
en of zij de namen wist „Neen. noten van
papier weet ik niet." En toch zingt zoo ie
mand; maar meer als papegaai-automaat
dan als mensch met bewustzijn; wat
dunkt u
Tot mijn leedwezen was ik verhindetü
den liederenavond van Rodi Deggeller te
hooren. Dinsdag 23 Maart was ik we! in
de „Vereeniging" voor het 7e of laatste
Bachconcert en dat laatste was een bizon
der mooi concert. De ouverture Coriolm,
het vijfde piano-concert en de vijfde sym
phonic van Beethoven en 5 Schubert-liede-
ren door Liszt voor piano bewerkt. Een
programma dat een groot kunstgenot voor
spelde en dat ook verschafte.
Over de Beethoven-werken is 't niet
noodig veel te zeggen, zij zijn alle drie
overbekend, en de pianist bewees in 't con
cert en in de solo-nummers en het toegift
dat hij zijn instrument volkomen be-
heerscht en het ook mooi laat „zingen".
De minst mooie oogenblikken van den
avond vond ik die waarin het „koper" zoo
sterk schetterend domineerde, vooral in de
Ve symphonie, laatste deel: of Beethoven
zich dat> zoo gedacht heeft De avond -
als geheel was voor mij een van de
mooiste van dit seizoen, wat niet te ver
wonderen is daar de Beethoven-gedachten
toch altijd grootsch en opheffend zijn. Aan
het bestuur der H. B. V. zijn de leden dus
veel dank verschuldigd voor het vele schoo-
ne en belangrijke dezen winter hier ten
gehoore gebracht.
WIJSBEGEERTE.
Lezing dr. J. I). Bierens de Haan
te Leiden.
Onlangs Sprak dr. .1. D. Bierens de Haan
voor de Leidsche Studenten-Vereeniging ter
beoefening van ethische en godsdienstige
vraagstukken over„Kosmische en ethische
levensbeschouwing.
De tijd waarin, meer of min positivis
tisch, een levensbeschouwing overbodig of
onbereikbaar geacht werd, en het geestes
leven genoodigd werd zich te bepalen tot
gemoedszaak, is voorbij. Dat de mensch
volstaan kan met zedelijke handeling, schoo.
ne aandoening, religieuse vroomheid en
voor dit al geen steun behoeft in een begrip
en opvatting des levens, stemmen wij niet
meer toe. Onze tijd, gelukkig, heeft anderen
eisch gesteld, en zoowel zedelijkheid als
kunst en godsdienst vragen naar een begrip
waarbij leven en wereld in hun beteekenis
/orden verstaan.
Het leven wil doordacht worden en niet
slechts geleefd. Nu is het niet mogelijk dat
de menschelijke geest zich neerlegge bij
levensopvattingen, die te voren in kracht
waren. Immers wij hebben het verleden
onderzocht en tegengestelde stroomingen
erkend, die beide hun waarheid hebben;
een eenzijdige keuze is niet verantwoord;
zoo zal de nieuwe levensopvatting geen be
perkt, eenzijdig, maar een universeel karak
ter dragen. Het verleden kan niet worden
herhaald - maar het kan ook niet worden
gebroken: nieuwe beschouwingen moeten
aansluiten aan de oude en de lijnen des
verledens doortrekken. Daartoe is noodig
dat wij de gedachte van oude culturen in
haar algemeene strekking en beteekenis
verstaan. Twee hoofdzakelijke en belang
rijke levensopvattingen zien wij in de Oud
heid aan elkaar tegengesteld: dc ethische
en de kosmische. Het menschelijk geestes
leven kan beschouwd als zedelijk feit of
ais drager eener kosmische waarde.
Volgens de ethische opvatting is het leven
een feit op zichzelf, het geestesleven een
eigen provincie met grenzen tegenover na
tuur en wereld. De mensch: een wezen op
zichzelf met eigen wetgeving die niet bui
ten hem geldt. In de kosmische is de
mensch een lid van het geheel, de zedelijke
wet een factor der wereldorde. Deze tegen
stelling vinden wij in de oudheid tusschen
twee culturen: Israël en Hellas. Tsraël mist
de kosmische idee, Hellas heeft haar. Uit
voerig stelde spr. dit in het licht. Israël is
niet het volk van den godsdienst, maar der
zedelijke cultuur. Het Oude Testament legt
hiervan getuigenis af. Sinaï is de geestelijke
acropolis van Israël. Het zedelijke is niet
de opvolging van een maatschappelijk in
stinct zooals in Hellas, maar stond als ge
bod in zijn zelfstandige beteekenis aan den
volksgenoot voor oogen. Daar Israël geen
denkvolk. maar een wilsvolk was, heeft het
in de stelling van zedelijke doeleinden zijn
roeping gevonden.
