ALGEMEEN WEEKBLAD KERSTGESCHENKEN 10e Jaargang ZATERDAG 9 December 1916. No. 50. Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie: Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM. Kinderen en Sroote-Menschen. ZEER RIJKE COLLECTIE OPTISCHE bij DIRK HÜTTER, Opticien. 12 TAKSTEEG 12, AMSTERDAM. (bij 't SPUI). TEL. 8829. Het Bloemendailseh Weekblad. Prijs per jaar 2,60 Prijs per nummer 25 cents. Adverteutiën 10 cents per regel; bij contract belangrijke korting. Oil nummer bestaat uit vier bladzijden. 1816. Wij schrijven: 1816. Het vaderland is pas kort geleden verlost van den druk der 'Vansche heerschappij, ten sjotte in ware rannie ontaard. Waterloo heeft den te- .keer van Napoleon voor goed onmoge- i'k gemaakt. En terwijl men bezig is den entaris op te maken van hetgeen behou- i is, voegen de staatslieden te Weenen i het „herstelde Nederland", België toe. Aldus wordt een der schoonste koninkrijken an Europa geschapen. De kroon daarover gedragen worden door Willem I: „te ;'jzinnig om koning, te veel koning om vinnig te zijn." Vlies is ten slotte zoo snel gegaan. Toch s de stemming niet geestdriftig. Al zijn er gelooven: „Wij zullen voorzeker we- een groot volk worden."2) Willem Bilderdijk heeft het te voren irspeld „Holland groeit weêr! Holland bloeit weêr! Hollands naam is weer hersteld! Holland uit zijn stof verrezen, Zal opnieuw ons Holland wezen, Stervend heb ik 't u gemeld." Jóó had hij, 10 Januari 1811, gezongen zijn voortreffelijk „Afscheid", voor de en van de Amsterdamsche afdeeling der iandsche Maatschappij van Wetenschap- i en Kunsten, en bij zijn hoorders had het - .pe ontroering verwekt3) )ranje is koning. De horizon der nieuw- mren toekomst was „gedoopt in 't purper i dien eeuwenouden naam." i'och is bij de wedergeboorte de toestand atkundig ingewikkeld. Behalve de erfe- der Oranjes, de grootste, de schitte- dste, is er nog een erfenis van de Re- Miten der oude republiek, een erfenis van de „Oranjemannen", een erfenis van de riotten. De prins is wel „patriot ge- >rden", maar er moet rekening met allen kouden worden. vllen toch hebben zich in '13 om Oranje chaard. Allen toch hebben aan den lijve oeld, wat het beteekent: onderworpen 1 zijn aan vreemde macht. Allen hebben ren inzien, welk een kracht een natio nal stamhuis als zinnebeeld van een ge- enschappelijk vaderland heeft. Van alle restauraties in Europa, na Na- eon's val, heeft die van Nederland zich •nderscheiden door de aanbieding van de 'iivereiniteit aan het geslacht dat, hoe ook t roem overdekt, in dienst van Neder- ad en van Europa, nooit de hand naar. die iivereiniteit heeft durven uitstrekken. Ook in andere landen waren, eertijds dreven, vorsten in hun vorig gebied te- ggekeerd. Maar zij vonden daar, nevens ai vrienden, hun vijanden terug. Vijanden, niet tevreden gesteld, door de beperking r monarchale macht. Ook bij ons waren de vaststelling der grenzen, waarbinnen Je aangeboden en aanvaarde opperheer- -kappij zou worden besloten, botsingen lorgekomen tusschen oude en nieuwe aatkundige zienswijzen, maar de bittere FEUILLETON. (Een Sinterklaas-vertelling). Het is Sinterklaasavond. Jacob, Jan en Leentje hebben ieder een ehoen bij den schoorsteen gezet. Met kinderlijk pleizier gaat de vader van een bosje stroo wat in elk der schoenen teken, en vriendelijk goedmoedig helpt de loeder hem daarbij. De kinderen zien nu >e, schijnbaar met diepe aandacht, doch als ader en moeder niet naar hen kijken, wis- elen ze zonderlinge blikken van