BIJVOEGSEL ZEER GESCHIKT VOOR ST. NICOLAAS-CADEAU BLOBMENDAALSGH WEEKBLAD BLOEMENDAALSCH WEEKBLAD Bloemeiidaalsch Weekblad" Zaterdag 3 December 1921 wr/aw/a cmwn voor Lezers(essen) van Houder van dezen bon kan voor 28 cent (afgehaald) en 32 cent (thuis bezorgd), in het bezit komen van Boekhandel EIKELENBOOM TIMMER Dc Genestctweg 23 - Telcf. 22003 - Blocmendaal voor Lezers(essen) van Houder van dezen bon kan voor f 1.50 (afgehaald) en f 1.60 (thuis bezorgd) in het bezit komen van Boekhandel EIKELENBOOM TIMMER De Genestetweg 23 - Telef. 22003 - Bloemendaal om ma rarairaii No. 49. If •T HI-JA VAN MIJN EZELKEN. S e u i d i I 1 a 's. I Naast mijn ezel, wiens bellekens klonken, daalde ik fluitend het bergpad af. Vogeltjes piepten in h :esters en stronken, leutig stapte mijn ezel op draf. Tusschen de bergen tandarada! werkte in den wijngaard het lieflijkste meisje „Ezelken. groeten wij 't meisje?" Hi-ja II In 't schemergoud' der middagzon den zonhoed op het hoofd, stond zij,en perste in kuip en ton het purperbloedend ooft. Veel bijtjes snorden rond Zij wisten niet, waar 't lekkerst ooft was, de druiven of haar mond. III Door zooveel schoon bewogen stom, bleef ik staan. Dc rechter boven haar oogen keek zij mij aan. ZachJ naderde ik Mij was 't, of heel de hemel straalde uit haar blik. IV In koelende schaduw, op 't malsche kruid, liet ik mijn ezelken grazen. Luid bulkte het dier zijne blijheid uit.... Ik hoorde hel kauwen en blazen! „Heisa! Bitter op lip en mond", dacht hij vast, daar hij distien scheerde, „dèt maakte immers het hart gezond!" Tot de plukster trad ik nu, Hoflijk boog ik neer...., stamelde zacht: „God vordere u mompelde ook iets van 't weêr! Ach! Op mijne lippen lag 't zoetste woord, dat een mond ooit uitbracht Kon ik, durfde ik? Ach! VI 't Zweet droop van mijn voorlroofd neder, hijgen joeg 'mijn borst. ..Pablo" vroeg ze, en ach! hoe feeder klonk dat, „hebs du dorst?" Lachend bood zij mij trossen, die bloedend van rijpheid, kerfden! „Laaf U", suisde zij VII En toen ik uit haar handen éen trosje nam voelde Ik haar vingers branden gelijk een vlam. Als goud zoo geel, spoot mij het sap der bessen, in mond en keel. VIII Fluks lei ik om haar volle leden den rechterarm, en sprak aldus: „Dat wordt een echte kermis, heden, kruidt gij dat wijntje nu met een kus!" Wat maakte mij op eens zoo driest? „Hatsji!" deed Grauwt.en, en lachend zeide ik: „Gij hoort het, kind. het is beniesd!" IX „En wat beniesd is móet geschiên", sprak stout ik voort. „Is dat geen wet van kristen iiên? Zoo dus als 't hoort. Zij lachte noo streek met haar vingers langs haar neusjen en zei: „Zoo! zoo!" Boos hief zij 't vuistjen op: „Nu ga Bij Satans horenkop. Ik sla....!" Ik sloot snel, met een kus, haar rooden mond, en vlood. XI Doch, eer nog Grauwtje, op mijn bevel, weer verder trad, had reeds de deerne, bliksemsnel, mijn hals omvat. „Daar", keef zij, „daar! Ik zal u leeren meisjes zoenen!" Zij kuste maar XII Naast mijn ezel, wiens bel'ekens klonken, daalde ik al fluitend het bergpad af. Vogeltjes piepten in boomen en stronken. leutig stapte mijn ezeltje op draf. Tusschen de bergen tanderada! plukte maar, plukte steeds 't liefelijk meisje! Ezeltje, huwen wij 't meisje?" Hi-ja! Uit „Dichters van dezen tijd". P. N. van Kampen Zn. Amsterdam. Pastoor Verriest over het Vlaamsch. Arm en zijn wij niet. Een levenden schat hebben wij nog; een levende macht, die een vo'k doet leven, doet herleven, doet herwor den, doet worden., de taal! de moedertaal, de moeder, de levende barende moeder., de taal. Hier blijve ik nu een stondeke staan en over- denke mijn kindertijd en mijn groeiende kinder jaren. Mijn vader, mijne moeder, mijn volk, mijn huis, mijn