ALGEMEEN WEEKBLAD
Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM.
9e Jaargang.
ZATERDAG 19 JUNI 1915.
No. 25.
rijs por jaar
2,60
Prijs
per nummer
25 cents.
emendaalsch Ueehblad.
Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie:
Advertentie»
10 cents per
regel
bij contract
belangrijke
korting.
Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden.
In dit weekblad is tijdelijk opgenomen
..HET MIDDENwaarvan de eerste afzon
derlijke reeks is afgesloten met No. 34
van 24 Januari 1914.
DE TOEKOMST VAN NEDERLAND.
Slot.)
Het zal wel niet te veel beweerd zijn, te
zeggen dat Nederland, België, Denemar
ken en Zwitserland geheel of ten deele aan
Jie voorwaarden voldoen. Bovendien dat
de inval in België al dan niet door België
uitgelokt de juistheid van die stellingen
ui meer dan één opzicht heeft bewezen.
Wat Nederland betreft, acht hij het bezit
v an de Nederlandsche koloniën van groo-
ere waarde nog voor Duitschland dan het
bezit van de Nederlandsche kust en ha-
vens. Nederlandsch Oost-Indië en de Ame-
rikaansche koloniën zouden in den mariti-
men en kolonialen strijd met Engeland voor
Duitschland van onschatbare waarde zijn.
Uitbreiding van grond en bevolking en
steunpunten voor de Duitsche vloot in
\merika eft Azië zouden daarvan het ge
volg zijn. Om die reden alleen al zou En
geland zich tegen een verovering van Ne
derland door Duitschland moeten verzetten.
En inderdaad heeft de ervaring geleerd,
dat liet gebrek aan steunpunten den on
u rgang-heeft veroorzaakt van de Duit
sche oorlogsschepen, die op de wereld
zeeën voeren en den Engelschen handel
vooral zooveel schade hebben toegebracht.
Trouwens in het beroemde tegenschnft
van Homer Lea door Frobenius wordt dat
ronduit erkend.
Heeft dus Nederland niet zoo bizonder
veel w elwillendheid van Duitschland te ver
wachten als het er op aankomt, die opvat
ting van den Engelschen Amerikaan wordt
bi zekere mate bevestigd door Kjellèn,
wiens boek: Die Gröszmachte der Gegen-
wart in het begin van den oorlog verscheen,
met den veelzeggenden ondertitel: Die
weltgeschichtliche Bedeutung des gegen-
wiirtigen Krieges and Deutschlands weltge-
chichtliclie Mission.J)
..Als die maritimen Interessen Deutsch-
lands schlieszlich wiedererwachten zoc
staat in dat boek te lezen „nach einem
„Schlaf von einem drittel Jahrtausend seit
„den Tagen der Hansa, sah es sich von
„seinem natürlichsten Meerestor abge-
„schnitten; und dies liesz sich um so schwe-
rer ertragen. als dahinter die tiefste Ver-
„bindung in den Kontinent hineinführt und
„ein Hinterland vont Rang der „Rheinpro-
.\iiiz" liegt."
Aber die Einheit des Rheintales wird auch
on geschichtlichen Erinnerungen und na-
tionalen Grimden verlangt. In Wirklichkeit
wird hier die gauze Reichsgrenze von ei-
Reihe kleiner Lander eingefaszt,
I Sohweiz, Luxembourg, Belgien, Holland),
ie ings der Seite Deutschlands liegen so
a e herabgefallene Felsen am Fusze einer
-birgswand", nur das Elsasz luit man
dort wieder einfiigen kiinnen, auch zur aüs-
ren Verbesserung der Grenze."
Elders beweert Kjellèn dat Nederland
'itschlands natuurlijkste verbinding met
zcï verspert. Overigens rekent hij Ne-
i i'i'ft J tot den Duitschen stam te behoo-
-n- „Der deutsche Stamm zahlt wolil
wiuzutage in der Welt (mit dem nieder-
m - hen Zweig) wenigstens 100 Millio-
en vlensehen."
De kern van het boek komt neer op de
v erovering van de machtigste wereldpositie
door Duitschland. Eventueel veroverden
kunnen zich troosten:
Dies ist das innere Geheimnis des Moder
at n Imperialismus: nicht blosz ein Streben
noch materiellem Gewinn oder nur ein
[US ?Mr M"cht, sondern das Verantwort-
iichkeitsgefühj einer Mission ftir die
Menschheit.
M.maliter zou de zaak dus in orde zijn
nok al zou de Duitsche Rijksvlag een-
maat wapperen van de torens van Amster-
■ini e,i Rotterdam!
