arentttagazt tt \-IIOTEB. ALGEMEEN WEEKBLAD bestaan DHORST, 23 - HAARLEM Telef. 1004. en Verfwaren. bewijzen van belang, den ter gelegenheid ig ik door dezen mijn A. WEILL, Barteljorisstraat 26-28. matra=Sigaar PER STUK 100 stuks f 3.25. ,alsche Weg 55. BLOEMENDAAL. Baby-Veegsfoêl. Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Gedempte Oude Gracht 63. Kantoor voor redactie en administratie: Telefoon 141. HAARLEM. 10e J aargang. ZATERDAG 23 September 1916. No. 39. ÏÖTZT. S ÉÉN KEER keu onze geurige en s makel ij k 9 HofleverancieiES, HARLECH. Telefoon 1543. STEYNEN, Kinheimweg 35, Bloemendaal. Het Bloemendoolsch (Deekblod. |S per jaar 2,60 Prijs per nummer 25 ceuts. Adverteutiëu 10 cents per regel; bij contract belangrijke korting. Dit nummer bestaat uit vier bladzijden. MODERNE PERSOONLIJKHEIDS CULTUUR EN HET EVANGELIE. In ons moderne cultuurleven zijn twee troomingen sterk merkbaar. Allereerst: uze eeuw beweegt zich in de richting der nokratie. „Steeds meer staketsels vallen worden omvergehaald. Gelijk recht voor _n is in de beschaafde wereld tot werke- heid geworden. De groote nog heer- cnde verschillen in fortuin zijn het bol- rk, waar nu de demokratie tegen in- t: de politieke gelijkheid moet ook een s iale wordenDie demokratische hting is noodwendig, waar zij reactie is i i n de misbruiken en uitwassen van oude ellingen en gevestigde toestanden. Wan- despotisme geen rechten ontziet en ischenwaarde niet acht, wanneer de s'cre standen geen plicht meer kennen !oor hatelijke privilegies de ontplooiing leven in staat en maatschappij belem- en, wanneer de tegenstelling tusschen - rijken man en den armen Lazarus al t< dend wordt, dan verscheurt men de .den en is de democratische omwenteling r de deur r is dus een gezonde kern in de demo nie. Daartegenover staat die valsche lokratie, die vaak den boventoon voert wier hoofddogma is de vrijzinnige leer 1 de gelijkheid der menschen. Tegen- er haar doet zich altijd een tegenstroo- ng gelden. Hoe meer de verschillen tus- en de standen en klassen wegvallen, des duidelijker wordt openbaar, dat er een rschil is 'twelk zich niet laat wegdoeze- Trots alle gelijkmakerij zal het toch •;d zoo blijven, dat ieder mensch zijn ren leven heeft. Het „ik" dat wij in ons en, is ons allerpersoonlijkst eigendom, lk wij mgt niemand deelen kunnen. De dachte, die ik heb, en het gevoel, dat in ,i is, zij laten zich eenvoudig niet op den ier overdragen. Het leven van den en en mensch is een wereld op zich zelf. .'-Vij zijn allen alleenheerschers en regee rt ieder een rijk, waartegenover het oude aeinsche rijk en het moderne Brittan- slechts zijn als een plaats van een irpsdominee. Het huis van ieder mensch zijn slot, maar zijne ziel is zijne we id.'"-') Daarom is ook dat, wat wij den der kunnen meedeelen, toch altijd maar een brokstuk en eene aanduiding van wat wij in onszelf zijn en beleven. Het gevoel nu voor het eigen karakter en de onvergelijkelijke waarde van ons per soonlijk leven wordt juist in onzen tijd le vend. Ik denk als reactie tegen een valsche demokratie. Onze gansche moderne cul tuur toch draagt bij alle neiging tot over- hcersching der massa in zich een sterk ge voel voor persoon en persoonlijke waarde. Velen onzer groote dichters en denkers her- halen op hunne wijze, wat een modern Eransch criticus schreef: „la personalité, voila ce qui nous sauvera". Zij teekenen het ideaal der harmonische ontvouwing en der innerlijke zelfstandigheid van ons per soonlijk leven. En hunne gedachten begin nen in de verschillende kringen van ons volk langzaam door te dringen, zoodat er kans bestaat, dat straks een ideale zin en een verstaan van de waarde des persoon lijken levens gemeengoed wordt van velen. Ja, zelfs onder de christenen zijn er ve len, voor wie in die verheerlijking der men- schelijke persoonlijkheid de eigenlijke be- teekenis van het Evangelie schijnt te be staan. Volgens hen heeft Jezus zelf na druk gelegd op de oneindige waarde der enkele menschenziel, b. v. in een woord als dit: „wat baat het den mensch, zoo