I I Mill FT De Waters IN OVERSTROOMD NOORD-HOLLAND. Zondagmorgen bijtijds vertrokken wij per fiets van ons redactie-bureau, zonder daarbij veel reclame te maken. We reden met de ons eigene ingetogenheid het dorp uit, langs den Wüste-laan naar Santpoort, en den Rijksstraatweg naar Beverwijk. Vandaar Noord-oostwaarts, over een veel heid van wegen en wegelkens naar Wor- merveer. Hier peddelden we langs de Zaan, die hoog stond, dan de voetbrug over, en bereikten zoo Jisp en daarna Nek. Bij Nek was er af- en aangeloop van mannen met planken en gereedschappen, en wer den karren, hoog met aard en zoden bela den, aangereden. Op een laag gedeelte van de dijkkromming maakte men kistin gen, dat zijn twee evenwijdige planken schuttinkjes met aard en zoden opgevuld. Het water was in dezen hoek ook aldoor stijgend; de polder ligt zeer laag, en die geleek aan den voet van den dijk een weid- sclie delling. Nabij de brug bogen we rechtsaf, reden bijna een kerel omver, die aan een groepje vrouwen allerlei dwaze overdreven verhalen van doorbraken el ders, stond op te lepelen, vermoedelijk om zich voor èen dag ook eens gewichtig te maken, en dan sloegen we rechtsaf den weg in, stonden voor het eerst op dezen tocht voor een geweldige waterplas. Over bodige molens staken er te allen kant bo venuit, halfslijfs, met de armen angstig uitgebreid of ontmoedigd neerhangend. Verlaten huizen reikten met dak en boven ste deel van de pui boven het zilvergrijze spiegelvlak uit; hier en daar gaf een hek, een rij boomen, een bruggetje de teekening, de verdeeling van het bedolven landschap aan. In de verte lag Purmerend met zijn groepen van daken en schoorsteenen als halverwege weggedoken in den grooten waterplas. Een trein een machine met een personen- en een goederenwagen, - verliet het station, stoomde als aarzelend voort op den aldoor slinkenden wegstrook. in de verte gleden wat vletten met vee eu huisraad, en op het verste plan zagen we een dichtbevolkte boot op het Noord-Hol- landsche kanaal voortstoomen. Op de plek, waar wij stonden, kwamen nu en dan fietsers en wandelaars uit Oost- zaan en Zaandam; ze begonnen op de overbekende wijze onrustbarende, overdre ven verhalen ten beste te geven, en vonden daar zoowaar nog publiek voor te mid den der angstige vrouwen, die daar dicht bij in de laagte woonden, en telkenmale den dijk beklommen, vanwaar zij, naar zeg gen, het water zienderoogen zagen rijzen. Een der fietsers vooral bleek zeer onder legd; hij had een goed deel van zijn be langwekkende leven op een boot gevaren, en wist tengevolge hiervan ons mede te deelen, dat deze plaatselijke overstrooming eigenlijk uit de middellandsehe zee kwam. en daar door een kleinigheid, wat wist hij niet precies te zeggen, veroorzaakt werd. En de middellandsehe zee bracht nu den Atlantischen oceaan in de war, en deze liet het ook niet onder 'm en verhaalde het op de Noordzee, die op haar beurt, al niet minder doen kon dan de Zuiderzee vol te laten loopen. Het ging er net mee als met de menschen, die schoven hun narigheid ook het liefst op anderen. Wij verwijderden ons, echter zonder den man een dwang- camisool aan te leggen, zelfs zonder zijn temperatuur op te nemen, en trapten op Purmerend aan. We reden langs deernis waardig uitziende huizen, rondom door het water bekropen, en die door de inwoners nu deels werden leeggedragen. Het werd drukker, naarmate we Purmerend nader den. Karren met huisraad en koopwaar, troepjes varkens en koeien, kippen en scha pen bevolkten den weg. Voor de groote brug over het Noord-Hollandsche kanaal, welke brug toegang tot Purmerend geeft, i hoopte dat alles zich op, tot een kleurig en bedrijvig tooneel. Hier keerden auto's, fietsen en voetgangers terug, want de brug was met een boom afgesperd; politieman nen en soldaten bewaakten die, en lieten slechts de inwoners door, en de boeren die vee binnen de stad dreven. Rechts van ons lag ten westelijken oever van het Noord-Hollandsch kanaal, de weg naar Amsterdam, de rechte