dorp waren vlaamsch. Onze aarde, onze lucht, onze zomer en winter waren vlaamsch; onze lippen groeiden naar liet vlaamsch woord, en dat woord wierd de vorm van ons kennen, weten en denken. Ons worden was Vlamingen worden. Worden is en zal altijd de wet en weg van het leven zijn. Waaruit en wat zijn wij geworden en wat heeft er gedreigd en dreigt er ons te doen ont worden? Terwijl ik hier te peinzen sta, mijnen kindertijd bezie, en luistere naar mijn verleden -. vijf en zeventig jaren verre, slaat in mijne oogen die ouderwetsche schoone kader van mijne werkkamer, en ik leze er in allerschoon ste versierde calligraphic dat woord dat geheel mijn leven vervult: Bruiloftslied opgedra gen aan het jong en achtbaar paar Mijn heer Johannes Verriest en jongvrouw Karolina Van Ackere kerkpligtig vereenigt te Deerlijk den 9en October 1827. Eerbiedig op- gedraagen door R. Notebaert en P. Renier. Tezelider tijde ontwaakt en jubelt in mij ge heel de kunst, de volkskunst, en 't vermaak van dien tijd en ik herleve, in het onderwijs, in de school, van dien tijd. Bij dat mind'er volk zat Vlaanderen vol rederijkkamers, vol genoot schappen, met edelgekozen kernspreuken, met prijskampen voor dichtwerk, tooneelen en schoonschrift. Steden en dorpen wedijverden, en het ware een blijde litanie de namen te drukken van de toen bestaande en nu nog le vende „vriendschappen". Het was het instandhoudend en naar boven willend Vlaanderen. Daarbij, daaronder stond de school met al haar wondere hoedanigheden en eigenaardig heden, eigen levende, aardige, die eigen aard hadden gebreken. Uit haar zijn gekomen die oudere opgebloeide mannen. U groete ik eerst, ontroerd in mijn diepste gemoed, o schoolmees ters van den ouden tijd, die in armoede ons vlaamsch volk hebt wakker en vlaamsch ge houden, licht en vreugd en deugd in het oud vlaamsch wezen hebt gevoed, die het oudste lampke vier tegen alle vreemde macht hebt geschut. Ik groete U schoolmeesters in uw graf. Ik groete U, vader Renier, die den eersten glans van mijn schoone moedertaal hebt in mijn hoofd' gelegd, het eerste genot van zijn rythmen in de roering van mijn zoete lippen hebt doen wagen en wiegen: Op den zolder van een bakker Woonden muizen machtig veel en ze mij nu nog in mijn een en tachtenste jaar doet genieten. Dat was het eerste priemen op mijn be schaafde lippen! Waarom vinde ik nergens mijn hooger vlaamsche ontwikkeling? Waarom geen ver dere beschaving van mijn tong en spraakge- rief? Waarom groeide zij niet in mijn weten en denken, in mijnen geest? waarom niet in mijn voelen, blijheid en leed, in mijn hert? Waarom niet in al miin zinnen, in mijn spieren *n zenuwen, in de roering van hand en voet en lichaam? Waarom niet in mijn groet? Waarom bleven wij botte Vlamingen? Omdat alle wegen naar eigen hooger leven gedoofd lag, alle deuren toe. Als wij daaruit kwamen traden wij een vreemde wereld in; eene schoone wereld, een beschaafde wereld, een geleerde wereld; wij ontleerden ons zeiven, wij ontwierden het vlaamsch kind. Tooh, gelukkiglijk bleef daar onder en woe kerde daar buiten, de taal: onze oude taal, onze schoone taal, onze rijke taal, onze vrije taal vol woorden, beelden en zinnen, vol scha keeringen: de geest, 't gemoed, de ziel van ons ware volk, van ons vlaamsch volk, gereed tot groei, bloei en vrucht. Ja zeker er bleef hier en daar een glans, een glorie, eene preutschheid, een voornaamheid van landsche standen uit verleden tijden; hier en daar.een grootschheid' en koppigheid bij den Boer, bij de Boerin. Ik z.e ze nog in mijn kinderjaren op de markt van Brugge komen, getooid als landsche koninginnen met het strekkend en bengelende goud om het hoofd en de hoogklimmende muts, die