TWEEDE BLAD „BJoemendaalsch Weekblad" Zaterdag: 11 Maart 1922 Plaatselijk Nieuws. No. 10. De babyinandjes op de fiets. In het Tijdschr v. Practische Verlosk., maakte onlangs een der vroedvrouwen in de Vragenbus attent op het nadeel dat voor de jonge kinderen ontstaat, door de verwisseling van den ouderwetschen(l) kinderwagen in een baby-mandje op de fiets. Volledigheidshalve volgt hieronder liet geheele artikeltje, met een aanvulling van Dr. v. d. Brink. VRAGENBUS. Een onzer lezeressen, wonende aan den rijksstraatweg, gelegen tusschen Arnhem en Utrecht, schreef ons o.a. het volgende: „Hon derden fietsers zijn dezen zomer voorbij ge komen en zeer velen met kleine kinderen in mandjes en op bagagedragers. Onder die kin deren waren verscheidene zuigelingen van 6 a 7 maanden. Ik wil U niet meededen wat ik alzoo voor nariglieid zag, maar ik moet zeggen, dat ik verbaasd heb gestaan over het verant woordelijkheidsgevoel der ouders. Men moet de kuilen van dezen straatweg kennen om te kunnen beseffen wat die kinderen te verduren hebben. Vergis 'k me of is het werkelijk slecht voor hersentjes, wervelkolom en longen? Kan, ja moet, daar niet ernstig tegen geprotesteerd worden? Men mag toch ook niet een te groote mand of doos meenemen, kan dan ook dit niet verboden worden? Wat moeten de zui gelingenverzorgsters beginnen, als de natuur lijke beschermers zoo handelen? Naschrift. Daar ons verzocht werd op dit schrijven in het tijdschrift te willen antwoor den, willen wij gaarne aan dit verzoek voldoen en de geachte schrijfster verzekeren, dat ook wij ons vaak geërgerd hebben over dat onver antwoordelijk en op geen manier goed te pra ten gedoe dezer lichtzinnige ouders. Want men behoeft toch waarlijk geen geneesheer te zijn, oin in te zien dat de talrijke nacjeelen, die den babies op de fietstochten aan hun lichamelijk welzijn berokkend worden, het eenige voor deel dat dan nog voorgewend kan worden, na melijk „dat het kindje van de buitenlucht pro fiteert", geheel in het niet doen zinken. Een niet te loochenen feit is, dat bij ongelukken voor het kind grooter levensgevaar dreigt, dan voor de(n) rijder of rijdster zelve(n), daar deze bij het omslaan van de fiets spoediger in staat is af te springen en het kind geheel machteloos is. Als ik mij goed herinner, is er reeds tal van jaren geleden gewezen op de onverantwoordelijkheid om kleine kinderen op de fiets mede te nemen, maar sinds de baby- mandies in den handel zijn gebracht, is dit een zoo gewild artikel geworden, dat zoo in den smaak valt van verschillende zorgclooze ouders, dat het dringend tijd wordt, dat een speciaal kinderarts een krachtig protest doet hooren tegen dit veldwinnend euvel en in overtuigende woorden de gevaren afschildert, die het lichamelijk welzijn van deze teere we zentjes op die fietstochten bedreigen. Of zulk een waarschuwing zal inslaan? Wij betwijfelen het helaas ten zeerste, lettende op den geest des tijds en rekening houdende met zooveel geheel gewijzigde maatschappelijke toestanden. Hoe weinig men op de medewer king van de ouders kan rexenen, blijkt o.a. bij de bestrijding van het zich steeds uitbrei dend sigarcttengerook der schoolgaande jeugd. Zooals de ouden piepen, piepen de jongen na. Toen het oude Romeinsche rijk in verval ge raakte en zijn ondergang tegemoetsnelde, riep het volk om: „brood en spelen". En ook tegen woordig zijn teekenen van verwording en de cadentie waar te nemen. De schoolgaande jeugd roept om: „sigaretten en fietsen", welk geroep weldra overgaat in dat om „voetbal en bioscoop", om te eindigen in het geroep om „loonsverhooging en uitgaan om plezier te maken". Bij hoeveel gehuwde vrouwen, moe ders van talrijke gezinnen, is de huiselijkheid in verval om plaats te maken voor uithuizig heid? Het gaat stap voor stap, maar de