A. H. VAH DER STEUR Ir. Eiselit erlif (nutinirliik) Emser-Zout Heeren- en Dameskleedermakerij GELEGENHEIDSCOSTUMES. AGENDA. HAARLEM. Bureau van Consultatie tot verleenen van reohts- bijatana aan onvermogenden. lederen Vrij dag houdt het bureau des namiddags ten hall' twee zitting in het gerechtsgebouw aan de Jansstraat. Koloniaal Instituut afd. Handelsmuseum) (Paviljoen). Dagelijks geupend van 104 uur Museum van Kunstnijverheid. (Paviljoen.) Dagelijks geopend van 104 uur. H« m ee n te I ij k Museum. Dagelijks geopend van 10—3 uur in dc maanden Nov.Febr., 104 in Maart—Mei. Sept. en Oct., 105 uur in JuniAug. Entrée I' 0.25 p. p. Ie Woensdag van de maand vrij. Zoudags van 10—3 vrij. s tad s-R i b I i o t h ee k. (Prinsenhof.) Dagelijks ge opend (hehalve Zondags) van 104 uur. Teyler's Stichting. (Spaarne.) Dagel. geopend uitgrz. 's Zaterdags, 's Zoudags en op fe< st- dagen. van 11—4 uur van 1 Mei—30 Sept., van 18 uur van 1 Oct.30 April, en voorts den eersten Zondag van elke maand 's nam. van 14 uur. De bibliotheek alle werkdagen van 14 ure. •Bisschoppelijk Museum. (Jausstraat 79.) Ge opend behalve Zondags en R.-K. feestdagen van 105 ure. Toegang 25 cents. Nchnuwhurg Jansweg. Zondag 4 Febr. 8uur: Tropen Adel. Maandag 5 Febr. 8 nor: Kelly. Dinslag 6 Febr 8 uur: Adrienne Lecouvreur. Donderdag 8 Febr. 7| uur: Drie Koningen avond. 4ERK-AGENDA Zondag 4 Februari. Haarlem Vereen, van Vrijz. Herv. (geb. Prot. bond), 10 u.. Ds. Wanting. Eglise WalTonne, Pas de Service. Rem. Ger. Gem. geen dienst. Eiang. Luth. Gem. 10 u., Ds. De Meijere. Vereen. Doopsgez. Gem., 10 u„ Ds. Plantenga. Beverwijk: Doopsgez. Gem., 10 u., Ds. v.Calcar. Ev. Luth. Gem. 10 u., Ds. v. Kleeff. BloemendaalNed. Herv. Gem., 10 u., Ds. v. Leeuwen; av. 6J u., de heer Koopman. Gereform. Gem. 10 u., Dr. De Moor, van Amsterdam; av.ój u.„ Dr. De Moor. Heemstede: Ned. Herv. Gein., 10 u., Ds. H. T. Oberman. Houtrijk en Polanen. Ned. Herv. Gem. 10 u.. Ds. B. Baljon. Santpoort: Ned. Herv. Gem. av. 6J u. Ds. v. d. Bergh v. Eysinga. SoaarndamNed. Herv. Gem., 10 u., Ds. S. A. Baljon. limuiden: Ned. Herv. Gem., 10 u„ Ds. LeRoy, van Sloterdijk; av. 5 u„ Ds. Creutzberg. Doops-gvz. Gem. en Ned. Prot. Bond, 10| u.. Ds. Luikinga. Zand voort: Ned. Herv. Gem.. 10 u. Ds. Posthu mus Meijjes. worden, dat leerlingen van prof. Bolland Item aanvallen of afvallen, zal ik n et au sérieux nemen, daar u toch wol zal weten, dat mijn artikel niet het gevolg is van een gril die. wanneer hij ingang vindt, ge vaarlijk zou kunnen worden, eer Hegel's en Bolland's grondgedachten tot gemeen goed zijn geworden. Het is juist bedoeld als een kritiek op diè grondgedachten, die. wanneer zij eenmaal gemeengoed zijn ge worden. gevaar zouden kunnen opleveren. Van een afval kan hierbij geen sprake zijn. daar de goede grondslagen eeuwig zijn en voort zullen blijven leven. Ik betreur het. dat u mijn geval gekop peld heeft aan dat van den heer K. J. Pen. daar, zooals u zelf schrijft, dit laatste ge heel wat anders is. Het is verre van mij. b. v. te beweren, dat Bolland slechts een moment zal zijn in de wijsbegeerte, wat een onjuistheid is. die voortspruit uit d'c neiging om het concrete met het abstracte te willen gelijkstellen. Tegen uwe bewering, dat ik Bolland te veel aan zijn woord heb gehouden, dat ik niet laat gelden, dat Bolland een mensch is met een beperkt uitdrukkingsvermogen, moet ik in verzet komen, ik heb B. niet beschouwd als aestketicus, maar als phi- iosoof en dat in een tijdschrift voor ern stige beoefenaars der wijsbegeerte. De uitdrukking, die ik bezigde: -hij is tot aan den schedel toe bevangen in zoogenaamde theosofie", komt bij u verbonden voor met: -hij is ook zoo groot niet als velen wel denken." Dit kan deti indruk wekken, alsof deze bewering van mij is, wat niet liet geval is. De