ALGEMEEN WEEKBLAD
OPTISCHE ARTIKELEN
Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM.
bij DIRK HÜTTER, Opticien.
12 TAKSTEEG 12, AMSTERDAM.
He Jaargang
ZATERDAG 27 Januari 1917.
No. 4.
Prijs per jaar
2,60
Prijs
per nummer
25 cents,
n i
enÉdsch Wëekbtad.
Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie:
Advertentiën
10 cents per
regel;
bij contract
belangrijke
korting.
Dit nummer bestaat uit vier bladzijden.
Aan onze lezeressen en lezers.
Het gebeurt vaak, dat onze abonnees
ons, door het zenden van ons blad aan
vrienden en bekenden, weer nieuwe abon
nees bezorgen. Om zulks den vrienden
van ons blad nu te vergemakkelijken,
verzoeken wij aan allen, die bereid zijn,
ons blad aan hunne bekenden aan te be
velen, ons even hun visitekaartje toe te
sturen. Wij zenden hun dan eenige exem
plaren van „Het Bloemendaalsch Week
blad", met een inteekenbiljet erin, om
deze aan anderen door te zenden.
Lezingen van tlr. J. I). Bierens de Haan
te Bloemendaal.
De redelijke bezinning we zagen bet
in de voorgaande lezing erkent de Idee
als wereldgronddoor de verschijnselen
benen ziet zij de wereld-orde, d. i. de ont
vouwing van den Goddelijken wereldgeest.
Hoedanig nu zoo vragen wij ons af
is de werkelijkheid, dat er daarin een
wereld-orde zijn kan?
Het onwijsgecrig verstand ziet geen
wereld-orde; het populaire denken ziet in
de wereld een onbegrensde optelsom van
zaken, die geen ander dan uitwendig, t er-
band hebben. Dit is een misverstand. Zoo
lang wij de dingen als afzonderlijk be
staande wezens opvatten, doorzien wii
ze niet. De wereld als een samenstel
van dingen. planten, dieren, mineralen,
enzoovoorts, en deze afzonderlijk, naast
elkaar gesteld, zulke wereld is ons onver
staanbaar. Deze dingen zijn ongenaakbaar,
vijandig, gevaarlijk, wijl ze ons onbegrijpe
lijk zijn. Wat aan onzen geest onverwant
is, doet ons aan als een bedreiging; docli
als we de redelijke bezinning laten spre
ken. wijkt die afstootende vreemdheid
immers wij zien de dingen dan in hun ver
hand. en ze worden ons dus gemeenzaam.
We zien de dingen niet meer als dingen,
maar als werkingen: zoo is b. v. de plant
gloeiing, gelijk wij zeiven; de steen we
ging, drukking, gelijk wij zeiven; liet dier
streving, gelijk wij zeiven de griezelige be
grensdheid van elk ding ontstart; het ei
gen ondoorgrondelijk geheim van elk dirig
verdwijnt; het zijn geen dingen meer op
zichzelf, doch werkingen in gemeenschap
pelijk verband. De wereld met den greo-
ten rijkdom van al zijne gestalten is zoo
een werkingen-complex.
Het populaire verstand placht alles in
een uitwendig, mechanisch verband te zien:
het eene veroorzaakt het andere; de
stoot het vallen, het chemisch mengen een
bepaalde uitkomst enzoovoorts.
Dc redelijke bezinning echter dringt
door het uitwendige henen naar het in
wendig verband, ziet achter alles èen groo-
te eenheid, die alles uit zichzelve voort
brengt. Zij erkent, dat alles in de wereld
op èenen grond- èen wereld-wezen berust:
dat die wereld van werkingen de zelfver-
w erkelijking is van den wereld-geest. Niet
de reeks van verschijnselen, doch de me
nigte van werkingen, voortgebracht door
èen goddelijke Idee. en innerlijk verbonden,
ziedaar de wereld.
Wie leeft de wereld Niet de milliar-
den, die erin leven, maar de geest, de
Goddelijke werkkracht, de Idee. die in
haar zelfontplooiing zich verwerkelijkt. Dc
geest is de zon, en al wat er is schoon,
leelijk, goed. kwaad, alles is hare uit
schijning.
In alles dienzelfden grond te zien. zie
hier de oplossing van het wereldvraag
stuk. In zijn grootste oogenblikken ver
staat de mensch, dat die eenheid, de God
heid het subject der wereld is, dat de we
reld de verwerkelijking is van den Godde-
lijken geest.