oud- Hollandsche degelijkheid en huiselijkheid is aan het verdwijnen, om plaats te maken voor op pervlakkigheid en luchthartigheid. De cijfers, die aangeven het aantal bezoekers en de op brengsten der bioscopen in de groote steden, staven deze uitspraak. Maar al dat gefiloso feer heeft weinig practisch nut; laat ieder, en vooral onze lezeressen, in eigen kring hun waarschuwende stem doen hooren en de moe ders blijven wijzen op de hygiënische fouten, die zij, vaak zoo onwetend en ondoordacht, bij de opvoeding barer kinderen maken: wellicht is hiervan nog meer succes te verwachten, dan van ellenlange betoogen in de pers. v. d. B. Ook wij sluiten ons gaarne bij dit protest aan en verlcenen, door overname van dit stukje, gaarne onze medewerking, oin door meerdere bekendheid, dit euvel te bestrijden. Wij zouden er slechts aan toevoegen willen, dat onze indruk is, dat ook voor de oudere kinderen het meevoeren op de fiets niet on schuldig is. Behalve diverse kneuzingen en ontvellingen, ontstaan, doordat de kinderen de voetjes tusschen de spaken gestoken hadden, hebben wij eenige malen een longontsteking gezien bij een kind. direct iu aansluiting aan een eenigszins langdurige fietstocht achter op het mandje. Zoo'n kind zit stil (de fietsende papa of mama heeft lichaamsbeweging) en krijgt van alle kanten de wind; de gelegenheid tot kouvatten is dus volop aanwezig. SANTPOORT. Maandagavond j.l. was het voor de kinde ren van de Kinder- en Operetteclub „Kinder geluk", directeur de heer J. Post, te Haarlem, feest. Als vergoeding voor de te geven uitvoe ringen, waar de kinderen zelf niet veel plei- zier van hebben, wordt door het Bestuur een maal per jaar een gezellige avond georgani seerd. Op zoo'n avond wordt dan door de kin deren iets voorgedragen, er wordt eens ge zongen en het bestuur zorgt voor verdere af wisseling. Deze avond is uitstekend geslaagd en het Bestuur heeft dat in hoofdzaak te danken aan de heeren Jak en Aafjes, de eerste voor het beschikbaar stellen van zijn bioscooptoestel, de tweede voor het keurig samenstellen en af- di aaien van het kinderprogramma. Het ware te wenschen, dat deze heeren zulke bioscoopavonden nog eens meer konden gven en wij geven het Bestuur van deze Kin derclub in overweging genoemde heeren niet los te laten, doch zich met hen te verstaan voor het geven van leerzame bioscoop avonden. T O O N E E L. Marga Graf. Het zal velen in den lande een genoegen doen te vernemen, dat de ge vierde operette-diva Marga Graf weer in de operette optreden zal. Zooals men zich her- innert trof Marga Graf verleden zomer het on geluk tijdens een voorstelling in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam een been te bieken. De gevierde artiste is thans geheel hersteld en Woensdag 15 Maart zal men haar in den Stadsschouwburg kunnen hooren. ONTVANGEN BOEKEN. Een Indisch Huwelijk, door Carry van Brug gen. Uitgave van Ein. Querido, Amsterdam. Carry van Bruggen is een onzer meest pto- ductieve schrijfsters. In een vlot verhaal geeft zij steeds geslaagde zielsontleding, hetzij ze de ziel der vrouw dan wel die van den man onder handen neemt. In „Een Indisch Huwelijk" treffen we een vereenzaamd planter aan, die door plotselinge promotie gedwongen wordt zijn verlofgang naar Europa uit te stellen en daardoor ook zal moeten wachten met in het vaderland een le vensgezellin te kiezen. Zijn vriend en de dokter trouwen inmiddels en wanneer hij dan toevallig den naam van een vroegere vriendin in een der Hollandsche bladen leest, kan hij niet meer nalaten een correspondentie met haar aan te vangen, die een huwelijksaanzoek ten gevolge heeft. Wanneer de boot aankomt, die hem zijn bruid zal brengen, staat de planter op den uitkijk en ziet daar aan dek van het naderend schip twee meisjes, vlak bij elkander. „En 