weg, die, in tegenspraak met de zegswijze onzer voor vaderen, niet de beste bleek, betrekke lijk dan, want er was daar nog heel wat te zien, en we waren eigenlijk tevreden, dezen te hebben gekozen. Het eerst wat we langs dezen weg za gen, was een boer van het houterige, daar ir.heemsche type, die op een praam te mid den van de armelijke resten van zijn vee stapel en zijn huisraad met een doodleuk gezicht een boterhammetje stond te kau wen, en nu en dan zijn mond zoo wijd als een volwassen brievenbus opende om toch nog eens te lachen om het een of aêr, want ach, alles in de wereld, hoe el lendig ook, heeft ook nog een anderen kant, en het zal om dien anderen kant ge weest zijn, dat de boer lachte. We fietsten nu langs het Noord-Hol landsch kanaal in de richting van Amster dam. Al spoedig stietten wij op een groep menschen, die aarzelend voor een eenige meters breede waterplas stonden als ware deze de poort des doods. Ook wij aarzel den, zij het slechts een seconde; toen sloeg flitssnel in onze voorstelling het beeld der lezeressen en lezers van „Het Bloemen- daalsch Weekblad", tegenover wie wij ver plicht waren voort te rukken. En we deden aldus. We reden te midden van onafzien bare plassen; een ware waterwoestijn. Tragisch doken hier en daar huizen, mo lens, hekken en zwart geboomte uit den wijden vlakken plas; en er heerschte groo te stilte en verlatenheid. Alleen het kluk- ken van het water hoorden we. Nu en dan voer op het kanaal een boot voorbij. We fietsten een aardig vaartje, het water spoot onafgebroken rond onze fietsen omhoog, en kwakend schoten de verschrikte eenden bij honderden weg; het was geen onpleizie- rigc bezigheid, dat rijden; het leek ons of wij op een machtige hydroplane voortbe wogen. Menschen ontmoetten we reeds lang niet meer; het laatste wat onze oogen aan evennaasten bespeurd hadden, was een tweetal mannen in plechtig toegeknoopte gekleede-jassen, de broeken boven de bot tines opgesjord, den Zondagschen fantasie- hoed op het hoofd en de niet minder Zon- dagsche parapluie onder den arm, die met laconieke schreden huiswaarts waadden, onderhand zoowaar nog in een loodzwaar gesprek gedompeld, misschien wel over het algemeen kiesrecht, den eenigen waren godsdienst of de duurte der levensmidde len. Wij trapten ijverig voort tot llpendam; daar moesten we stop zetten; het wat-r stond te hoog. Een veerman, die aan de overzijde lag, riepen we aan. Of we nog naar Amsterdam konden. Neen. Of hij niet wat dichterbij wou komen. Ja, eigenlijk niet. maar hij roeide na eenig gemopper eindelijk toch met zijn vlet naar onzen kant. Intus- schen hadden wij een sleepbootje in het vizier gekregen; het lag op stoom naar Amsterdam. We praaiden het, bulkten over het water of ze ons mee wilden nemen. Ooed, ja, ze wilden wel. We waren met onze fietsen inmiddels in de vlet gegaan, eti de sleepboot, die haast had, kwam bij draaien en we werden fluks met onze fiet sen opgepikt. We vernamen aan boord, dat de boot gehuurd was door een boer, die daarmee zijn vee van zijn overstroomde hoeve naar Amsterdam haalde; hij was dien dag al een paar maal heen en weer geweest; nu had hij op sleeptouw een vlet met honderd zooveel kippen en wat var kens. Oe Jaargang. f! i, ..tV Een overstroomde hoeve aan het Kanaal. liet vervoeren van het geredde vee. We stalden ons lekker uit tegen den warmen ketel, en voelden ons van een ge matigde tropische temperatuur doortrek ken. Wij zetteden ons zoo, dat onze kousen en schoenen met aangrenzende broekspij pen op een warme voetplaat waren uitge strekt, wat min of meer drogend werkte. Nu kregen we een prachtig uitzicht op de geteisterde streek. De veerman had gelijk gehad; rechts noch links van het kanaal was de weg meer van het water te onder scheiden; wij zouden er niet doorgekomen zijn. Het Noord-Hollandsche kanaal was een onafzienbare waterplas. In de verte doemden de torens van Broek en Monni kendam op; een reeks van telegraafpalen wees de trambaan aan, en het was een wonderlijk