vijftal, de predikant in 't midden, sloeg
rechts-af. De veldwachter kwam achter
hen aan als een hondje.
„Nu gaan we dezen kant uit", zei
Mien, die schik had in 't geval en ze
wees een zijstraat links.
„Goed, dan nemen we ons gevolg
mee naar links", zei de dominee. De
menschen vonden 't een grappige ver
tooning: die dominee met aan weers
kanten twee kinderen, en achter hen
aan de veldwachter. Toen zei de domi
nee „Kunnen jullie ook zoo flink stap
pen als ik?" en hij nam met zijn lan
ge beenen (want hij was nogal groot
en heelemaal niet dik) groote passen,
't Jonge volk draafde naast hem en de
veldwachter, rood van verlegenheid,
omdat hij wel begreep dat hij nu aan
't kortste eind trok, deed zijn best
niet al te veel achter te raken.
De jongens van de straat liepen mee
en begonnen een versje te zingen.
Toen werd het den veldwachter te
benauwd Hij vond deze optocht in
strijd met zijn waardigheid. Hij haastte
zich, haalde het vijftal in, legde de hand
op Kees' schouder en zei dreigend
„Jongeheer, je zou naar 't gemeen
tehuis loopen, denk daar aan".
(Wordt vervolgd).
OPLOSSINGEN
van de raadsels uit ons bijblad van 20 Maart.
A. 1. Met slootje springen was Klaas
er in gevallen.
Groningen ligt meer oostwaarts dan
Leeuwarden.
Marie zeiHier is Piet zijn jas, mijn
mantel echter zie ik niet.
2. Vader's pijp.
3. Koevorden (voor-koe-den).
B. 1. Marietje had aan haar cein
tuurgesp echte steentjes.
Wat zouden er meer zijn op aarde;
menschen of neuzen
Luie Jan liep slechts langzaam voort
2. Aard-appelen.
3. Een appel met klokhuis.
Goede oplossingen gaven
Nettie van Beusekom.
Gonda en Rika Vermeer.
Eva Benders.
Willy Schoorl.
Jan Sluiter.
T. Noorman.
Bij loting viel de prijs ten deel aan:
GONDA en RIKA VERMEER,
die hem aan ons kantoor, De Genestet-
weg 23, kunnen komen afhalen.
CORRESPONDENTIE.
NETTIE VAN BEUSEKOM.
Je hebt een heelen tijd niet meege
raden. Ben je ziek geweest Doe je
nu weer trouw mee Je raadsels wa
ren goed.
TRIJNTJE NOORMAN.
Het doet mij genoegen dat het
boek naar je smaak is. Ik hoop ook
dat je weer eens spoedig een prijs
zult krijgen. Doe maar goed je best.
Je oplossingen zijn goed.
EVA BENDERS.
Ik vind het heel aardig van je broer,
dat hij mij een uitnoodiging stuurt om
eens zijn „Oorlogsverzameling" te komen
zien, waarnaar ik erg nieuwsgierig
ben. Ik zal hem zelf daaromtrent nog-
wel schrijven. Heerlijk dat je vacantie
hebt. Je gaat zeker iederen dag wan
delen, hé. Raadsels in orde.
WILLY SCHOORL.
Ik ben blij, dat je weer trouw mee
doet. Zoo 14 dagen vacantie te hebben
zal je wel niet naar vinden hé.
Ga je de Paaschdagen nog uit? De
oplossingen zijn in orde.
JAN SLUITER.
Als ik mij niet vergis, ben je kort
geleden jarig geweest. Van harte gefe
liciteerd, hoor. Ik hoop dat je een flin
ke jongen mag worden, nog flinker
dan je nu al bent. Ik vind je ingezon
den raadsels heel aardig. Je oplossin
gen waren goed.
GONDA EN RIKA VERMEER.
De raadsels waren goed. Jullie hebt
bij loting het boek gewonnen. Dit komt
in de vacantie goed van pas. Ik zal
het zeker aardig vinden, als gij in deze
courant ook een schuilnaam aanneemt.
