ALGEMEEN WEEKBLAD 10e Jaargang. ZATERDAG 13 Mei 1916. No. 20. Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie: Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM. Het Bloemendoolsch UeeKMod. Prijs per jaar 2,(50 Prijs per nummer 25 cents. Advertentiën 10 cents per regel bij contract belangrijke korting. Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. ENQELSCHEN EN HOLLANDERS. An t w o o r d aan d r. C. H i 11 e Ris Lambers. leer geachte heer, De oorlog behoort tot uitingen van onzen menschelijken hartstocht, als alleen door het Recht kunnen worden bedwon gen; oorlog is eene massa-uiting, en de n assa wordt alleen bedwongen en geleid door het Recht. Door uitputting kan een i -rlog zijn natuurlijk einde vinden, maar zi n wezenlijk einde vindt een oorlog al leen in een vrede, die niet den kiem voor een volgenden oorlog in zich bevat. De ede is de overeenkomst, waarbij de par tijen vaststellen wat voortaan tusschen hen recht zal zijn. Vrede komt tot stand zoodra het belang i geene verdere offers te brengen over eti weer grooter is, dan het belang bij de kans nog meer voordeelen te behalen. Maar dit heeft met het wezen van den v de niets te maken. Eene vrede is eerst wezenlijk, wanneer de nieuwe rechtsorde, w trvan hij is de schepper en bevestiger, de aan bloed en goed gebrachte offers waard is. De vrede schept nieuwe rechts verhoudingen. Maar aangezien die rechts verhoudingen gelden tusschen volkeren, al;hans staten, dat zijn min of meer onbe holpen georganiseerde massa's menschen er geen engelen, zal ook eene wezenlijke v de eèrst duurzaam zijn, indien boven dr rartijen en hunne nieuwe rechtsorde een h> gere onpartijdige macht zetelt, welke die nieuwe rechtsorde begrijpt, beheerscht, en die daartoe is uitgerust met middelen va r dwang. Die rechter is de werkelijke ho gere macht bestemd om in vleesch en bloed de plaats in te nemen van die schim men van goden, de partijdige Duitsche, Russische, Engelsche en de andere bizon- dere goden, tot wie keizers en koningen na 1 Augustus 1914 aanspraken richten zonder dat tot dusver uit eenig levens- teeken bleek van hun aanwezigheid of hun macht. Recht, recht, recht, dat is het wat wij vragen; maar recht met macht, met macht om zich te handhaven: werkelijk recht. In zoover oorlog is zwijgt het recht, is het recht zoek. Bij het moorden door den moordenaar, bij het stelen door den dief, bij het vechten door de vechtersbazen, is het afgrijselijke juist, niet in die hande lingen op zich zelf (ook de heelkundige werkt met het mes, ook de belasting-amb tenaar neemt, ook worstelaars vechten,) maar in de afwezigheid van recht. In den oorlog tijdens den oorlog over den oorlog sprekende, moeten wij over recht niet spreken, als over iets dat is, dat leeft. Recht geldt er niet, het leeft er niet, het is er niet. Recht moet opnieuw weer komen. In dien zin is daar ook geen onrecht, of wilt ge, niets dan onrecht; de sfeer van Recht-en-onrecht tegen elkaar gewogen door de hoogere macht die von nis wijst, beschikt, zij is vervluchtigd. Laat ons dus over Recht niet spreken. Iets anders is het met de quaestie van 't belang. Toevallig wonen wij tusschen de beide sterkste groepen oorlogvoerenden. Afhan kelijk,van beiden, toch op ons zeiven aan gewezen, zijn wij in eene stelling als er moeilijker niet wel te denken is. Maar wat gebeurt? Terwijl ons eigene belang mee brengt zoo krachtig mogelijk ons zeiven, dat is kalm en redelijk te zijn, zelfstandig dus, opdat wij na dit goddeloos geweld, op onze wijze zouden kunnen medewerken om den oorlog voortaan te bedwingen door het Recht, laat van ons volk een deel zich aftroggelen van zich zelf, laat zich langs niet te controleeren wegen brengen in een roes van