L. van Basten Zonen Wagenweg 104 - Haarlem. SPECIALE Stoffeerderij voor type Engelsche Canapé's en Clubfauteuils SINT NICOLAAS-CADEAUX. Ameublementen KARPETTEN TAPIJTEN Prachtcollectie Moderne Kleinmeubelen voor Verhuizingen door het geheele land onder volledige garantie. TWEEDE BLAD Bloemendaalsch Weekblad, 29 November 1919 LETTEREN EN KUNST. In de kunstzaal De Bois, Kruisweg 68, Haar lem, wordt thans een tentoonstelling gehouden van werk van Herman Vreedenburgh. Het zijn olie-verfschilderijen met bloemen, landschap, rivier- en strandgezicht tot onderwerp. Menig stuk daaronder treft door zijn frissche goede kleur en aangenaam aandoende voordracht. Vreedenburgh is blijkbaar geen schilder, die met zijn werk van artistieke of intellectueele be ginselen getuigen en den beziener övertuigen wil. In allen eenvoud zet hij zijn stukken op, en soms is de door hem verkregen uitkomst waarlijk aantrekkelijk. Onder deze schilderijen zagen wij er verscheidene, die door hun fleurig heid en levendige voorstelling een prettigen indruk aan den wand van woonvertrek of salon zouden maken. Eenvoudig, zonder veel preten tie, deze "kunst, maar aangenaam en rustig van aspect. Bij denzelfden kunsthandelaar zagen wij een paar nieuwe litho's van de onovertroffen Duit- sche kunstenares Kathe Kollwitz. Dit behoort tot het belangrijkste wat men den laatsten tijd onder de oogen krijgt. Het is aangrijpend, in één woord. Een nieuwe verzenbundel. De uitgever C. A. J. van Dishoeck te Bussumi zendt ons een klein, keurig uitgevoerd boekje; „Stille Uren" door Henri Bakels geschreven verzen. Om misverstand te voorkomen moeten wij eerst even vertellen, dat de dichter dezer verzen niet is de emeritus-predikant Herman Bakels, doch onze plaatsgenoot de heer Henri Bakels. We kenden het werk van dezen dichter reeds uit tijdschriften, doch het is altijd een aange name en goede verpoozing, meerdere van zulke gedichten bijeen in een bundel te kunnen door lezen. Men vormt zich dan een vaster, juister denkbeeld er omtrent. Onze vroegere indruk van Bakels' werk wordt door dezen bundel bevestigd. Deze verzen treffen door zuivere zeggingstrant en rustige overwogenheid. Er is een open aandacht voor het leven niet het minst voor de natuur, in, en een buitenge woon talent om bevindingen en gewekte gevoe lens te verklanken, spreekt eruit. Bakels is een man, die aan het klassieke vers zijn hart ver pand heeft, en rustig in deez veelbewogen tijden, het on-schoone van een schokkende luidruchtigheid of wilden overmoed schuwt. Hij laat zich door niets van de wijs brengen, en zet zijn gedichten in den trant der klassieken op. Soms herinnert zijn verskunst u aan groote voorbeelden, als Vondel en Gezelle. Er zijn dichters die met mindere voorbeelden genoegen nemen. Suggestief is het rustige, waarlijk vertroosten de vers; VERTROOSTING. Hoe is Uw wenkbrauw zoo gefronst Tot eene straffe streep? Hoe zijn Uw lippen zoo verslonsd Tot eenen droeven sleep Hoe staart Uw oog zoo droef zoo stil, Met onlust flets bewaasd?j Uw leden hangen zonder wil En weigren 't leven haast. Vergeet ge dan: Na tijd komt tijd? Is 't U geen troost in lijden, Dat er een blauwe eeuwigheid Welft over kleine tijden? Dat Bakels ook krachtig een groote, sombere stemming weergeven kan, men vindt het be vestigd in het gedicht NOORDENWIND. Wie komt daar aangereden Met wapperend gewaad Zijn hoofd wijkt naar beneden, Zijn hand naar grijpen staat. Hoort, hoort zijn lenden kraken I Nu hij, in dolle vaart, Aan tak op tak blijft haken Op zijn \erwilderd