hij de gansche wereld gewon en schade leed aan zijne ziel." Het heeft den schijn, of hij ons toeroepen wil, dat wij om de goederen der aarde niet vergeten moeten de hooge idealen van geestelijk leven; of hij ons er aan herinneren wil, dat het beste, wat de mensch heeft, zijn persoonlijkheid is. Toch wil het Evangelie iets anders dan dat edele' en hooge ideaal der moderne cul tuur. Juist dat woord van Jezus, 'twelk wij daareven citeerden, kan ons het onder scheid duidelijk maken. Want het is niet de bedoeling van Jezus ons de verzorging onzer persoonlijkheid tot taak te stellen, maar ons de zorg voor onze ziel op het hart te binden. Van de moderne cultus der persoonlijkheid onderscheidt zich het Evangelie hierdoor, dat het de zorg voor de ziel maakt tot de meest gewichtige aange legenheid des menschen. Daardoor grijpt het naar twee kanten dieper in ons leven in. Het zegt ons allereerst, dat achter onze persoonlijkheid onze ziel ligt; en het doet ons in de tweede plaats gevoelen, dat het niet alleen gaat om de zorg, doch ook om de verantwoordelijkheid voor onze ziel. Wanneer Jezus spreekt van de ziel, denkt hij daarbij niet aan iets, dat zich eerst in den mensch ontwikkelen moet. Ook een kind kan reeds schade lijden aan zijne ziel. Maar het best merken wij dat bij ons, volwassenen. De rijpheid van ons persoonlijk leven sluit de verarming dei- ziel niet uit. Hoe ouder wij worden, des te grooter wordt de zekerheid waarmee wij ons in de wereld terecht vinden. Wij leeren steeds beter voldoen aan de eischen, welke onze taak ons stelt. Wij worden al meer ontvankelijk voor den rijkdom van het leven zooals het in kunst en wetenschap in staat en maatschappij ons tegentreedt. De kring onzer belangstelling wordt steeds' ruimer en breidt zich al meer uit over de vele gebieden van het menschelijk weten en menschelijk kunnen. In de prikkelende wisseling van arbeid en genot dringt dage lijks meer tot ons bewustzijn door, hoe groot ons aandeel is aan de goederen der cultuur. Indien het bloot hierom ging zich een plaats in de wereld te verzekeren en met de gaven, die ons geschonken zijn, de wereld dienstbaar te maken aan onze be doelingen, zoo zou ons leven hoe langer zoo meer aan dit ideaal beantwoorden en wij zouden meenen gelukkig te zijn. Toch beslist de kracht, waarmee wij de wereld beheerschen, niet over het geluk van ons leven. Men hoort hen, die in eigen bekwaamheid of in groote geestesgaven een veilig compas bezitten voor het leven in de wereld, nu niet juist klagen, dat zij on gelukkig zijn. Dat ligt niet in hun aard en komt niet overeen met hun waardigheid. Maar trots dat zijn er duidelijke teekenen aanwezig, waaraan men merken kan, dat zij zich niet bevinden op den weg naar het geluk. Typisch voorbeeld hiervan is; „Ada Gerlo, Herinneringen eener onafhankelijke vrouw", een boek voor mij hierom zoo aangrijpend, omdat daarin een hoogstaan de vrouw, die door de wereld een persoon lijkheid wordt genoemd, klaagt en schreit "ver hare innerlijke vereenzaming. Het is dan ook niet waar, wanneer men ons zegt, dat 't er voor den mensch alleen op aankomt bevrediging in zichzelf te zoe ken. Wel mag het een groot genot zijn, als wij ons bewust worden van onzen eigen aard, welke in ons persoonlijk leven en wezen tot uitdrukking komt, wel mag het ook winst zijn voor de cultuur, als ieder enkeling met alle krachten er naar streeft de hem gegeven gave tot de grootste vol maaktheid te ontwikkelen. Maar boven het genot en boven de gave staat onze ziel. Onze ziel nu kan niet leven in de eenzaam heid. Als zij alleen blijft, sterft zij. „De ware omgeving voor de ziel is God," zegt Henry Drummond.3) Maar is die atmos feer er niet, dan moet de ziel omkomen, alleen uit gebrek aan de lucht, waarin zij alleen leven kan." Door alle krachten on zer persoonlijkheid te ontvouwen en den aanleg van onzen geest te verzorgen, on derwerpen wij de wereld aan ons. Maar wat baat het dan den mensch, zoo hij de geheele wereld gewon en schade leed aan zijne ziel! Zij kan bij dat alles ledig en