eerste uitdrukking bezig de ik in verband met B's standpunt ten opzichte der natuur-wetenschap. terwijl ik heb trachten aan te toonen. dat dit stand punt niet rechtvaardig is. De woorden: -betrekkelijke onwijsheid, kinderlijkheid en onnoozelheid". die Bolland toepast op de natuurgeleerden. zijn niet te beschouwen als leege phrasen. die het gevolg zijn van een beperkt uitdrukkingsvermogen, maar van een duidelijk uitgesproken en telkens terugkeerende grondgedachte, die de dwa ling bestrijdt, welke hulpvoorstellingen ais geloofsartikelen wil uitgeven. Waar B. zich nu schuldig maakt aan dezelfde fout. slaan die woorden op hem zelf terug, al erken ik, dat het -aardiger" zou geweest zijn. als ik gezegd had, -dat hij niet ge heel vrij is gebleven van zoogenaamde the osofie." Ik heb Bolland dus niet te veel aan zijn woord gehouden, echter wel aan zijn grondgedachte. Bolland schreef eens in zijn -üeest der Wijsheid", spreuk N". 178: -De nieuwe „Hegelarij" der Hollandsche rede is -ge zuiverde" Hegelarij. met de middelen van latere dagen uitgewerkt; wie ten onzent Hegel noemt zonder meer, zwijgt voor het onrijpere het rijpere dood en weet allicht, wien hij niet roemen wil." Welnu, zonder voorbijgezien te hebben, dat Nederland veel aan Bolland verschul digd is. dat Bolland door zijn zuiver lo gisch denken gewezen heeft op het gevaat der grensforceering, heb ik getracht op deze goede basis verder voort te bouwen met achterlating van datgene, wat voor ver deren bouw ongeschikt is. Ik denk er niet aan het onrijpere voor het rijpere dood te zwijgen en ik weet heel goed wien ik roemen moet. Daarom heb ik ook den Ita liaan Croce genoemd engeroemd, die reeds in 1906 het -d'oode" in Hegel's philoso phic helder aan het licht heeft gest:h Dit doode wordt echter bij Bolland nog als levend beschouwd. Bollands goede en werkelijk levende grondgedachten kunnen toch niet beter tot gemeengoed worden, dan door er op te wijzen, dat men er zich voor moet hoeden, dit doode als het Ie vende te aanvaarden. Dit was de strek king van mijn artikel en als zoodanig is het ook door de redactie van het -Tijd schrift voor Wijsbegeerte" opgevat. Ik wil u uitdrukkelijk verzekeren, dat het mijn bedoeling niet is, Bolland te klei neeren. Ik heb naar mijn beste overtuiging- een rechtvaardigen aanval gedaan op c'e dwaling, die meent, dat -het eerst beter zal worden, wanneer de natuurkundige het natuurbegrip heeft leeren ontwikkelen in liet licht van de ware denk- of redeleer' Deze meening is het doode in Bollands wijsbegeerte en is juist datgene, waarop Croce met zooveel nadruk heeft gewezen.' Het gevaar, dat van den kant van Bolland dreigt is, dat hij verlangt, dat de natuur kundigen philosofen zuilen worden. Het kan zeker goed zijn, indien de natuurkun dige weet, wat hij zegt, en zich bewust is van den aard der hulpvoorstellingen, zoo als aether, atoom. enz., maar zoo is hii dan geen natuurkundige meer, maar philo- soof. Als wis- of natuurkundige moet men voortgaan met het vormen van hulpvoor- stellingen. wat door Bolland beaamd wordt; verkeerd is het echter te mee- nen. dat er verbetering zal komen door de beoefening van Bollands natuurleer. Niet alleen Delft, maar ook de natuur wetenschappelijke wereld, is in dit opzicht dus bedacht op onvolledigheid van het wijs- geerige Leiden, waar is, dat dit Leiden een deel der volledigheid blijft en waar is ook. dat Delft! en de natuurkundige faculteit eveneens een deel der volledigheid verte genwoordigen. In mijn artikel heb ik dit aangetoond, door te wijzen, op de autonome practische werkzaamheid van den geest. Het zuiver begrip, of de theoretische vorm des geestes mag derhalve geen invasie doen op een gebied, waar het niet thuis hoort. Als men in mijn artikel een strijd wi! zien tusschen Delft en Leiden, tusscheu