blik sprak een heldere stem: „wees niet bang voor die vrouw, prins, ze kan niets doen als ik bij u ben." De prins keek op. De witte eek hoorn zat vlak boven zijn hoofd. Van de plaats waar de vrouw had gestaan klonk een nijdig geblaas en., een groote vleermuis flad derde het donkere bosch in. De vrouw was verdwenen. „Reken altijd maar op mij", zei de eej;- hoorn. „Ik zal je wel helpen, maar dan moet je altijd precies doen wat ik zeg." De prins was zóó blij en dankbaar met deze onverwachte hulp, dat hij haast niet spreken kon. De eekhoorn sprong voor hem neer op den grond en zei: „Ga nu maar op mij zitten, dan breng ik je wel waar je wezen moet". De prins keek verbaasd. Hoe kon hij, een inensch, op een eekhoorn zitten. De eekhoorn zag zijn verbazing wel, maar om zijn spits mondje kwam een geheimzinnig lachje: „Doe het maar gerust", zei hij. Voorzichtig liet de prins zich zakken. Maar ziet, op 't oogenblik, dat hij den eekhoorn aanraakte, was hij tevens veranderd in een héél klein dwergje, zóó klein, dat hij nauwelijks de haren van den eek hoorn indrukte. De prins begreep er niets van. Hij wilde spreken, maar zijn stem was zoo'n ijl piepstemmetje geworden, nog veel fijner en zachter dan van de witte muizen, die hij thuis in een groote kist bewaarde. De eekhoorn sprong voorzichtig en vlug van boom tot boom. De prins hield zich vast aan den dikken staart en voelde zich heel veilig. De sprongen van den eekhoorn werden hoe langer hoe grooter. Hij zweefde ten slotte met zijn breeden staart door de lucht; de bos- schen en moerassen vlogen onder hen voorbij, totdat de eekhoorn en de prins kwamen in een mooi land van heuvels en akkers en parken. In 't midden stond een groot paleis. Onder aan den voet van een boom, dicht bij dit paleis daalde de eekhoorn. „Kunt ge gehoorzaam zijn, prins, en precies doen wat ik zeg?" (Wordt vervolgd,) OPLOSSINGEN van de raadsels uit ons vorig nummer. 1. Stap, step, stip, stop. 2. „Karei" begint altijd met een K en „Karei" eindigt altijd met een 1. 3. Een cirkel of een bal heeft geen einde. B. 1. Het tooverwoord is „muziek", want laat ge de eerste letter weg, dan maakt h,et „u ziek". 2. De „nieren", die sommige tnen- schen missen, zijn., manieren! 3. Bergen-op- ZoomEmmen. De prijs werd bij loting toegekend aan: JAN SLUITER, die den prijs aan ons kantopr De Genestetweg 23, kan komen afhalen. CORRESPONDENTIE. JAN S. Ik kan het me voorstellen, dat je in de va- cantie niet meer aan je Oom dacht. Heb je genoegelijke dagen gehad? Ben je nog op reis geweest? De eerste dag, toen je weer naar school moest, viel zeker niet mee, hé? Je raadsels zijn in orde. Aan de Kinderen! Kinderen, ik moet jelui eens wat zeggen. Er zijn er wel vee! onder jullie, die ons blad lezen, maar in verhouding zijn er veel te weinig, die aan de raadsels meedoen. Ik vind dat erg onpleizierig, en vraag me af: Wat is toch de oorzaak daarvan? Hebben jelui mis schien gedacht: „die raadsels staan er toch elke week in; dezen keer heb ik geen tijd, maar een volgenden keer kan ik altijd nog meedoen"., en stellen jelui het zoo aldoor weer uit? Zoo ongeveer, dacht ik, zal het wel gegaan zijn. Weet je wat we nu moesten doen? Luistert eens; in dit nummer staan geen nieuwe raadsels. Maar we zullen er da delijk weer nieuwe inzetten zoodra we weten, aat er een voldoende aantal liefhebbers is. Dus jongelui, die graag raadsels in de krant wilt zien, geeft het ons dadelijk op. Zijn er genoeg liefhebbers, goed, dan komen de raad sels weer erin, hoor! Je Oom. Van allemaal, ook van hen die tot nog toe meededen, verwachten wij een woordje van instemming. ALLERLEI. Van dappere mannen en