ALGEMEEN WEEKBLAD
Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie:
Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM.
10e Jaargang
ZATERDAG 14 October 1916
No. 42.
Het Bloemendooluh Weekblad.
Prijs per jaar
2,60
per nummer
25 cents.
Advertentie;!
10 cents per
regel
bij contract
belangrijke
korting.
nummer bestaat uit vier bladzijden.
Ds. J. VAN LOENEN MARTINET
OVER DE INTERNATIONALE SCHOOL
VOOR WIJSBEGEERTE TE
AMERSFOORT.
Bij de vennootschap H. D. Tjeenk Wil-
'ink Zoon, te Haarlem, verschijnt het
,icuw theologisch tijdschrift. In de kro-
oiek van dit tijdschrift van 21 September
1016, wijdt de heer J. van Loenen Marti
net met waardeering een viertal bladzijden
aan de oprichting en aan de eerste werk
zaamheden (het drietal zomercursussen)
van de Amersfoortscheschool. „Van wie
haar" (de zomercursussen) „bijwoonden"
(heet het) „verneemt men, dat er een wel-
Jigc geest van wederzijdsche waardee-
rnig heerschte en in ongedwongen gedach-
iwisseling verheldering van inzicht werd
.'.■vonden." „Van iemand, die ijverig deel-
am aan de oprichting der Amersfoortsche
chool en tot haar bekende leiders be
hoort, ontvingen we," zegt de heer Van
enen Martinet, „een schrijven, waarin hij
erklaart, dat zij er naar wil streven aan
se toonen, dat het religieuze leven, wel 1
erre van door de wijsbegeerte te worden
verwoest, van haar steun ontvangt. Te-
enover rationalisme en materialisme wil
ij het recht van het gemoed verdedigen
o de eenzijdigheid van het naturalisme
er tegenwoordige wetenschap ontgaan,
■ok de eenzijdigheid van het meerendeel
er neo-hegelianen, die de religie vervang
bar achten door een knap opgezegd lesje
gica. Tegen dergelijke excessen, schrijtt
hij" (het is nog steeds ds. Van L. M. die
,i onbekenden briefschrijver sprekende
i oert), „maakt de school front. Haar stre-
en is meer humanistisch dan in welken
n ook positief; bedoeld is, vermoeden
ij, exclusief.Ieder die prijs stelt op
ijsgeerigheid en op religieuze warmte
s er welkom." Wij vragen ons af wie van
leiders der Amersfoortsche school kwam
uitvoerig en bepaald aan den heer Van
icnen Martinet eene typeering van de
i Joeling der school te schrijven, en waar-
m geschiedde dit
Wij zouden die vraag niet stellen, wan
neer bovenstaande typeering van de be
doeling der school, o. i. in allen deele juist
v are. Zij is dit o. i. niet. De Amersfoort-
sche school heeft geene militaire neigingen
/.c maakt geen front, althans niet opzette
lijk; zij is eene geestelijke stichting wier
werkzaamheid zich niet langs eene bepaalde
lijn afbakent; hare werkzaamheid zal zich
integendeel over alle liniën heen in alle
kringen onzer samenleving allengs merk
baar kunnen maken zonder dat zij aan iets
bepaalds kan worden vastgehouden en ge
dood.
Doch dit is niet de reden, waarom wij
ons hebben neergezet over den heer Van
I-oenen Martinet en zijne kroniek te schrij
ven. Zulks geschiedt omdat de schrij
ver op onvriendelijke wijze van leer
trekt tegen een periode van het openings
woord van den voorzitter van het bestuur
der Amersfoortsche school, waarin deze
aan Opzoomer ontzegt een plaats van be-
tcekenis onder de Nederlandsche wijsgee-
ren van de 19e eeuw. Juist dezer dagen
is van andere zijde, n.l. door dr. De Hartog,
op eene bijeenkomst te Haarlem van De
Middaghoogte herinnerd aan Opzoomer's
woord, „dat de wijsbegeerte den rnensch
met zich zelven verzoent", blijkbaar met
de bedoeling te kennen te geven, dat ook hij
niet geacht wilde worden met des voorzit
ters woorden omtrent Opzoomer in te
stemmen.
Bij het nalezen van Opzoomer's Weten
schap en wijsbegeerte, rijst ook voor ons de
vraag of Opzoomer, hoe welopgevoed, hoe
belezen, hoe vruchtbaar ter penne, hoe veel
zijdig ook, inderdaad recht heeft op de
plaats die Van Loenen Martinet hem in
ruimt van nu nog met zijne „wijsbegeerte
der ervaring" de professor te kunnen zijn
die te met fouten verbetert van enkelen van
de leiders der Amers.foortsche school.