Wat Engeland betreft er behoeft niet
lang over gepraat te worden, dat het in
Engeland's belang is, zich te verzetten te
gen een zoodanige vermeerdering van het
Duitsche kustgebied en koloniale beteekenis
van Duitschland als de verovering of opne
ming van Nederland in het Duitsche Rijks
verband zou ten gevolge hebben. Platoni
sche redenen zooals in den titel van het
genoemde Engelsche Witboek worden op
gegeven, bestaan niet.
Alleen gelijkheid van belangen kan in de
staatkunde reden geven tot een verbond
dat blijft. S ir William Temple verklaarde
dat, evenals Von Bismarck dat heeft ver
klaard. Zoolang het wederzijdsche belang
bestaat, blijft het verbond van kracht.
Engelsche hulp zou dan ook alleen op
dien grond verkregen kunnen worden. En
het is de vraag of die hulp ook verstrekt
zou worden ten opzichte van onze koloniën,
wanneer het zeker was, dat zij niet in Duit
sche handen zouden vallen. En ongedacht
is het niet, dat verleende hulp zou moeten
betaald worden met afstand van koloniën
aan met Engeland bevriende mogendheden
Voor het geval Amerika van koers mocht
veranderen.
Men behoeft er Seeleymaar op na te
lezen, om te weten wat eigenlijk het Engel
sche imperialisme is. Trouwens de Boeren
oorlog is daar, om de Engelsche zelfzucht
in de praktijk te zien.
Maar zooals wij er nu voorstaan, hebben
wij of zullen wij in het eind de keus heb
ben: voormuur van Engeland tegen
Duitschland of voormuur van Duitschland
tegen Engeland. Daarom zullen, zoolang
liet pleit niet beslecht is, in de eindperiode
de verschillende partijen tegen eikander op
bieden om ons bondgenootschap. Want als
bondgenoot stijgt onze beteekenis, zooals
minister C olijn terecht heeft ongemerkt,
met den dag in waarde.
Wij moeten echter bedacht zijn op liet
geval van eene overwinning van Duitsch
land. En daarom bijtijds ons verzekeren te
gen de mogelijkheid van Duitsche invasie.
Gouverner, c'est prévoir. Het was de groo-
tc verdienste van Van Oldenbarnevelt dat
hij vooruit zag en vooruit handelde.
Die taak is moeilijk en eigenlijk alleen te
doen door hem, die beschikt over alle ge
gevens. Absurd zou het dus zijn, den weg
te willen wijzen. Maar absurd is het niet.
van uit een algemeen oogpunt, den stand
ean zaken te bezien. En dan ligt de raad
van aansluiting bij Engeland voor de hand,
voor liet geval het gevaar onderkend wordt
dat Duitschland van ons de Schelde zal op-
eischen.
Aansluiting zou Engeland de beschikking
geven over de machtige hulpbronnen van
de twee provincies die door de Hollandsche
waterlinie worden beschermd. Die water
linie zal voorzeker verdedigd ook door
ons in vergelijking van vroeger bui
tengewoon sterk leger, op zijn minst even
goede diensten bewijzen- als de geïmprovi
seerde inundatie aan de „Yser".
De regeering heeft door zijn oproeping
van alle valide mannen voor den landstorm
bewezen, dat zij den toestand hoogst ern
stig inziet. En uit het interview van den
heer Van Aalst, president van de Handels
maatschappij door denzelfden correspon
dent van de „Vossische Zeitung" blijkt dat
hij eigenlijk accoord gaat met prof. Hector
Treub.
De vraag doet zich voor of die talrijke
landstorm inderdaad niet chair au canon
zal zijn. Maar in een loopgraven-oorlog is,
evenals in een vesting-oorlog ook een wei
nig geoefend man van waarde.
„De Tijd" vergelijkt den toestand met
1672. Naar mijne meening is hij ernstiger.
Zou daarom thans een verbond met Enge
land in geval van aanval niet overdacht
worden Thans nu de schitterende ge
schiedenis van Nederland dreigt misschien
dood te loopen in die van den Germaan-
schen Bondsstaat Het genie van „Bartie-
velt" en het zwaard van Maurits alleen zou
den misschien in staat zijn, ons van een
dreigenden ondergang te redden.
En het zou kunnen zijn" zoo schrijft
de verguisde en vergeten Multatuli in „Prui
sen en Nederland", dat later de geschiede
nis op het tegenwoordig gevaar wees als
een schoon keerpunt in ons bestaan, „de
nood maakte het Nederlandsche volk wak
ker„Er is geestdrift noodig," zoo
schreef hij daarin ook.
