ALGEMEEN WEEKBLAD
Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie:
Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM.
10e Jaargang
ZATERDAG 3 Juni 1916.
No. 23.
Prijs per jaar
2,60
Prijs
per nummer
25 cents.
endanlsc
Advertentiën
10 cents per
regel;
Ibij contract
belangrijke
korting.
Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden.
VAN EENE TENTOONSTELLING,
SLECHTE WEGEN. HET UITBREI
DINGSPLAN EN NOG IETS.
III.
2e vervolg.
In de eerste plaats achten wij onaanne
melijk dat Gedeputeerde Staten indertijd
zouden hebben aangedrongen op eene
v roegere wijziging van het uitbreidingsplan
der gemeente Blöemendaal, zooals de bur
gemeester bij de beraadslaging zeide.
Hier is de rede o. i. vlugger geweest dan
de herinnering.
Een kleine geschiedkundige herinnering
r\\ dit stoute beweren onzerzijds, aanne
melijk maken.
Het is al vele jaren geleden dat de ge
meente door den heer Leonard Springer
een uitbreidingsplan liet ontwerpen ge
rond op de woningwet. De woningwet
heeft het maken van zulke plannen gebie
dend voorgeschreven. De gemeentegron
den, aan wie ook in eigendom toebehoo-
rende, worden volgens zulk een plan ver
deeld in vakken, die in de toekomst voor
wegen, in andere die voor bebouwing be-
s emd zijn. Particulieren, bouwmaatschap
pijen, de gemeente zelf, allen moeten zich
bi- het bouwen daaraan houden, zij zijn
niet verplicht de voor wegen bestemde
vakken aan de gemeente te geven, zelfs
niet om ze kosteloos aan liet publiek in
gebruik te geven, ze moeten alleen ten
zien van die vakken zoodanig bouwen,
alsof het reeds openbare wegen waren. Op
lii. vakken behoort bouwverbod te worden
gelegd. Het spreekt van zelf, dat vaak
gi ndeigenaren eigen bouwplannen dus in
het honderd zien loopen. Uit dien strijd van
openbaar en particulier belang kan men
op drieërlei wijs tot een oplossing komen;
de gemeente kan zijn plan rigoureus door
voeren, er kan ook een overleg tusschen
gi'Pccntebestuur plaats vinden, en ook
kan als een gemeentebestuur niet waak
zaam is en Ged. Staten niet opmerkzaam
>i;n op het geval de particulier ziin belang
niet kunst- en vliegwerk over het open
baar belang doen zegevieren.
ia liet bestaande uitbreidingsplan was
op ongeveer 500 meter van den Bloemen-
daalschen weg een breede allee ontworpen
welke van af de Brouwersvaart naar het
noorden liep, Zijlweg, Spoorbaan, Juliana-
weg en Kleverlaan rechthoekig sneed en
door Sparrenheuvel, het buiten der familie
Bispinck, meertandig uitvorkte naar Vij-
verweg, Hartenlust en het spoorwegsta
tion.
Op verschillende wijs is men dat pro
ject gaan ondermijnen. Eerst is men aan
den kop (bij de Brouwersvaart) dien weg
gaan versmallen, omdat de nieuwe eige
naar der gronden van de familie Van Vel-
sen (de architect de heer Van den Berg)
van zijn standpunt terecht opmerkte, die
gronden bij handhaving van het plan niet
te kunnen bebouwen. De gemeente had tot
aankoop of onteigening van hét betreffen
de stuk grond moeten overgaan. Nu komt
het ons toch weinig aannemelijk voor, dat
Ged. Staten op versmalling zouden hebben
aangedrongen, alleen dan om de gemeente
de kosten van onteigening of aankoop te
besparen.
Doch er bleef dan toch nog altijd over
de ontworpen allee (dwars door de per-
ceelen van Cassee, mevr. Bonarius, enz.
aan den Zijlweg. welke op den duur toch
moeten verdwijnen, heen), met een plant
soen tot aan den spoorbaan, en daar onder
door naar Julianaweg, Kleverlaan, Harten-
lust.