De dichterlijke geest schept figuren,
'heelden, rhythmen. nochtans is het om die
vormen elk niet te doen. doch om den
dichterlijken geest zeiven. die er zich in
uitspreekt. Die zelfverwerkelijking van
den dichterlijken geest is de hoofdzaak.
Zoo in de wereld is het niet te doen om
de som der verschijnselen, doch om den
Goddelijken geest, die zich daarin heeft
uitgesproken, verwerkelijkt. Alle werkin
gen groeien, dragen, streven, alle
zijn werkingen, dichtingen van de godde
lijke Idee. die in de wereld zichzelf dicht.
De wereld zoo gezien .is het symbool
van de wereldgedachte. Als een som van
zaken en gestalten is zij zinneloos en ver
moeiend; de opeenstapeling der feiten
wekt onlust en walging. Een wereld ech
ter. waarin alles als een syllabe van het
ontzaglijk dichtstuk der werkelijkheid is.
verschijnt ons als zinvol, diepzinnig, als
gedachte van den Goddelijken geest.
Het bovenstaande houdt verband met de
theologische scheppingsleer, en is er te
vens inede in strijd. Daar heet het. dat
Gods wilsbesluit de werkelijkheid voort
brengt; de theologie zegt daarmede, dat
de wereld, ai naar Gods inval, ook anders
of ook niét geweest had kunnen zijn. De
redelijke bezinning echter ziet de inner
lijke noodwendigheid der wereld. Zoo en
niet anders is de wereld, omdat haar grond
zoo is. en niet anders.
De oud-testamentische opvatting ver
raadt de Israëlietische verstandelijkheid;
zii gaat uit van een wereld, die een reeks
is van verhandlooze verschijnselen. Doch
dc mystieke rede, die zicli bezint, ziet de
wereld als het groote dichtwerk der god
heid, het dichtwerk is noodwendig als het
is. en niet anders.
Zal er wereld-orde zijn. dan is dat wijl
de Goddelijke Idee zich aldoor in de we
reld weerspiegelt; dat zij aldoor zichzelf
zoekend, en in de natuur als het ware zich
crliezend. alom in de werkelijkheid aan
wezig is. De Goddelijke rede zoekt zich
zelf, en vindt zich terug in de bewustheid,
in den mensclielijken geest- die de Go.'
Iieid weerspiegelt. Het is alles werking,
zelfverwerkelijking van de Goddelijke
Idee.
Zoodanig dan is de werkelijkheid, dat
er zijn kan wereld-orde. Die zelf-verwer-
kelijking toch is niet planloos, maar ge
ordend. Om dit nader toe te lichten, wil
Spreker de vergelijking met een dicht
werk vasthouden.
Een dichtwerk is lyrisch of dramatisch.
Het lyrische gedicht is de directe ontboe
zeming van den kunstenaar: de dichtcr-
li, ke inspiratie zingt zich rechtstreeks
daarin uit. De dichter spreekt, en het is
er. In elk woord snreekt hij. en in elk
woord is liet er. Vergelijk hiermede nu
eens het Oud-Testamentische scheppings
verhaal. God denkt, en het is er. Plan
ten. dieren, landen, zeeën, al wat is. het
zijn louter lyrische ontboezemingen van
zijn eigen Goddelijke inspiratie. En al het
geschapene is bij deze opvatting goed;
immers alles is zoö uit den boezem Gods
gezongen.
Behalve het lyrische kennen we echter
ook het dramatische gedicht. Daar geen
directe ontboezeming als bij de lyriek: daar
werkt de geest naar een vooraf ingedeeld
plan, volgens tegenstellingen. Nemen wii
Sophocles' edel drama Oedipus" eens
..Oedipus de Koning" en Oedipus in
Koionos'' bijeenen Oedipus is in den
aanvang de verheven heerscher. Maar
liet verhevene blijft niet; de geest moet
zich overstorten in zijn tegendeel; lijden
en schande komen over Oedipus; hij spoedt
zich naar zijn verderf, in de gestalte van
Oedipus stelt de dichterlijke geest zich
zelf, stelt dan zijn tegendeel; hij moet zich
zijn, en zich verliezen, om zich zeiven
weer te vinden. Oedipus komt zijn schan
de te boven; het eind is schooner dan het
beginhet eerherstel. De dichterlijke geest
heeft zichzelven hier gedicht; niet slechts
uitgezongen in lyriek, doch de geest heeft
zich bezonnen in het drama; hij heeft zich
gesteld, is aan zichzelven ontvallen en
heeft zichzelven hervonden.