practijk en theorie, dan eischt de Gerech tigheid. dat er een Wilson gevonden wordt, die er op wijzen moet. dat vrede slechts mogelijk is zonder overwinning. Mijn artikel was echter geen strijdkreet: ik heb gewezen op de harmonie, die be staan moet tusschen de verschillende au tonome vormen van den geest. Laten dus Delft en Leiden beide hun autonomie be houden. Delft heeft zich echter nooit aan gematigd een oordeel te vellen over Lei den, wat van Leiden niet kan gezegd worden. Delft komt slechts voor zijn recht op en wil autonomie van liet nuttig heidsbeginsel en geen degradatie door het panlogisme. Het logische denken, dat de practische werkzaamheid van het oecono- mische en nuttige denken voorbereidt, is in Delft eveneens aanwezig en laat aan den Meester des Begrips zijn terrein, om lo gisch te denken over dit logische denken. De ingenieur en de natuurkundige behoeven geen begrip te hebben van het begrip; als dit begrip (logisch denken) slechts aanwe zig is ter voorbereiding van het nuttige, dan heeft men als ingenieur en natuur kundige reeds genoeg. Als mensch zou men nog de wijsbegeerte kunnen begeeren. Evenmin behoeven zij een begrip te heb ben van wat hun practische geest e'gen- lijk is; indien deze slechts werkelijk prac- tisch is, dan is dit voldoende. De ingenieur of natuurkundige, die als wijsgeer goed is. is bij gebrek aan practischen zin als zoodanig onbruikbaar. Waar dus de dwa ling nog blijft bestaan dezen practischen zin te willen verbeteren, met de beoefe ning der foutieve ontwikkeling der na- tuurkategorieën en men van hem verlangt, dat hij zich zal begeven op een plaats, waar hij niet thuis hoort, daar moet in naam der Gerechtigheid opgekomen wor den tegen deze soort van onvrijwillige deportatie. Ten slotte nog dit; Dat de tijd nog niet gekomen is. waarin Hegels en Bollands grondgedachten gemeengoed zijn gewor den. wil ik aannemen. Doch dit is geen beletsel voor mij, om het resultaat eencr ernstige studie openbaar te maken, te meer daar ik niet wil belmoren tot de groep van zeloten, die op alles ja en amen zeg gen. Bollands ware grondgedachten ko men juist door het bekend worden der dwalingen beter tot haar recht. Als Bol- Iandiaan weet men heel goed. dat de dwa ling niet te scheiden is van het ware. Ik heh het resultaat mijner overdenkingen niet als iets particuliers voor mij zeiven willen houden en uit een soort van piëteit liet algemeene ondergeschikt willen ma ken aan een zaak van eigene aangelegen heid. Er is geen Paus der Wijsbegeerte, die mij dat verbiedt. U dankend voor de verleende plaats ruimte. Hoogachtend, Delft, 30 Jan. 1917 H. L. Vernho u Antwoord van den hoofdredacteur. Na het bovenstaande stuk van den heer Vernhout gelezen te hebben .verwondert het mij nog meer dan te voren dat de redactie van het.Tijdschrift voor Wijsbegeerte" zijn stuk; ..Natuurleven en Zuivere Rede" heeft opgenomen. Het is zooals Pen indertijd in zijn verweer tegen dr. Faddegon stelde; de redactie moet eene keuze doen uit de ver schillende inzendingen en eene inzending plaatsing waardig keurende, kiest zij al thans in zoover partij voor den schrijver- dat niet alleen zijn geschrift voor wijsgee rig wordt gehouden, maar bovendien dat het mèt betrekking tot het gekozen onder werp van zoodanig gehalte is. dat het iets nieuws brengt, dat het verheid nend werkt, m één woord dat Int toongevend is. En nu meen ik uat men geen Teil behoeft te zijn om aan 'siieeren Verni ju-.'s artikel te kunnen betoogen. dat de se.irij) ei van He gei's wijsheid of wetensci.m ergo ook van die van Bolland niet veel beginnen heeft (dit ergo zou volgens Pen niet opgaan, maar hij zelf heeft vroeger voor Hegel's wetenschap ook de benaming wijsheid ge bezigd) en dat zijn artikel voor de Hegei- en Bolland-studie in ons land van geene