TWEEDE BLAD
Nog enkele kinderen, (ook van niet-abonné's) kunnen van de hier-
onderstaande bonnen profiteeren*
BLOBMBIAALSCH WEEKBLAD
mm
MM
„Bioemendaalsch Weekblad"
Zaterdag 24 December 1021
De Mannetjesputter*
voor Lezers(essen) van
voor Lezers(essen) van
Houder van dezen bon kan voor 25 cent (afgehaald) en
30 cent (thuis bezorgd), in het bezit komen van
Houder van dezen bon kan voor f 1.25 (afgehaald) en
f 1.35 (thuis bezorgd) in het bezit komen van
Boekhandel EIKELENBOOM TIMMER
De Genestetweg 23 - Tclcf. 22003 - Bloemcndaal
Boekhandel EIKELENBOOM 6 TIMMER
Dc Genestetweg 23 - Telef. 22003 - Bloemendaal
ww
No. 51.
lk howl niet van de
Engelschen, mijnheer. Mijn schoonzoon is jaren
lang in de Transvaal geweest en niet zóó
maar in de Transvaal, neen, in de fijnste krin
gen verkeerde hij, al zeg ik het zelf. Paul
Kruger heeft hem eigenhandig de hand gege
ven, en tegen Botha was het Je en Jou. En
als kind' in huis, mijnheer. Dus ik hoef u niets
te vertellen, en.... ik vertel u ook niets.
Alleen maar, dat ik van de Engelsche niks
niemendal hebben moet, mijnheer.
Het was aldus, dat met een gelaat menie-
rood van toorn en met veel booze bewegin
gen de heer Abel Rijmering op de sociëteit
„Burgerzin" zijn overkropte ziel luchtte tegen
zijn medelid, de heer Leemhuis, die daareven
een lofrede op Engeland gehouden had. De
andere leden, aan de mahoniehouten ronde
tafel mede-aanzittend in een ononderbroken
kring als gereed tot een spiritistische seance,
vermaakten zich inwendig om dit begin van
ruzie tusschen Rijmering en Leemhuis, en
hoopten hartgrondig dat deze twee elkaar eens
lekker te lijf zouden gaan, al is het alleen
maar voor de variatie, want die sociëteits
avonden konden, nu, sinds het uitbreken van
den oorlog de stemming voor kaart- en domi
nospel ontbrak, wel eens wat taai zijn. De
tegenstanders moesten dien avond elkaar maar
eens in de haren vliegen om hun medeleden
van „Burgerzin" tenminste een verzetje te
geven. En hoopvol was aller aandacht dan
ook op hun krakeel gevestigd.
U maak je veel te kwaad, mijnheer, zei
Leemhuis op een tartenden toon. die zijn te
genstander nog meer verhitte, u maakt je
veel te kwaad. U moet kalm zijn, mijnheer,
kalm en redelijk. U moet in het algemeen
redeneeren, niet in kleinigheden afdalen.Uw
schoonzoondaar heb ik niets mee noo-
dig, mijnheer.
Ik wèl, mijnheer, en heel veel, viel Rij
mering uit, en een kleinigheid, zooals u dat
belieft te noemen is hij zéker niet. U deedt
beter om op dat terrein uzelf de pols eens te
voelen. O, zoo, mijnheer, dat is andere koffie.
Hij heeft ondernemingen op touw gezet, waar
u met uw grooten mond niet aan ruiken kunt,
mijnheer. (Hier grinnikten de medeleden op
grievende wijze).
Ik ruik niet met mijn mond, mijnheer,
deed Leemhuis op snijdenden toon, dat past
beter bij inenschen, die hun cognacgroc in
hun borstzak in plaats van in hun mond uit
gieten.
Wederom waren de lachers op de hand van
Leemhuis. Deze had een venijnig spottenden
blik geworpen naar zijn toornigen tegenstan
der, die in zijn opwinding zoo snel van zijn
glas gedronken had, dat een omvangrijke slok
doelloos langs zijn kin op zijn jas was gedro
pen.
U bent een flauwe vijg, mijnheer, kreet
Rijmering buiten zichzelven van drift,u en
uwe Engelsche vrienden. Ik wil beleefd blij
ven, mijnheer, want ik ben van nette afkomst,
maar dit moet ik u meedeelen, dat ik, als ik
een man uit het volk was, u een blauw oog
zou slaanEn nóg. Wat kan mijn af
komst mij schelen. Wat let me?