Ziehier de orde van het dramatisch dicht
werk: de orde. waardoor dc dichterlijke
geest zich verwerkelijkt. Zoodanig nu is
ook de orde. waardoor de Goddelijke geest
zich in het ontzagwekkend dramatisch ge
ZEER RIJKE COLLECTIE
(bij 't SPUI). TEL. 8829
dicht der wereld verwerkelijkt. Hij stelt
zich, stelt zijn tegendeel, en herstelt zich.
Deze orde vinden wij alom in de wereld;
in elke taak; de taak stelt zichzelf, kampt
om hare verwerkelijking, en overwint de
moeilijkheden; bij elke onderneming b.v.
heeft men het plan, het risico, het slagen:
alom. bij de eenvoudigste dingen, werkin
gen, ter wereld bespeurt men die orde van
driethese, antithese, synthese. De mensch
stelt zich, moet in zijn tegenstelling on
derduiken om zijn wil te doen winnen. Al
les in de wereld is werking, waarin de
scheppende geest zich verwerkelijkt.
Schijnbaar is de wereld een chaos; doch
de redelijke bezinning ziet de orde die er
aan ten grondslag is; zij ziet de wereld
orde aanwezig ais de ontvouwing van dien
Geest.
Het begrip wereld-orde komt uit de
astronomie en is daar als ruimteliike wereld
orde gedacht. Voor Copernicus beschouwde
men liet heelal als een reeks van wente
lende hemellichamen met als middelpunt
van alles: de aarde. (Denk aan Dante's
Divina Commedia".) Men verkreeg zoo
een prachtig wereld-verband, en de monnik
in zijn kleine bidcel voelde, wist zich daar
als deel van den cosmos.
En na Copernicus, nu men wist, dat niet
de aarde maar de zon het middelpunt van
het planetenstelsel was, bleef het begrip
der ruimtelijke wereldorde al evenzeer. In
den nieuwen tijd is dit begrip verstoord:
in de uitwendige wereldruimte weten wij
geen orde meer; maar is ook niet meer
dan; aanschouwingsvorm van den geest;
wij kunnen de ruimte in ons denken. Niet
in de aanschouwelijke ruimte, waarmedie
de astronomie zich bezighoudt, is de orde:
er is een inwendige orde: de orde des
geestes, de drievuldige orde, door welke
de Godheid zich in de wereld verwerke
lijkt.
De wereld-orde is redelijke wereld-orde.
Wel erkende ook het naturalisme ord&
doch slechts eert uitwendige, het oorzake
lijk verband. (De stoot doet de bal voort
rollen en zoo voorts.) Een reeks van oor
zaken bepaalt alles. Het naturalisme ziet
dat oorzakelijk verband als den sleutel op
de wereld-mysteriën. Een voorbeeld: De
kunst hangt af van ras. milieu en oogen-
blik; die drie te zamen zijn de oorzaken;
en de kunst is het gevolg. Doch wat brengt
liet kennen dezer voorwaarden ons nader
aan het wezen der kunst? Het leven is
liet gevolg van de ontmoeting van twee
cellen, doch wat 'brengt daït weten ons
nader tot het wezen van het leven Niets.
En toch bedoelde het naturalisme met het
aautoonen van het verband tusschen oor
zaak en gevolg een wereldbeschouwing te
geven. Het aantoonen van zulk een uit
wendig verband kon echter nooit tot de
waarheid voeren; de waarheid is niet
aanschouwelijk; de waarheid en dat is
hare waarde is denkbeeldig, zij moet
redelijk gedacht worden.
Trouwens dat oorzakelijk verband op
zichzelf is reeds iets gebrekkigs. Een
windstoot is b. v. oorzaak, dat een bloem
pot van een balcon valt. Een zwaarder
pot echter had bij even krachtigen wind
standgehouden; dezelfde pot bij lichter
windstoot eveneens. Waarom was de pot
niet zwaarder? De wind niet zwakker?
vraagt men. Men kan zoo steeds verder
naar oorzaken van oorzaken blijven vra
gen.
