KINDER B IJ B L A D Uit Rein's tfacantietijd. XIV. (Slot). „Nu krijgen jullie tot slot nog een beetje muziek" zei Hein, die zijn ok» kerino, of mond-harmonica bij zich had en waarop hij zich al langer dan een jaar had geoefend. Rein speelde allerlei aardige wijsjes en de anderen luisterden of, als 't een bekend wijsje was, zongen ze mee. Dan had Rein er schik in, om plotse» ling in een andere melodie te vallen, zoodat, toen hij de anderen eerst aan den gang had gemaakt met 't vroo» lijke deuntje van „Piet Hein" en toen ze vlug wilden zingen: „zijn daden benne groot" Rein plotseling het langzame, zware „Wilhelmus" inzette. „Rare jongen", zei de boer, „jij houdt een mensch voor den mal". Maar Rein speelde met een onver» stoorbaar kalm gezicht door en begon halverwege aan: „de vierkleur van ons dierbaar laan" qn toen aan 't Engelsche soldaten» liedje van „Tipperary". Eindelijk was de tijd van opbreken gekomen. Trommels werden ingepakt. De pan werd met wat hei schoongeveegd en de jongens en de meisjes namen een hartelijk afscheid. „Maar, ho eens", zei de boer, „weten jullie wel den weg naar Oosterbeek, want je kunt hier leelijk verdwalen". „Kom, dien zullen we wel vinden", zeiden ze. „Neen, dien vinden jullie niet, of je loopt msschien vanavond nog te zoeken" zei de boer. „Wacht maar", zei de boerin, „ik moet toch naar huis, dan zal ik ze wel verder brengen tot ze niet meer dwa» len kunnen". Dat gebeurde. De boerin ging mee, eerst tot het kleine boerderijtje, maar toen nog verder en geleidde ze dwars door de bosschen tot ze op den grooten zand» weg kwamen, die hen in een half uur naar Oosterbeek zou brengen. Daar namen ze van de jonge boerin afscheid. Ze vonden 't eigenlijk nog te vroeg om naar huis te gaan; maar toen ze er over aan 't praten waren, wat ze nog meer zouden doen, zagen ze, dat hier en daar het landvolk al terugkeerde van het veld en van den arbeid in de bosschen. „Laten wij dan ook maar gaan", zei» den ze en ze liepen den breeden zand» weg af. Een eekhoorn kwam van achter een boom te voorschijn en hup! sprong in een andere. Met hun oogen volgden ze het diertje en zie, daar was een tweede. Ze speelden in de boomen. Zaten el» kaar na en renden over de dunste tak» jes, wipten en veerden van den eenen boom in 't uiterste takkentopje van een andere, zoodat het diep doorboog, maar de vlugge, ranke diertjes waren al weer op een andere tak overge» sprongen. De kinderen staarden naar die on» vergelijkelijke vlugheid. Ze begrepen niet, hoe zoo iets mogelijk was. In de verte zagen ze huizen, boeren» woninkjes, een gezellig buurtje bij elkaar. Kinderen, jongens en meisjes speel» den te samen. De ouderen deden mee of zaten aan den kant van den weg. Rein haalde zijn mondharmonica >oo.' den dag, de'anderen begonnen te zingen. De menschen, groote en kleine, uit het buurtje, hielden op met spelen en praten en begonnen te luisteren. Ze vonden 't aardig. Toen Rein een danswijsje speelde, probeerden een paar meisjes te dansen. Maar 't lukte niet. 't Viertal kwam naderbij, zingende en fluitende. „Speel eens een ander danswijsje", vroeg een der meisjes lachende. „Hè ja, als je dat tenminste kan", zeiden de andere kinderen. „Toe Rein, doe het eens", zei Mien, die van het vredige Geldersche karak» ter buitengewoon genoot. „Goed", zei Rein. „Maar dan moe» ten jullie dansen, en als 't kan ook zingen". „Dat's best, dat zullen we doen" en alle kinderen en ook verscheidene van de grooteren kwamen lachend om Rein heenstaan. Toen begon Rein een makkelijk danswijsje en plotseling riepen de kin deren „Dat kenn' wie wol" en ze begonnen te zingen: „Hoela hoela humpe, met ziene greute klumpe, hoela hoela humpe Jan, met ziene klumpe en bokse an". Rein kon haast niet verder blazen van 't lachen, doch hij speelde maar door. Steeds dezelfde maat, nu eens wat langzamer, dan weer vlugger. De klompen kletterden tegen elkaar. 