r
ALLERLEI.
Van de groote aarde.
Wat is het toch lastig, dat jullie nooit stil
kunnen zitten of liggen.
Nu zegt misschien een van jullie: „Ja, maar
Oom, als wij liggen te slapen, liggen wij toch
stil".
Zou je dat denken?
Laten we dan eens éven gauw praten.
Als je nu lag te slapen en ik kwam heel stil-
lekes bij je thuis en als ik nu eens heel héél
sterk was, zoodat ik je huis in mijn handen kon
nemen alsof 't een slakkenhuisje of een poppen
wieg was er, ik droeg het huis dan héél snel een
eind weg, wat zou je dan raar opzien als je
wakker werd.
Dan zou je zeggen: „ik dacht dat ik heel stil
had gelegen en nu heb ik zonder dat ik: het
wist zoo'n reuzenafstand afgelegd.
Welnu, zoo iets dergelijks gebeurt werkelijk.
lederen dag en iederen nacht is een groote
heel sterke reuze-toovenaar bezig jullie met
huis en al, met tuin en dorp en stad en bosch en
wei en akker weg te dragen.
Wist je dat?
Luister dan maar, hoe dat in elkaar zit.
De aarde staat niet stil.
De aarde beweegt.
De aarde draait rond. In 24 uur, eigenlijk 23
uur, 56 minuten en\4 seconden, draait de aarde
heelemaal rond. Wij draaien dus allen in 24 uur
rond, met de aarde mee.
Als wij woonden op den evenaar, b.v. dicht
bij Padang op Sumatra, dan draaiden we met
een snelheid van 40,000 K.M. in 24 uur of 1666
K.M. in 't uur. Dat wil zeggen, dat wij met die
snelheid in 10 minuten zouden vliegen van Gro
ningen naar Maastricht.
Dat gelooven jullie niet?
En toch is het zoo.
Een rustige bewoner op den evenaar, dus in
Sumatra, Zuid-Amerika, Midden-Afrika, vliegt
dag-in, dag-uit met zulk een snelheid rond!
En wij?
Wij vliegen niet zóó razend snel in de rondte,
omdat wij meer naar 't Noorden wonen. Maar
ook al is onz§ snelheid maar half zoo groot,
dan is het nog iets onbegrijpelijks.
Want wie kan zich nu voorstellen, dat de
weg, waarop je speelt, de school waarin je
leert, het huis waarin je aan tafel zit met va
der en moeder, dat dit alles rondvliegt zóó
hard, dat heel Den Haag na een kwartier ligt
op de plaats van Enschedé en Enschedé op de
plaats waar een kwartier geleden een Duitsche
stad lag.
Dat begrijpen jullie misschien niet?
Evenmin als je begrijpen kondt van die schild
pad en dien oliiant.
Maar nu komt er nog iets véél veel wonder-
lijkers bij.
De aarde draait ook om de zon.
Nog veel harder dan ze zelf rondwentelt.
Hoe snel draait de aarde om de zon?
In één jaar tijds loopt de aarde in een cirkel
van 936 miljoen K.M. om de zon. Dat wil zeggen
dat ze in één seconde 30 K.M. aflegt, of in 5l/t
seconde van Den Haag naar Enschedé vliegt,
binnen de 10 seconden een afstand aflegt van
Groningen naar Maastricht.
Is dat niet heel erg raar en onbegrijpelijk?
Toch is dat zoo.
Wij draaien om de zon met een snelheid van
30 K.M. per seconde en wij draaien in 't rond
met een snelheid van bijna 500 Meter per
seconde.
Dierenrijmpjes van „De Schoolmeester".
De Leedw.
„Een leeuw is eigenlijk iemand
Die bang is voor niemand.
Zijn oogen en zijn neus
Zijn grooter dan die van een reus.
En zijn muil
Is een ware moordkuil.
Met zijn klauw
Is een leeuw geweldig gauw.
De leeuw wordt viervoetig geboren:
Twee van achteren en twee van voren.
Of, volgens anderen, twee aan zijn rechterhand
En de twee anderen aan dezen kant.
De leeuw zijn gemalin
Is Mevrouw de Leeuwin.
Komt ooit een ware leeuw rechtstreeks op u
aan
Dan is het 't beste om maar regelrecht uit den
weg te gaarr.
Doch niet, als hij opgezet of dood is,
Daar er in dat geval volstrekt geen nood is.
Het paard.
Een paard
Naar den aard.
Is er steeds eer dan zijn staart.
Hij doet het te voet
Net zoo gauw en zoo goed
Als een ander te paard het doet.
Met niemendal op zijn rug
Is hij bijzonder vlug.
En met iemand onder den man
Is hij in 't loopen nog zoo'n jan,
Dat j'em met zijn beiden niet inhalen kan.
Of, zeg je daarop geen ja,
Loop hem dan maar eens eventjes na
Met je grootmama.
