kleuren verkrijgbaar. Marsepein komt voor in
liefelijk rose, en heerlijk frisch groen, en een
zeer teer geel. Deze wordt gebezigd voor het
maken van marsepein-nootjes, -appeltjes, enz.,
alsook voor decoratieve bonbons. Wie een
vooroordeel koestert tegen gekleurde voe
dingsmiddelen, verlieze niet uit het oog,
dat spijzen er vóór alles frisch en smakelijk
moeten uitzien, en dat de aanwezigheid van
een kleine hoeveelheid plantaardige kleurstof
in het voedsel, volstrekt geen invloed heeft op
de verteerbaarheid. De gasten zullen wel toi
letten dienen te dragen, waarvan de kleur
harmonieert met die van tea cakes!
Disraëli placht te zeggen, dat ofschoon hij
altijd de namen en gezichten zijner partijge-
nooten in het Lagerhuis vergat, het hem niet
moeilijk viel, prettig met hen om te gaan.
„Wanneer ik iemand in de wandelgang ont
moet van wien ik op geen stukken na weet
wie hij is, en ik bemerk dat hij verwacht dat
ik hem ken, dan schud ik hem warm de hand,
kijk hem recht iri de oogen, en zeg: „En hoe
gaat 't met de oude kwaal?" Bij mijn weten
heeft dit middel nooit gefaald. „The Life of
Benjamin Disraëli".
Bioscoop-ziekte. Een Belgisch blad deelt
mede, dat in den laatsten tijd bij verschillende
bioscoop-bezoekers een oogziekte wordt
waargenomen, die in verband staat met het
flikkeren en snel bewegen der beelden op het
doek. De doctoren geven deze ziekte den
naam van „Cinématophtalmie". De verschijn
selen bestaan zoowel in het tranen van de
oogen, als in werkelijke gezichtszwakte,
waarbij na eenige oogenblikken fixeeren van
een helder voorwerp een sterke vermoeidheid
van het netvlies optreedt. Soms vormt een
ontsteking van het oogbindvlies een compli
catie. De doctoren raden den bioscoop-bezoe
kers dan ook aan, niet te dicht bij het doek te
gaan zitten.
Gasten, die ik terugwensch.Uit een dag
boek van een damespensionhoudster. („Tele
graaf")'. De vriendelijke gast, die zelf haar
bed afhaalt of opmaakt, en haar kamer netjes
achterlaat, voor zij uitgaat. Die niet roekeloos
met water en poudre de riz „plenst" over
waschtafel en karpet. Die op tijd aan tafel is.
De gast die aardig handwerk bij zich heeft,
en gaarne andere gasten, die zich anders zou
den vervelen, laat zien, „hoe je 't doet". De
goed pratende gast, die toch niet de conver
satie alleen voor zich reserveert. En een
gast, die goed luistert is ook welkom.
moest ik laten wat ik niet doen kon.
Maar nou, net als u zegt, nou moet ik
doen, wat ik niet laten kan. En ik doe
het dan ook. Bij dezen".
„Zeker, zeker, dat merk ik", beaam*
de mijn vrouw haar woorden.
„Nou, adieu, en het beste", zei de
goedhartige up=to*date, terwijl ze mijn
vrouw de hand toestak, „de tijden zijn
veranderd. Het is nu zóó gesteld,
dat u misschien over een jaar of wat
bij m ij komt schoonmaken. Maar
dat wil ik u wel zeggen: ik zal u
fatsoenlijk be,handelen. (Dat hebt u
mij ook gedaan). Tenminste, als u je
werk netjes doet, want daar sta ik op.
Dat heb ik hier geleerd. Dat heb u me
altijd voorgehouden, dus dat zal ook
bij u zelf wel in orde wezen. En op 't
loon knibbelen, dat is ook iets waar
ik niet van houd. Een arbeider is zijn
loon waard, zeg ik altijd maar. Nou,
mevrouw, ajuus, en tot weerziens.
Wie weet hoe gauw. Dus dat is afge*
sproken..."
Dan tot mij, die zwijgend had toege*
luisterd: „En als u haar wil komen
afhalen, ben u altijd welkom. U kan
gerust bellen. Je hoeft niet buiten te
wachten. Zoo is ons soort menschen
niet. Goeien avond samen!"....
(Ballade).
Vergeet nooit uw Ouders.
Een jonkman was gezeten,
ln een voornaam café.
Het strijkje speelde lieflijk,
De gasten gonsden mee.
Doch hij alleen bleef zwijgen,
Zijn oog ontviel een traan.
De barmaid, naar hem neigend, vroeg:
„Waar komt die traan vandaan?"
Verdrietig keek hij naar haar op,
Maar spreken deed hij pas
Toen hij zich goed had overtuigd
Dat zij fatsoenlijk was.
Hij stond op van zijn tafeltje
ln het voornaam café,
En met de tranen in zijn stem
Deelde hij 't meisje mee:
Refrein:
Vergeet nooit uw vader,
Die zóóveel voor u deed.
gaan bijwonen.