partijdigheid ten voordeele van een der oorlogvoerende partijen, de En tente, waardoor het rechtsbesef nog meer verward, het zedelijk besef nog meer ver duisterd wordt, dan door de omstandig heden reeds geschiedde. Die eene oorlog voerende partij verdient dat niet, vooral niet hier. Het zondenregister van Enge land en Frankrijk tegenover onzen stam, is toch waarlijk groot genoeg! Eigenschuld zegt dr. Wiedeman, (zie ditzelfde num mert, het is wel mogelijk, maar de sterke, die billijk is, maakt geen gebruik van de zwakheid, of de schuld van een ander. Kent gij de Fransche kaart, in het begin van den oorlog verspreid, waarop Neder land voorkomt als na den oorlog terugge bracht tot het plekje grond benoorden de Maas Kent gij de lijst van kleine vol keren, die door Engeland, Frankrijk en Rusland van hunne vrijheid zijn beroofd? Kent gij de jongste geschiedenis van Per- zië en Egypte Waarom is Ierland, na zooveel eeuwen Engelsche overheersching, nog niet tot rust gekomen? Laast gij in Dietsche Stemmen van prof. Bodenstein over de Engelschen in Zuid-Afrika? Heeft Kitchener daar op vrouwen en kinderen geschoten of niet?, van mr. Van Es over de Engelschen in de geschiedenis van Eu ropa Is de hedendaagsche geschiedenis van Griekenland niet een herhaling van het eeuwenoude Engelsche bedrijf Zijn de Engelschen naijverig op den Duitschen han del, de Duitsche zeevaart, de Duitsche nij verheid of niet Beschouwt Engeland de wereldzeeën als zeeën voor alle volkeren of als de zijne? is nu ineens de Russische Czaar een vrij heidsheld geworden of blijft hij de despo tische, dogmatische overheerscher, die 'n gevaar is voor Europa? Is die verschrik kelijke honger naar meer land, die de na- tie's der Entente kenmerkt, een bewijs van hebzucht of van de zucht naar zelfontwik keling in den waren zin of naar beschaving? Is voor ons wijsheid, wetenschap, religie van Engelsch fabrikaat Ik zeg niet dat ze Duitsch zijn, maar ik vraag was Luther of Calvijn, of Ruysbroeck, Thomas a Kempis, Rubens, Rembrandt, Bach of Beethoven, was één van hen een Engelschman? Ging Engeland bij het vasteland ter school om van de geestelijke dingen iets te leeren, of omgekeerd Hoe kunt gij, idealist, dan zelfs maar onderstellen, dat Engeland uit idealisme Recht zou willen oefenen Moet ons volk dan dat volk toch honig om den mond gaan smeren, terwijl het onze schepen aan gevaar van torpedeering door den ander tot Zijn eigen voordeel bloot wil stellen, terwijl het reeds in '14 willekeurig heel de Noordzee heeft verklaard oorlogsgebied te zijn? Wie heeft de „order in council" be dacht van 21 Maart 1915, waarbij alsof ook wij in vollen oorlog met de Engelsche natie leefden, hare regeering eenvoudig in- en uitvoer onzer havens regelde? Wie heeft van ons effecten, geld en goederen gesto len, schepen prijs verklaard, buiten elke voorheen geldende internationale afspraak om? Ik kan daarin niet anders zien dan rooverij, gelijkende op de brandschatting van België door Duitschland. Wanneer, als gij dit alles overweegt, de feiten ons eens werkelijk stelden voor de keus: of spits van eene zich vernieuwende bescha ving of Engeland's vazal, zoudt gij dan werkelijk aarzelen Want dat en niet het zich in Duitschland's armen werpen heb ik als een mogelijk beeld der toekomst opgesteld. De vraag zal zich waarschijnlijk prak tisch niet zoo voordoen. Maar in mijn tegen kanting tegen de eenzijdige anti-Duitsche strooming in ons land kwam in mijn ver ontwaardiging over Engeland's dwang van zelf dit toekomstbeeld naar voren als voor ons meer behelzende dan 't beeld, dat En gelschen in hun hart, van Holland dragen. Intusschen liever verder geen debat. Het praten en het schrijven leidt in deze zaken eigenlijk