paard. Hij zweept de oude boomen En schudt ze door elkaar. Vanwaar opeens gekomen Die bladrenzamelaar? Wie of het toch mag wezen, Die bittere gulzigaard, Die alles saam wil lezen Maar niet met al bewaart? Het zijn slechts eenige grepen. Er zijn wellicht nog schooner verzen in den bundel. Maar deze beiden, leken mij toe, u een denkbeeld van eenige der op den voorgrond tredende eigen schappen van Bakels' verzen te geven: kalmte en kracht. Want deze beide hoedanigheden zijn het, die ons meer dan wat ook, als kenmerken van dit werk opvallen. Wij wenschen het bundeltje een vriendelijk onthaal (oe bij alle minnaars der verskunst. Het verdient 't. Den heer Van Dishoeck prijzen, is uilen naar Athene dragen. Immers, nu zal toch eindelijk een ieder wel weten, wat deze kunstzinnige uitgever de wereld instuurt, wordt door hem tp buitengewoon smaakvolle wijze in het pak gistoken. Smaakvol, dat verzeker ik u. Door nisnand overtroffen. bet keurige boekje kost ingenaaid f 1.90, gebnden f 2.90. MUZIEK Tweede Bach-concert. Ditmaal was het residentie-orkest, onder Dr. Peter van An- rooy, aan de beurt. En als klavierspeler kregen we Emil von Sauer te hooren. Het orkest begon met Schumann's ouverture van „Genoveva", een werk van buitengewone verdienste, daar niet van, doch ons het moet ons van het hart en weinig luidruchtig en ouderwetsch aandoend. De wijze van diri- geeren van Van Anrooy onderstreept als het ware deze hoedanigheden van het werk nog. Wat den klank van het orkest betreft, vooral die der violen, daar valt niets niemendal op af te dingen, zouden wij zeggen. Het was vlekke loos zuiver spel. Het tweede nummer, concert in a-moll, gaf ons een anderen Schumann te hooren, vooral het eerste gedeelte trof door fijne scha keeringen en edele instrumentatie. De solist Emil von Sauer handhaafde zijn ouden roem als klavierspeler van den eersten rang. Welk een parelende loopen. Welk een sierlijke over gangen. Welk een meesterschap zoowel in de lieve luchtige als in de machtige passages. Het derde hoorden wij Symphonie no. 1 (C, KI. t.) van Joh. Brahms. Niet het minst treffend was het Andante, vooral de vioolpartijen. Het laatste gedeelte (con brio), ofschoon op zeer schoone wijze vertolkt, maakte nochtans op ons alweder een eenigszins luidruchtigen indruk- Heeft de moderne Fransche muziek onze ooren een weinig aan de zware,pompeuze orkest-stuk- ken ontwend? Het publiek leek het werk zeer te waardeeren. Het meest bijval vond echter voor de pauze de klavierspeler Von Sauer, wien men een ware ovatie bracht. Het doet goed, zooveel geestdriftige bewon deraars bijeen te zien voor de muziek, die edel ste aller kunsten. Wat ons echter bij de Bach-avonden steeds weer als iets spijtigs aan doet, is dat de overvolle kleine zaal ons al tijd weer doet denken aan de velen, die tever geefs verlangen van deze voortreffelijke con certen te genieten, doch vanwege de beperkte plaatsruimte geen toegang kunnen vinden. Hon derden en honderden kunnen niet als lid wor den aangenomen, omdat er geen ruimte voor hen is. Wanneer krijgt Haarlem eens een groo- tere concertzaal. Velen verlangen er naar. TOONEEL. Stadsschouwburg. N. V. „HetToo- neel" Dir. Willem Roijaards. „'n Roes", tooneel- spel van Strindberg. Strindberg en Roijaards! Daar moesten we heen, Zaterdagavond. Hoe herinnerden we ons nog de onovertroffen vertolking van „Dooden- dans". Dit stuk is echter weer geheel anders. Hier niet de afgesloten soberheid van tooneel, de eentonige afschuwelijkheid van het leven-als- een-hel, altijd