ALGEMEEN WEEKBLAD
OPTISCHE ARTIKELEN
Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM.
bij DIRK HÜTTER, Opticien.
12 TAKSTEEG 12, AMSTERDAM.
He Jaargang
ZATERDAG 3 Februari 1917.
No. 5.
Hel Bioemendaaisch (üeehblad.
Prijs per jaar
2,60
Prijs
per nummer
35 cents.
Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie:
Advertentië'.i
10 cents per
regel
bij contract
belangrijke
korting.
Dit nummer bestaat uit vier bladzijden.
'Lezingen van dr. J. I). Bierens de Haan
te Bloemend aal.
III.
De Eiigelsche dichter Tennyson spreekt
in een zijner werken van liet ..ongelukkig,
halfblind menschenras."
Halfblind is halfziend; zoo is de mensch.
die wel de wereld-orde vermoedt, maar
nog niet het begrip ervan grijpen kan; en
de schijnbaar ordeloozc opeenstapeling
der verschijnselen -de bare, barre me
nigvuldigheid verbijstert hem alsdan.
Dit is de ongelukkige, halfblinde mensch.
Gelukkig in den lageren zin is de na
tuurlijke mensch, de geestelijk blinde, die
aan het vermoeden eener wereld-orde zelfs
niet toe is, die genoeg heeft aan wat hij
door zijn zinnen van de bonte wereld der
verschijnselen ervaart. Het geluk van zulk
eene natuurlijke tevreden menschheid werd
liet onderwerp voor vele oude en nieuwe
re dichters, onder welke laatsten Rousseau
wel een der meest bekenden is. Reeds in
het Oude Testament, in Genesis, wordt dat
onderwerp behandeld; Adam en Eva le
ven hun gelukkig, natuurlijk leven tot de
verboden appel, gegeten van den boom der
kennis, huil tevredenheid verstoort.
Wat is onze zinnelijke voorstelling vati
de wereld
Het heelal is een stofmassa, een milliar-
dair spel van stoffelijke krachten, in stee-
nen onbewustheid ons omringend. En daar
midden in dien eindeloozen nacht staan
wij, menschen, als armelijke vonken vati
bewustzijn, huiverend van den eindeloozen
nacht rondom. Stoffelijk gezien, vinden wii
om ons heen slechts opgestapelde, aan den
geest onverwante, massa's, slechts zin-le
digheid. Maar deze waarnemingsbeelden
zijn de spoken onzer eigen zinnelijke na
tuur. En wij begrijpen, dat het stoffelijk
waarnemen geen waarheid leert. Slechts
iti de redelijke bezinning zullen wij het be
grip der wereld vinden; slechts door haar
wetenwij de wereld doorstraald' door de
Idee.
Vanouds voldeden de religies. ondanks
hare vele eenzijdigheden aan een eeu
wige menschelijke behoefte: zij drukten uit
in de Oodsgedachte de waarheid eener
redelijke wereld-orde. Den religies ont
breekt echter de zuiverheid van de wijs
begeerte. De wijsgeer begrijpt, dat wat oik
stoffelijk lijkt, van denken is vervuld.
Evenals de kleine bal, dien wij in de hand
kunnen nemen, dezelfde eigenschappen
heeft, en dus in wezen hetzelfde is, als de
ontzaglijke aardbol, die ons draagt, zoo ls
het menschen-denken in wezen hetzelfde
denken als dat van liet heelal. De mensch
en het heelal weerspiegelen elkaar; mi-
crocosmos en macrocosmos, de eene weer
kaatst de andere. Zooals de mensch denkt,
zoo denkt het heelal. Zooals de mensch is.
zoo is het heelal. En hiermede is de poort
tot het mysterie geopend. Het denken ls
de centrale waarheid, het inwonend we
zen, dat zich in alles uitspreekt. In een
psalm leest men, dat de gedachte Gods
hoogcr is dan die der menschen. Betrek
kelijke waarheid is Jat echter. De spiegel
in onze hand weerkaatst het hemelgewelf:
uit ons denken wordt het werelddenken
gekend; er is maar èen denken. De oude
spreuk ..God schiep den mensch naar zijn
beeld", heeft diepen zin. Tusschen het
Goddelijk en het menschelijk denken is een
band der eenheid.