Toen heeft het gemeentebestuur helaas
toegestemd in eene tweede verminking,
men heeft den verbindingsweg van Klever
laan en Korte Kleverlaan geschapen, en het
doortrekken van den weg naar Hartenlust
bemoeilijkt, zoo niet ondoenlijk gemaakt
Bleef de allee nu evenwel voor het overige
onvcrsmald dan kon te zijner tijd, desnoods
met een aanvankelijk smal viaduct onder
den spoorweg door een der beginselen van
hei uitbreidingsplan behouden blijven, aan
welk beginsel zooveel waarde is te hech
ten omdat men anders eene ongeveer 900
meter doorlcopende scheiding (de spoor
baan) behoudt tusschen de reeds in de
naaste toekomst voor dichte bebouwing
bestemde 2 strooken;
1. dc vierhoek Delft, Zijlweg, Bloemen
de aisciieweg en Haarlem—Zandvoort
spoorbaan (zuidzijde,); en
2. den vierhoek: Del ft, Haarlem—
Zandvoort spoorbaan (noordzijde), Bloe-
mendaalscheweg en Julianaweg. Het ge
scheiden zijn van die gedeelten is niet
alleen uit een oogpunt van verkeer, poli
tie, brandweer, enz. ongewenspht, maar zal
ongetwijfeld de annexatie-plannen van
Haarlem zeer in de hand werken.
De Binnenlandsche heeft nu versmalling
op het oog der allee aan beide zijden van
den Julianaweg en door raadsleden, welke
hierin wilden medegaan, is reeds opge
merkt, dat dan een viaduct niet noodig
was: juist wat wij vreezen, de eene fout
sleept onherroepelijk de volgende achter
zich aan. Men late het uitbreidingsplan
wat de allee betreft, voorloopig zooals het
thans is. De overheid en niemand anders
bepaalt hoe het moet zijn, er is dus ook
geen sprake van dat er rnet eene particu
liere maatschappij of ander eigenaar eene
soort ruiling van project gemaakt behoeft
te worden. Het is_ natuurlijk aangenamer
indien alles in der minne geregeld kan wor
den, maar de overheid moet bij het stre
ven naar bewaren van den vrede niet zoo
ver gaan, dat zij als bij verrassing een be
ginsel prijs geeft, om welke daad het na
geslacht haar zou kunnen verwenschen. De
zaak is namelijk zoo, dat met name door
de stichting van Stoop's bad, het uitbrei
dingsplan in een andere allee (gemerkt
XXXVI), een tweede zal kunnen verwezen
lijken; n.l. een allee te hebben die Haarlem
met een „rondpoint" in de weien en verder
met de Kleverlaan verbindt. Dit zelfde
rondpoint en ook de Kleverlaan behoort
langs een breede baan van af den Zijlweg
bereikbaar te zijn. T.
ONAFHANKELIJK NEDERLAND.
I
„Die Weltgeschichte ist der
„Fortschritt im Bewusztsein der
„Freiheit".
H e g e I.
In deze dagen jaren welhaast van
strijd en onzekerheid is de toekomst van
ons vaderland eene vraag, die zoo zij
niet op aller lippen zetelt toch aller hart
vervult.
Voor velen hangt de verzekerdheid van
ons voortbestaan, als onafhankelijk volk,
onverbreekbaar samen met den toestand,
waarin onze levende en doode weermidde
len verkeeren.
Leger, vloot en vestingen op die trits
is thans aller aandacht gevestigd. Nimmer
te voren althans sinds 1830 heeft in
ons land het krijgswezen zulk eene voor
name plaats in de algemeene belangstelling
bekleed, als thans. En met reden. Want
zonder eenigen twijfel moet worden toege
stemd dat onze militaire weerkracht van
hoog belang is.
Toch is het niet daarop dat de aandacht
wordt gevestigd. In tegenstelling met ,de
hecrschende meening van den dag zij de
stelling verkondigd dat in hoogste res
sort de toekomst van een volk niet afhangt
van zijne militaire weerkracht, maar van
zijn nationaal.karakter en van den stand
van zijne cultuur. En in dat opzicht behoe
ven wij het is geen overdreven vader
landsliefde, geen chauvinisme, als dat ge
zegd wordt voor niemand onder te doen.
Van ons nationaal karakter en van den
stand van onze cultuur, al ware het ook in
een enkelen omtrek eene schets te geven,
kan hier niet worden geëischt. En al ware
dat wel zoo tegenover de voorbeelden
van eene dergelijke schets ons door Bus
ken H u e t nagelaten, voorbeelden, die tot
het schitterendste behooren wat de Neder-
landsche literatuur in dat opzicht weet aan
te wijzen, moet elk pogen vermetel schij
nen en onmogelijk.