't Zand stoof omhoog. Maar nie» mand bekommerde zich daarom. Het was een heerlijke zomeravond, 't Dag» werk was volbracht. Er was blijdschap en gezelligheid. Men was allemaal vrienden onder elkaar en Kees en Em legden de armen op elkaar en begon» nen mee te draaien tusschen de zwarte rokjes en lange bruine „boksen" der boerenjongens en »meisjes. Plotseling hield Rein op met een hoogen toon. Toen was 't dansen uit. „Hè, hè", zuchten sommigen. „Wat kan die fien speulen", zei een andere. „Nou moet je meteen nog es zoon deuntje blazen", zei het meisje, dat het eerst om een danswijsje gevraagd had. Dat vond Rein best. Hij blies^d: eene versje voor, 't an» dere na, en nield ze soms ook plotse» ling voor den gek door in een andere wijs over te gaan. Dan botsten de dansers tegen elkaar op en was er verwarring en vroolijk gelach, zoowel onder de jongeren als onder de ouderen aan den kant van den weg. „Je zult er wel dorstig van worden", zei een boerenvrouw, die uit een der huisjes kwam loopen, „is me dat ook een blazen. Hannes van d'n Kate met z'n harmonica kan 't niet mooier. Kom maar een glaasje melk halen en breng je kameraadjes maar mee". „Alweer nieuwe vrienden", zeiden ze. ,da", zei een boertje, „wij hooren zoo allegaar bij elkaar, moet je maar rekenen". De melk gleed lekker door Rein's keelgat en de anderen vonden 't ook een beste tractatie. Maar toen was 't toch ook tijd ge» worden. Al blazende en fluitende en zingende werd ons viertal nog een eind wegge» bracht door mee=zingende boeren» jongens en meisjes. Vlak bij Ooster» beek namen ze afscheid. „Kom je nog eens?" „Op een Zaterdagavond moet je dan komen". „We zullen wel eens zien", zei Rein. De fietsen werden opgehaald en in den stillen luwen avond fietsten ze naar Arnhem, blij met dezen heerlij» ken dag, vol zon, geluk, vriendschap en blijheid voor henzelf en anderen. EINDE. behoorende bij het „Bioemendaalsch Weekblad" van 17 Juli 1920. OPLOSSINGEN van de raadsels uit ons vorig nummer. A. 1. ZeszeisZeist. 2. p O 0 r t m a g e r d r a a d h a a r d b a a r d 3. De appel valt niet ver van de stam. B. 1. de pottebakker. 2. steenéén. 3. „Om menschengeloop en de drukte tegen te gaan loopt de politie langs alle huizen en straten". In dezen zin staan op de rij af de volgende plaatsen: Ommen, Hengelo, Opende (in Friesland), Gent, Anloo, Tiel, Hui» zen (N.»H.), Straten (N.»Br.). Algemeen raadsel: De kleermaker werkt met: 2 menschenoogen; 2 oogen van zijn schaar; 1 oog van de naald; 2 brillen»oogen als hij slecht ziet. 7 oogen bij elkaar. Ten slotte: Hoe is 't mogelijk komma punt Dat gij dit niet rijmen kunt. Goede oplossingen gaven: JULIUS CEASAR, W. SCHELTEMA, VROUWKJEN NOORMAN. JOKE MULDER, JAN SLUITER, DE VIOOLTJES, WILLY SCHOORL. De prijs viel bij loting ten deel aan JULIUS CAESAR, die hem aan ons kantoor, De Genes» tetweg, kan komen afhalen. Ditmaal wordt uitgeloofd: een fraai notitieboek. JULIUS CAESAR. Ja, ik kan me begrijpen dat je het druk hebt gehad. Ben je er door ge komen? Nu heb je zeker een heelen tijd vacantie om uit te rusten. Ik had je al niet meer onder de oplossers ge» rekend. WIM SCHELTEMA. Wel beste neef, dat vind ik nu eens aardig, dat je weer eens meedoet. Minder aardig vond ik het dat ge je oom heelemaal vergeten was. Maar nu is alles weer in orde. Ik hoop, dat je nu weer trouw mee kan