blijven, want in alle coupé's zaten reeds verscheidene menschen. Kees en Rein moesten samen in een andere coupé. „Nu reizen we toch apart", zeiden ze en ze vonden 't fijn. „Jongens, haal nu geen rare kunsten uit", had Rein's Vader nog gezegd, toen Kees en Rein in een andere coupé moesten gaan zitten als de overigen. Nu, ze waren ook niet van plan om buitennissigheden te gaan beleven. Maar een mensch komt soms voor rare dingen te staan zonder dat hij 't zelf wil. Eerst keken ze elkaar eens aan, met hun tweeën te midden van al die am dere reizigers. De jongens voelden zich al heel groot, maar zoo gewoon en hardtop praten als die anderen durfden ze nog niet zoo goed. Ze stieten elkaar eens aan tegen de knieën en wezen met hun oogen naar een komiek heertje, dat in 't hoekje zat en heel ernstig de pluisjes van zijn jasje knipte, toen een spiegeltje uit zijn zak haalde en zijn snorretje begon te borstelen. Kees voelde ook al eens onder zijn neus, of hij geen haartjes ontdekte. Een ander reiziger merkte dit alles en begon er om te glimlachen. Maar ook het heertje zag het en zei tegen zijn medereizigers: „je hebt van die jongens, die toch wel een beetje op apen gelijken: ze doen alles na". Kees kreeg een kleur. Maar die heer antwoordde voor hem en zei tegen het fatje: „Och mijnheer, dat hangt er van af, of zij in 't voor» beeld het aapje terugvinden". Toen kreeg het spiegel»en»snorre» heertje een kleur. Voor den trein liepen nog tal van menschen op en neer, die geen plaats konden vinden. Alle coupé's zaten vol. Gaandeweg echter werden ze nog hier en daar geplaatst. Sommige reizigers 3de klasse in een 2de kl. coupé; ande» ren in een goederenwagen. Iedereen was blij dat hij nog mee kwam. Om 11.34 zou de trein vertrekken. 'tWas eigenlijk al tijd. (Wordt vervolgd.) OPLOSSINGEN van de raadsels uit ons biiblad van 3 April. A. 1. Uit tafel kan ik maken: taf, tel, tal, af, al, alt, at, fel, fat, el, elf, la, lat, let, laf, te. Nu heb ik er al zestien zelfs. 2. Deze was heel makkelijk. Wie van „niets" de n wegneemt, krijgt iets. 3. m een koest kaasmes beter zes r B. 1. In „naaldenkoker" zit een koe, een krekel, een kloek, een aal, een arend, een draak, een eend, een kalkoen en misschien zitten er nog meer beesten in verstopt. Is een roek een beest, dan zijn er al negen uitge» haald. Een ree is no. 10! 2. Een zin met tien woorden, be» ginnende allemaal met 1? Wel b.v.: „Langzaam liep lieve Leentje luid la» chend langs lange linde lanen". 3. Van 't land neem ik „la", van de taart neem ik „ta", van de wafel neem ik „fel", dan heb ik een la»ta»fel! Goede oplossingen gaven: TRINY DE VRIES, NETTIE VAN BEUSEKOM, EVA BENDERS, VIOOLTJES. De prijs is bij loting toegekend aan: TRINY DE VRIES, die hem aan ons kantoor, De Genes» tetweg 23, kan komen afhalen. CORRESPONDENTIE. NETTIE VAN BEUSEKOM. Heb je erg veel moeite gehad met de raadsels? Ze werden over het alge» meen nog al moeilijk gevonden. Je hebt goed je best gedaan. Je raadsels zijn goed. EVA BENDERS. Ik ben zéér" blij, dat je de raadsels leuk vond. Ze zijn allen goed door je opgelost. Ik heb een brief van je broe» der ontvangen en ik kom over 14 dagen je broer bezoeken. Je hebt Zondag zeker den geheelen dag gelezen niet waar, daar het geen weer was om te wandelen. TRINY DE VRIES. Hartelijk dank voor je aardig brief» je. Ik kan me begrijpen, dat je de raad» seis dezen keer moeilijk vond. Je hebt het er anders best afgebracht, want ze zijn allemaal goed. Heb je een prettige vacantie gehad? Je moeite is met een prijs beloond geworden. Je wensch is dus vervuld. Kom hem maar gauw halen. VIOOLTJES. Dit vind ik een heele mooie schuil» naam. Ik kan me begrijpen, dat jullie veel van deze bloempjes houden. Hoe moeilijker de raadsels zijn, des te knapper is het als jullie ze goed heb» ben. Wat dezen keer wederom het ge» val is. Jullie zijn een paar knappers in het oplossen van raadsels. Willen jul» lie in het vervolg er om denken, om niet alleen den schuilnaam, maar ook jullie eigen naam onder de briefjes te zetten? Er zullen wel meer neefjes en nichtjes zijn' die een schuilnaam wen» schen aan te nemen. En dan zou ik met alleen die schuilnamen in de war raken. Je Oom, de Raadselredacteur. Raadsels ingezonden door JAN SLUITER. (Oplossingen.) 1. Om vooruit te komen. 2. Bij Wijk bij Duurstede. Want dan wordt de Rijn, Lek. RAADSELS. A. Voor de kleineren: 1. Ik ben een lengtemaat, geef me een staart, dan ben ik een getal, geef me nog een staart, dan ben ik een visch. Geef me dan een hoofd er bij en ik ben een stad in Zuid=Holland. 2. Als ze gaat, dan staat ze. Als ze staat, dan gaat ze. Als ze gaat, dan praat ze. Als ze praat, dan gaat ze. 3. Ik word om den hals gedragen. Laat mijn middelste letter weg en ik sta 's middags op tafel. Vooi»de grooteren: 1. X - X - - - X - - X X X X X X X X - - - X - X Op regel 1 een medeklinker, op regel 2 iets uit de keuken, op regel 3 waar een hond van houdt, op regel 4 't gevraagde woord van de twee kruisjeslijnen, op regel 5 wat iedereen heeft, maar een sterke man héél erg. op regel 6 een mooi Sinterklaasca» deautje, vooral voor jongens, op regel 7 dezelfde medeklinker als op 't kruispunt der kruisjeslijnen. 2. Ik ben een bekend schilder uit de Nederlanden. Zonder hoofd ben ik een waterroofdier. 3. Een moeilijk raadsel, dat ik nog weet uit mijn jonge jaren, toen Mees» ter Zaterdagsmorgens 't laatste half uur altijd grappen vertelde en raadsels opgaf. Hoe kan ik 45 van 45 aftrek» ken, zoodat er 45 overblijft? Ditmaal wordt uitgeloofd: een pen» kala potlood.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1920 | | pagina 6