tot niets, al kunnen gij en ik, en zoovele anderen, het zich ontboe zemen niet altijd laten. Wij moeten wer ken aan ons zeiven en vertrouwend wach ten. In 't diepste van ons hart hebben wij eerbied voor wat Engelandvermag, maar ook voor Duitschland en voor Frankrijk. Maar met vazal te worden der Entente zouden we ons vergooien. Hoevelen onder ons zijn anti-Duitsch omdat wij slap en onbekwaam zijn om te doen wat Duitschland voor den oorlog deed als goed bewerktuigde en bezielde eenheid strevend naar een machtig lokkend doel Wij hebben nog een reden voor zelf standigheid; ons doel moet zijn: te wor den wat een Engelschman, een Fransch- man en een Duitscher samen wezen zou, zoo kalm en practisch, zoo vernuftig en stnaakvol, zoo wetenschappelijk en ijverig, dit alles te zamen organisch in éénen, van alle markten thuis, een nieuw soort mensch, vraagbaak en tusschenpersoon voor die anderen, die elk zich nu vast- irjoorden in hunne eenzijdigheid. Wordt ons dat niet gegeven, dan Qe weet al wat ik wil zeggen, maar ik zeg het niet weer, want wenschen doe ik het niet. Ik wensch de vrijheid en de zelfstandig heid van ons volk, dat hoe slap en gebrek kig, hoe smakeloos en onvriendelijk ook, als geheel, m. i. toch nog te goed is om ten onder te gaan. T. ENGELAND CONTRA NEDERLAND. Dr. J. Wiedeman te Beverwijk, schrijft onder het opschrift „Engeland contra Ne derland", in het bizonder aan het adres van den heer Ritter onder meer: Zal er ooit weder iets goeds, iets flinks uit Nederland groeien, zoo is het een ge biedende eisch, dat onze jeugd wordt op geleid door mannen, die hun tijd vooruit zijn en niet door menschen bevangen in een eudaemonistische vrijzinnigheid, die uit het midden van den voorgaanden eeuw dagteekent. De geschiedenis der betrekkingen tus schen Engeland en Nederland is een schande, een schande voor Engeland maar nog veel grooter schande voor Nederland en het is noodzakelijk de hedendaagsche Nederlanders daarop te wijzen, want het gevaar is groot, dat de geschiedenis zich zal herhalen. In de 18e eeuw bestalen Engeland en Frankrijk samen ons voor veel meer dan een milliard, aangelokt door Hollandsche lamlendigheid. Kort maar uit stekend is dit geteekend in de Maart April-aflevering der Dietsche Stemmen, het meest frissche van alle Nederlandsche tijd schriften, hetgeen vermoedelijk te danken is aan het feit, dat er zooveel Vlaamsch en Afrikaansch bloed in de redactie zit. Daar kan de heer R. lezen hoe in 1713 „onze vloot werd afgeschaft", hoe wij in 1720 weigerden gezanten te zenden naar Cambray, enz., enz. O. a. ook, dat wij aan andere landen 340 millioen geleend hadden en dat alleen Engeland ons jaarlijks 25 millioen rente betaalde en verder: „een zoo rijke, onverdedigde buit was zonder praecedent in de wereldgeschiedenis". Leggen wij hiernaast nu eens het boek je van den heer J. B. van Heutsz Jz.: „Over de staatkundige oorzaken van den huidigen oorlog, enz." waaruit wij leeren, hoe Nederland de kunst verstaan heeft zijn koloniën te maken tot een voortdurende temptatie voor volkeren met krachtige vi taliteit, speciaal wanneer zij arm zijn. Moe ten wij dan niet tot de conclusie komen, dat hij die het wel meent met het Neder landsche volk niet preekt: „Arme jongen, heeft die groote kerel je knikkers gesto len?", maar wel: „beroerde sufferd! bijt dan ook van je af. Je bent altijd zuinig en je spaart net zoo lang totdat een ander zijn lust niet bedwingen kan en je spaarpot steelt, daar hij weet, dat je toch niets zult doen, dan huilen over onrecht." Ten bewijze hoezeer het in de oorlogen steeds gaat om de knikkers en hoe al het Engelsche geleuter over recht, zuiver.e „cant" is, volgt hier nog het versje waar mee de Engelsch-gezinde