Sint Nicolaas Geschenken
Pelterijen
H. J. Wijkhuizen - Bontwerker
SjG
VICTORIA - WATER
anemrammmnmraMCTiran!
Uitgebreide collectie
Skungs nat - Skungs Oppossum - Blauwe
Japansche Vos - Diverse Vossen - Seal
Electric - Biberette Bontmantels
en Mutsen Voetzakken
VS
E
K
fc
.01
Ged. Oude Gracht 49, Telef. 2789 - Vakkundig adres
Sf
ons heelemaal van binnen en van buiten. Men
spreekt wel eens van de ijskorst van liefde
loosheid om het hart van dezen of genen uit
dien en dien roman, en wij gelooven graag dat
je menschen hebt met ijskorsten om hun hart,
maar dat komt zoo goed als niet voor bij lui,
als ze een ijskorst onder de voeten hebben. Op
het ijs is alles goedigheid, inschikkelijkheid,
pleizierigheid, en als je iemand omver rijdt,
pardon en pas-de-quoi, dan staat hij weer op,
en de zaak is uit de wereld, want je weet, dat
op het ijs niemand met opzet een ander van de
been loopt of 'n hak zet. En is het niet ver
klaarbaar, die welgezindheid, wanneer je zelf
zwierend en genietend er zoo lekker zaligjes
aan toe bent als misschien nooit anders
Het ijs verbroedert de menschen; politiek en
godsdienst, kunst en wetenschap, alle twist
puntenzijn voor een wijle terzijde gesteld.
Er heerscht verbroedering tusschen wild
vreemden.
Op de baan is het alles vroolijkheid, de vlag
gen wapperen dat het een lust is, de kraampjes
met versnaperingen staan volgepakt met grage
eters en drinkers en de bazen lokken er nog
altijd meer met hun vroolijken roep van: „Leg
er 's an! Leg er 's an!", de baanvegers waaie
ren met lange bezems het afgereden ijspoeier
weg, de kijkers staan bij hoopjes aan de kanten
der banen....
Wie zou het schaatsenrijden toch wel hebben
uitgevonden? Is de vraag, die wij al zoo menig
maal hebben gehoord. Helaas, zonder er be
hoorlijk op te kunnen antwoorden. Want hoe
onpleizierig het ook is zulks te doen, we
moeten met de hand op het hart bekennen, dat
we er niks niemendal van weten. Wei zijn er
natuurlijk aanwijzingen hiet' en daar in de lit
teratuur, dat het schaatsenrijden al iets zeer
ouds is. Volgens de Noorsche fabelleer zou die
kunst zelfs afstammen van Braga, den Ger-
maanschen god der poëzie. Zijn leerlingen
waren Uller, Harold en Tialf, de vriend van
Thor, den dondergod. Deze goden worden bij
elkander wel de sneeuwschoengoden genoemd.
De Noorsche helden waren mal op het
sneeuwschoenloopen. De schaatsen in den
ouden tijd door de Noren gebruikt, waren een
soort van houten glijborden. Men gelooft alge
meen dat de Friezen deze houten glijborden
eveneens kenden, men neemt aan, dat die glij
borden zeer lang waren, meer wat men tegen
woordig Ski's noemt; maar men vergete niet,
dat die meer op sneeuw of besneeuwd ijs dan
op het gladde gave ijs voldoen konden, en toen
men meer en meer op het ijs zelf ook thuis-
raakte, zochten de menschen naar een harder
zelfstandigheid voor de schaats. En men
maakte ze van been. Eerst had men gewoon
geschilderd. Daarbij kwam ik ook wat nauwer
met hem in aanraking, want hij heeft een tijd
lang mij geholpen. Het zal je wel interessecren
te zien, hoe hij mijn persoontje beoordeelt.
Vleiend is zijn oordeel nu bepaald niet. Jij, die
me beter kent, zult om zijn scherpe kritiek
lachen. Eerst toen ik het raadsel opgelost en
mijn laatste troef uitgespeeld had, erkende hij,
dat ik geen opsnijder ben, en toen zong hij een
toontje lager.
„Nu, dat alles zal je in Dr. Smirno's dag
boek lezen en ik heb er niets tegen, dat je de
geschiedenis publiceert. Hui de zaak echter
niet in een romantisch kleed, maar vertel ze
eenvoudig en natuurlijk als in dat dagboek.
Houd je zooveel en nauwkeurig mogelijk aan
zijn eigen woorden.