Doch allereerst iets over de strijdwijze
van den heer Van Loenen Martinet. De
heer Reiman gebruikte de beeldspraak dat
Pierson, Huet, Potgieter, Bosboom Tous-
saint, Groen van Prinsterer, Thorbecke,
Fruin en Multatuli op den nuchteren Neder
lander „sloegen", tot hij ook voor wijsbe
geerte mede liefde opvatte. Daarna, zegt
hij, kwamen dan de eigenlijke mannen die
„liet deden": „Van der Wijck, en Land en
Sprayt. Opzoomer niet." Dit „het deden"
wil, gelijk uit het zinsverband blijkt, zeg
gen; nadat de vorengenoemden, welke im
mers geen van allen wijsgeeren waren van
beroep, den Nederlander uit zijne dogma
tische verstijving hadden losgemaakt, zijn
het de drie genoemden en niet Opzoomer
geweest, die den Nederlander aan het zelf
denken hebben gebracht. Hierop ant
woordt v. L. M.: „Men zou kunnen bewe-
„ren, dat de terzijdestelling van Opzoomer,
„in het verband waarin zij voorkomt, voor
„dezen eene eervolle uitzondering maakt.
„Inderdaad was het niet Opzoomer's ma-
„nier, noch in zijn geest, iemand liefde
„voor wat het dan mocht zijn en hoe „nuch-
„ter" hij mocht wezen in te ranselen."
(sic), v. L. M. is blijkbaar zoo veropzo-
merd, dat hij het niet kan verdragen dat
Opzoomer, die alles met vervelende breed
heid uitmeet, genoemd wordt in verband
met eene overdrachtelijke zegswijze. Alsof
wij b. v. Opzoomer zelven ook aan den
letter zouden moeten houden, wanneer hij
cp blz. 9 van zijne: Bespiegeling en erva
ring spreekt van liet luchtledige, waarin
iemand rondfladdert!
De heer v. L. M. ergert er zich voorts
aan dat de heer Reiman van Van den Wijck
en Land en Spruijt getuigt, dat zij door hun
onbedorven waarheidszin, hun speurzin,
onbevangenheid en trouw het Nederland
sche geestesleven weder „heiligden." Was
net wèl goed geweest als gesproken was
van geestelijk geadeld in stede van gehei
ligd Maar is dit in werkelijkheid iets an
ders? „Thans bloeien overal de (geeste
lijke) velden" verklaarde de lieer R. daar
op. „Groote woorden in overvloed, niet
waar?" schoolmeestert ironisch de heer
v. L. M. Maar is het wellicht niet waar,
dat nu het geestelijk leven in Nederland
bloeit als een bijkans onafzienbaar heide
veld
Toegegeven moet worden, dat de heer
R. zijne bedoeling: dat Opzoomer's werk
(o. m,) de strekking heeft gehad de elders
dan in Nederland beoefende wijsbegeerte
weder tot slavin te maken nu van de exacte
wetenschap en de banaalste eischen van
het dagelijksch leven minder scherp had
kunnen uitdrukken. Hij had kunnen zeggen
Opzoomer's werk had die strekking, maar
hijzelf heeft het zoo niet bedoeld. Is er
verder naast dezen invloed uit Opzoo-
mers zgn. positivisme en utilisme (zie
voor dit laatste o. a. blz. 9 van Bespiege
ling en ervaring, laatste alinea) iets an
ders voortgekomen dan doodloopen der
wijsgeerige belangstelling (die immers
door hem, ware alleen hij aan het woord
gebleven in ons land zou zijn doodge-
praat) Of zou de heer v. L. M. niet wil
len toegeven, dat Opzoomer's eigenlijke
kracht ligt op het gebied der moderne the
ologie
Opzoomer heeft belangrijk gepraat en
vlot gepopulariseerd; maar hij heeft den
bal daarbij te vaak misgeslagen om hem
te noemen bij de voorloopers der bewe
ging waarvoor de heer v. L. M. zich dit
maal interesseert.
Ten.bewijze daarvan hebben wij zijne
redevoeringen met hun breedsprakigen,
slappen en slordigen stijl, maar voor het
opslaan. Laten wij ons bepalen tot enkele
wijsgeerige ketterijen, welke in „Bespiege
ling en ervaring", bij eersten oogopslag op
vallen.
