bII"!b d ZZL1_d sierd blauw fluweelen buis. Aan zijn linker arm hing het zilveren schild met den gouden leeuw, met zijn rechter hief hij het zwaard hoog op, dat in de zon schitterde en waarmee hij zich een weg baande door de doornenhaag, om de toovenarij der prinses te verbreken. De toeschouwers juichten dat alles toe. De kok, de koksjongen en de prinses bleven onbewege lijk zitten, maar de ridder baande zich een weg door de doornen, stak toen het zwaard in de" schede, naderde de prinses, knielde voor haar neer en sloeg heel voorzichtig de sluier op. De afspraak was, dat de betooverden op dat oogenblik langzaam zouden ontwaken, maar Mien de koksjongen, die het blad met taartjes haast niet meer houden kon, riep direct: „Ge lukkig, ik kon haast niet meer". ledereen moest er om lachen. Maar direct daarop, toen Mien de taartjes had neergezet, juichten ze: Heil U! o, edele Heer, Nu ontwaken wij weer! Maak ons tot Uw dienstlieden, Sta toe, dat w'U dit bieden! En toen kwamen Kees en Mien met hun heerlijkheden naar ridder Rein en maakten een sierlijke buiging voor hem. Ook prinses Em was „ontwaakt", en toen kon de tractatie beginnen. Maar toen deden natuurlijk de grooteren ook mee en juffrouw Verdoorn moest de grootste tompoes uitzoe ken, of ze wilde of niet, want ze stribbelde na tuurlijk eerst tegen. De kinderen bleven nog een poos in hun mooie costuum rondloopen en vooral Rein na tuurlijk vond dit prachtig, maar Mien was de grappigste, als ze in haar leuke jongenspakje begon te springen en te dansen. (Wordt vervolgd.) OPLOSSINGEN van de raadsels in ons nummer van 14 Febr. 1. GraatAa. 2. Deken, Deen. 3. Er staan 4 streepjes, maar er staan 3 ruimten. 4. De echo spreekt alle talen zonder ooit op school te zijn geweest. Eenigste goede oplossing ontvangen van: TRIJNTJE NOORMAN, die de prijs aan ons kantoor, De Genestetweg 23, kan komen halen. De oplossing van het raadsel, ingezonden door Jan Sluiter, is: Delft. EVA BENDERS. Je raadsels waren niet goed. Dus kom je niet in aanmerking voor den prijs dit keer. Het is jammer. Er waren nog al moeilijke bij hé. De volgende keer beter raden hoor! TRIJNTJE NOORMAN. Je raadsels waren heel goed. Er mankeerde niets aan. Kranig hoor! Je hebt dan ook wel den prijs verdiend. JAN SLUITER. Ik vind het heel aardig, dat je mij eenige raadsels stuurt. Ik zal ze gaarne plaatsen. Maar je moet nooit te veel raadsels inzenden, daarvoor is de ruimte in het blaadje te klein. Maar 2 of 3 raadsels, dat gaat wel. De raadsels die je inzend, heb je die zelf bedacht? Als dat het geval is, ben je een knappe kerel. Je Oom, de Raadselredacteur. Raadsels, ingezonden door Jan Sluiter, oua '9 jaar. Ik ben een plaats in Drente. Verander mijn derde letter en ik ben een plaats in Noord- Brabant. Waar zijn rivieren zonder water? Waarom staat er een haan en geen hen op den toren? Ditmaal wordt uitgeloofd: EEN MOOI BOEK. NIEUWERAADSELS. A. 1. Welke kool kan niet worden gegeten? 2. Ik ben een vrucht, neem mijn voorste letter weg en ik ben een deel van ieder huis, van iedere school, van iedere kerk, van de meeste schuren en zelts van vele rijtuigen. 