„Zooals je ziet, heeft het hier geschilderde
moorddrama zich in het begin van het vorige
jaar afgespeeld en den dokter aanleiding ge
geven zijn sedert een jaar gestaakte aanteeke-
ningen weer te beginnen. Enkele bladzijden
van het daaraan voorafgaande jaar waren, zoo
als je ziet, samengeplakt, omdat Smimo bij zijn
verloving een streep onder zijn verleden wilde
zetten. Het schrift Is daar nauwlijks leesbaar,
ofschoon ik de bladzijden zoo voorzichtig mo
gelijk van elkaar gehaald heb. Alles, wat ik op
beenaeren van dieren, vooral dijbeenderen zóó
maar onder den voet gebonden, en het is wel
eigenaardig, dat men bij een schaats nog heden
ten dage van het ijzeren deel als van den
schenkel spreekt, (schenkel toch beteekent dij
been). Ook ribben, vooral van koeien, werden
veel gebruikt.
Toch, rijden, rijden in den waren zin des
woords, was op die beenen schaatsen vrijwel
onmogelijk. Het been was nooit zoo te vormen,
dat het tot de technische perfectie van het
schaatsijzer komen kon, en het had ook bij
lange na niet de hardheid van het ijzer of het
staal; het sneed niet; het ware rijden dat be
halve uit glijden dus ook uit scherp afzetten
bestaat, kon alleen op ijzeren of stalen schaat
sen geschieden.
In Holland, zegt men, werden de ijzeren
schaatsen voor het eerst gebruikt, en vandaar
uit verspreidde de roep zich over de heele
wereld. Reeds in de 14e eeuw reed men in
Holland op ijzeren schaatsen.
Allengs zijn deze ijzeren vormen verbeterd
en verfraaid; ieder kent de Amerikaansche
kunstrijdersschaats van vernikkeld op gepolijst
staal, de Friesche en HollandschFriesche
schaatsen van velerlei makelij, en menigeen
onder u heeft de echte Hollandsche schaats
met de lange ijzeren krul vooraan nog gekend;
achteraf bezien een gevaarlijk modelletje;
mepig rijder kwam met zijn krul in die van een
buurman en tuimelde leelijk. Die vorm is dan
ook vrijwel in onbruik geraakt. Maar wat zeker
niet in onbruik geraakt is, dat is de liefheb
berij voor het schaatsenrijden bij ons volk. Als
het ijs maar eventjes kan, dan probeeren de
waaghalzen van jongens het al, en ais een
steen er niet doorgaat, denken zij, dat het ijs
hen ook wel houden zal. En zijn de jongens
er eenmaal op, dan duurt het maar een omme
zientje en de groote-menschen zijn er ook op,
en er niet af te slaan voor het stikdonker
En bedriegen de teekenen niet, dan is het
misschien over een dag of wat al zoover.
MUZIEK.
Tweede Bach-Concert. Dinsdag 1.1. had in
de Sociëteit „Vereeniging" het tweede concert
plaats van de Haarlemsche Bach-Vereeniging.
Het programma was uitmuntend. Eerst Beet
hoven's ballct-muziek „Die Geschöpfe des
Prometheus", die klare, liefelijke muziek, als
een spel voor dezen grootmeester, groote en
steeds boeiende danswijs met pracht van soli
ertusschen van de ijle fluit, de rijke clarinet,
de als een vrouw zingende cello.
Na dit balletstuk kregen we het bekende
cello-concert van vader Haydn, muziek die in
al haren ouderdom toch maar steeds jong en
deze bladzijden onderstreept heb, betreft in-
tusschen personen, die later in de moordge
schiedenis betrokken werden, en is bovendien
zoo karakteristiek voor den schrijver, dat je
het niet over mag slaan."
Ik bedankte hem, nam het boek mee en be
gon het te lezen, zoodra ik tot rust kwam.
Afgezien van enkele bekortingen en een in
deeling in hoofdstukken, heb ik de aanteeke-
ningen bijna geheel onveranderd weergegeven.
Aan het slot van het dagboek heeft Leo Car-
ring nog eenige regels toegevoegd, dit dit in
vele opzichten eenige geval nog nader belich
ten, en ik heb de vrijheid genomen ook deze
toevoegingen van den beroemden particulieren
detective te laten staan.
HOOFDSTUK II.
De samongcplakte bladzijden.
1912, 26 Januari.
Fabian Bolls is een schurk!
Al die jaren heeft hij zich mijn vriend ge
noemd en ik heb aan zijn vriendschap geloofd
tot nu toe.
frlsch weet te blijven. De solist was Josef
Press, een kunstenaar van ongemeene hoeda
nigheden. Zijn techniek is enorm, zijn toon ge
voelig, zijn gansche spel vooral is rijk gescha
keerd. Hij oogstte dan ook een welverdiend
succes.
Het schoonste was echter voor het laatst
bewaard: Beethoven's derde symphonie, de
„Eroica", het machtige werk op zijnen held
Napoleon geinspireerd. De uitvoering van deze
schitterende muziek was alleszins te prijzen.