verstand- ouding. Leentje, de oudste, die onlangs al egen jaar geworden is, haalt de schou- ers eens op. „Er moet eigenlijk ook water zijn," zegt Je vader vroolijk, „water voor het paard." les van het verleden had geleerd de ge schillen te vermijden, waardoor vroeger de eenheid en de kracht des vaderlands ver loren was gegaan. De oude aristocraten, de oude Oranje mannen, zoowel als zij, die opgegroeid in de nieuwe denkbeelden en begrippen, na 1795 de leiding van wetgeving en administratie in handen hadden gehad, waren bereid be vonden tot een compromis. Hogendorp's omgewerkte grondwet- schets was, in 1814, de grondslag van het staatsgebouw geworden. Maar vóór nog, in de praktijk, had kunnen blijken, in hoeverre zij levensvatbaar was, eischte de toevoe ging van België een geheel andere grond wet. Eu de totstandkoming daarvan had onmiddellijk doen zien, welke moeilijkheden te overwinpen zouden zijn om te komen tot die homogeniteit, die noodig was voor een harmonische ontwikkeling van het konink rijk der Vereenigde Nederlanden. Willem I ziet in dat het zwaartepunt der staatkunde verlegd moet worden van het noorden naar het zuiden en dat de taak dier staatkunde inoet zijn: verzoening. Steunende op de aanhankelijkheid van Nederland, meent hij dat wel te kunnen doen. Het Noorden voelt dan ook de ver plichting den koning moreel te steunen bij diens zware, ten slotte onmogelijk gebleken taak. Voor Nederland zelf was dat een rem, omdat elke oppositie daardoor tot een anti-koningsgezinde werd gestempeld. Er ontstond een staatkundige stilstand, die noodlottig is geweest, in zooverre de poli tieke opvoeding van het volk daardoor op nieuw tot later werd verschoven. Die politieke opvoeding werd bovendien ook ten zeerste belemmerd door de staats regeling zelf. De Tweede Kamer miste het recht van amendement, van interpellatie, van en quête. Haar vergaderingen waren wel openbaar. Maar een officieel verslag be stond niet. En wat de Eerste Kamer be trof. Zij hield zitting met gesloten deuren en niemand wist daar veel meer van „dan de namen der rijkbezoldigde grijsaards, aan welke koninklijke gunst de deuren ha- rer vergadering opende."5) De groote verschillen die bestonden tus schen Noord en Zuid zouden in een Parle ment dat geen schijn-parlement was als het bestaande, reeds dadelijk tot zeer he vige conflicten aanleiding gegeven heb ben. Ja, het is zelfs de vraag of het mogelijk zou geweest zijn een verantwoordelijk mi nisterie zoo het behoort had tot de in stellingen van het koninkrijk in te stel len. De onmogelijkheid daarvan wordt reeds bewezen door het feit dat koning Willem I geen zelfstandige persoonlijkhe den als minister kon gebruiken. Zij die het werden en bleven, waren, volgens Van Maanen, niets meer dan „commiezen des konings." Maar reeds in dat eerste jaar zijner re- gcering heeft de koning te worstelen met felle naar buiten uitslaande critiek. Met de critiek van Qijsbert Karei van Hogen- dorp. Niet voor de eerste maal komen „Ja, water voor het paard," bevestigt Leentje op eigenaardigen toon. „Na zoon lange reis heeft het beest na tuurlijk dorst, dat spreekt," valt moeder bij. „Dat zal waar zijn," beaamt Leentje, met een snellen, veelzeggenden glimlach naar haar broers, en dezen vallen haar bij. „Nou of ie," zegt Jan. „Nou," doet Jacob volgzaam. De vader komt al aansjouwen met een emmer halfvol water- De emmer wordt nabij den schoorsteen geplaatst. „Ziezoo, en vraag nu maar aan den hei ligen man of hij wat moois voor je