't beet hem heet in 't hoofd: hier ben ik, gekomen om mijn vrouw te halen, en het eerste oogenblik is dit, dat ik haar niet herken. En toen, zijn oogen scherp borend op slaand naar die twee op het schip, dat nu aanlei, zijn ziel onbewaakt, wenschte hij, voordat hij liet zichzelf beletten kon wenschte hij het, minder dan een seconde lang, maar hij had het toch gewenscht dat van die twee die elkaar geleken op 't eerste zien, die voorste, die ranke, Truusje wezen zou Doch een tweede blik schonk hem ze kerheid. Het was de andere." Carry van Bruggen vertelde mij, dat „Een Indisch huwelijk" eerst als feuilleton in een courant verschenen is. Inderdaad lang geen on verdienstelijk feuilleton, doch ik zou in haar plaats, alvorens tot uitgaaf in boekvorm over te gaan, stijl en woordkeuze nog eens herzien hebben, daar de overgroote gemakkelijkheid en de vlotheid, waarmede het boekje geschre ven is, een zekere slordigheid niet hebben kunnen vermijden. Zooals het boekje zich nu laat lezen, doet het denken aan een knappe improvisatie. HENRI BAKELS. Van dezelfde schrijfster ontving ik nog ter recensie „Het huisje aan de sloot", Uitgave van de „Maatschappij voor Goede en Goed- koope Lectuur", te Amsterdam, hetgeen ik later hoop te bespreken. INGEZONDEN. Haarlem, 8 Maart 1922. Mijnheer de Redacteur, Als voorzitter van liet bestuur van het sub comité Haarlem van het Algemeen Comité tot steun aan de hongerenden in Sowjet-Rus- land, verzoek ik U vriendelijk het volgende onder de aandacht Uwer lezers te brengen: Moeilijkheden zijn er om te worden over wonnen: rechtstreeksche aanvallen zijn er om te worden afgeslagen, doch bij insinuatie's grijpt men er (trouwens aan beide zijden) ge meenlijk naast. Toch moet ik opkomen tegen de insinuatie in berichten en artikelen van een der plaatselijke bladen van Haarlem, voorko mende als zou het comité van welks plaatse lijke afdeeling te Haarlem ik de eer heb voorzitter te zijn, een staatkundige- of een po litieke partijnaam dragen en eenig staatkundig of politiek partijdoel beoogen. Ik ken dit co mité niet anders dan onder bovenstaanden naam. ^Nimmer heb ik bemerkt, dat door Wie ook onder dezen naam staatkunde of partij politiek werd bedreven. Geschiedde dit, dan zou ik het als strijdig met het doel en het be lang der zaak afkeuren en tegengaan. Nimmer bereikte mij daarover eenige klacht. Indien het waar is, dat toonaangevende menschen in het Comité behooren tot een bepaalde politieke partij (voor Haarlem weet ik, dat de bestuurs leden, waaronder ik zelf, tot geene politieke partij (voor Haarlem weet ik, dat de meerder heid der bestuursleden, waaronder ik zelf, tot geene politieke partij behooren), dan strekt dit m.i. die bepaalde partij tot groote eer. Ik heb altijd geleerd, als er een goed werk wordt gedaan, niet te vragen wie 't doet, maar kan toch niet nalaten mijn grenzenlooze be wondering te uiten voor wat de engelen in deze beweging, van wie men zegt, dat zij behooren tot de communistische partij, aan den dag leg gen aan belangelooze toewijding, werkkracht en volledige nauwgezetheid. U dankzeggend voor de opname, Uw dw. Mr. P. TIDEMAN. Tuberculose-bestrijding „Haarlem en Omstreken". De jaarlijksche Bloemendag of Emmabloem- collecte, ten bate der algemeene tuberculose bestrijding in Haarlem en Omstreken, die als regel elk jaar wordt gehouden op den Woens dag in de week waarin 21 April valt, zal dit jaar door bijzondere omstandigheden plaats hebben op Maandag 24 April a.s., den laatsten dag van de Paaschvacantie der scholen. Voor vele jonge meisjes en jongelingen eene aansporing om dien laatsten dag hunner va- cantle waardig en nuttig te besluiten in het al gemeen belang als bloemenverkoopster en estafette. Aan het Consultatie-Bureau onzer Haarlem- sche TBC-Vereeniging, Ged. Oude