Die geestdrift zal komen want de ty-
ratinie in België getoond, zal ongetwijfeld
bij ons volk vinden den wil om „te sneu
velen in de laatste gracht", liever dan dat de
Oranjevaan, het symbool van vrijheid en
democratie dat cle veldkleur van een
werelclmogendheid is geweest een wim
pel zal worden van de Germaansche vlag.
En dat Duitsche dwang de Hollandsche
vrijheid zal vernietigen. Het voorbeeld van
Spanje is leerrijk.
'tl? i/75/.sito y.xy./.'/.cc roizvrat 'd: psÈci.
(Zoo moge ook een ander vergaan, die
hetzelfde doet.
H. A. R i 11 e r.
D Kjellèn is Hongaarsch-pro-Duitsch Professor
te Gothenburg. De Duitsche vertaling is van Dr.
Th. Koch.
-) Idem bldz. 60/61.
3) Idem 61.
4) Idem 82.
The expansion of England. Two courses
of lectures. 1904.
Aldus Scipio in de Grachen.
UIT- EN INZICHTEN VAN EEN
PRO-DUITSCHER.
II.
Wahrlich diese Hollandische
Niichternheit ist ein weit fatale-
res Laster als die Besoffenheit
eines Heloten, lch möchte Mijn
heer priigeln. (H. Heine.)
Onze geweldige tijd is zoo rijk aan be
langrijke gebeurtenissen, dat het zelifs in
telegramstijl niet mogelijk is, alle te behan
delen. Men moet een keus doen en de keus
is zwaar.
De heer Nolens heeft in de Tweede Kamer
verklaard, dat „hij zoo eerlijk geweest is,
dat hij zich wel eens heeft afgevraagd of hij
het belang van den staat niet te veel stelde
boven dat van de kerk." Hieruit blijken twee
zaken; 1". dat de belangen van den Ned.
staat en de r.-k. kerk tegenstrijdig zijn; 2".
dat volgens een r.-k. priester. Christus zich
vergiste, toen hij verklaarde: „Niemand
kan twee heeren dienen."
Door een onverantwoordelijke pers. voor
90 pCt. bestaande uit mislukte genieën, is
Italië tot den oorlog gedreven. Het Itali-
aansehe volk zal moeten bloeden voor de
gebroken ruiten; de koning en Salandra
zullen de schande dragen tegenover het na
geslacht. Verbeeld ik het mij, of zijn er in
Nederland symptomen, dat het hier een der
gelijke koers uit kan gaan
De antipathie tegen Duitschland vindt
haar voornaamste oorzaak in den afkeer
van den chaos voor het belijnde en van den
eudactnonische tegen den rigorist als ook
in de vrees van den grijsaard voor de
jeugd. (Bouwmeester Solnes.)
De Duitsche hoogleeraren hebben daar
niets van begrepen. Zij hebben het toege
schreven aan onbekendheid met hun wezen
en bedoelingen en dus zijn zij met echt-
Duitsche vlijt en grondigheid aan den arbeid
geslagen om hun bedoelingen toe te lichten.
Het gevolg is geweest, wat van te voren te
denken was, een verdubbeld gehuil bij de
tegenstanders.
Tante Vosz is nu een nieuwen weg ge
volgd. Zij is de neutralen gaan intervie
wen. Zal dit voordeel opleveren voor
Duitschland. Ik betwijfel het ten zeerste.
Afkeer en angst bestaan ook daar, waar zij
gewoonlijk niet getoond worden, en tante
v sz is nu bezig zulks bloot te wroeten.
Er bestaat voor Duitschland maar een weg.
M. Harden heeft het terecht gezegd -
om zich te rechtvaardigen en dat is door
daden. Door daden wordt ten slotte zelfs
de grootste zwetser zoodanig geïmponeerd,
d„t hij er het zwijgen toe doet.
Eerst is tante V. gegaan naar prof. Hec
tor Treub, zeker een ietwat eigenaardige
keuze, want behoudens enkele leerlingen en
oud-leerlingen, die nog niet uit hun hyp
nose ontwaakt zijn. zullen er weinig Neder
landers gevonden worden, die dezen hoog
leeraar geheel au serieux nemen. Hij ver
toont alle trekken van den esprit gaulois,
geestig, helder, druk, maar oppervlakkig.
Zuiver Romaansch, behalve in zijn panache,
die vertoont meer de trekken van Duitsch-
iands „Göttliche Grobheit."