Die geheele rede is niets dan eene
dogmatische louter deductieve ontplooiing
van de vooropstelling (bz. 5) dat er een
aantal strijdende partijen in de wijsbegeer
te bestaan, die zich laten onderscheiden
in twee partijen: die voor welke de wijs
begeerte is de wetenschap der ervaring,
en die voor welke zij is de wetenschap der
bespiegeling. Voor den bespiegelenden wijs
geer wordt dan aangenomen dat de ver
schijnselen zijn: „op zijn hoogst slechts
„de toevallige aanleiding voor de
„vlucht zijner gedachten, die zich wel-
„dra boven dien lagen kring verheffen en
„vrij van de boeien van het waarneembare,
„In hoogere sfeer rondzweven." Men ver
gelijke deze letterkundige ontboezeming
met wat b.v. Hegel zegt, die dan in het bi
zonder door Opzoomer als zijnde bespiege
lend wijsgeer, wordt gewraakt: Encyclo
paedic blz. 11, 13, 15, 294 der Leidsche uit
gave. Geschiedenis der wijsbegeerte blz.
43, 813, 815 der Leidsche uitgave.
Professor Bolland heeft in Zuivere rede
en hare werkelijkheid deze plaatsen tegen
prof. Heijmans aangehaald en ze samen
gevat in deze met die plaatsen bewezen
uitspraak„Hegel spreekt zoo duidelijk
„mogelijk als maar kan over de onmis-
„baarheid ook van de allergewoonste on
dervinding."
Wij vervolgen onze aanhaling uit Op
zoomer; de uitroepteekens en cursiveerin
gen daarin zijn van ons.
Blz. 7. De wijsgeer der ervaring schrijft
zich geen kennis, geen wetenschap toe
van het oneindige, omdat het oneindige
voor de ervaring een gesloten rijk is(!)
Alleen zou hij in hun bezit durven roemen,
wanneer öf het oneindige wezen zich voor
zijn blikt!) had ontsluierd öf, enz. (Telkens
vinden wij bij Opzoomer dat onwijsgeerige
hangen aan de voorstelling als hij bedoelt
te denken).
Blz. 9. De wijsgeer der ervaring staat
met de beoefenaren der bizondere weten
schappen altijd op denzelfden bodem(!)
Qeen wonder dat hij ook het doel zijner
onderzoekingen met hen gemeen heeft.
Ook hij brengt nut en vrucht, nut en vrucht
voor den mensch. (Zonder dat Opzoomer
aldus nog iets anders heeft gedaan dan
vooropstellen, deduceeren en dit terwijl
zijn motto is dat in philosophic en weten
schap slechts mag worden gekritiseerd en
geïnduceerd, besluit hij meteen maar):
Is het mij tot hiertoe gelukt in het
licht te stellen, hoever het onder
werp en 'het doel van de wijsbegeerte
der ervaring buiten het onderwerp
en het doel van de wijsbegeerte der be
spiegeling gelegen is (t zijn hem als twee
afzonderlijke gevangenkampen!) men zal
dan, (zegt hij) bijna(i) van zelf begrijpen,
dat beider uitgangspunt en weg evenzeer
moeten verschillen.
(Voortdurend haspelt Opzoomer ervaring
en waarneming door elkaar, verwart waar
heid met werkelijkheid, bespiegeling met
occultisme, eenheid met overeenstemming,
de „bespiegelende" wijsgeeren als Carte-
sius, Spinoza, Schelling, Fichte, Hegel
worden door hem voorgesteld als ab-
straheerenden die een „onafhankelijk
bestaan" toekennen aan hunne ab-
stractie's, ter verklaring waarvan zij
zich beroepen op een eigen nieuw waar
nemingsorgaan, een hooger bewustzijn, een
redelijke aanschouwing 'twelk echter,
volgens Opzoomer, in tegenstelling met de
vijf zinnen en het gezond verstand, louter
fictie is, enz.)
Blz. 20. Uit de stelling A A is zelfs
met groote redeneerkunst niets af te leiden.
Blz. 21. De bespiegelende wijsbegeerte
wil uit hare zuivere rede-beginselen, zon
der de ervaring te raadplegen, alleen door
liet denken de wetenschap tot stand bren
gen. (Wij verwijzen opnieuw naar de reeds
aangehaalde Hegelplaatsen; blijkt uit hun
ne vergelijking met het beweerde niet dat
Opzoomer Hegel nauwelijks bestudeerd en
in elk geval op dit punt niet begrepen
heeft, zooals onlangs ook het geval bleek
te zijn met prof. d'Aulnis de Bourrouil
Uit de Aanteekeningen achter vermel
de rede, blijkt dat Opzoomer het niet
versmaadde tot het opstellen van het
vonnis, bronnen van 2en rang te
raadplegen. Opzoomer acht het ge
makkelijk niet alleen bij Cartesius, maar
ook bij Spinoza en Hegel te doen zien, dat
vooruitgang in kennis van hen niet te
wachten is, blz. 26.