Zoo kunnen, en mogen, we ons bezinnen
op ons denken om het wereld-denken te
zien. Ons denken moet geordend zijn als
het wereld-denken. We zagen in een
voorgaande lezing als orde van het den
kende wezen: these, antithese en synthe
se; een drievoudige orde vinden wij nu
ook in de wereld terug: Eenheid. Tegen
stelling en Vereeniging. Dit zijn de drie
grondgedachten, de drie elementen der
wereld-orde.
Eenheid wil zeggen, dat de wereldgeest
zich niet kan losmaken van hare verschij
ning. Zij is de zelfgetrouwheid van de God
heid in al het bestaande. Zij is de bron.
waaruit de wereld wellen kan. (Op zi'T
zelf niet meer dan de „potentialiteit" der
wereld, gelijk de logika het noemt.)
Tegenstelling bedoelt: de Goddelijke
geest, de Goddelijke eenheid, moet zich
overstorten in de veelheid, het wezen zich
vertastbaren in de verschijnselen om tot
wereld te worden. (Hier ligt de „realiteit"
der wereld.)
Als de eenheid het eenige was, zou er
slechts Goddelijke geest en geen wereld
zijn. De Goddelijke geest moet zichzelven
verliezen in de stoffelijkheid, opdat er een
wereld zij.
Doch de loutere tegenstelling ware een
handeloosheid en daarom moet er terugvlie-
ting zijn; en elke bouw is een terugzoeken
naar de oorspronkelijke eenheid; de groei
ende plant, het dier, de mensch, alles
zoekt, zich ontwikkelend, naar de een
heid, het ideaal, waaruit het zijn oorsprong
nam; heeft als 't ware weer voor oogen
de vereeniging daarmede, (de „idealiteit").
Spreker vernam wel van liedendie uit
eenzettingen als deze te hooge muziek"
vonden; die zich niet verliezen wilden in
de blauwe nevelen van het onexacte. Deze
uitlatingen berusten nog te zeer op de I9e
eeuwsche natuurwetenschappelijkheid, die
niet hooger dan de waarneming klom. Het
dénken echter klimt hooger dan deze. Het
is de bergtop, vanwaar de wereld in zijn
wezen is te zien. Die Jwoge muziek" is
niet te hoog voor het evenbeeld Gods, dat
de mensch is; zii is het hervinden van ziin
eigen geestelijke harmonie.
Eenheid.
Al het bestaande is èen met den wereld-
grond. De wijsbegeerte noemt dit de een
heid van object en subject. Er is eenheid
tusschen het denken en het overdachte.
Wanneer het denken b. v. over een lijn
denkt- maakt het die lijn tot wiskunde, tot
gejachte; het denken herkent zichzelf in
cie lijn. Zoö ook; als het denken over de
wereld denkt, bevestigt het niet de stoffe
lijkheid dier wereld, doch begrijpt het hare
wet, haar regel, haar gedachte.
Zoo is het ook in het wereldgeheei. Als
denken de grond der wereld is. dan is de
wereld een wereld, die gedacht wordt;
maar dan is die uitwendige wereld ook
de verwante, de zuster van den Goddelij-
ken geest èen met het denken dat haar
deukt. Deze onverbrekelijke eenheid van
idee en wereld is de gedachte der
monistische wereldbeschouwing. Zij staat
tegenover de dualistische, waarbij men in
de wereld twee met elkaar kampende te
gengestelde machten aanneemt, goed en
kwaad, vleesch en geest, enzoovoorts, een
principiëele tegenstelling. Hier wordt twee
heid in plaats van eenheid als het wezen
der wereld gezien. Zoo in de Perzische
godsdienst,ook vaak in het Christendom. Dc
door levenservaringen ontstelde zegt, er is
God en Satan. Doch de Grieksche mytho
logie reeds zei, er hangt een keten van
Zeus naar de aarde at, en langs die keten
voltrekt zich alles. Ziehier de eenheid van
God en wereld, de as, waarom het wereld
zijn wentelt; ziehier de band. de identiteit
van alle dingen. De eerste waarheid van
het wereldbestaan. Franciscus van Assisi
begroet in zijn Zonnezang de zon als zijn
broeder, de maan als zijn zuster: hij ge
voelt zich met zon en maan in wezen èen.
Hier is de identiteit tusschen de deelen der
wereld onderling, gelijk tusschen werkelijk
heid en idee. Die Identiteit is de eerste
gedachte in het wereldverband.
