Het Geheim van den Canadees
Een interessant Jongensboek.
Eikelenboom Timmer - Bloemendaal
x
x
ning, waar 's zomers nog al stadsmenschen
kwamen.
Nadat ze zich allen hadden verkwikt, werd
de tocht aanvaard naar het strand.
Voor de grooten werd eerst van zand een
zit-hoogte gegraven en toen begon de wedstrijd,
welke groep de flinkste heuvel kon maken.
Jan, Kees en Piet hoorden bij elkaar. Dolf
en Gerard vormden de andere partij.
Jan zei„We moeten de heuvel glooiend
maken naar den zeekant, anders brokkelt hij
te gauw af en dan moet Kees aan het strand
takken en oud mandewerk zoeken om het zand
vast te houden".
Dat was verstandig.
Gerard en Dolf maakten hun heuvel van vo
ren steil en dachten er niet aan om den voor
kant te beveiligen tegen den golfslag.
Vol ijver werkten de jongens door.
Dolf en Gerard konden 't niet houden tegen
de drie anderen, want al waren Piet en Kees
de kleinsten, ze deden dapper hun best. Toen
ze al een aardig bergje hadden opgeworpen,
ging Kees er op uit om te zoeken.
Hij keerde na een heelen poos terug met
allerlei takken en latjes en stokken, een paar
stukken oud netwerk en manden zonder bodem.
„Prachtig", zei Jan.
Van de takken werd een soort vlechtwerk
gemaakt oih het zand tegen te houden. De
stukken net werden met stokjes vastgestoken.
En toen ging het weer zoo vlug mogelijk
verder om den berg op te hoogen. Beide heu
vels waren wel een meter hoog, maar die van
Jan, Kees en Piet was de grootste en best-
gebouwde.
Langzamerhand kwam de vloed. De ouders
zaten veilig op het hooge en droge strand.
Toen kwam de eerste golf aan den voet der
heuvels. De jongens stonden er boven op. De
golf liep weer terug en de jongens sprongen
er af om nieuw zand te gooien vóór de heu
veltjes.
Een poosje bleven de golven terug, totdat
Dolf riep„Daar komt een groote" en ja hoor!
een breede golf water kwam aangerold en brak
nog juist vóór de heuveltjes, maar 't water
rolde door tot achter de hoogten. Dat was fijn.
Toen de gólf terugliep, was alles rondom
nat en 't water bleef tot dicht bij de heuveltjes
staan. Nieuw zand werd voor de bergjes ge
worpen. Die van Jan had nog niets geleden.
Mand en netten en stokken hadden al 't zand
vastgehouden.
(Wordt vervolgd).
OPLOSSINGEN
van de raadsels uit ons bijblad van 30 Aug.
A 1 Hendrik Frederika
2 Broek —boek
3 Petroleum
B 1 Roozendaal, Breda, Eindhoven.
2 Schoen—zool Schoenzool
3 Veendam
Goede oplossingen gaven
Wim Scheltema.
Richard Doorn.
W. Schoorl.
Dik Duursma.
Zusjes Offenberg.
VERDEK EEN UITGEBREIDE COLLECTIE
TEEKEN- EN SCHRIJFBEHOEFTEN
Voorradig bij:
Eva Benders.
A. J. Willemse.
Ali Doorn.
Het boek is door loting toegekend aan W.
SCHOORL, die het kan komen afhalen aan ons
bureau De Genestetweg 23.
Voor de volgende maal wordt uitgeloofd
„KINDERVREUGD EN KINDERLEED".
RAADSELS.
Voor de jongeren
A.
1.
Met een m vlug en klein,
met een b soms grof, soms fijn,
met een h van hout en steen,
na schooltijd loop je er gauw heen.
2. Hoe kan 20—88 twee-en twintig zijn en
11-p 11 twee honderd en twee?
3. Je kunt 's winters, als er sneeuw ligt, in
me rijden. Een letter er voor en ik geef later
brood. Nog een letter er voor en ik ben maar
twee, dan een letter er achter en ik ben een
mooi dier.
■v
B. Voor de grooteren
Raadsels uit Noord-Holland.
1. Ik wist negen plaatsen in Noord-Holland,
die eindigden op „dam". Op de kaart vond ik
de tiende. Wie kan er mij ook ben (of meer)
noemen
2. Mijn buurman heeft twee jongens en als
ze naar school gaan, nemen ze een heel Noord-
Hollandsch dorp mee. Hoe kan dat?
3.
X
X
X
X X X X X X X
X
Op de kruisjes-lijnen staat de naam van een
plaats in Noord-Holland. Het bovenste kruisje
is de helft van een riviernaam uit Brabant.
Op de tweede regel staat een getal.
Op de derde iets dat warm is in den winter.
Op de vierde de gevraagde plaatsnaam.
Op de vijfde iets dat heel hard is.
Op de zesde iets, waarvan er soms wel tien
duizend en meer bij elkaar staan.
Het onderste kruisje is de helft van de mast
van een schip.
ALGEHEENE RAADSELS
EN GRAPPEN.
Wie van jullie kan bewijzen dat een kat drie
staarten heeft
Niemand, wed ik. Goed, dan zal ik het jullie
eens voorrekenen. Opgelet. Geen kat heeft
twee staarten. Dat klopt toch, niet waar?
En nu verder:
En één kat dat zullen jullie met mij eens
zijn heeft een staart meer dan geen kat.
En daar geen kat twee staarten heeft, heeft
een kat er dus drie.
Dat is nogal duidelijk, zou ik zeggen.
DIE DOMME ZUS.
Zus zit op den grond te spelen.
De zon schijnt haar juist in 't gezichtje. Met
de handjes slaat ze naar het zonlicht.
„Domme Zus" zegt Moe, „ga dan wat op zij
zitten".
„Nee", zegt zus, „de zon moet weg, want ik
zat hier het eerst".
EN NU VAN EEN SLIMME ZUS.
Zus komt in een bakkerswinkel en zegt
„Mag ik een brood van tien cent?"
„Ja zus" zegt de bakker, „die kosten nu 12V2
cent, want 't brood is vandaag opgeslagen".
„Ozegt de kleine meid, geef me dan nog
maar een van gisteren".
En nu nog even een aardigheid tot besluit:
Daar moest iemand voor de rechtbank ko
men. De rechter zei met een heel streng
gezicht
„Bent U al eens eerder gestraft?"
„Helaas, ja! mijnheer de rechter".
„Zoo-zoo. dus jij behoort niet tot de beste
Dat ziet er mooi uit. En welke straf was dat?
Gevangenis
„Neen, mijnheer de rechter, ik moest straf
port betalen aan de post".
E11 nu nog een
„Hè moppert de vrouw „wat treft dat nu
ongelukkig. Gisteren toen ik moest wasschen
was 't mooi weer en nu de wasch vandaag
moet drogen, regent het dat het giet!
„Wel" zegt haar man, „dan ben jij ook nog
al dom. Had dan gisteren met 't mooie weer de
wasch gedroogd en vandaag gewasschen