Cornelis Dopper dirigeerde inplaats van Max
Fiedler, die verhinderd was. En hij deed hit op
uitnemende wijze; een geestdriftige bijval van
het talrijk gehoor was zijn welverdiende oe-
looning.
Resumeerend; Wederom een zeer mooie
avond voor de vele vrienden der muziek. Een
avond, die de Bach-Vereeniging op de nu wel
haast onoverzienbare lijst harer successen kan
bijschrijven.
Stadsschouwburg. „Nationale Ope
ra". „Faust".
We waren Dinsdagavond voor den zooveel-
sten keer eens naar Gounod's „Faust" gaan luis
teren en kijken. En spijt hebben wij er niet van.
Onze verwachtingen waren niet hoog gespan
nen. Maar het viel best mee. De zangers, het
orkest en wat er nog verder aan medewerken
den bij zoo'n opera-opvoering te pas komt,
kweten zich uitmuntend van hun taak. Er is
goed gezongen, op een enkele uitzondering na.
Naar de decors te oordeelen, was de opzet,
den oer-ouden „Faust" een weinig te moderni-
seeren. Die decors n.l. waren esthetisch veel
behoorlijker dan men bij opera-vertooningen
tot nu toe gewend was. Voorts was een ver
betering het boeiend gedanste ballet door Lili
Green en Edith Walker met hare genootjes.
Uitmuntend! Veel er verder over te zeggen,
lijkt ons overbodig. De Faust is de Faust, en
dat zegt alles. Een ieder, die wel eens uitgaat,
kent Gounod's 'meest populaire opera, en waar
deert hem, zouden we zoo zeggen.
Kort en goed, wij hebben gedurende onze
veeljarige practijk als opera-bezoeker heel wat
minder goede „Fausf'-opvoeringen bijgewoond
dan deze van de „Nationale Opera", die wij in
menig opzicht dan ook gaarne den lof geven,
die haar toekomt.
T O O N E E L.
Stadsschouwburg. „Het Ned. Too-
neel". „Kinderen", drie een-akters
door Felix Salten.
Het waren drie fijne, goedgeschreven stukjes,
die „Het Nederlandsch Tooneel" ons Vrijdag
19 dezer vertoonen kwam. De schrijver, Felix
Salten is geen onbekende voor het Hollandsch
publiek. Reeds vroeger zagen wij we mee-
nen bij Verkade eenige zijner korte, rake,
en vaak zeer gevoelige een-bedrijfs-stukjes.
Dezelfde hoedanigheden als de hierboven ge
noemde hebben ook de drie stukjes, die Vrij
dag ons werden voorgezet, „Eenige Liefde",
„De overgang" en „Levensgezellen".
Zonder iets ten nadeele der andere twee te
willen zeggen, moeten wij erkennen, dat het
tweede „De Overgang", ons het meest gepakt
heeft. Deze actrice, die bemerkt, dat zij oud
wordt, is op aangrijpende wijze door den
schrijver geteekend. Julia Cuypers' uitnemend
spel droeg niet weinig bij tot het succes van
dit stukje. Toch erkennen wij ook gaarne, dat
de twee andere stukjes zéér verdienstelijk
waren op zichzelf en ook door de uitstekende
manier waarop ze werden gespeeld.
Nochtans hebben wij wel een bedenking
tegen het geven van drie een-akters op één
avond; wel staat elk ervan op zichzelf, doch
het voorkomen van dezelfde personen erin,
wekt telkens even weer den indruk als hadden
wij met eenzelfde grooter tooneelspel te doen,
en, hoe vreemd dit ook moge klinken, het
Nu is het masker gevallen. De vriendschap,
waarover hij steeds zijn mond vol had, was
leugen en veinzerij.
Als een geniepige gluiper heeft hij zich tus
schen Asta Dur en mij gedrongen, en toen ik
hen beiden op heeterdaad betrapte, toonde hij
geen spoor van schaamte. Integendeel, hij ge
droeg zich cynisch en brutaal. Toen ik hem
zeide welk een ploert, welk een valsche kerel
hij was, lachte hij mij in mijn gezicht uit.
Maar ik vergeet niets Fabian Bolls! Wij
zullen elkander nog wel eens ontmoeten en
dan
1914, 9 Juli.
Het moeilijkst valt het mij echter uit mezelf
wijs te worden. Ik ben nu toch een man op
rijpen leeftijd en volgens de meening der men
schen een voortreffeljk man als dokter een
der beste van Zweden.
En tegenover een vrouw ben ik schuchter en
verlegen als een schooljongen.
Vandaag hebben Stina Felsen en ik een heer
lijke wandeling door het bosch gemaakt. Vo-
gelgetjilp en schitterende zonneschijn.
ik had mij voorgenomen, dat het vandaag ge
werkt even verwarrend op den toeschouwer.