Zoo heb ik dan ook eens gelezen in het
blad waarvoor hij zelf nu zoo hard werkt:
Al heet ge nu Hector, daarom behoeft ge
u nog niet als een hond aan te stellen."
Hij is een uitnemend specialist, doch het
heimwee naar „la gloire" verhindert hem
tevreden te zijn, als hij van zijn leerlingen
uitstekende verloskundigen en gynaecolo
gen maakt, hij wil er menschen van ma
ken, maar volgt 'daarbij d,e methode der
kakographie, doch helaas wordt die door
zijn leerlingen niet altijd begrepen en voor
velen gaan dan ook woorden als van prof.
Holwerda, die op zijn afscheidscollege zei-
de: „Wetenschap moet karakter aankwee-
ken en niet. zooals vaak het geval is, leiden
tot zelfverheffing en eigenwaan", verloren.
Na prof. Treub kwam de heer v. Aalst aan
de beurt. Dit schot was beter. De heer v.
A. toch is de oude. nuchtere, echt-Holand-
sche koopman op zijn best, rondborstig,
maar toch voorzichtig, kerkelijk, maar in
zijn zaken door zijn godsdienst niet belem
merd. Ik heb de woorden van den heer
v. A. met groot genoegen gelezen, al ben ik
het er niet geheel mee eens en ik zou wen-
schen, dat de velen, die denken als hij, er
ook zoo rond voor uit kwamen. Maar al te
velen toch, verbergen voor zichzelf en an
deren de gevoelens die zij koesteren onder
frasen, frasen over de deugden der gealli
eerden of over de ondeugden der Duit-
j schers.
Ik kan heden al zou het zeker de
moeite waard zijn den heer v. A. niet in
het breede bestrijden. Slechts een enkele
opmerking ditmaal. De mensch zal bij
brood alleen niet leven. De zaak in quaes-
tie heeft niet slechts een praktische, maar
ook een ethische zijde. Alles wat het Al,
noem het God of noem het natuur, schept,
roept het niet te voorschijn tot genoegen
der verschillende individuen, maar tot eigen
dienst, tot eerc Gods, gelijk de godsdien
stige term luidt, en alles wat heeft uitge
diend. wordt langzaam, maar onherroepe
lijk verwijderd. Ennuis in dezen de vraag:
lieeft Holland nog een roeping of heeft het
uitgediend Hadden wij in Nederland een
kwart-millioen mannen als v. Aalst, dan
zeer zeker was de zaak betrekkelijk een
voudig, maar helaas, helaas, hij is uitzon
dering. Is omgekeerd Nederland niet an
ders dan een grijsaard, die zingt een
liedje van verlangen, dan is het hoogst im
moreel te hoopen op een ondergang van een
jeugd, zoo heroïsch als de wereld nooit te
voren aanschouwde, gelijk Duitschland
thans aan het verbaasd Europa openbaar
maakt.
Wie dit laatste ziet, gelijk ik het zie, d. i.
mgr. v. d. Wetering, de aartsbisschop van
Utrecht. Mijn eerbiedige hulde en dank aan
dien kerkvorst. Hij is buiten zijn boeltje ge
gaan. nu dat wist niemand beter dan hijzelf,
doch de extase bij het aanschouwen van het
wonder, dat Duitschland ons thans ver
toont, is groot genoeg geweest om hem de
kluisters, die hij zijn leven lang gedragen
had, te doen verbreken. Ah, bloed, blijft
toch „een wonderbaar sap". Dat jonge,
Duitsche bloed, dat nu bij stroomen vergo
ten wordt, het kan niet zonder uitwerking
blijven.
Het is toch een wonderlijke zaak met die
r.-k. kerk.
Wij, intellectueelen, die onze kinderen
groot brengen in rationalistische scholen en
volgens de beginselen der Encyclopaedis-
ten, verbazen ons over onze eigen jeugd, in
dien wij zien naar hen wien wij de fakkel zul
len overreiken; de grijsaards, zij zijn bla
sé, genot duurt voor hen nooit langer dan
één minuut. Direct komt hun kritiek bo
ven en wijzen zij u op de zwakke zijde van
.wat zij aanschouwen en nergens, nergens
hebben zij eerbied voor. Stel daartegen
over dezen grijsaard. Hij heeft een leven
van tucht achter zich, zelftucht en andere,
maar heeft nu nog op gevorderden leeftijd
het vermogen om het heroïsche in het leven
te zien en te bewonderen, bewaard in die