En dreigend stond hij op.
Niets, mijnheer, niets,* zei Leemhuis op
bijtenden toon, pak mij gerust aan, mijn
heer, ik ben niet bang, mijnheer. Ik lust u, wat
je noemt- En hij zette zich in postuur.
De medeleden grinnikten nauwelijks meer;
hun toch al niet over-levendige gezichten
werden strak van benauwdheid; reeds ver
foeiden zij in het diepst van hun brave zielen
het vermaak dat zij in het krakeel der twee
menschen hadden gehad. Zij waren van de
rieten zittingen hunner stoelen gerezen en
stonden rechtop voor hunne leege g.aasjes. En
alle oogen staarden als verblind in het stra
lend licht van Leemhuis' heldenmoed. De held
zeif, gevoelend hoe aller aandacht en bewon
dering naar hem uitging, keek zijn tegenstan
der met een ijzig kouden blik aan, en lachte
hem valsch tegen, waarbij zijn prachtige witte
tanden als een koele maar felle bedreiging
zichtbaar werden.
Rijmering werd door den aanblik van deze
tartende houding geheel uit liet lood geslagen.
Hij naderde met woeste schreden zijn tegen
stander.
En toen gebeurde er iets, dat in de socië
teit „Burgerzin" sinds menschenheugenis nim
mer was voorgekomen, en dat, gelijk ons
spraakgebruik zoo trefiend' zegt, „inct een
zwarte kool" op de witte bladen van de notu
len der eenzame stichting is opgeteekend: Het
lid .Rijmering, tot een paroxysme van toorn
gedreven door den valschen lach van zijn me
delid Leemhuis, verloor de heilige vreedzame
traditie der sociëteit Burgerzin uit het oog en
gaf zijn ined'e.id een feilen stomp midden in
het gelaat.
De getroffene wankelde, sloeg snel de han
den voor zijn mond en deed ze dan weer
ervoor weg, om bloed en verscheidene tanden
uit te spuwen. Het was een afschuwelijk
schouwspel. De medeleden drongen om het
slachtoffer, velen hoofdschuddend uii medelij
den, maar anderen hun begrijpeiijken toorn
luchtend over het schandelijke misdrijf; de
verstandigsten echter hadden zich in de keu
ken van een kom water, een spons en een
handdoek meester gemaakt en schoten reeds
toe om den armen verminkte te helpen.
En de bloeddorstige Rijmering, de bedrijver
van deze gruwelijke daad, was te midden der
algemeene verwarring, welke op zijn daad
volgde, verdwenen.
In een toestand van onovertrefbare opwin
ding liep hij de straat op, maar wist niet
zeker dat hij dit deed. Voor zijn verbeelding
zag hij het ontredderd gezicht van den armen
Leemhuis, de oogen die mateloos ver uit hun
kassen puilden, den bloedenden mond afgrij
selijk en onherkenbaar van vorm, terwijl met
luide tikken op den grond de tanden eriut
neerbiggelden.
En Rijmerings eigen oogen puilden uit en
het angstzweet brak hem uit alle poriën.
Wat heb ik gedaan! Wat heb ik gedaan,
jammerde hij en hij sloeg in vertwijfeling de
handen omhoog.
Een politieagent stond aan den hoek zijner
straat en zei hem goeienavond.
Goeienavond! Goeienavond! Hoe is het
mogelijk, kreunde Rijinering's arme ziel,
a's hij wist wie ik was, legde hij me onmid
dellijk de paternosters aan.
Hij groette den man nochtans op dupeerend
bedaarde wijze terug, en ging zijn woning
binnen.
Zijn vrouw, een der snibblgste ega's, die
sinds het begin onzer jaartelling het gefolterde
mannendom ten deel zijn gevallen, wachtte
hem, als naar gewoonte met het avondmaal,
zijnde twee boterhammen met margarine en
Leiasche kaas, geflankeerd door een pot met
koffie.
Mijnheer is vroeg vanavond, hoonde de
teedere.
Rijmering antwoordde niet. Zwijgend zette hij
zich aan de tafel. Zijn gelaat was dof Het
bloedige visioen van Leemhuis' voor goed
verwoesten mond kwelde hem uitermate.