Gracht 41, bestaat nu reeds gelegenheid zich op te geven, als bloemenverkoopster, liefst met vriendin. ALLERLEI. Haydn's eerste opera. Een bekoorlijke se renade weerklonk voor het huis. Met een glim lach om de lippen trad de beroemde tooneel- spelcr Eelix von Kurz in de kamer zijner echt- genot i. wier verjaardag heden gevierd werd. „Hoor vrouwlief, dat is nog eens muziek en dat is jou ter eer. Wat zeg je daar wel van?" „Ik zeg niet anders, dan dat deze attentie mij bizonder genoegen doet, beste man. Ik zie daar in een nieuw bewijs hoe zeer men je waardeert en ik herhaal, wat ik reeds zoo dikwijls zeide, dat ik trotsch ben de vrouw van zoo'n gevier- den tooneelspeler te zijn." Bij deze woorden stond zij op en trad naast haar man op het balcon. Beneden hadden zich een aantal jongelui verzameld en zongen vier stemmig een heerlijke serenade. „Het is prachtig lieve", zeide Mevrouw Kurz, „wie zou het gemaakt hebben?" „Dat kan ik spoedig vernemen", antwoordde de tooneelspeler. „Ik bemerk daar beneden bij de jongelui ook Sepperl, die een paar jaar ge leden bij het koor der Stephanuskerk meezong. Je herinnert je nog wel den kleinen Haydn." „Ja, ik herinner me, hem Zondags dikwijls ge hoord te hebben. Hij zong vaak solo. Zingt hij nu niet meer?" „Neen, zijn stem is gebroken en men heeft hem ontslagen. Naar zijn uiterlijk te oordeelen gaat het den armen jongen slecht. Wacht, we zullen eens hooren." Het lied was ten einde. Kurz leunde over het balcon en riep: „Haydn, Haydn, zou je niet eens boven willen komen?" Een oogenblik later trad een bleeke, armoedig gekleede jonge man van omstreeks achttien jaren de kamer binnen. Bescheiden bleef hij aan de deur staan. Men noodigde hem uit een stoel te nemen. Hoe maakt ge liet beste Haydn?" zeide de ki mcdiespeler vriendelijk. Haydn antwoordde, dat hij met zijn lot tevreden was. Wel had hij zijn betrekking in de StefanusKerk verloren en moest hij thans door het geven van lessen in zijn onderhoud voorzien, doch hij was er niet minder gelukkig om. In de studie van zijne kunst vond hij zijn hoogste geluk. „Haydn", ging de tooneelspeler verder, „van wie was de serenade, die gij zooeven gezongen hebt?" „Die was van mij", antwoordde de jongeling blozend. „Kerel, Haydn, dan ben jij een buitengewoon talent!" „Talent meen ik wel te bezitten. Het hangt er maar van af of het erkend zal worden." „We zullen eens zien of er met je talent iets te doen is, of het reëel en niet ideëel is, zooals ik dat gewoonlijk noem. Ik zal eens een panto mime maken, jij maakt daarbij een passende muziek. Kun je dat?" „Ik zal het probeeren". V „Best, ga ginds aan den vleugel en stipje' voor, dat ik in het water gevallen ben en niii met zwemmen tracht te redden. Hé Antoon!" Op dezen roep verscheen een bediende. Kurz ging dwars over een stoel liggen, liet dezen door zijn bediende heen en weer schuiven en bewoog daarbij zijn handen en voeten als iemand die aan liet zwemmen is. Haydn ver stond het aanstonds om door een passende me lodie in 6,8 maat het spel der golven en de be wegingen van den drenkeling na te bootsen. De tooneelspeler sprong verrukt omhoog en om armde Haydn. „Gij zijt de man dien ik zoek", riep hij uit. „Haydn, jij moet me een opera schrijven, een blijspel, waar ik den tekst voor zal leveren. Let nog eens op. Ik zal een paar bokKesprongen maken. Maak daarbij ook iets van je duivelsche muziek. Dat wakkert mij nog aan en ik beloof een volmaakt succes!" Kurz 6cgon daarbij de dolste luchtsprongen dror de kamer te maken zoo, dat zijn vrouw en de jonge musicus het uitschaterden van "t l;i"licn. Hij ging op zijn hoofd staan, sprong als een bezetene over tafel en-stoelen, kroop op handen en voeten over het vloerkleed, danste en hinnikte en was buiten zichzelf van vreugde dat de jonge kunstenaar bij elk van