vrouwen. Toen Napoleon den slag leverde bij Marengo kwam een zijner generaals hem melden dat het Fransche leger moest terugtre' ken en dat de slag verloren was. Napoleon fronste de Wenkbrauwen en vroeg: „Hoe laat is het?" „Twee uur, generaal". „Ik had gedacht om vier uur klaar te zijn, gij hebt dus nog twee uur om de zaak te herstellen. Val aan". De wijze waarop de groote veld* heer dit zei was zóó kalm maar ook zóó buitengewoon beslist, dat de andere spoorslags terugreed, het woord des keizers overbracht en zóó onweerstaanbaar geestdriftig den aanval hervatte, dat de Oostenrijkers tusschen vier en vijf uur in een wilde vlucht terugweken. Het is al jaren, ja eeuwen geleden dat in Stockholm een Zweedsche knaap uit het raam op straat viel en deerlijk gewond werd. Hij klemde zijn tanden op eikaar en gaf geen kik. Koning Gustaaf Adolf reed daar juist langs, zag dit alles gebeuren, inform meerde naar den jongen en voorspel* de dat zulk een jongen en groote toe* komst tegemoet ging. 't Kwam ook uit. De jongen werd later de beroemde generaal Bauer. Julius César werd eens door zee* roovers aangevallen en gevangen ge* nomen. De roovers wilden hem vrij laten voor 20 goudstukken. Maar César antwoordde: Dat is te weinig. De persoon die in uw macht is, is meer waard, dat zult gij later wel merken. En hij gaf hun 50 goud* stukken, alles wat hij bij zich had. Zoodra hij vrij was, onderdrukte hij met ijzeren gestrengheid de zeeroove* rij en ook degenen, die hem eens in hun macht hadden, werden gevangen genomen en zwaar gestraft. Willen jullie nu eens iets hcorcn van oude menschen, waarover je verbaasd zult zijn? Dandalo, de doge of vorst van Ve* netie voerde op 96*jarigen leeftijd nog het leger aan en.... behaalde de over* winning. Wellington, de beroemde Engelsch* man, was 80 jaar, toen hij nog allerlei vestingwerken onder zijn leiding liet bouwen. De schrijver van Robinson Crusoë was bijna 60 jaar. Tom Scott was 86 jaar en begon toen Hebreeuwsch te leeren. James Watt (zijn naam leeren jullie wel bij Natuurkunde, ik hoop tot jul* lie .pleizier) leerde op zijn 85e jaar Duitsch. Humboldt, een héél beroemde aard* rijkskundige geleerde, schreef een groot werk toen hij 90 jaar oud was, één maand voor zijn dood. Palmerston werd nog eens minister toen hij 75 jaar was en op zijn 81e jaar eerste Minister. Toen stierf hij. Galilei, de man van de slingerkiok* ken, was altijd heel zwak. Hij was ook blind. Maar toen hij reeds 77 jaar was werkte hij nog den geheelen dag. Laatst las ik de geschiedenis van een eigenaardigen Engelschman uit vroe* geren tijd die niet lezen of schrijven kon. Een ander las hem iederen dag voor uit den bijbel. Toen deze per* soon stierf was hij zelf reeds 84 j aal oud. Op dien leeftijd leerde hij zelf nog lezen om zichzelf te kunnen helpen. Maar de kroon word gespannen door den buitengewoon knappen No* ah Webster, die na zijn 50ste jaar niet minder dan 17 (ja heusch waar! zeven* tien) talen leerde. Of wint de Romein Ludovico het, die de geschiedenis van zijn tijd be* schreef toen hij 115 (honderd en vijf* tien) jaar was? Toen Napoleon op weg was naar Egypte werden zijn generaals oproe* rig omdat zij zijn tocht niet begrepen. Zij bedreigden zelfs zijn leven. Toen Napoleon hoorde dat zij onderling hierover beraadslaagden, kwam hij plotseling in hun midden: „soldaten" zei hij tot deze generaals „soldaten, uw getal is tè groot om met u allen één man te vermoorden, maar uw ge tal is te klein om mij schrik aan te ja* gen. Ik, uw chef, beveel u oogenblik* kelijk uiteen te gaan". En zij gingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1920 | | pagina 6