Sommigen zeggen: de eenheid is de ee-
tiigheid. zoo zeiden ook de Eleatische wijs-
geeren in Griekenland. De veelheid is schiin,
de eenheid is het wezen, het eenige. En
ook de Indische philosophic noemde het
Goddelijke het eenige; het andere, de wer
kelijkheid was een Maya. d. i. een sluier, r
schijn. Voor ons echter is die Eenheid wei
eerste, maar niet volle waarheid van de
wereld.
Wat wij ervaren in de werkelijkheid
is niet de Eenheid, doch juist de veel
heid, de verscheidenheid. De Eenheid is
het verborgene, de verborgen waarheid,
doch die verborgen waarheid is alles niet,
ZEER RIJKE COLLECTIE
(bij 't SPUI). TEL, 8829
Er is sluier, er is schijn. Welnu, wat ls
deze dan Wie de wereld-orde zien wil,
aanvaarde dan ook de tweede waarheid.
De Tegenstelling.
Wereld is er eerst, doordat de Godde
lijke geest zichzelven tegenstelt; doordat de
oneindigheid zich heeft overgestort in de
eindigheid, de eeuwigheid in den tijd, het
inwendige in het uitwendige.
De wereld-tragiek juist is, dat deze veel
heid, deze tegenstelling, openlijk is; als de
Goddelijke geest in de wereld tot aanzijn
komt, is hij de Goddelijke geest niet meer.
Het verontrustte den mensch. die zag dat
de Eenheid zijn wezen was. en dat hij
nochtans leven moest in die tegenstelling,
in de oude godsdiensten vindt men dan ook
veel de leer van de Godheid, die zich in de
wereld overstorten moest, en daar leven
en lijden. Gods Zoon, die zich stort in lijden
en dooddeze gedachte is vol van een
diepen zin. De Tegenstelling is de tweede
hoofdgedachte der wereld-orde.
Die tegenstelling spreidt zich uit in de
wereld. Zoo goed als alles aan alles
verwant is. zoo is ook alles aan
elkander tegengesteld. Elk wezen is
zichzelf bepaald door zijn tegenstel
ling met het andere. De man is man
door zijn tegenstelling met de vrouw; de
eik is eik door zijn tegenstelling met de
linde en andere boomen; alles kan slechts
zijn wat het is. en zijn taak vervullen door
onderscheiden en tegengesteld van al het
andere te blijven. En elk moet zich aan
zijn tegenstelling onderwerpen; aan de
tegenstelling, die, evenzeer als zij is
tusschen Godheid en wereld, ook bestaat
tusschen al wat leeft. De tegenstelling is
de methode der werkelijkheid. Voor velen
is zij, ervaarbaar als zij is, de hoofdzaak,
liet eenige. Voor velen is de verscheurd
heid het eigenlijke leven. Voor hen, die
bij de ervaring der zinnen leven; voor hen,
die zich bevinden in de antithese, is dat
zoo. De boetprediker, die de boosheid der
wereld geeselt, Schopenhauer, wien de we
reld een monsterachtige ongerijmdheid is
Calvijn, die den zondeval den grond der
wereld noemt, zij oordeeien allen naar
de tegenstelling, naar de ervaarbaarheid.
Maar neen, zoo ware de wereld zonder
redelijken grond, een woeste chaos.
Zie, in de stad beneden woelt en joelt en
sjachert en vecht het volk. doch daar
bovenuit rijst op haar Akropoiis de verheven
Tempel, het beeld der eenheid van God en
wereld. De tegenstelling is slechts de me
thode der werkelijkheid, doch de eenheid
is de grond.
In die eenheid heeft al het bestaande
zijn wortel; zij is de bron, waaruit al het
bestaande welt; zij is de schoot der God
heid. De eenheid stort zich in de tegenstel
ling over, opdat de wereld mogelijk zij.
Wij komen nu tot de derde waarheid
der drievoudige orde:
De Vereeniging.
Deze is de idealiteit, het nooit bereikte,
steeds voor oogen lichtende ideaal. Het
ideaal in de geheele wereld is de strekking
naar de Godheid, waardoor alles zijn roe
ping vervult en zin heeft. De twee eerste
grondbeginselen. Eenheid en Tegenstelling,
zich verbindend' in het derde, de Vereeni
ging, maken de wereld mogelijk.