be- tcekenis is, maar, en dit is ernstig onder de oogen te zien. voor het miste begrip om trent doel en beteekenis der wijsbegeerte in het algemeen en die van Hegel in liet bizonder, de deur sluit. Bovenstaand stuk geeft op zichzelf aan leiding tot de volgende opmerkingen. Ai. 3. De heer Pen ,dicn ik zeer hoog stel, en die m. i. het -ers; in aanmerking komt om te zijner tijd Bolland als hoog leeraar op te volgen, heeft niet beweerd, dat Bolland slechts een moment in de wijs begeerte zou zijn (hetgeen, met weglating vap liet verkleinend woordje slechts, is de hoogste onderscheiding aan iemand toeken nen). maar juist op geringschattende wij ze te kennen gegeven dat zulks (een mo ment zijn in de wetenschap der wijsbegeer te. zooals Boerhave een moment is in de medische wetenschap, enz.), met Schelling wel liet geval was, maar met Bolland niet. Lees ik liet slot van de derde alinea goed. dan volgt uit de vergelijking van de tegen stelling: a. Bolland; b. slechts-een-moment- in-de-wijsbegeerte met de 2e tegenstelling a. het concrete- b. het abstracte, dat de heer Vernhout de wijsbegeerte weder wil terug dringen naar het terrein van liet abstracte, waarop zij in Europa vóór de renaissance bezig was een onnatuurliiken dood te ster ven. in de 7e alinea komt opnieuw aan het licht in welk misverstand de heer Vern hout omtrent de wijsbegeerte verkeert. Alle ioiigens en meisjes van de H. B. S. mogen hier wel spreken van een reuzen-misver- stand. want het is het populaire misver stand. waaraan in een wijsgeerig artikel en zeker in het „Tijdschrift voor Wijsbegeerte" plaats niet had mogen worden ingeruimd. Dit misverstand is: als zou wijsbegeerte zijn abstracte wetenschap of wetenschap van of omtrent het abstracte, terwijl zij juist is de eenige wetenschap van of omtrent liet concrete. Wie hieromtrent voor zichzclven zekerheid nog niet bezit,studeere nog in Kant. Fichte- Schelling, maar is aan Hegel nog niet toe. is. wat hier niet behoeft te worden uitgewerkt, dit zoo, dan geldt niet alleen, dat begripsverhcldering den natuur kundige is bij te brengen 'door de wijsbe geerte, maar dan geldt dit ten aanzien van elk ambachtsman of werkman. Het beoefe nen der wijsbegeerte is niet anders dan zuiver doordenken en hoe zou dit anders kunnen beoefend: wo-rden dan door beoefe ning der zuivere redeleer. Of professor Bolland er in geslaagd is in zijn natuurleer ais proeve van toegepaste redeleer den na tuurkundige in te wijden in die natuurfiloso fie, begripsverhcldering bij te brengen, is eene vraag die wel door den heer Vern hout zender aanhaling van eenige bewijs plaats uit die natuurleer beweerd, maar daarmede nog niet bewezen wordt. Trou wens volgens den heer Vernhout gaat het niet om Bolland's uitwerking zijner grond gedachte. maar om die grondgedachte zelve. In de 8e alinea wordt een dusdanige scheiding tusschen praktijk en theorie ge maakt. dat een gewoon mensch, die na denkt. en een wijsgeer is zulk een gewoon mensch, eenvoudig de handen van verba zing ineenslaat. Wel zeker, waarom zou de kruidenier of de turfdrager nadenken over den groei der erwten of het steken van de turf, hij kóopt of versjouwt zijn waar voor geld, van dat geld eet en drinkt of op dat geld slaapt hij, met het besef nuttig te zijn geweest, in. Hem behoeft door zijn vader of door zijn voorman niets te worden bijgebracht dan kennis van de lig ging van erwten en boonen in dien win kel. van het gebruik van gewichten en weegschaal en van het invullen van boekjes voor de klanten en des turfdragers auto nome praktische geest heeft genoeg ge daan als hij heeft leeren beseffen dat 50 turven in èen mand gaan, dat hij zijn Zon- dagsche pak niet behoeft aan te trekken bij z'n werk, en dat een mensch z'n voeten moet optillen zoowel wanneer hij loopt op wal of schip, als 