In de religie is God daar een zedelijke
persoonlijkheid, een rechter die naar de
zedewet oordeelt. De profetie richt zich
naar die gedachten. In Israël geen plaats
voor de Aphrodite van Melos, voor den
Circus Maxitnus. Daar geldt karakter, niet
talent, gelijk in Hellas. Israël heeft uitne
mende waarde als paedagoog. Maar het
lijdt aan eenzijdigheid. De natuur heeft voor
Israël geen waarde, zij is een verleidende
macht, welke men vreest. Voor het boven
persoonlijke, het stelsel der wereldfactoren,
het organisme van den kosmos, de wereld-
wet daarvoor heeft het geen oog. Het
wereldgeheel vermindert tot een onderhan
deling tusschen Jahwe en het volk. Zonder
de idee van het kosmisch verband ver
schrompelt de zedelijke idee tot juridische
wetgeving, gelijk plaats had in het type van
den farizeër.
Hellas zoekt naar wijsheid, het begrip
van den samenhang der dingen. In de my
then van Hellas vindt men het streven naar
het breede, naar het uitzicht in het onein
dige. De wereldruimte is gevuld met groot-
sche gestalten, de wereldloop is geteekend
in groote perioden. De wereld in haar ge
heel is een proces. Leven en dood zijn geen
gebeurtenissen van individueel leven, gebo
ren worden en sterven zijn de phasen van
een wereldproces, door de goden zelf door
leefd. De Griek ziet kosmisch, wat ook
sterk uitkomt in de wijsbegeerte: hier zoekt
men naar een algemeene grondgedachte. In
de wijsbegeerte der loniërs is de wereld
orde opgevat als een weg naar beneden en
naar boven. De Griek heeft in het denken
dc traditie gevormd van het kosmisch be
grip. Als Socrates den mensch maakt tot
het middelpunt van zijn denken, vat Plato
zijn leer terstond weer breeder op. Het be
grip van waarheid wordt ingevoerd, dat
Israël slechts kende als zedelijke waarach
tigheid. Waarheid is de erkenning van het
verband dat bestaat tusschen mensch en
geheel. Deze twee culturen zijn opgenomen
in het christendom. In dc eerste eeuwen
van het christendom vinden wij dc proble
men van kosmische natuur: de triniteits-
lecr, de christologie. In dc triniteitsleer is
dc orde van het geheel gevat, in de christo
logie is het niet te doen om een qualificatie
van den mensch Jezus, maar om de scha
kel te vinden tusschen God en mensch. In
de middeleeuwsche kerk vinden wij dc
voorliefde voor de contemplatie als waarin
de menschengeest zijn eenheid met den kos
mos aanschouwt.
In het Westersch-Romeinsche rijk laat
vooral Israël zijn invloed gelden. Voor de
idee der menschheid de volksidee, voortge
zet in de kerk. Augustinus verdedigt in De
Civitate Dei de zedelijke groep tegenover
het recht des geheels. Het doel wordt per
soonlijke zaligwcrding. De mensch w.ordt ge.
steld buiten het wereldverband. Deze exclu
sief zedelijke opvatting komt sterk op den
voorgrond bij de kerkhervorming en is de
geest geworden van het protestantisme.
Ernst werd gezocht boven grootschheid. Het
Kopernikaansche stelsel verklaarde de we
reld in 't groot tot een mechanisme zonder
meer. Het geestelijk leven werd eruit ge
bannen Het gevolg voor het geestelijk le
ven was dat het los raakte van de groote
intèllectueele ideeën. Religie werd beperkt
tot vroomheid, schoonheidszin bepaald tot
stemming, zedelijkheid tot plichtsbesef zon
der meer. De mensch, wiens oogen voor de
kosmische idee zijn gesloten, is als een
blinde op een bergtop: hij ondervindt de
zuiverheid der atmosfeer, maar omvat het
wijde uitzicht niet.
Spreker schetste vervolgens wat hij on
der een kosmische levensbeschouwing ver
staat. Op het zinnelijk standpunt kent de
mensch zichzelf als empirisch wezen (eigen-
ik) en zijne doeleinden als bepaalde groot
heden. Maar dit standpunt wordt over
schreden doordat wij in onszelf het grootere
subject herkennen. Niet wij zijn het die ons
leven leven, maar het wereldwezen leeft
zijn leven in ons. De individualiteit is be
staansvorm van het wereldwezen. En wat
wij leven is niet ons eigen particulier be
staan, maar de wet des universums. De tot
geestelijk bewustzijn gekomene leeft in den
kosmos (met kosmos hier niet bedoeld het
ruimtelijk heelal, waarin de mensch als veel
heid verdwijnt, maar de kosmos, de wet die
alom geldt). Wanneer de mensch leeft de
wet van het universum, de wet van dood
en herleven, van zonde en heerlijkheid, van
expansie en concentratie, van uitwendigheid
en verinwendiging, is hij zich kosmisch be
wust. Het menschenlevetl is dan ident niet
het universum. Het geestelijk leven is dan
een zich bewust zijn van dat bovenpersoon
lijke. De ethische levensopvatting bepaalt
ons tot karaktervorming. Heroën zijn vol
gens dit begrip sterke persoonlijkheden zon
der meer, maar karaktervorming en per-
soonswaarde zijn de grondslag voor een
geestelijke levensopvatting, die het zedelijke
te boven gaat: en uit dien hoofde i s het
zedelijk karakter van eminente beteekenis.