Afrikaners mij in 1900 te Johannisburg eindeloos verveeld hebben. When the war is over, When the battle is won, Many poor Dutch beggar, Will have to go to Soudan. Wiedeman. KRONIEK DER WEEK. 5 Mei. Duitschland zendt zijn antwoord nota aan de Vereenigde Staten. Daarin heet het, dat aan de Duitsche zeestrijd macht het bevel gegeven is ter naleving van de algemeene grondslagen van fret volkenrecht betreffende het aanhouden, onderzoeken en vernietigen van handels vaartuigen. De Duitsche regeering twijfelt er niet aan, dat de regeering der Vereenigde Sta ten thans ook bij de regeering van Groot- Britannië met allen nadruk zal aandringen op spoedige naleving van de volkenrech telijke bepalingen, die vóór den oorlog al gemeen erkend waren, enz., en hare ei- schen ook zal weten door te zetten. In dien de stappen van de regeering der Ver eenigde Staten niet tot een succes zouden leiden om de wetten der menschelijkheid door alle oorlogvoerende natiën volkomen te doen eerbiedigen, dan zou de Duitsche regeering tegenover een nieuwen toestand staan, waarin zij zich haar volkomen vrij heid van beslissing moet voorbehouden. Vanuit België ontvangt „Het Han delsblad" een opgave der meest vooraan staande Vlamingen, die aan het Duitsch bestuur in België verzochten, de Gentsche hoogeschool niet te vervlaamschen. Het slot van den brief, door deze flinke mannen opgesteld, luidt: „Hoe zou de geschiedenis ons beoordee- Ien, ons, Vlamingen, wanneer wij op een oogenblik, waarop onze soldaten nog tegen de uwe vechten in de loopgraven, uit de handen van den veroveraar welkdanig voordeel wilden aannemen, zelfs als dit voordeel zou schijnen vroegere ongerech tigheden te herstellen? Wij behooren tot een ras, dat er in het verleden steeds aan gehouden heeft zijn zaken zelf te regelen op zijn eigen grondgebied. De dienstplichtwet wordt door het Engelsche parlement aangenomen met 328 tegen 36 stemmen. Ziehier eenige bepalingen dezer wet: Alle mannelijke personen van 18 tot 41 jaren oud, moeten dienst nemen in het leger. Militairen, wier verbintenis tijdens den oorlog zou afgeloopen zijn, moeten tot den vrede in dienst blijven. Sedert Augustus 1914 afgekeurde kun nen aan een herkeuring worden onder worpen. 6 Mei. In de in het „Gesetz-Und-Ver- ordnungsblatt" verschenen Belgische be grooting voor het jaar 1916, is een post uitgetrokken ten bedrage van 1.500.000 fr. onder de rubriek „jaarwedden van het onderwijzend en het besturend personeel van 's Staats beide hoogescholen; jaar wedden van beschikbaarheid; vergoedin gen aan de leden van het onderwijzend personeel, belast met eenen dienst buiten de hoogeschool". In dat krediet is begrepen een bedrag van 350.000 frank „voor de kosten van de verandering der hoogeschool van Gent in een Vlaamsche hoogeschool". 7 Mei. Het groote Marseille—Rhöne- kanaal wordt te Marseille plechtig geopend verklaard. Volgens te New-York gepubliceer de berichten zal de Inter-Ocean Submarine Engineering Company binnenkort een aan vang maken met de berging van ladingen edel metaal en andere kostbaarheden, die tengevolge van den oorlog op zee zijn gezonken. Tot de talrijke schepen, die de genoemde ondernemende maatschappij denkt te bewerken, zal ook de „Lusitania" behooren. Dr. D. Bos, de leider der vrijzin nig-democratische partij, overlijdt in den ouderdom van 53 jaar. 8 Mei. Naar aanleiding van Duitsch land's nota aan Amerika herinnert de „Daily Chronicle" eraan, dat de uithonge- ringspolitiek niet eerst door Engeland, maar door Duitschland was beproefd. De onderzeeërs-blokkade was niet het gevolg van de Engelsche order-in-council, maar integendeel de aanleiding daartoe. Duitsch-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1916 | | pagina 1