In Het Land van Rembrandt toch wordt
ons de geschiedenis van de Noord-Neder-
landsche beschaving in de XVIIe eeuw; in
Het Land van Rubens wordt België in de
eerste vijftig jaren van zijne onafhankelijk
heid geschetst, op eene wijze, waarvan het
geheim voor de tegenwoordige historici
even zoo goed verloren schijnt, als de glas
schilderkunst van de gebroeders Crabeth
verloren is.
Te trachten de beteekenis van het Neder-
landsche volkskarakter aan te toonen in
hoofdzaak en betreffende dat, waar het
thans op aankomt, mag echter tegenover
de meesterstukken van den Nederlandschen
Sainte-Beuve gewaagd worden zonder
een al te jammerlijk figuur te slaan.
De beteekenis van het Nederlandsche.
volkskarakter aan te toonen, eischt een te
ruggang in de geschiedenis van het Neder
landsche volk.
Van de eerste vorming eener geregelde
samenleving, die de onze nadert en daar
van de trekken begint te vertoonen, af, is de
plek waar het Nederlandsche volk woont,
van dc allergrootste beteekenis voor Euro
pa geweest. Niet alleen uit een strate
gisch, maar ook uit een economisch-geo-
grafisch oogpunt. Dat volk zelf, samenge
smolten uit Friezen, Franken en Saksers, is
eerst door de Romeinen op hooger cultu
reel- door het christendom op hooger mo
reel peil gebracht.
Eenmaal vereenigd, zijn die stammen in
de latere middeneeuwen machtig en rijk
geworden door eene gelukkige verbinding
van handel, nijverheid en zeevaart, waar
tegenover de landbouw altijd eene onder
geschikte plaats heeft bekleed.
In de nieuwe geschiedenis heeft die, tot
volk der Nederlanden geworden samen
smelting als voorganger en redder eene rol
gespeeld, waarin het door geen enkel ander
volk is overtroffen of zelfs maar geëven
aard.
Als „Republiek" heeft dat volk zoo door
karakter als door cultuur een „kostbaar
kleinood" gevormd voor Europa, en is een
„bolwerk der vrijheid" geweest voor Eu
ropa niet alleen maar voor de gansche
wereld. „In Nederland" zoo zeide Theo-
door Roosevelt „is de geest geboren,
waaraan Amerika de vrijheid dankt."
En indien de Nederlanden geworden wa
ren het Bourgondisch Koninkrijk, waarvan
Karei de Stoute heeft gedroomd, dan zou
zeer zeker van dat rijk een invloed zijn uit
gegaan, die de toekomst van West-Europa
voor eeuwen zou hebben beheerscht.
Ver over de zeventien gewesten zich uit
breidende, zou het Nederlandsche volk, in
beteekenis noch voor Frankrijk, noch voor
Engeland, noch voor de latere Duitsche Rij
ken hebben behoeven onder te doen. Wie
met Guicciardini's beschrijving van Ant
werpen bekend is, zal dat beamen.
Nog wordt in Europa, buiten Nederland,
het Nederlandsch zoo niet zuiver gespro
ken, dan toch verstaan van de Noordelijk
ste departementen van Frankrijk, die
300.000 Vlamingen tellen, af, tot aan de ui
terste grenzen van Oost-Friesland, tot in
Westfalen, waar 200.000 Hollanders wo
nen. 0
Maar de breuk in de 16e eeuw tusschen
Noord en Zuid; eene breuk uit het verzet
tegen politieke overheersching, en geeste
lijke dwingelandij ontstaan, heeft de groo-
tere toekomst, die ook nog na Karei den
Stoute mogelijk kon geweest zijn, onherroe-
velijk vernietigd.
Dat is de prijs geweest, die Nederland
betaald heeft voor de vrijheid van het ge
weten en voor de overwinning van het be
ginsel der nationaliteit. En zoo krachtig
was de inspanning om tot vrijheid te ko
men, dat het de kleine republiek ophief tot
den rang van wereldmogendheid.