wederom bij elk nieuw bedrijf voortgezet in dezelfde kamer, een gruwelkamer. Hier een levendig gedoe van afwisselende decors, en vele medespelers. Meer dan „Doo- dendans" gelijkenis, uiterlijk althans, met de gewone gangbare tooneelstukken. Schijnbaar echter slechts, want naar binnen toe is het wederom zoo grootsch, en zoo één, en zoo echt diep-menschelijk, dat wij voor ons er een heel repertoire van andere stukken voor geven. Het stuk speelt bij Parijs. De tooneelschrij- ver Maurice heeft een vriendin en samen hebben zij een dochtertje van 5 jaar. Hij schrijft een tooneelstuk, „waarin hij de menschheid aan zichzelf weergeeft" en dat bij de opvoering enorm succes heeft. Even voor de opvoering neemt hij op het kerkhof Montparnasse, waar zijn vriendin met haar kind op hem zat te wach ten, afscheid van hen, en ontmoet daarna in een crêmerie zijn vriend Adolphe, een kunst schilder met zijn vriendin Henriëtte, een beeld houwster, waarop Maurice verliefd wordt. Hij noodigt haar uit, de première van zijn stuk bij te wonen en na afloop der voorstelling komt de „roes" in de Auberge des Adrets en wordt voortgezet in het Restaurant du Pavilion in het Bois de Boulogne. Zij besluiten te vluchten, ver weg, doch vöör zij vertrekken, dringt Hen riëtte er op aan, dat Maurice afscheid van zijn kind zal nemen, alléén van zijn kind. Na dit afscheid sterft plotseling het kind en in de crêmerie, juist op het oogenblik dat ze ver trekken willen, verneemt Maurice den dood van zijn kind. Het publiek en de politie verdenkt hem van moord op zijn kind en Henriëtte van medeplichtigheid. Zij worden gearresteerd, doch spoedig weer vrij gelaten. Henriëtte eerst, en na een nacht in het cachot gezeten te hebben ook Maurice. Zij vinden elkander terug in de Auberge des Adrets. De justitie acht hen on schuldig, doch de publieke opinie vonnist hen. Het tooneelstuk wordt van het repertoire ge schrapt en Maurice en Henriëtte kunnen zelfs hun vertering niet betalen, terwijl Henriëtte als een lichtekooi door de zedenpolitie wordt in gepikt om haar groene kaart in ontvangst te nemen. Zij zijn beide zoo geknakt door de gebeur tenissen, dat ze besluiten zich in de Seine te werpen. In de Jardins du Luxemburg zitten ze op een bank. Maurice durft zich niet verdrinken, hij is bang voor den dood, ze vertrouwen el kander niet en niemand meer en tenslotte ver wijten zij elkander den moord gepleegd te hebben op het kind. Zoo gaan zij van elkander weg. In de Crêmerie komt teu slotte Henriëtte door de overredingskracht van Adolphe den kunstschilder, die intusschen de gouden medaille heeft ontvangen voor een schilderij, doch de eerepenning weigerde omdat hij bang was voor succes, tot kalmte en inkeer, nadat zij Maurice van den moord beschuldigd heeft. Zij gaat naar haar moeder terug en zegt de kunst vaarwel. Maurice beschuldigt Henriëtte den moord op zijn kind gepleegd te hebben, doch Adolphe weet hem ook tenslotte van het dwaze dezer bewe ring te overtuigen. En nadat de broer der moeder van zijn kind hem is komen vertellen dat zij niets meer met hem te maken wil hebben^ belooft hij een priester, boete te zullen doen om zich daarna weer aan de kunst te wijden,, nu de justitie heeft uitgemaakt, dat zijn kind een natuurlijken dood is gestorven en zijn tooneelstuk weer op het repertoir is gebracht. Dit is diep in het leven ingesneden, zoo diep dat het bloedt. En het is van het begin tot het eind aangrijpend, omdat het zoo angstwekkend echt-menschelijk is. Deze man „leeft," evenals de helden der