Het geestesleven en de geestelijke per
soonlijkheid omvat een harmonie van ver
schillende faculteiten, een innerlijke orde,
waarin de kosmische zich spiegelt. Het eer
ste lid dezer harmonie is het zedelijke be
wustzijn. Hierin beseft de mensch het cen
trum des levens, vanwaar uit hij zijn han
delingen richt, zijn doeleinden stelt en zijn
beoordeeling vestigt. Maar aan zedelijk be
wustzijn hebben wij niet genoeg. Als zede
lijke karakters zonder meer zouden wij zijn
ernstige eenzijdigheden en wij namen alsdan
een geïsoleerde stelling in tegenover de gc-
heele wereldorde. Het zedelijke bewustzijn
behoeft een aanvulling door zijn verwante
tegendeel: den schoonheidszin, waarmee wij
ons isolement verlaten en het leven der on
persoonlijke natuur meeleven. De schoon
heidsgeestdrift is een verbreeding van het
bewustzijn in de richting van het univer-
seele. Zedelijkheid en schoonheidszin (te
zamen het praktische bewustzijn) worden
geflankeerd door het theoretisch bewustzijn
(de wijsheid) waarin het leven begrepen
wordt in zijn eeuwige beteekenis; begrepen
in zijn eenheid met den kosmos. Dit theo
retisch begrip wordt in de religie, die dc
kroon is der geheele innerlijke levensorde,
tot werkelijke beleving. Zoo spiegelt de in
nerlijke harmonie de wereldharmonie af.
In de ethische levensbeschouwing valt dc
nadruk op het handelen, in de kosmische
op het beschouwende. In de eerste zelfop
voeding en opvoeding van anderen. Maar
onze menschelijkheid is er niet door uitge
put. In de kosmische: contemplatie, be
schouwende houding als hoogste geestelijk
heid. Beschouwing moet op handelen steu
nen. Israël is de grondslag. Hellas is de
bovenbouw.
Hier is een nieuw ideaal voor de moderne
cultuur. Alles zoekt naar een nieuw ideaal,
naar een samenbindende waarheid. De
krachten van het verleden zijn voldoende
geregistreerd; men moet nu met de kennis
van het verleden zijn winst doen. De toe
komstige cultuur moet een universeele zijn
Dienaars des lichts, willen wij meeleven met
het universum.
9e Jaargang.
Trijs per
Prijs
per niim
25 cent
Dit nummer bestas
In dit weekblad i
„HET MIDDEN", waa
deriijke reeks is a
van 24 Januari 19L
Wie uwer ons thai
ons een nieuwen inl
op te geven, ontvanj
Monotype, welke do
Ons Pos
Het was 1 October
toor te Bloemendaal
directeur, een man, d
ist eine Zier" huldigt
regel niets wil weten,
genomen zich aan de
vrienden te onttrekk
Maar door een slim
op stonden hern hari
bleef hij aan huis gel'
zoo kwaad was hij n
s avonds een huiselij
den.
Een treurige gebi
wierp echter alle
gen en deze jubilei
om er een van bitter
herinnering te worde
Nu schrijven we str
dien dag zal het i
hebben bestaan. In h<
gezin van den directe
dcre zonneschijn en
gretig de gelegenheic
hunne hartelijkheid t
Dc heer C. W. C.
de man niet naar oi
gen en bewierooken
aan boord komt. w
wat stugheid gelijk
niet meer is dan eer
dc bescheidenheid sc
voor de persoon Vs
vangen is, daarvoor
nog wel te spreken. 1
getcn wil, dat de he
1 Anril den dag hert
12jaar bekleed we
dit kantoor, kan mer
bet praten krijgen ov
bet kantoor zelf.
Het postvak moet
eenigszins dorren ine
dc liefde kent, die d
toedraagt, wie in de
zijn kennis van het v
hem herhaaldelijk zi.
fort. zijn eigenbelan
aan de belangen van
grijpt, dat een vak,
rccren tot plichtsbei
niet dood. niet dor I
FEUIL
EEN GEVAL VAN
E
JOB SI
3)
Ongeveer een kwa
wcidschen vrede er
zeereis, dan werd f
vangen door hevige
terover op de bank,
nogmaals haren har
gebaren uitvoerden,
toonend met die een
zich verstaanbaar tr
loos nam mijnheer
rond of er geen hu
was ledig in hun nat
troos was er, die eei
wond. Hij riep deze
zag glimlachend het
Suzanna, en zeide
ter zenuwen-benauwi
gelijk, dat de zenuw
borstkast zijn geschi
keek vreesachtig na
kast aanwezig zijn ij
zijn kalmte, en met