Alle drie de volksstammen, waaruit in
oorsprong het Nederlandsche volk in hoofd
zaak is opgebouwd, onderscheidden zich
door bizondere eigenschappen. Nog is, voor
wie daarvoor oog heeft, het verschil tus
schen de nakomelingen van Friezen, Fran
ken en Saksers op te merken. Geestelijk,
zoowel als lichamelijk. Vereenigd onder
den scepter van Karei de Groote, door
diens zwaard bedwongen, gingen de drie
stammen, waarvan de Franken ten slotte
het toonaangevend element gevormd heb
ben, eene toekomst van samensmelting te
gemoet, die, in ethnografischen zin, feite
lijk nog niet geheel geëindigd is.
Voor ons doel kunnen wij de stille deug
den, die ons volk versieren, voorbijgaan.
Maar de nadruk moet worden gelegd, op
die, welke in den wereldstrijd beteekenis
hebben.
Wat bedoeld wordt, blijkt wel het beste
uit het oordeel van raadgevers van Philips
II. De samensmelting der drie rassen was
toen onder de regeering van den Spaan-
schen heerscher vrij ver gevorderd. De
groote vreemdelingenstroom zou eerst in
den bloeitijd der republiek komen. En juist
toen werd in den Spaanschen kabinets
raad, waar beraadslaagd werd over het al
of niet zenden van een leger om Nederland
te straffen een oordeel uitgesproken, dat
zonder twijfel van groote beteekenis is.
Alva's aandringen op ingrijpen met de wa
penen werd o. a. bestreden door Bernardo
Fresneda, den biechvader des koning,
wiens meening de koning het laatst
wenschte te vernemen.
„Zoo ik mij niet bedriege" aldus Fres
neda „is Nederland opgepropt met volk,
„verre verwijderd van de slaafachtige
„denkbeelden der Spanjaarden; met een
„volk jalours, sterk staande op hunne ver
kregen voorrechten en vrijheden en op die
„hun van nature toekomen en eigen zijn;
„met een volk, waarvan men met zacht-
„heid alles, met strafheid niets kan verkrij
gen." 8)
Treffend wordt dat oordeel bevestigd
door wat in 1868 op het Tiende Taal- en
Letterkundig Congres door den Belgischen
hoogleeraar Heremans wordt medegedeeld
omtrent den geest, dien de Zuidelijke Ne
derlanders beheerschte onder Albert en Isa
bella veertig jaren na het begin van den
grooten bevrijdingskrijg.
Sprekende over de onderdrukking van
het letterkundig verkeer met het Noorden
door roomsch-katholieke geestelijkheid
zeide Heremans op dat congres:
„In tusschentijd hadden velen, die den
„nek onder het juk niet wilden buigen en
„geene gevoelens wilden huichelen, waar-
„me.de hun geweten niet kon instemmen,
„met eenen vloek voor den vreemdeling
„op de lippen het land hunner vaderen
„verlaten, waar zij niet langer vrij kon-
„den ademhalen
„Doch ondanks het verbazend getal
„Vlamingen en Brabanders, die een an
ker vaderland zochten, bleef de geest
„van verzet tegen Spanje en den katho
lieken godsdienst nog zoo krachtig, dat,
„om een enkel feit aan te halen, in het
„midden der zeventiende eeuw twee der-
ken der bevolking van de wijk Akkergen
„te Gent nog de hervormde leer bele-
„den
„Toen de kloeke Zuid-Nederlanders,
„die hun bloed voor de vrijheid van hun-
„nen geboortegrond vergoten, maar hun-
„ne. pogingen met den gewenschten uit-
„slag niet bekroond hadden gezien, later
„nadat zij al de gaven van hunnen geest
„aan den dienst en den roem van het
„noordelijk gedeelte van Nederland had
ken gewijd, het matte hoofd ter ruste
„legden, vergaten hunne kinderen en
„kleinkinderen van lieverlede, dat het-
„zelfde bloed als het hunne in de aderen
„van Vlamingen en Brabanders stroom-
„de3)
De bizonderheden van het verzet van
Noord-Nederland kan ik voorbijgaan. Maar
uit wat de Belg Heremans daar mededeelt
blijkt voor zoover wij het nog niet wis
ten dat de besten, de krachtigsten van
den „Nederlandschen Stam" ook uit het
Zuiden, hun karakter niet hebben verloo
chend.
Nevens dien afkeer van dwingelandij,
nevens die zucht naar vrijheid en zelfstan
digheid stonden en staan andere ei
genschappen, die ook ten volle tot ontwik
keling gekomen zijn en in latere tijden
krachtige elementen in den kamp op dood
en leven, zijn gebleken.