Maar hij wilde zich verzetten tegen deze laf
heid; de aanb.ik der akelige Xantippe tegen
over hem was hem een feiler aansporing daar
toe; als een bliksemflits sloeg de herinnering
aan al de vernedering en plagerij, die deze
zijn echtgenooie hem zoovele jaren had doen
verduren, door zijn ontredderd brein. Altijd
had hij hare behandeling natuurlijk als een
onrecht gevoeld, maar nu was zij hem met
haar houding, haar vitterijen, haar standjes,
uitbranders en schrobbeeringen, walgingwek-
kend enja, eigenlijk ook onverklaarbaar.
Ja, onverklaarbaar, want hij was geen man
om dat te verdragen. Hij verdroeg niets meer,
geen hoonend woord, geen blik, dïe hem niet
aanstond, geen snik die hem beschuldigde,
geen zucht die hem indirect over zijn gedrag
kapittelde. Hij was een man. Had hij dat daar
even niet getoond met den onbeschoften
Leemhuis de tanden uit zijn mond te slaan?
Was dat een dkad, of niet? O zoo. Even was
hij wat benauwd over zijn bloeddorstigheid
geweest, heel even, maar dat was alweer
overwonnen, en het bewees buitendien hoe
allemachtig beteekenisvol zijn daad was. O
zoo, hij was een held, een mannetjesputter als
er in de vader,andsche en algemeene geschie
denis wel voorkomen, en nog niet eens heel
veel,van dat kaliber als hij althans
Dus dat wijf moest tegen hem nu geen toon
meer aanslaan.
Hij stond zoo plotseling op, en met zulk een
woest geraas schoof hij daarbij zijn stoel te
rug, dat de Xantippe in eest beangstigd snel
tempo met de oogen begon te knipperen. Hij
zag haar angst, en dat deed zijn toorn tot
een weerzinwekkende razernij aanwassen.
Met één greep rukte hij het servet van de
tafel, en de ingrediënten van het avondmaal
stortten op den grond. Het was ten hemel
schreiend. De stukken brood en komijnekaas
waren met de scherven van het bord naar
alle windstreken gevlogen, en in een plas van
haar bruine bloed lag de overleden koffiekan.
De teedere echtgenoote, ontdaan van haar
stoel opgesprongen, viel er vanwege een blik
semsnelle verlamming weder in neer, zij kwam
in mateioozen toorn weer overeind, maar zijn
moordende blik schoot als een revolver haar
wederom neer op de zitting. Hij naderde haar,
met onheilspellend opgeheven vuist, gereed
om den tweeden mond te verwoesten op dezen
zelfden avond
Mensch, zei hij, en zijn stem had alle
gruwzame toonaarden uit een detectivendi a-
ma, mensch, wat let me? Hoeveel jaren
heb je me gekoejonneerd, mensch. Maar je
kent me niet. Je kent me niet, ik ben een
man. Ik ben een mannetjesputter. Het is nog
geen uur geleden, dat ik Leemhuis geëxecu
teerd heb. Al zijn tanden uit zijn mond. En
nunu ben jij aan de beurt.
Hij was al sprekend flauwer en flauwer van
blik geworden, zijn beenen begonnen zeer ie
trillen. De opgeheven vuist zakte (zooals men
dat wel noemt) als een baksteen, hn met de
vuist zakte zijn moed. Hij was week en rade
loos. Niets kon hem meer helpen, tenzij wel
licht een in allerijl toegediende kinadrank.
Zijn blik gleed langs den vloer, en liartstoch-
tehjK benijdde hij de doode kofiienan.
Het was 'n uooasche stkte in ae kamer, als
na het instorten van een huis, van een burcht,
van een vesting, van een wereld.
Dan oegon ue mond van de Xantippe won
derlijk te happen als van een snoek boven
water, een lach brak uit haar oogen en ge
laatstrekken, en een volzin uit haren mond,
gelijktijdig; Maar Leemhuis heeft geen tand
in zijn mond, heeft zijn vrouw me verteld,
hij heeft een valsch gebit.