'wanneer hij afdaalt of opklimt langs een trapje. Zullen wij den kruidenier en den turfdrager lastig vallen met ontwikkeling van hun kruideniers- en uiridrngersbegrip in het licht van zuivere rede? Neen, waartoe? Zij komen op voor de autonomie van liet nuttigheidsbeginsel, leve het nut, zij vragen zelfs niet naar liet nut van het nut. (want dat zou een rede lijke vraag zijn), zij zijn volkomen prakti sche mensehen. Maar volkomen praktische nicnschen zijn in zoover geen menschen. want zij zijn in zoover zonder rede, zij zijn werktuigen van de rede van een ander. Die andre is de koopman die zijn balen grutterijen in den handel brengt zoodanig dat de kruidenier geprikkeld wordt juist die te koopen ,ten verkoop, die ander is de brandstoffenhandelaar die met rede be paaldelijk op die plaats en op dien tijd turf w il hebben geladen en gelost, en de koop man is voor zoover hij niet zelf met rede handelt, het willoos en onbewust werktuig van den econoom en de econoom aldus van den politicus, en de politicus aldus van den theoloog en de theoloog aldus van den wijsgeeren zoo gaat het in de samen leving om en om. En kom mij nu niet aan met stellingen omtrent eene praktische rede als werkwijze of werking van den praktischen geest, want de praktijk is wil len, en de rede is denken en een willend denken of denkend willen van den turf drager is dadelijk nadat het vluchtig zijne geestelijke verschijning heeft gemerkt, overgegaan óf in een gedachteloos doen bil gewoonte, dat gelijk staat met het herkau wen van de dieren in de wei (en bij de zoogenaamde hoogere en edeler ambach ten en vakken geschiedt hetzelfde: de am bachtsman, de beroepsman met den prak tischen aanleg en anders niet. wordt allengs een gewoonte-mensch met invallende ge dachten. d..\v. z. een dierlijk en plantaardig mensch, met toevallige licht-glansjes door schenen. hij wordt niet een mensch in den w aren zin des woordis). óf in een verstan dig doen ,dat. zij het ook op de wijze der versplintering, eenig deel heeft aan de rede; maar elk verstandig doen, elk doen dat doen is met gedachte, is ontevreden met zich zelf, wil hooger op. het doet den turfdrager verlangen te worden zelf koop man. den koopman te worden zelf verve- uer, den vervener te worden zelf econoom, den econoom te worden zelf politicus, den politicus te worden theoloog, den theo loog te worden zelf wijsgeer, den wijsgeer te worden zuiver-redelijk, dat wil zeggen èen met God. èen met de Al-Rede. met de almacht der Rede, met de redelijkheid der Almacht, die alomtegenwoordig, alles om vademend, alles inziende, alles begrijpend- alles belevende is. Ja. er bestaan graden van de redelijkheid en de laagste graad is die van het dageiijksche verstand dat de waarneming, de ervaring, het geheugen heeft tot instrument, maar d&t zoodra het zicli paart aan combinatie-vermogen, zich opheft in die sfeer vol bewegelijkheid, licht eri vrijheid, waarvan de opperste rede de zou is. die licht van kennis en warmte van liefd'e geeft. Uw zeggen, iieer Vernhout. dat de nut- 1 tige mensch de zuivere rede kan ontberen en toch mensch zijn, is onzin zeggen en wordt trouwens door u zeiven weersproken in de woorden: als mensch zou men nog de wijsbegeerte (lees: wijsheid, of weten schap van het al) kunnen begeeren. Nog? Neen, vóór men de ware wetenschap be geert is men instrument van de rede van anderen, is men voor zich nog geen mensch. Zoo zoudt gij dan evenals zoovele H. B. S. leeraren van uwe leerlingen nog geen menschen willen maken? Dit schijnt zoo. of beter gezegd: het is helaas zoo. In de verouderde roomsche, middeneeuwche- 60 ot. per vierkante glazen flacon. Barleljorisstraat 22. Teleph. 303. Heeft voorradig een rijke sorteering Zwarte Stoffen voor

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1917 | | pagina 2