Even den aanhef van het door Vondel bij
den feestmaaltijd gedichte en voorgedragen
vers, dat, dunkt ons, al even ontroerend als
eenvoudig is:
Zoo kom ik dan aan d'aevont van mijn leven,
En eer mijn zon voor goed in 't Westen daelt,
Om Keulen's kaaij verschuldighde eer te gpven
Van de Aemste! nae den Rhijn ghedwaelt.
Van Balzac's meesterlijken roman „E u g e-
n ie Gr an de t" verscheen bij de firma J. M.
Meulenlioff een vertaling onder den titel „Mis
kende Liefde". Waarom die titel veranderd?
Balzac wist zelf zeer wel, hoe zijn boeken
moesten heeten, en noemde dit „Eugénic
Grandet", en zoo behoorde het te blijven; een
anderen titel er aan te geven, is ongepast.
Verder geven wij aan deze vertaling gaarne
den lof, die haar toekomt.
Vreemde menschen. Er zijn vreemde
menschen geweest op de wereld. Daniël Web
ster was een buitengewoon knap man; hij
hield meer van studie dan van geld.
Eens had hij over Florida (een Ameri-
kaansch schiereiland) een voordracht gehou
den vol nieuwe ontdekkingen. Hij zou daar
voor duizend gulden krijgen. Tien biljetten
ieder van honderd. Den dag na de voordracht
kwam iemand ze hem brengen. Webster zat
alweer te studeeren.
„Leg maar neer", zei hij, en hij las door.
Den volgenden dag waren de 1000 gulden
verdwenen. Het speet hem, want hij was niet
rijk. Maar hij ging weer aan 't studeeren en
vergat al de 1000 gulden.
Een paar jaar later wilde hij een artikel
schrijven en had daarvoor een boek noodig.
Hij haalde 't uit de kast, sloeg het op en
vond een biljet van 100. Hij bladerde verder
en vond er nog een en nog een. Hij vond er
tien. Toen herinnerde hij zich dat hij dat boek
had zitten lezen op dien dag na zijn voor
dracht en dat hij bij de merkwaardigste blad
zijden een „papiertje" had gelegd. Dat hij voor
die „papiertjes" biljetten van 100 had ge
bruikt was hem niet opgevallen.
Minstens even zonderling was die professor,
die den heelen dag had zitten studeeren en
toen eens de straat op wilde om op te fris-
schen.
„Och man, als je toch uitgaat, breng dan
koffie voor mij mee", zei zijn vrouw.
Zonder gced te hooren, zei hij: „ik zal het
deen vrouw". Hij dwaalde rond en toen hij een
kruidenierswinkel voorbij kwam stapte hij
BURGERLIJKE STAND
van 1 t. e. m. 7 Oct.
Geboren: d. van A. van Baekel en W. Ma-
rinus; z. van N. Blankevoort en .1. Blanke
voort.
Ondertrouwd: J. V. M. Strater en \V. A.
A. M. Huijsser; J. Droog en M. Bremer.
Getrouwd: Th. F. M. Hendrichs en M. W
J Huijsser; G. D. Hellewaard en A. Duiser;
A. J. van Zonneveld en J. D. van Galen; D.
Slager en R. Mok.
Overleden in het Provinciaal Ziekenhuis
nabij Santpoort: C. de Rooij, 56 j.
Gevonden voorwerpen.
Terug te bekomen bij: J. Vermeer, Korte
Kleverlaan, Bloemendaal, een zweep; A.
Hoenderdos, Boschlaan 17, Bloeinendaal, een
cape; G. Krot, Rustenburcherlaan 11, Bloe
mendaal, een springtouw; Sluiters, Aerden-
hout, een gouden ring; M.'Visser, Middentuin-
dorplaan 14, Overveen, een zilveren broche;
Vreeken, Korte Zijlweg 10, Overveen, een da-
mestasch met inhoud; S. War, Zuiderstraat
8rood, Haarlem, een sjaal; J. Veerman, Spions-
kopstraat 58, Schoten, een zilveren halsket
ting; N. de Vries, Dubbclebuurt 42, Haarlem,
een gouden lorgnet; H. Roozen, Middentuiu-
dorplaan 24, Overveen, een zakmes; j. Bos,
Marcëlisvaart 1, Overveen, een zilveren
broche; aan het Bureau van Politie te Over
veen, een portemonnaie, een beursje, een sleu
tel, een paar dameshandschoenen, een fanta
siebroche, een lorgnet.
Verloren voorwerpen.
Komen aanloopen: bij Van Heumen, Klever
laan 105, Bloemendaal, een grijs poesje.
Verloren: een etui met inhoud, een cape, een
damestaschje, een damesportemonnaie, een
bril, een portefeuille, een gouden knopje met
pareltje, een ceintuur.
[Cv
<6 «V <V Ate Alt Ate e» vV «6 V
LEEST DIT VOORAL!
Op 6 November zullen wij een begin inaken
met wekelljksche plaatsing van een GROOTE,
BOEIENDE FEUILLETON.
De Redactie.
vV 'V V/ At». ■Vb.AtAAlAVb At>