gezicht, toen in die palen plotse ling de electrische gloeilampjes aanfloep ten, een reeks van vriendelijke lampjes om die wijde wijde wereld van louter water en verlatenheid te verlichten. Het gehucht „De Schouw", vlak aan het kanaal gelegen, leek ganschelijk uitgestorven. Deuren ston den wagenwijd open voor het water, dat toch niet buiten te houden was geweest; de gangen en vertrekken stonden blank. Huisraad dreef rond, met stukgeslagen vletten en schouwen tuschen het grillige takkengewirwar van boomkruinen. Alleen in de woning van den onderwijzer naast het schoolgebouw meenden we beweging te zien, en ja, toen wij naderden, zagen wij zoowaar den meester te midden van zijn kroost voor het venster prijken. We wuif den hem hartelijk toe, blijde gestemd door zulk een plichtsbetrachting. Dat was nog eens 'n man die met oud-vaderlandsche kalmte te midden der vloeden als een an dere Noach zijn gemak hield, en den heelen watersnood met toebehooren aan zijne laar zen lapte. Gebood de leerplicht hem niet, ook den volgenden dag weer het licht van zijn wetenschap vanaf negen uur in den morgen op de hem toevertrouwde telgen/ zijner evennaasten te doen schijnen, hetzij dan te water of te land Hij kende zijn taak, en er was geen watersnood zoo groot die hem uit den waren koers van zijn plicht zou doen drijven. Verkwikt door den aan blik van zooveel verantwoordelijkheidsge voel, voeren wij verder, en geraakten ten slotte te Buiksloot, waar we weer getuigen waren van veel hulpvaardigheid en flink heid; overal soldaten, die kudden koeien opdreven naar het vee-interneeringsdepöt, het Entos-terrein. We neusden daar eens even, en zagen den voormaligen Tolhuis- tuin, waar eens de Zondagavond-piere waaiers op de tonen van step, wals en ragtime huppeldepupten.nu bevolkt door een talrijk publiek van de zware en nuttige beesten, wier logge bewegingen step en wals volkomen uitsluiten. De Tolhuisboot schoof ons even over het Y naar den anderen kant, waar het cen traalstation staat, gelijk een reusachtig zwart kanon, dat, den ganschen dag door, zijn treinen als projectielen in alle richtin gen over het land werpt. (Als dit niet mooi gezegd is, dan weten wij het niet meer.) En we bestegen een der bovengenoemde projectielen, dat ons naar ons redactie-bu reau terugvoerde. Waarmede weder ons punt van uitgang, en het einde van onzen tocht en dus ook het einde van ons verslag bereikt is. S. VAN HIER EN DAAR. De Paus in geldmoeilijkheden. De paus had geldzorgen. Nu, dat kan iedereen over komen. Maar niet een ieders armoe wordt zoo gemakkelijk en snel uit de wereld ge holpen, niet een ieder helpt men zoo graag uit de miserie. Er is ijverig door de room- sclie bladen ingezameld, en zulks met goede uitkomst. In een verantwoording der inge komen gelden in de „Limburger Koerier" vindt men ook een vermelding der „inten ties", welke de gevers hadden, bij hunne namen gevoegd. Hier zijn enkele, wel sprekende: Voor een goede betrekking. Ter verkrijging van goede ega's voor vier Limburgsche medische studenten te Am sterdam. Voor de voorspoedige geboorte van een kleinkind. Zou de man van intentie n". een, niet beter doen zich op een plaat singkantoor te laten inschrijven Zouden die van n°. twee niet beter doen, nog wat te wachten met trouwen tot ze den kost voor die ega's verdienen kunnen, want niet iedereen heeft over de heele wereld bladen die voor hem inzamelen als ér te kort is En wat n°. drie aangaat, jadaar weten wij niet veel anders in te raden dan; af wachten. Er worden zooveel kinderen ge boren. Waarom den moed laten zinken Kom, kom. Zoolang er leven is, is er hoop. Een goed voorbeeld. Het linnengoed, door de firma Van Dijk Co., Koninklijke Weverij te Eindhoven aan het Nationaal Comité tot aanbieding van Ambulance-trei nen aan Harer Majesteits Regeering ten geschenke aangeboden, werd door het Co mité in dank aanvaard. Nederlandsche Nijverheid. Philips' Gloeilampenfabriek, die onlangs, zooals wij hier ter plaatse reeds mededeelden, een