Nccqi eens aan, dat men steeds een ant
woord krijgen zou, dan nog heeft men niets
dan een opstapeling van feiten; een ver
klaring is dat zeker niet. Het oorzakelijke
verband aantoonen kan waarde hebben bij
de beoefening der wetenschappen, maar
bij het zoeken van den wereld-zin deugt
het niet. Het grondelijk besef der dingen
kan het niet geven. Het kan het ontstaan
verklaren. Maar hoe het bestaande ont
staat, is een wetenschappelijk vraagstuk,
wat het bestaande inhoudt echter,.... dat
is de groote vraag bij het speuren naar
het begrip der wereld. Die inhoud nu is
de wereld-orde. Welk absoluut begrip,
welk Goddelijk weten strekt zich door het
wereld-geheel? Welke gedachte?: de
Goddelijke geest, die zich is. zich ontzinkt,
en zich herstelt.
De oorzakelijke kennis sluit geen enkele
wijsheid, geen wereldgedachte in. Voor
haar zijn alle dingen gelijk, even mooi.
even leelijk, even goed, even kwaad, ;>'en
mogelijk; het eene komt uit het andere
voort, volgt op het andere. Daarmede ech
ter is het begrip van Rede in de wereld
ontkend. Immers in een wereld'-orde
slechts kon de ware rede zijn.En de mensch
stelde nu een andere wereld-orde; geen
reeks feiten in oorzakelijk verband, welke
feiten alle betrekkelijk evenveel of even
weinig waarde hadden, maar een zede
lijke wereld-orde. Men zei: het gaat in
de wereld om een fundamenteele tegen
stelling: die tusschen Goed en Kwaad.
Goed en Kwaad zijn als de twee polen der
wereldspil. De Godheid als wereld-grond
is de zedelijke macht; de Godheid schept
den mensch met zedelijke macht toege
rust. en stelt als zedelijk doel: het rijk
der gerechtigheid te grondvesten.
Dit begrip men vindt liet ook in het
Oude Testament is verheven, en in zijn
verhevenheid eenzijdig. Niet tot kennis,
tot wijsheid, tot verrukking is de mensch
op aarde, neen. tot gehoorzaamheid; er
is zonde en straf, deugd en zegen, boete
en vergiffenis. Ook het populaire chris
tendom erkent deze zedelijke wereld-orde
als de wereld-orde. Deze opvatting is, als
gezegd.bij hare verhevenheid eenzijdig; er
is slechts èen schema, n.l. de tegenstelling
van goed en kwaadvoor nog iets meer dan
het nastreven der gerechtigheid is er geen
plaats. Neen, dat is geen vol begrip van
de wereld-orde. Die moet meer. die moet
alles omvatten. Welnu, de Rede is het, die
alles omvat; door haar is alles wat be
staat vol zin, ook de tegenstelling; in de
Rede is de harmonie der wereld, de orde
der wereld.
Het naturalisme noemt het geestesleven
slechts voortgezette natuur, miskent het
aldus. Het ethicisme op zijn beurt mis
kent wederom de natuur. Het laatstge
noemde standpunt is hooger dan het eerst
genoemde, maar eenzijdig. De redelijke
bezinning erkent, dat al het bestaande zin
heeft; dat de idee in een drievuldige orde
in de onbewustheid der zinnen daalt om
te stijgen naar het verhevene leven van
den geest. Uit het absolute zelf-bewust-
zijn verduistert zich de Idee in de stoffe
lijke wereld, om tot hoogste bewustheid
weder op te stijgen. Het naturalisme gaf
af op het geestelijke; de zedeleer noemde
de natuur het booze. maar de redelijkheid
ziet de tegenstelling van geest en natuur,
en hunnen kamp in de wereld als een dra
ma; en dat drama, waarin de geest zich
stelt, zich ontzinkt en zich herstelt, is de
wereld-orde.
De Goddelijke geest is het bovenwezenlijk
licht; het verduistert zich in de natuur.
Zijn duisternis, reeds tot schemer groei
end in het zieleleven van dier en plant,
herstelt zich tot volle klaarheid in den
bewusten mensch. De geest, die zich stelt,
ontzinkt zich en herstelt zich. De wereld
is als een dramatisch geheel, op de orde
der drievuldigheid berust daarin al'es. De
Godheid, die in de wereld denkt, denkt in
haar volgens een Goddelijke wereld-orde.