arm en ongelukkig zijn. Hoe hoog dan onze idealen mogen zijn, zij kunnen ons niet gelukkig maken, als wij onze ziel verge ten. Wij zullen dezelfde ervaring maken als wijlen Pontus Wikner, in leven hoog leeraar in de wijsbegeerte te Christiania, wien het voorwaar niet aan hooge idealen ontbrak en die toch schreef„Scherven van gebroken idealen duidden den weg aan, waarlangs ik was gekomen. Zij lagen ge strooid aan mijne voeten en ik was ge noodzaakt met voeten te treden, wat eens het voorwerp mijner aanbidding was." Als wij de een of andere gave van onzen geest veronachtzamen, heeft dat tengevol ge, dat wij van de geestelijke goederen de zer wereld een geringer deel verkrijgen. Als iemand b. v. zich verre houdt van het gezellig verkeer met zijne medemenschen, moet hij de opwekking en het genot ont beren, welke dat verkeer verschaffen kan. Of als iemand geen plaats in zijn leven in ruimt aan de kunst, kan het niet uitblijven, of het gevoel voor het schoone stompt af. Of als iemand niet deelneemt aan de be langen van het publieke leven, heeft dat tengevolge, dat hij al minder oog krijgt voor die praktische aangelegenheden van het menschelijk leven. Al deze inperkingen echter kunnen vergoed worden. Niemand toch kan op aile terreinen des levens thuis zijn. Het afstand doen van het eene leidt tot meerder gevolg op het ander gebied, en bovendien blijft de mogelijkheid het verzuimde in te halen. Maar als wij het leven onzer ziel veronachtzamen, is het gevolg van geheel anderen aard. Als de organen onzer ziel verkommeren, is dat een schade, die door niets weer goed ge maakt kan worden. Wanneer de mensch door den groei zijner persoonlijkheid den zin voor het innerlijk leven der ziel verliest, dan verliqst hij daarmee tegelijk ook de geschiktheid voor de gemeenschap met God. Wat baat ons echter alle verzorging en groei der persoonlijkheid, als ons leven de aanraking met God verliest? Wanneer men alleen denkt aan het aarde- leven in deze wereld, dan kan er wel geen hoogc.r en beter ideaal zijn dan de rijpheid van het persoonlijk leven, gelijk Goethe zingt: „het hoogste geluk der aarde-kin deren is slechts de persoonlijkheid". Maar het Evangelie spreekt niet tot menschen, die alleen „Weltkinder" willen zijn, doch tot menschen, die kinderen Gods willen worden en zijn. Voor de laatsten is er nog een ander, een hooger doel dan het hoog ste doel 'twelk de wereld kent. Zij ver staan, dat God hun de ziel geschonken heeft, opdat zij in de gemeenschap met Hem zijn eeuwig leven deelachtig worden. In die levensgemeenschap met God wordt hun persoonlijkheid door hetgeen zij in hun verborgen wezen van Hem ontvangen steeds meer tot eigen leven. Af. E. H.W. i) P. D. Chantepie de la SaussayeHet christe lijk leven. dl. II. p. 232v. -) Brierley: Wir und das Weltali. p. 180. 3) Natuurwetten in de geestelijke wereld, p. 107. 4) Gedachten en Vragen uitgesproken voor het aangezicht van den Zoon des mensehen. p. 38. KRONIEK DER WEEK. 15 Sept. In „Vrij België" teekent mr. Julius Hoste verzet aan tegen de houding der Vlamingen, die het manifest van den Vlaamschen Hoogeschoolbond ondertee kend hebben, welke daad hij een wan- hoopspolitiek noemt. Hij vreest-, dat aan het „rechtsherstel door de Duitschers" een grooter onrecht wordt vastgeknoopt en ziet in de vervlaamsching van de Gentsche hoo- geschool zooals die thans geschiedt, „een der eerste schakels van de ketting, welken men van Duitsche zijde gereed houdt om België aan het keizerrijk vast te klinken." Hij voorziet het ontstaan in de Artevelde- stad van een „Duitsch-kiljonisme". Dat kan volgens schrijver het rechtstreeksch gevolg zijn van de benoeming van Neder landers, wier Duitschgezindheid hen de aangeboden taak heeft doen aanvaarden. Wij wilden duurzaam werk, vervolgt Hoste, en de beste krachten in het hooge- school-onderwijs; geen lapwerk zooals er thans gebeuren moet, waar professors hun benoeming krijgen veertien dagen alvorens de universiteit moet opengaan! Een feit is het, dat zich in de gegeven om standigheden in Nederland