In de schijnbare chaos, in de menigvul
digheid der wereld is het te doen om.. het
oneindige. Daarvan de afspiegeling te zijn,
is het ideaal; aldus is de wereld niet meer
stoffelijkheid, doch strekking, richting naar
de Idee. Dit is de groote wereldzin, de
èene strekking. Dit opstreven naar het
ideaal heet in de wijsbegeerte Ontwikke
ling.
Al het bestaande leeft in het begrip der
Ontwikkeling. Darwin en andere natuur
onderzoekers gebruikten dat begrip, maar
zij vatten niet den geestelijken zin ervan.
Alles is ontwikkeling, het jagen, het oprei
ken naar een hooger bestaansvorm; zij is
het zichtbare geheim der dingen.
Het begrip Ontwikkeling is ontleend aan
'de natuurwereld; ook bij mineraal, plant,
dier is opklimming, groei. Ook in de ge
schiedenis der kunst vindt men die
opklimming. Het begrip Ontwikkeling
houdt niet in: een wereld in stagen
vooruitgang, doch: in elk wezen woont
een strekking om zijn, nooit bereik
te, idee te verwezenlijken, om in zijn
soort volkomen te zijn. De Ontwikkeling
is; in de wereld inwonende tendentie om in
zich de Idee af te spiegelen, om boven
alle tegenstellingen uit de eenheidl uit te
drukken; zij is het streven om aan de wer
kelijkheid de Idee op te leggen. Vereeni
ging is aldus het slotwoord der wereld
orde.
Nergens is de Vereeniging zoo subliem
zichtbaar ais in het menschelijk geestes
leven. Zooals de menschelijkheid drie
trappen heeft: natuur, cultuur, geestelijk
heid, zoo vindt de Goddelijke geest in het
menschelijk leven aldoor hoogere vormen
van vereeniging. Het ideaal in de Griek
sche mystiek is gelijk te zijn aan de Go-'
den; de hooge taak is de vereeniging van
liet menschelijke met het Goddelijke. In
liet Goddelijke wordt de vereeniging met
de eenheid bereikt.
Het gaat in de wereld om de vereeniging
van Idee en werkelijkheid, om de alge-
meene identiteit. Die algemeene identiteit
straalt ook uit in de wereldalle tegenstel
lingen zijn aangewezen op elkaar om te
zamen dat resultaat voort te brengen. Zoo
zijn b. v. de tegengestelde Germaansche
en Romaansche culturen bestemd om te
zamen de wereldcultuur te vormen, enzoo
voorts. Alle tegenstellingen neigen naar
elkander toe ter vereeniging. Ziedaar de
wereld-orde.
Men zocht in de blinde massa der zon
nestelsels vruchteloos naar de wereld-orde:
doch die wereld-orde bleek ran geestelij
ken aard, zij bleek gedachte in haar sch°o-
ne enkelvoudigheid.
Niet in zinnelijke ervaarbaarheid, niet
aan den voèt van den berg ziet men de
orde der wereld. Daar is het uitzicht nog
belemmerd; doch de top inoet heklommen
worden, en men zai van daaruit de wereld
zien liggen in hare planmatigheid, in haar
orde.
Halfblind is halfziend. Maar aldus ziend,
ver ziend, is alziend. Alziend is niet alles-
ziend, maar al-ziend. Wie het Al ziet, ziet
de wereld-orde.
In de Noorsche mythologie is het Gerda
veroorloofd, den troon van Odin te bestij
gen. Het is den mensch geoorloofd, den
troon der Godheid te beklimmen. Het den
ken is de troon der Godheid, liet denken
te denken voert tot de kennis der wereld
orde. Die is: de Idee. die zichzelf ontvouwt.
En we zien aldus de verborgen harmonie
aller dingen.
INGEZONDEN.
(Zonder verantwoordelijkheid der Redactie, i
Mijnheer de redacteur.
Voor de toezending van uwe critiek op
mijn artikel in het jongste nummer van het
„Tijdschrift voor Wijsbegeerte" zeg ik u
dank. Ik zie daarin het bewijs- dat u mij
in de gelegenheid wil stellen, naar aan
leiding daarvan, het een en ander in het
midden te brengen. Vergis ik mij niet.
dan dank ik u ook hiervoor en maak ik
dan gaarne van deze gelegenheid gebruik,
om mijn standpunt tegenover prof. Bol
land nader toe te lichten:
Uwe opmerking, dat het „mode" schijnt te