Zoo dachten er verscheidene aanwezigen ook
over, naar zij ons vertelden.
Het was een gelukkig denkbeeld van
Royaards, den schrijver Saiten zeil hierheen te
halen om zijn werk te regisseeren. Die regie
was in de puntjes. Alles en aues een belang
wekkende avond wederom.
LETTEREN EN KUNST.
C. S. Adema van Scheiteina, „De
keerende KUdue uitg. van W. L. en
J. Brusse, R'dam.
Een nieuwe bundel verzen van den oorspron-
keujken, trisscnen en vaak machtigen Adema
van Scheitema is steeus weer een nieuwe bron
van genieten voor den vriend der dichtkunst.
Dat is het wat we, Kort en uuideiijk, van het
werk van dezen poeet kunnen getuigen. De
lezing van den nieuwen bunuei, waarvan de
titel hierboven staat, ot liever van een aantal
verzen eruit, gat ons de waarachtige, innige
vreugd, welke de aanraking met goede kunst
den ontvankeiijKen mensch steeus schenken
zal. Ziehier, ooroeelt zelt, lezeressen, lezers,
over uit vers, een uer schitterendste, dunkt
ons, uit het boekje;
Zie, aanzie mijn aardsche Eden,
Met mijn aardscne boerderij,
Even prachtig en waarachtig
Als een heilig schilderij,
Ver van de bedorven steden,
Van de menschen en hun strijd,
Zoekt mijn hart den held'ren vrede
Van die stille eindigheid
In die gren'zen graast het vrij
Als een vroom beest in de wei.
Als een beest, door God bewogen,
Weidend in zijn kleinen gaard
Als een nakend, plots ontwakend,
Plotseling galoppeerend paard!
Dat opeens, den droom onttogen,
Driftig davert aan den grond
Tot het met zijn groote oogen
Stilstaat voor den horizont.
Tot het in den blinde staart,
Een onnoozel beest op aard.
Het is in zijn soort van een onovertroffen
schoonheid. En de soort zelf is ook van de al
lerbeste.
Op de arbeidsbeurs. „Ik ben
student, maar ik zou mij, gegeven de tijdsom
standigheden, graag als opperman verhuren."
„Opperman, mijnheer? Waar denkt tu aan?
Ja, dat gaat maar zoo ineens. Neen, het eenige
wat ik voor het oogenblik voor u heb is een
baantje als architect, waar misschien ook r.og
eenig vooruitzicht aan verbonden is."
Een nieuwsblad, dat steeds pochte op de
snelheid, waarmee het de laatste berichten de
wereld instuurde, deelde eens, actief als atijd,
het eerst van alle bladen den dood van den
bekenden politicus H. mee. Het bleek echter
dat H., ondanks het doodsbericht, in blakenden
welstand verkeerde. Den volgenden morgen
kon men toen in het krantje lezen;
„Gisteren waren wij er, als gewoonlijk, weer
het eerst van alle bladen bij, om het overlijden
van den algemeen beminden H. in onze kolom
men op te nemen. En heden zijn wij ook we
derom het eerste blad, dat het doodsbericht
tegenspreekt."
Oberlahnstein.
Drinkt slechts dit heerlijke Rein
NATUURLIJKE Mineraalwater
KUNSTWATER IS NAMAAK
beuren zou. Maar wij hebben den heelen tijd
door geen ernstig woord gesproken. De beken
tenis van mijn vurige liefde voor haar, de
vraag of zij mijn vrouw wilde worden, brandde
voortdurend op mijn lippen, maar alles bleef
onuitgesproken.
Stina en ik praatten over allerlei dingen. Wij
schertsten en lachten zooals gewoonlijk, alleen
bijna nog uitgelatcner, en ik merkte, dat het
steeds onmogelijker voor mij werd haar te
zeggen, wat ik op mijn hart had.
Misschien beletten het daglicht en de zon mij
het te doen.
Ik heb reeds meer dan eens opgemerkt, dat
Ik mij in den verblindenden zonneschijn buiten
gewoon schuchter, ja bijna verlegen in vrouw-
lijk gezelschap voel. Zonneschijn werkt storend
op mijn gevoelens en zinnen en ontneemt mij
mijn driestheid en vrijpostigheid.
's Avonds, of in de schemering, bij mane
schijn of kunstlicht is het heel anders. Dan ben
ik mezelf, dan ben ik vrijer tegenover vrouwen,
dan zeg ik wat ik op mijn hart heb. Dan kan ik
met een jong, warmbloedig vrouwlijk wezen
zonder onbevangenheid of onbeholpenheid om
gaan, zooals zij graag willen, dat men met haar
omgaat.
(Wordt vervolgd In Bijblad)