3. Jan had een groot gat in zijn kous. „Moeder", zei hij, „ik heb een heel groot gat in mijn kous". „Hè knorde Moeder, „zeker weer bij je knie. Ben je weer gevallen? Nu heb ik zooveel stopwerk en nu moet ik jou kous ook nog stoppen". ,,'t Gat is wel bij mijn knie, Moeder", zei Jan, maar ik ben niet gevallen en ik zal 't zelf wel stoppen, nog vlugger dan U het kunt. Zie maar'. En waarlijk, in een wip had Jan 't gat gestopt. Hoe kan dat? B. Voor de grooten: 1. Ik ken een kleine grauwe man, Die geen regel schrijven kan. Pennen heeft hij toch genoeg. Wie is die man, waarnaar ik vroeg? 2 a b c d a a c J_ c a b c d Opnieuw een figuur-raadsel, aa van links naar rechts moet zijn als a—a van boven naar onder. Zoo bb is bb en cc is c—c en dd is dd. aa is een meisjesnaam, bb is onmisbaar in een bakkerij, cc behoort te zijn hoofd, hand, lijf en hart. dd is ook weer een meisjesnaam. 3. Noem eens vijf achter elkaar volgende dagen, waarin geen enkele a voorkomt. ALGEHEENE RAADSELS EN GRAPPEN. Snugger. Een reiziger komt in een dorp in 't gebergte waar een oude kerk is. Hij wil die graag be zichtigen. De koster zal hem alles toonen. Deze zegt: „In den toren hangen twee klokken". „Zoo", zegt de vreemdeling verwonderd, „hangen die boven elkander?" „Wel neen", antwoordt de snuggere koster, „ze hangen onder elkander". Die drommelsche rakkerd. Vader zegt aan tafel, als de kinderen al te veel lawaai maken: „En nu wil ik geen kind meer hooren. Niemand van jullie mag meer één woord zeggen". Na afloop zal Moeder aan ieder een appel geven van 't schaaltje uit de kast. Van een mooie appel is een stukje afgeknabbeld. „Jan, heb jij dat gedaan?" zegt Moeder streng. Jan krijgt een kleur, maar zegt niets. Moeder herhaalt nog strenger: „Jan, heb jij dat gedaan?" Jan antwoordt: „Vader heeft gezegd, dat wij niet mogen spreken aan tafel, Moeder". „Hé", zegt Jan. „ik wou dat ik in den tijd der Batavieren had geleefd". „Waarom?" zegt Kees. „Wel, dan hoefde ik van 't heele geschiede nisboek maar één bladzij te leeren". En nu nog een raar geval. Laatst moest iemand bij den burgemeester komen om leeftijd en familie op te geven. „Heb je nog broers, Klaver?" vroeg de bur gemeester. „Sedert den dood van mijn oudsten broer niet een meer mijnheer", was het antwoord. „Hoe lang geleden is die gestorven". „Honderd en dertig jaar mijnheer". „Wat zeg je?" schreeuwde de burgemeester. „Je houdt me voor den gek". „Toch niet mijnheer", zei Klaver. „Toen mijn ivader twintig jaar was, werd mijn oudste broer geboren, die na een paar weken reeds stierf. Later stierf ook zijn eerste vrouw. Toen hij zeventig jaar was trouwde hij weer, dus vijftig jaar na den dood van mijn oudste broer. Toen werd ik geboren. Ik ben nu juist tachtig jaar, dus mijn oudste broer is al 130 jaar geleden ge storven". De burgemeester moest toegeven, dat dit schijnbaar toch mogelijk was. Nog een, maar met traantjes er bij. Een meisje komt een jongen hond tegen, die uit speelschheid blaft en tegen haar op wil springen. Ze wordt erg bang en begint te schreien. De baas komt en zegt: „Wees maar niet be nauwd, mijn kindje, hij doet heusch niets. Kijk eens hoe vriendelijk die hond is. Hij kwispelt met zijn staart, kijk die staart eens Maar 't meisje zegt snikkend: „Ja baas, maar voor die helft van hem ben ik niet bang, maar die andere

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1920 | | pagina 6