rijdt," noodt moeder de kinderen. Naarstig treedt Leentje naar voren, en met een suikerzoet stemmetje roept ze on der den schoorsteenmantel: „Lieve Sint- Nicolaas, hè, wil u ons vannacht mooie cadeautjes en veel lekkers brengen. Ik zal heel braaf zijn, en vader en moeder geen verdriet meer doen. Nooit van mijn leven." vorst en dienaar met elkaar in botsing. Bovendien kennen zij elkaar sedert jaren. Sedert de jonge Van Hogendorp in 1787 de raadsman is van Willem V, heerscht er een zekere antipathie tusschen den lateren Willem I en den ultra-Oranjegezinden v. H. De koning wordt aldus door De Beau fort geteekend: „Werkzaamheid, ijver, een helder ver- „stand en een sterk geheugen, gemis aan „levendige verbeeldingskracht, voorliefde „voor alle vragen, die met stoffelijke be- „langen verband houden, een plichtsbesef, „dat volgens eigen inzicht de grenzen van „het naar wet en recht geoorloofde nauw gezet afbakende en nimmer overschreed, „maar binnen dien kring tegenstand noch „belemmering duldde, een wilskracht ein- „delijk, die, door tegenwerking geprikkeld, „tot hardnekkigheid oversloeg."6) De dienaar was een man van gansch an- der gehalte. Wat hij in zijn jeugd beloofde te worden, heeft Robert Fruin treffend be schreven. 7) Welke rol hij in 1813 speelde, in een po lemiek met Jorissen, eveneens.8) Maar wel ke groote eigenschappen hij ook moge be loofd hebben te zullen ontwikkelen, de tijd genoot verwijt hem, dat zijn buitengewone taienten ontsierd werden door eigenzinnig heid, pedanterie en schoolmeesterij.B) Voldoende gegevens om het ernstig ver schil tusschen beiden te verklaren. Zeker de koning had Van Hogendorp erfelijk graaf gemaakt en in het hem geschonken wapen het jaartal 1813 geplaatst. Toch kan dat een conflict niet voorkomen. De koning toch zocht België met de in lijving te verzoenen door de vermeerdering van België's welvaart. Maar dat kon nooit geschieden dan ten koste van Nederland. „Gunstige vooruitzichten in Hollands „zeevaart en vertier hadden, na de ophef- „fing der belemmeringen, aanvankelijk eene „hoogte bereikt, die alle hoop gaf den gou- „den eeuw van den handel wederom her- „boren te zien. Nederland scheen nog- „maals de marktplaats voor een groot deel „van Europa te kunnen zijn. Verijdeling „dezer hoop door het Algemeen belasting- stelsel in 1816, op voordracht van Appelius „niet zonder ernstigen wederstand van het „Noorden, door de Staten-Generaal be krachtigd. Geheel naar den zin der Bel- „gen: hooge rechten: heffing bij den oor sprong; belasting op de koloniale waren; „afschaffing van het gemaal." Aldus teekent Groen van Prinsterer in den verkorten stijl, waarvan hij het geheim bezit-, den loop van zaken.10) Kemper, Van Hogendorp, Van Alphen verzetten zich. Van Hogendorp het meest. Reeds in Fe bruari 1816 had hij aan den Raad van State „Ik ook niet, Sinterklaas, ik ook niet," roe pen Jan en Jacob. Nu wordt op verzoek van moeder, het vermaarde vers aangeheven: Zie de maan schijnt door de boomen Makkers, staakt uw wild geraas, 't Heerlijk avondje is gekomen, 't Avondje van Sint-Niklaas. Vol verwachting klopt ons hart, Wie de koek krijgt, wie de gart. De vader en moeder zeiven hebben met de meeste overtuiging meegezongen. „Wat is een gart?" vraagt Jan, als het uit is. „Dat is ook 'n koek," antwoordt de moe der met beslistheid, „een ouderwetsche soort speculaas." „Ik dacht, dat het maar zoo iets om te rijmen was," oppert de vader. „Neen, het is een koek," herneemt de moeder op dien stelligen toon, welke