doen. JOKE MULDER. Je hebt ook een heele tijd niet mee» gedaan. Waren de raadsels te moei» lijk voor je? Ik hoop, dat ik nu weer trouw oplossingen van je mag ont» vangen. VROUWKJEN NOORMAN. Wat ben ik dit keer in mijn schik, dat ik zooveel oplossingen heb ge» kregen. Je hebt het zeker altijd druk met schoolwerk gehad. Nu heb je zeker vacantie, is het niet? DE VIOOLTJES. Hartelijk dank voor jullie aardigen brief. Ja, ik had heusch gedacht, dat jullie niet meer meededen. Al zijn de raadsels niet goed of je twijfelt er aan, dan kan je ze toch gerust inzenden, hoor! Ik geloof, dat je vader gelijk heeft. Maar nu zijn er ook heel wat oplossers. Je kan zien dat het vacantie» tijd is. JAN SLUITER. Vergissingen zijn nooit aangenaam. Maar daar is geen mensch of hij ver» gist zich wel eens. Het overkomt je anders niet veel. Je raadsels zijn nogal in den smaak gevallen. EVA BENDERS. Dat is dus vergeefsche moeite ge» weest. Waarom ben je niet even een nieuwe courant komen halen? Die had ik je gaarne gegeven. Als het nu weer eens gebeurt, wat wel niet het geval zal zijn, dan kom je er gerust maar een halen, hoor! Het is jammer, dat je neefje niet hier woont, anders kon hij ook meedoen. Het doet me ge» noegen dat het boek naar je zin was. WILLY SCHOORL. Het doet me genoegen, dat je een briefje met klachten aan mij gestuurd hebt. Eerst dacht ik je te schrijven, om je de volgende keer medei te dee» len hoe de vork in den steel zat, daar ik het erg druk heb. Maar ik heb het nu toch maar onderzocht. Ik kan mij best begrijpen, dat je kwaad op je oom was, want je hebt volkomen ge» lijk. Verkeerd was het echter van je mij niet eerder te schrijven, daar ik de vergissing niet bemerkt heb. Ik hoop, dat mijn nichtje nu niet meer kwaad op me is en ik dank haar voor de goede opmerkingen en verklaar bij deze dat ze de bedoelde raadsels bui» ten haar schuld fout opgelost heeft. De schuldige hiervan is Je Oom de Raadselredacteur. RAADSELS. A. (Voor de kleineren). 1. Met b op het land Met r in schippershand. Met v in de stal 'k Wed je kent me al. 2. Tel eens op: een groot beest, een winter»vervoermiddel en een boom van den zandgrond. Zóó dat ze tezamen een stad maken. 3. X. X X X X Op de kruisjeslijn staat van boven naar beneden een meubelstuk, dat in ieder huis onmisbaar is. Op de tweede rij een deel van een wagen. Op de derde wat lekker is om te eten en wat rijmt op het woord van de kruisjeslijn. Op de vierde regel een getal. B. (Vooj de grooteren). Om in te vullen: Boven aan in den top een mede» klinker. Op de tweede rij de naam van een kasteel in Gelderland. Op de derde rij waar ieder mensch op leeft. Op de vierde rij de Nederlandsche naam van een bekende stad in 't Zui» den van België, die ook een Franschen naam heeft. De voorste letters der woorden noe» men een deel van wat aangeduid wordt door de achterste letters der woorden. (Dit raadsel is moeilijk denk ik. Zelf heb ik er een hall uur over noodig ge» had voordat ik het had ontworpen. Wie kan me meer van deze raadsels verzinnen?) 2. Een dorp uit Gelre, Vooraf een dier uit de stal, Tezamen in Drente, Ge weet het nu al. 3. Breedte spelen Cairo lawine kippenren hek mode uur. Deze woorden zóó onder elkander te plaatsen dat er twee rijen letters naast elkaar komen die, de eerste rij van boven naar beneden, db tweede van beneden naar boven gelezen, een bekend spreekwoord vormen van maar 3 woorden. Uit het laatste woord heb ik alleen de middelste letter noodig. Raadseloplossingen ingezonden door JAN SLUITER. 1. Matrozen. 2. In bedsteden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1921 | | pagina 8