zijn bewe gingen een passende en meest origineele bege leiding vond. Nog denzelfden dag begon hij aan den tekst voor een komische opera. Kurz had reeds een goeden naam als kluchtspelschrijver. Zijn stukken waren onder den naam van „Ber- nardiaden" op de meeste Duitsche tooneelen opgevoerd. De naam „Bernardon", die een lom pe, losbandige jongen beteekent, was bij wijze van populariteit op hem overgegaan. Drie dagen later was het libretto: „De hinkende duivel", gereed. De achttienjarige Haydn schreef de mu ziek en liet ongelooflijke gebeurde. De opera werd onder ongekenden bijval opgevoerd. Haydn ontving een honorarium van 25 dukaten en waande zich rijk als een koning. De opera, die zich met haar grappen, panto mimen en grove aardigheden geheel aan den toenmaligen geest van de lagere volksklassen aanpaste, beleefde een paar honderd opvoe ringen. Zij zou den jongen kunstenaar inderdaad tot een rijk man gemaakt hebben, als niet de tekst zulke onbehoorlijkheden inhield, dat de overheid ingrijpen moest en den „hinkende" voor eeuwig uit de gemoedelijke keizerstad verbande. WENKEN VOOR DE GEZONDHEID. Er zijn vereenigingen, welke goede begrip pen ter bevordering der gezondheid in het hoofd van de jeugd willen prenten, door het doen ophangen van spreuken en dit is o.a. zéér juist gezien. Worden deze in een school lokaal opgehangen, zoo geven zij allicht aan leiding tot bespreking. Van belang is het voorts te achten, dat slechts een enkele spreuk wordt opgehangen en deze telkens door een andere vervangen wordt. Men klaagt nog steeds erover dat het volk nog zoo weinig doordrongen is van de een voudigste begrippen der hygiëne en terecht. Verbetering is hiervan te verwachten, zoo aan de leerlingen der lagere scholen van tijd tot tijd eens op populaire wijze wat over on derwerpen der volksgezondheid wordt mede gedeeld en daaraan nuttige wenken voor de gezondheid verbonden worden. Tot dezulken behooren b.v. de navolgende, welke wij in het tijdschrift ,tDe Gezondheid" aantroffen en betrekking hebben op gezonde longen. V 1. Alle organen hangen ten nauwste met elkaar samen. 2. Longen en huid vooral, maar ook huid, nieren of andere organen zijn nauw met el kaar verbonden. Hieruit volgt de groote be- teekenis van een goede huidverpleging. 3. Onze kinderen staan dikwijls met de schouders naar voren. Dit is fout. Voor een gezond lichaam is een rechte rug met naar achter gelegen schouders vereischte. Voor iemand, die goed oplet, ziet dan ook direct dat dan de borst en het geheele bovenlichaam een goede houding heeft. Dan geldt dit ook voor de inwendige organen, hetwelk voor een goede functie van het grootste belang is. 4. Volgens veler ervaring, is het doelloos om kinderen den raad te geven, rechtop te zitten. Daarom is het beter voorzorgsmaatre gelen te nemen om het krom zitten tegen te gaan. 5. Kinderen en volwassenen hebben veelal de gewoonte bij het zitten zich voorover te buigen. Bij het schrijven en bij het eten moet dat wel, doch bij vele andere verrichtingen is dat echter niet noodig. 6. Voor die gevallen moet men als stelre gel aannemen, om achterover en niet voorover te leunen. Daarvoor dient de stoelleuning en niet de rand van de tafel. 7. Beschouw twee personen, die aan weers zijden van de tafel met elkaar praten. Daar gaat meer kracht uit van de persoon met de juiste houding dan van die, welke krom zit. 8. Het voorover leunen is niet noodig, wanneer de handen op tafel niets te doen heb ben, zooals bij spreken, lezen enz. Men kan dan heel goed achterover leunen. 9. Volwassenen zullen zeker deze wenk in het belang hunner gezondheid in acht nemen. Zij zullen dan veel beter kunnen ademen. Kin deren moet men trachten langzaam in die richting te bewerken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1922 | | pagina 5