Want eens onder zeil
Gaat hij net als een, boog uit den pijl.
Daar kwam eens een Nederlander in China
en vroeg aan een wijzen Chinees: „hoe lang
duurt wel de Eeuwigheidl"
Dg Chinees antwoordde: „Midden in de zee
staat een heel-hooge berg, zóó hoog, dat men
den top er van niet kan zien. De berg is heel
hard, harder dan glas. Eens in de tien jaar komt
een vogeltje naar dien berg gevlogen en slijpt
zijn snaveltje aan dien harden berg scherp. Dan
slijpt het vogeltje een onzichtbaar' klein deeltje
van den berg af. Wanneer dit vogeltje zóó vapk
zijn snaveltje heeft geslepen tot de geheele berg
verdwenen is, danis de eerste seconde van
de Eeuwigheid voorbij".
De Nederlander stond verbaasd en zei: „Ik
heb van U nederigheid en wijsheid geleerd. Ik
dank U!"
Eventjes lachen.
„Klaas", zegt de juffrouw op school, als ze
merkt dat Klaas heelemaal niet op-let, maar
aai^ioudend naar haar taschje op haar tafeltje
zit te kijken. „Klaas, ik geloof, dat jij meer
geeft om dat taschje dan om mij".
„Ja, iuffrouw", zegt Klaas.
De klas lacht.
„Zoo, en waarom?" vraagt de juffrouw.
„Gerrit de Koning heeft er daar-net een le
vende kikvorsch in gestopt, juffrouw".
Toen was 't lachen uit.
En vooral voorGerritje, die zich heele
maal niet meer als een „koning" voelde.
Gefopt.
Daar zaten twee heeren te eten.
De eene, die een smulpaap was, zag dat ef
heerlijke koetong werd binnengebracht en het
water kwam hem in zijn mond.
Toen zei hij tegen den ander: „Zoudt gij wel
iets willen eten, wat een ander al een heelen
tijd in zijn mond heeft gehad?"
„Bah! neen".
„Welnu, dan zal ik die koetong maar alleen
opeten, want die heeft zeker wel een paar jaar
in de mond van een koe gezeten".
Hoe Jan toch nog op school kwam.
't Was winter. Buiten gladde, bevroren
sneeuw.
Jan kwam een half uur te Iaat.
„Jan", zegt meester, „waar kom jij zoo laat
vandaan?"
„Het was zoo glad Meester, dat ik bij iederen
stap vóóruit, bijna twee stap achteruit gleed".
„En hoe ben je dan toch nog hier gekomen?"
„Wel meester, ik heb me maar omgedraaid".
Van een aardigen jongen.
Op school moesten de kinderen een zin
maken met de uitdrukking:'„iemand met al zijn
kracht liefhebben".
En weten jullie wat een' jongen toen in zijn
schrift schreef?
„Iheb mijn Moeder met al mijn kracht lief.
Want nu vader gestorven is en moeder thuis
wastht en mangelt, help ik ze de groote wasch-
manden dragen. Soms kan ik ze haast' niet
tillen, maar dan span ik al mijn krachten in om
Maeder te helpen. En ik mangel wel eens een
halt uur achter elkaar. Dan ben ik heel erg
moe. Maar ik zeg niet dat al mijn krachten dan
op zijn. Dus geloof ik wel dat ik mijn moeder
met al mijn krachten liefheb".
Ik heb een typisch meisje gekend. Dat kind
kon op school zitten droomen dat ze niets hoor
de of verstond. Dan dacht ze aan spelen of aan
thuis of aan wat ze doen moest na schooltijd.
Op een keer hadden ze thuis worst gegeten
en ze had ze heerlijk gevonden. Ze had nog
nooit zulke lekkere worst geproefd. Terwijl de
onderwijzer hun vertelde van Prins Willem III,
die leoning van Engeland werd, zag zij zich zelf
weer thuis zitten. Haar moeder vond de worst
ook heerlijk. Dat zag ze aan Moeder's gezicht.
En Moeder keek haar lachend aan, alsof ze
wqfi vragen: „hoe smaakt het jou, mijn kind?"
„Dus, Marie, wat was Willem III nog meer
dan stadhouder?" vroeg de onderwijzer.
„Lekkere worst, hé. Moeder", zei Marie hard
op en ze lachte den onderwijzer met een blij
gezicht tegen.
De heele klas proestte het uit en Marie, alsof
ze uit een droom wakker werd, kreeg een kleur
en zei: „O! hebben we geschiedenis? Ajakkie,
ik dacht dat we worst aten".
Scherp gezicht van bijen.
De bijen zijn heel scherp van gezicht. Als zij
verdwaald zijn, vliegen ze zóó hoog, tot ze hun
woning weer in het oog kunnen krijgen, en dan
gaan zij er regelrecht op af.