Dat mogen jullie gerust doen, hoor.
Schrijf mij maar eens onder welken
schuilnaam jullie wilt doorgaan. Prettig
om Vacantie te hebben, hé?
Je Oom de Raadselredacteur.
Raadsels ingezonden door Jan Sluiter
(oud 10 jaar).
1. Waarom hipt een musch en loopt
een ooievaar?
2. Waar komt er een gaatje in de Rijn?
RAADSELS.
A. 1- Ik kan uit het woord „tafel"
veertien woorden maken. Wie komt er
in ieder geval boven de 12? Wie komt
er boven de 14?
2. Ik ben niets en als men een stuk
van mij wegneemt ben ik wel iets. Hoe
kan dat?
3.
X
- X
- - X
- - - X
- - X
- X
X
Op de rij kruisjes van boven naar
beneden, staat de naam van iemand,
die in ieder dorp en stad is.
Op regel 1 staat een medeklinker.
Op regel 2 een telwoord.
Op regel 3 wat men zegt tegen een
blaffenden hond.
Op regel 4 een voorwerp om kaas
mee te snijden.
Op regel 5 wat nog beter is dan goed.
Op regel 6 weer een telwoord.
Op regel 7 een medeklinker.
B. 1. Maak eens zeven diernamen uit
het woord „naaldenkoker" (iedere
letter mag maar één keer in 't zelfde
woord gebruikt worden).
2. Maak eens een goede zin van tien
woorden, waarvan elk woord begint
met een I.
3. Een stuk van een land, een hap
van een taart en een flinke hap van
een wafel vormen samen een meubel
stuk. Hoe kan dat?
Ditmaal wordt weder uitgeloofd,
EEN MOOI LEESBOEK.
ALGEREENE RAADSELS
EN GRAPPEN.
Een kunstje.
Ik kan tooveren met mijn oudsten zoon sa
men. Als we met nog anderen in de kamer
zijn, dan zet ik drie schoteltjes op tafel. Onder
't eene schoteltje leg ik een cent, onder 't
tweede twee cent, onder 't derde drie cent
Dan zeg ik tegen Piet: „Piet, ga nu maar
weg". Dan gaat Piet de kamer uit en ik zeg
tegen een der anderen: „Wijs nu eens een
schoteltje aan, dan zal ik Piet roepen en als
hij binnen komt, zal hij precies 't zelfde scho
teltje aanwijzen".
„Dat geloof ik niet", zeggen al d ie anderen.
Maar dan zeg ik: „Piet is zóó knap, zoo heel
héél knap, dat weet hij altijd".
„Je houdt ons voor den gek, zeggen ze.
„Laten we 't probeeren", zeg ik.
„Goed".
Iemand wijst een schoteltje aan. Ik roep
Piet en Piet wijst 't zelfde schoteltje aan.
„Dat is toeval", roepen ze allen.
„Laten we 't dan nog eens probeeren", zeg
ik.
't Lukt weer.
Nog eens.
't Lukt weer.
't Lukt tien, vijftien maal achter elkaar.
De menschen staan verbaasd.
Piet lacht en ik lach.
De anderen roepen maar onophoudelijk:
„Hoe kan dat toch", en dan zeg ik: „Piet is
zoo knap!"
„Och, schei uit met die onzin", zeggen ze.
„Nu goed dan", zeg ik, „let goed op; wijs
nog eens een schoteltje aan".
Iemand wijst het tweede schoteltje aan.
Dan roep ik: „Kom maar" (dus twee
woorden). Dan weet Piet, dat hij 't tweede
schoteltje moet hebben. Wijst iemand 't eerste
schoteltje, dan roep ik alleen: „Kom", wijst
iemand 't derde, dan roep ik: „Kom maar
Piet". Niemand heeft daar erg in en ze ver
bazen zich, dat Piet dwars door muur of deur
kan zien!
Probeer 't ook maar eens.
Mist
Vorst in de kist.
Een kring om de maan,
dat kan nog gaan.
Maar een kring om de zon,
Daar schreien vrouwen en kinderen om.