De uitwerking op den doodelijk gefolterden
Rijmering was even onverwacht als versenrjk-
kelijk. Hij begon te huilen a.s een kind. Maar
het was van blijdschap. Hij stak de handen
ten hemel, vouwde ze dan samen als tot een
gebed. Zijn gelaat, daareven meelwit, gloeide
als een kooldraadlamp en stamelend van geluk
zei hij: Wat 'n verlossing, wat 'n pak van
mijn hart. Niemand weet wat ik in dat halve
uui heb uitgestaan.
De crisis was thans voorbij, de zieke kwam
tot zichzelven en was reeds na een kwartier
zoover hersteld, dat op bevel zijner meeste
res de komijnekaas en de scherven van den
vloer plukken en de koffie opdweilen kon.
Uit; „Vroohjke Verhalen"
door Job Steynen.
MUZIEK.
Evang. Luth. Kerk Haarlem. Donderdag
avond 29 Dec. om 8 uur zal door den heer W. H.
Biele, organist bij de Evang. Luth. Gemeente,
een weldadigheidsconcert worden gegeven.
Medewerkenden zijn Mevrouw van Tuyl-
Boreel, viool; Mevrouw Joy Mc. Arden, (Jo
IJzerman), sopraan, en den heer Eduard Biele,
cello. Wij bevelen dit concert zeer aan, daar
het voor een goed doel wordt gegeven. Toe
gangsbewijzen zijn te verkrijgen aan het Con
certbureau Alphenaar, en 's avonds aan het
kerkgebouw.
VAN HIER EN DAAR.
Vervolging In zake het Handelsregister.
Naar wij vernemen heeft de Commissie voor
het Handelsregister gebied Haarlem en Om
streken overlegd gepleegd met de ambtena
ren van het O.M. Dit heeft besloten om aan de
personen, die nalatig blijven aan hun verplich
ting tot inschrijving in het Handelsregister
te voldoen, door de politie formulieren ter in
vulling uit te reiken en tegen hen, die niet tot
inschrijving overgaan, proces-verbaal te doen
opmaken.
Hoofdstembureau Kamer van Koophandel
en Fabrieken. Burgemeester en Wethouders
van Haarlem hebben, gelet op art. 10 van de
Wet op de Kamers van Koophandel 1920 S.152,
benoemd in het Hoofdbureau voor de in 1922
te houden verkiezing van leden van de Kamers
van Koophandel en Fabrieken te Haarlem de
Heeren:
F. C. Dufour, voorzitter; W. G. H. Jacobs,
A. de Clercq en J. Gerritsz, leden; H. Fikkert,
plaatsvervangend voorzitter en W. J. B. van
Liemt, C. ten Boom en Mr. Dr. Torn Kruijff,
plaatsvervangende leden.
BON
In deze map bevinden zich 8 plaatjes, welke in mooi gekleurde prentjes
worden veranderd door met een penseeltje met schoon water langs de lijnen
der teekening te schilderen. Voor schoolkinderen is dit een zeer aangename en
nuttige bezigheid. Men kan, indien men de kleuren niet mooi of scherp vindt,
ook bijkleuren, waarvoor dan wel kleurkrijt noodig is.
Wij zijn in het bezit van 6 verschillende mapjes, welke allen tegelijk doch ook
in 6 weken kunnen worden afgehaald, mits men dat opgeeft of de bon bewaart.
De particuliere prijs is 45 cent. Men behoeft dus geen abonné te zijn, wie
een bon heeft kan een of meer mappen bekomen.
Wie een nieuwe abonné aanbrengt voor Bioemendaalsch Weekblad
A f 1.75 per half jaar (minstens een halfjaar) krijgt een map gratis-
Mooier werk voor kinderen van 8—14 jaar is niet denkbaar dan cartonnage-
werk. Deze draaimolen wordt geheel van carton in elkaar gezet, 'n Flesch met
een soliede kurk er op waarin een stopnaald zijn de eenige hulpmiddelen.
De particuliere prijs is f 1.95. Men behoeft dus geen abonné te zijn wie
een bon heeft kan een draaimolen bekomen.
Wie een nieuwe abonné aanbrengt voor Bioemendaalsch Weekblad
a f 1.75 per half jaar (minstens een half jaar) krijgt bovendien nog
25 cent korting op dezen draaimolen.
Y»10n?5Kd/ Nftltg/ \b]t0/ \bjSQ51 jfeLVjlt