Zoo onkritisch is Opzoomer dat hij, na
verzwegen te hebben wat Hegel over de
ervaring heeft gesteld2), zich zet tot het
onderzoeken of Hegei's „onderneming"
om al liet denken in drie vormen van stel
ling, tegenstelling en verbinding te „wrin
gen", „hem inderdaad van zijn plaats brengt
„zonder dat hij zijn toevlucht tot de erva
ring behoeft te nemen."
Ware Opzoomer niet zulk een vriende
lijk en beschaafd man geweest (zie zijn
portret in de bibliotheek der sociëteit van
het Utrechtsch studentencorps), meni
zou hier aan een hem infameerend optre
den kunnen denken.
De hoofdfout van Opzoomer, een fout, die
hij trouwens met vele neo-Kantianen ge
meen heeft, is, dat voorstellen en denken
bij hem dooreenvloeien tot een ijverig psy
chisch inteliektualisme of tot een sterk
psychisch aangedanen intellektueelen ijver
(destijds waardevol), waarin meestal de
ijver en de gemoedelijkheid krachti
ger zijn dan het intellekt. Zijne oo-
genblikken van zuiver intellektueele be
wustwording zijn te schaarsch om zijne
omslachtig geschreven werken in onzen
tijd ter bestudeering op te dringen. Het
zijn leesboeken, die men alleen ter hand
neemt om ze al lezende voor zichzelf te
weerleggen, niet om er zich in te verdie
pen, want er zit geen diepte in. Wie het
beter weet, make zich op om in Amers
foort of elders aan de hand van ervaring,
kritiek en inductie Opzoomer's lof te zin
gen op eene vriendelijke en beschaafde
wijs, wij zullen met belangstelling naar hem
luisteren. Maar wie nu Opzoomer ter zijde
legt, achten wij een vriend der waarheid.
Niemand zal ons wijs maken dat dr. De
Hartog of b.v. de redacteur van het nieu
we theologisch tijdschrift dr. O. A. van den
Bergh van Eysinga voor hunne leering
Opzoomer ter hand nemen. Wij gelooven
dat ook zij ten opzichte van Land en Spruijt
heel anders staan.
Dat Opzoomer veel invloed heeft gehad,
dat thans nog een groot gedeelte van de
oudere moderne theologen, en oudere
hoogleeraren, dat een groote politieke par
tij (wij bedoelen de Liberale Unie) den
stempel dragen van zijn breede ontwikke
ling, van zijne milde opvattingen, mag
voor ons geen reden zijn hem op wijs-
geerig gebied hooger te stellen, dieper te
eeren, dan hij, vergeleken bij wat wij nu
weten en bezitten, verdient.
Het behoeft geen betoog, dat de heer
Reiman staat buiten deze opmerkingen, wel
ke geheel voor onze rekening komen.
De heer R. is ons'bekend als een te blij
moedig en vredelievend man om niet spijt
te hebben over iedere uitdrukking of quali-
ficatie waardoor leed of verontwaardiging
kan zijn gewekt; en zijne bescheidenheid
zal hem doen vragen, in welk opzicht zou
Opzoomer's nagedachtenis kunnen worden
geschaad door wat ik heb gesteld. Ook zal
het hem sympathiek zijn, dat de heer v. L.
M. opkomt ter verdediging van iemand,
aan wien hij veel te danken heeft.
Wij zijn dit alles met hem eens, maar
liet gaat hier om Opzoomer's beteekenis
voor onzen tijd. Deze wordt door den heer
v. L. M. o. i. overschat. T.
1) Wij denken dat bedoeld is: belijdend.
Red. BI W.
2) Zie Bolland loco citato.
GEMEENTEBESTUUR.
Donderdag vergaderde onze raad we
derom eens. Voorzitter was de burge
meester. Afwezig de heeren Jacometti en
Laan.
Nadat de raadsleden ruim een uur in
geheime zitting waren bijeengeweest, be
gon de openbare.
Onder de ingekomen stukken vöor de
andere afzonderlijk op de agenda vermeld
was liet verzoekschrift om gas, door 170
Bloemendalers onderteekend. Het verzoek
schrift bleek gesteund door een voorstel
van dr. Bornwater om een commissie tot
onderzoek naar de wenschelijkheid van
gas aan te stellen. Het dagelijksch be
stuur stelde voor thans vanwege de duur
te der benoodigde grondstoffen enzoo-
voorts, deze gaskwestie nog een weinig te
laten rusten. De raad is het daarmee eens.
De vereeniging voor de bijenteelt
bracht in een schrijven onder de aandacht
van het gemeentebestuur, dat de linde zulk