eigen glasfabriek bouwde, deelt ons thans mede, dat die fabriek gereed is, en er voor- Ioopig reeds honderd menschen werken, welk aantal binnenkort tot 250 zal aan groeien. De gloeilampenfabriek is op deze wijze voor hare glazen peren en bollen vol komen van het buitenland onafhankelijk ge worden. Het wegnemen van de hersenen. „Vox Mcdicorum" schrijft: In de moderne oorlogschirurgie schijnt het woord „onmogelijk" niet meer te be staan. Een sprekend bewijs hiervan wordt uit Parijs gemeld. Daar werd een jonge soldaat in het hospitaal opgenomen, die door een granaatsplinter in het hoofd ge troffen was, en die daardoor een zware schedelbreuk in het achterhoofd had. Bij de onmiddellijk uitgevoerde operatie ver wijderde de chirurg de naar voren geko men hersenmassa en haalde uit een ver zwering in de middenhersenen drie been splinters. De patient, die eerst vrij goed was, ging echter plotseling zoo sterk ach teruit, dat hij na twee dagen een nieuwe operatie moest ondergaan, waarbij weer een gedeelte der hersenen verwijderd, een nieuw gezwel opengesneden werd, en waarbij men eenige beensplinters vond. De soldaat, die nu ongeveer eén derde deel van zijn linker hersenhelft mist, ondervindt daar niet de minste last van. Zenuwstelsel en geestvermogens zijn volkomen normaal, en de patient is voor den velddienst goed gekeurd. Een Duitsche kalender geeft als bijlage een portret van Von Hindenburg, met het onderschrift Des Siegfried Schwertes kühner Schwinger, Anstiirmender Feinde Niederzwinger, Den Heimatlanden ein eiserner Wall, Des Deutschen Volkes Fcldmarschall. TOONEEL. „Hans Blaubes". - Wegens den buiten gewonen bijval, is de directie van den Haarlemschen schouwburg er in geslaagd, Zondag 23 Januari een tweede voorstelling van deze mooie en schitterend uitgevoerde operette te organiseeren. Het geheel is natuurlijk weer onder leiding van mevrouw N. C. HopmanKwast; verder zal geen herhaling gegeven worden, zoodat ieder aangeraden wordt, deze gelegenheid te be nutten. Ons verslag van „De Duivel in de Vrouw komt in ons volgend nummer. Prijs per jaai 2,00 Prijs per nu m mei 25 cents. t nummer bestaat ui nood in de geteis root. Helpt, helpt en. „Het Bloemenda Oude Gracht 63, gelden voor de sla ;st, en belast zich m< •van aan de Water imsterdam. In elk zullen de giften vera gekomen zijn reeds W C. de W v. R n het onzen lezer akkelijk te maken i ditmaal een inteel ten hen, ons die :dteekening voorzie .den. Mr. TIDEMAN AAN HOLDER VI. Amice. e hier het stuk, dat icteur van het nieu\ hek", gelegd heeft ii •van. Het is als het ing van de huppel-gc zeggen onnoozele m j-öder en uw smok en geworden. Het rlijk stuk. The king constitutioneelen sta: liiijk niet aansprakelij tot de Koningin m< jde wilsuitingen, hoog L maar dan alleen in jrens de wet vrijmacl jtomt. In deze ,had fut in Haar naam ree' beschikken, en Haar pen is Haar persoc verlangen, dat Zij ten de wet. Groote 1 denkbaar. Nu gaat De naam van one misbruik >p Zaterdag 4 Decern Nederlandsch staai geen wettelijk strafl gemaakt, die slecht voorrecht Nederlanc zijn stem te verheff' onze regeering een beslagen, gevangen j Koningin! Ik weet niet of men pleegt te stellen af poten revolutionnair willekeur, al heeft jiar hoogste regeerins ortgezette chronique fsdrijven als verbodi [protegeerden smok' ste rsvrienden, als elen met nooit al litsche consuls, die ven en zoo de gele* overheerschers vai lik, om nog meer ei klagenswaardig lam i te vermoorden, evoorrechting in str an kinderlijk begrip, •inentsklerk behoort en die zich noemt en zoo belangrijk f ezen als landbouw iet slappe bewaken loor wachten, die de li hen beschermden iog van hun superiei icrsoon- als het mo len van de beste el loor tot niets nutte mtie, tot niets nut, w liet van plan schijnt Jadige wijze haar Uiten over de misdaden volk, dat omverschopte zijn gespoorde rijlaars [scha ving, van kunst, 'van wetenschap en g( gebouwd, ik weet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1916 | | pagina 6