naturalistische romans, „zijn leven uit", maar, mijn Hemel! Hoe bekomt het hem! Dit stuk heeft, als alle groote kunst, een groote zedelijke beteekenis. Het is een en al nood en lijden vanwege de bedreven zonde, neen, vanwege de gedéchte zonde nog slechts Dit stuk heeft een doodsbleeken, schriklijk ernstigen mond, die telkenmale sidderend U toevoegt: Dit mag niet. En dit zal niet. Er zijn hooge zedelijkheidswetten, die de mensch nim mer overschrijden mag. Zij liggen hooger dan de menschelijke wetten, hooger dan de recht spraak, hooger dan de openbare moraliteitsbe grippen. Zij zijn strenger. Zij zijn eeuwig. Dat Roijaards begrijpt, altijd weer begrijpt het vervaarlijkste, het huiveringwekkendste het dwingt ons steeds weer bewondering af. Men mag bedenkingen tegen dit en tegen dat hebben, het liikt mij ondankbaar den nadruk daarop te leggen. Roijaards is, daar gaat voor ons niets van af, de intelligentste der Nederlandsche tooneèlspelers. Magda Jansens dient na hem geroemd te worden voor haar goede spel, onder zijn invloed, alles tot uw dienst, maar weinigen doen het haar na. Het was een onver getelijke avond. Als het stuk weer gaat, mag niemand verzuimen, dit aangrijpende werk in deze aangrijpende vertolking te gaan zien. Heden, Zaterdagavond gaat het reeds voor de tweede maal. Stadsschouwburg. „Het Schouwtooneel" dir. Van der Horst en Musch„De weg naar de hel" blijspel van Kadelburg. De schouwburg heeft den vorigen Vrijdag avond gedreund van het lachen. De voorbijgangers langs het stille Wilson- plein moeten het wel gehoord hebbenEen tumult van pleizier. Eeu allerkoddigste nonsens-historie, deze weg naar de hel, door allen voortreffelijk gespeeld. Musch en Frits Bouwmeester, mevrouw de Boer- van Rijk! Ik behoef u al geen namen meer te noemen. Het was best, het kon niet beter. Dat „Schouwtooneel" mag er wezen, hoor. Altijd wat nieuws. En wat goeds. Of wat geestigs, wat koddigs. Hulde. Doornroosje. Een kinder-operette van mevrouw Hopman-Kwast op het aanplakbiljet, en heel jong-Haarlem stroomt naar de Schouw burg. Zoo bekend en bemind is de vriendelijke, begaafde oude dame, die zoo goed weet wat de kinderen bewonderen, wat aan hun leven dige fantasie tegemoet komt, en wat goed voor hen is. Wij hebben al zoo menigmaal mevrouw Hop man—Kwast in haar allerleukste, allerliefste Kinder-operetten bewonderd. We zagen „As- schepoester", „Roodkapje". „Sneeuwwitje", „Hans Blauwbes", wat niet al. Zondagmiddag 1.1. vergaste zij in den Stadsschouwburg onze jeugd wederom op iets anders. „Doornroosje" was het nu. En het jonge publiekje heeft ge noten! Nee maar! Het is niet te vertellen. Zie daar nu eens iets goeds, we zouden haast zeggen: iets precies zooals het wezen moet voor onze kinderen. Daar kan zelfs een goede ibioscoop-voorstelling niet tegenaan. Een goede, neggen wij. En die zijn zeldzaam. Want eigen lijk houdt men zelfs op de middagvoorstellingen altijd zijn hart nog vast voor griezelige nonsens als echtbreuk, apachen-dom, vieze weelderig heid en meer van dat fraais waar dat soort lieden, die de films vervaardigen, nu eenmaal tuk op zijn, maar dat hun vertooningen eigen lijk ongeschikt maakt voor onze jeugd. Den goeden niet te na gesproken. Maar daérvan is maar een bitter beetjeEnfin, beter naar de leuke, lieve kinder-operette van mevrouw Hopman—Kwast. Als er weer een in Haarlem gegeven wordt, ouders, let op, het is een on betaalbare middag voor uw kinderen. En ze leeren er geen zier kwaad. -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1919 | | pagina 5