oreed, in zes lagen kostelijken kant, op rug en schouders nederplooide. Ik zie in tijd van kiezing den vrijen lustigen Boer, driemaal rond de markt rijen, en zijn rijtuig bevlagd ter eerc van den nog ongekenden overwinnaar, wie hij ook zijn mocht. ik zie hem 's anderdags ais een koning op zijn hof en ve'd rondgaan en sterk bestier in hand houden met zijn makker, zijnen scepter. In Veurnambacht bleef hij even groot, spre kend volgens zijnen stand en staat, nu nog vol misprijzen voor den „zuiderling" uit het „cens- land" met zijne „koeien voor den ploeg". Daarbij nog woont hier en daar de stille welhebbende burger, die hem rechthoudt en fatsoenlijk gaat en staat en spreekt; maar hij ook, en zijn vrouw en zijn huisgezin voelt rondom hem, buiten hem en boven hem eene onmacht, eene ijdelheid en een tekort. Eene hooger wereld blijft hem gesloten. Er is, er was hem geen eigen vlaamsche opvoeding open. Zij bestond niet. Nogthans blijft hem, blijft rond hem, blijft voor de greep, onder hem, die schat, de taal. Zij is goud, maar was niet gemunt. Sedert hon- derde jaren was er voor het minder volk geen munt mede ges'agen; toch zij bleef goud en kon dat wel missen. (Uit een rede over Beschaafd West- Vlaanderen in de Kon. VI. Academie gehouden.) BOEKBESPREKING. „Mijn liefste boekje" is de titel van een nieu we uitgaaf der serie: „Bonteboekjes voor onze Kinderen". En het is ook een heel lief boekje. Het is een boekje vol gedichtjes van Henriët- te Blauw met plaatjes van Jan Wiegman. Wilt gij er iets van hooren? Schoolziek. Bobbie was in bed gebleven, Bobbie had zoo'n pijn, zco'n pijn; Moeder zorgde voor een kruikje, Dat was lekker voor zijn buikje. Vader stuurde om den dokter, 't Mocht eens erg met Bobbie zijn. „Laat je tong eens even kijken", Zei de dokter tegen Bob; ,,'tBesta- is, maar niet te eten, 't Maagje moet je maar vergeten, 'k Zal je wonderolie geven. Hap die maar eens lekker op". Wonderolieen niet eten Wat een vreeselijke straf! Dat was erger nog dan leeren, Bobbie riep al om z'n kleêren. 't Pakje aan, gauw brood gegeten, Weg was Bobbie, op een draf! 'n 70-tal van die gedichtjes treft men in dit boekje aan, allen even lief. De uitgever is J. M. Meulemhoff te Amster dam. De prijs is 2.15. ALLE KINDEREN MOGEN DEZE BONNEN NOGMAALS INDIENEN! BON In deze map bevinden zich 8 plaatjes, welke in mooi gekleurde prentjes worden veranderd door met een penseeltje met schoon water langs de lijnen der teekening te schilderen. Voor schoolkinderen is dit een zeer aangename en nuttige bezigheid. Men kan, indien men de kleuren niet mooi of scherp vindt, ook bijkleuren, waarvoor dan wel kleurkrijt noodig is. Wij zijn in het bezit van 6 verschillende mapjes, welke allen tegelijk doch ook in 6 weken kunnen worden afgehaald, mits men dat opgeeft of de bon bewaart. De particuliere prijs is 45 cent. Men behoeft dus geen abonné te zijn, wie een bon heeft kan een of meer mappen bekomen. Wie een nieuwe abonné aanbrengt voor Bloemendaalsch Weekblad a f 1.75 per half jaar (minstens een half jaar) krijgt een map gratis. BON Mooier werk voor kinderen van 8—14 jaar is niet denkbaar dan cartonnage- werk. Deze draaimolen wordt geheel van carton in elkaar gezet, 'n Flesch met een soliede kurk er op waarin een stopnaald zijn de eenige hulpmiddelen. De particuliere prijs is f 1.95. Men behoeft dus geen abonné te zijn wie een bon heeft kan een draaimolen bekomen. Wie een nieuwe abonné aanbrengt voor Bloemendaalsch Weekblad a f 1.75 per half jaar (minstens een half jaar) krijgt bovendien nog 25 cent korting op dezen draaimolen. iBnpiitd/ \MW vbitgrpd/ \f»i m \biEog G/A59 05*59

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1921 | | pagina 5