bezwaarlijk veel krachten van eerste gehalte beschikbaar stellen, daargelaten dat een te groote be reidwilligheid van Nederlandsche zijde om thans naar Gent te gaan, niet bevorderlijk zou zijn aan de goede betrekkingen tus schen Nederland en België. Al te licht zal nu reeds vergeten -worden, waar zes of zeven Nederlanders aanvaarden, dat er tal rijke mannen van wetenschap hebben ge weigerd. („Het Handelsblad" teekent hier bij aan: Aannemen deden er gelukkig slechts vier, de heeren Godée Molsbergen, Baehrens, Versluys en Valeton. De eerste was langen tijd docent te Stellenboscii in de Kaapkolonie, in een anti-Engelsche om geving; dr. Baehrens is een halve Duit- scher; dr. Versluys was privaat-docent te Giessen, in Duilschland, en dr. Valeton, te Leipzig gepromoveerd en sedert jaren daar wonende, bovendien met eer, Duitsche ge trouwd, is ook geen echte Nederlander meer.) Vlamingen, aldus mr. Hoste verder, - - die in welk opzicht ook een Duitsche voog dijschap op ons land zouden in het ver schiet stellen, sluiten zichzelf uit de Vlaam- sche beweging, vermits zij nieuwe voogden en voor den Vlaamschen landaard zesr ge vaarlijke voogden in het land brengen. Men nerinnere zich wat Stijn Streuvels schreef in „De Nieuwe Amsterdammer" van 3 Juli 1915 over de mogelijkheid dat wij aan Duitschland zouden verbonden worden; „Mijne heilige overtuiging is, dat in dit geval niettegenstaande alle mogelijke rech ten en vrijheden het onwederroepelijk met or ze Vlaamsche zelfstandigheid amen eri uit is." Ik beweer niet, dat de onderteekenaars van het hoogeschool-manifest door den band de mogelijkheid inzien van een Duit sche inmenging in onze zaken, maar wij moeten voor die inmenging deuren en ven sters gesloten houden. Op het gebied der buitenlandsche poli tiek, geen vazallen-toestanden; ons eigen zuiver nationaal belang. 15 Sept. De Bulgaarsche, Duitsche en Turksche troepen behalen een overwinning op de Roemenen en Russen. 15 Sept. De Italianen zetten, voorna melijk op het Karstplateau, weder een krachtige aanvalsbeweging in. 15 Sept. De Engelsche havens worden wederom voor het verkeer geopend. 16 Sept. In „De Toekomst" vindt men vermeld, dat de luitenant-kolonel van het Indische leger J. van der Weyden, die tij dens zijn verblijf hier te lande als majoor verbonden was aan den generalen staf en thans naar onze Oost is teruggekeerd, de militaire medewerker van „De Toekomst" was. „Het Handelsblad" schrijft naar aanlei ding van dit feit: Welken invloed op den goeden naam van ons leger heeft het als een hoofdofficier, verbonden aan den staf van ons Nederlandsch leger, verbonden is aan een blad, zóó verknocht aan een der oorlogvoerenden als „De Toekomst", aan een blad zoo vol scheldwoorden en schimp scheuten voor een ander der oorlogvoeren den? Indien een redacteur van een dagblad in de gevangenis gezet wordt, omdat hij aan zulke weerzinwekkende taal medeplichtig is als in „De Telegraaf" gepubliceerd wordt, wat denkt men dan van een Neder landsch hoofdofficier die steun verleent aan een blad ais „De Toekomst", welks inhoud waarlijk niet minder verachtelijk en weerzinwekkend is en dat bovendien financieel van Duitsche zijde gesteund is. 16 Sept. In „De Nieuwe Amsterdammer'' wordt door professor L. E. J. Brouwer aan de Belgische regeering de vraag gesteld: „Waarom maakt de Belgische regeering den Vlamingen de bepaling hunner houding tegenover de Duitsche overheid in de hun volksbestaan zoo nauw rakende aangele genheid van de vervlaamsching der Gent sche universiteit niet gemakkelijk, door openlijk te verklaren, dat, voor zoover het van haar afhangt, het Vlaamsche recht na den oorlog niet weder zal worden ge schonden; dat zij namelijk eenstemmig be sloten heeft, na het herstel van België het - wetsvoorstel Franck-Huysmans-Van Cau- welaert te zullen overnemen?" (Dit wetsvoorstel had de strekking, in de toekomst alle verdere schending van de rechten der Vlamingen door de overheid, bij de wet te doen verbieden.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1916 | | pagina 1