als het ware het monopolie der argelooze on wetenden is. een nota ingediend, waarin hij zijn bezwa- t ren tegen het regeeringsbeieid had ontwik keld. In April herhaalde hij die in een uit gebreide memorie aan de Staten-Generaal. De koning, die van Hogendorp vergeefs ver zocht had verspreiding dier memorie te be letten, ontsloeg hem 7 November 1816, op grond van herhaalde verzoeken wegens ge zondheidsredenen, als minister van staat en als vice-president van den Raad van State. Aan dat conflict, hoe betreurens waardig ook, hebben wij echter die kost bare gegevens omtrent den toestand van de Nederlanden in de eerste jaren na 1813 te danken, die bekend zijn als de: Huishou ding van Staat.u) Van Hogendorp toch nam zijn toevlucht tot de drukpers om zijn verzet te recht vaardigen en de gronden daarvan alge meen bekend te maken. Bovendien voegde hij daar aan toe de resultaten der reizen die hij ondernam om het rijk, en vooral het zuiden, te bestudeeren. In het algemeen overzicht op het geheele, tot 11 deelen uit gebreide werk, geeft hij zelf omtrent den loop van het geschil de volgende voorstel ling: „In de drie boven vermelde jaren (1813, „1814, 1815) had ik getracht eene goede „Huishouding van Staat te bevorderen door „mijne werkzaamheden in het ministerie en „in den Raad van State. Na de vereeniging van al de provinciën had ik mijne pogingen „uitgestrekt van de Huishouding van Staat ,tot de hartelijke vereeniging der gemoede- „ren. Maar ik had door de ondervinding „geleerd, dat ik niet zoo vrij was in mijn „bedrijf, als ik oordeelde te moeten zijn, „om goede uitkomsten te verkrijgen. Ik had „tevens gezeten in het ministerie en in de „Staten-Generaal en het was mij geble- „ken, dat mijne vrije beweging in de Sta- ten-Generaal ongemeen gesteund werd „door mijne ministerieele hoedanigheid. Ik „zag weldra geen ander middel, om op de „beschrevene loopbaan vrijelijk voort te „wandelen, en des te zekerder het doelwit „te treffen, dan alle andere betrekkingen „op te geven en mij te bepalen tot de na- „tionale vertegenwoordiging Hij koos de Tweede Kamer omdat die openbaar was. Bovendien besloot hij om alle verkeerde voorstellingen omtrent zijne meeningen te voorkomen: „zelf de uitleg ger" van die woorden te worden. „Dit is „de aanleiding geweest tot het werk, daar „ik nu de laatste hand aan leg en hetwelk „een gedenkteeken blijft van mijn pogingen „tot welzijn van mijn vaderland, al zijn ook „deze pogingen machteloos geweest." !2) In die Memorie geschreven in April 1816 legt Van Hogendorp de gansche toestand bloot. De denkbeelden in Nederland en „De meester heeft gezegd, dat de gart de roe beteekent," brengt Leentje in het midden. „Nou, en diè zal het toch wel weten," zegt Jan vol zekerheid. „Ja, die is knap," beweert Leentje, „héél knap, hoor. Je kan wel eens iets niet we ten, maar dan ben je nog niet dom Op blijmoedige wijze, als was hij met dezen door Leentje aan hem uitgereikten troostprijs zeer ingenomen, zoo noodigt de vader de moeder, eens te kijken of er niet een handje pepernoten voor elk van de kin deren kan opgeschommeld worden. Ja, het kón.En het gebeurt ook. En nadat dit feest-rantsoen aan allen is uitgereikt, verla ten ze de woonkamer. „Nacht, vader," klinken de stemmen door elkander, en het is maar, of daar in den toon weer iets van een vermeende superio riteit ligt. De moeder gaat spoedig nadat de kinde ren vertrokken zijn, eens kijken, als naar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1916 | | pagina 1