TWEEDE BLAD
„Bloemeiidaalsch Weekblad
Zaterdag 25 Maart 1922
Plaatselijk Nieuws.
No. 12.
BLOE Al ENDAAL.
Bloemendaalsche Amateuriotografen Veree-
niging. Dat de film ook op amateurfoto-
graien een sterke aantrekkingsKracht uitoefent,
bleek Donderdagavond op de Maartvergade
ring der B.A.F.V. Een talrijk publiek was op
gekomen om enkele nieuwe films van den heer
Dick Laan te zien en het heeft zich waarlijk
den avond niet beklaagd. Vooral de vele aan
wezige meisjes hebben genoten. De auteur der
Zwarte Pijl-films is een onzer weinige ama-
teur-kinografen en toont in zijn films, dat hij
over meer dan gewone talenten voor dit werk
beschikt. Hij heeft een flinke fantasie en een
goeden kijk op film-regie. Ook weet hij wonder
lijk veel van zijn jeugdige acteurs en actrices
gedaan te krijgen. Maar wij zouden hem gaarne
willen aanraden, wat meer aandacht te gaan
schenken aan de techniek van zijn verhaal.
Vooral nu hij zich blijkbaar op wat ruimer ter
rein gaat bewegen. In de Padvinder-films was
een betere eenheid van compositie te erkennen,
uan in deze laatste rolprent: Twee kwajongens
en hun uitvinding. De ontegenzeggelijk aardige
idee van den ondertitel: Onpaedagogische
iilm, met de beide motto's, aan de jeugd om de
jongens niet na te willen doen, en aan de oude
ren, om zich hun vlegeljaren te herinneren, en
dus niet hard te oordeelen, hebben Laan blijk
baar verleid tot het inlasschen van verschillen
de episodes, welke geen enkel verband houden
met de hoofdgedachte. Daardoor is de inleiding
tot liet hoofdmoment te lang in verhouding tot
de uitwerking van de „uitvinding". De aard
beien- en stinkbommen-scènes getuigen vol
doende van de neiging tot kwajongensstreken,
terwijl de „strijd om het meisje" voor de noo-
dige romantiek 'zorgt, doch bijv. vallen de
zwemepisode en de strooperij in de duinen ge
heel buiten het verhaal, hoe aardig ook op zich
zelf, en hoe mooi ook uit fotografisch oogpunt.
Ze vertroebelen de zaak.
De clou daarentegen verloopt wel wat erg
vlot. Dat de jongens bijv. die van de heele
consternatie in Haarlem niets wisten de af
matting van Pa aan hun uitvinding toeschrij
ven, is niet logisch. Er zou nog heel wat meer
gebeurd moeten zijn, voor zij hun eigen „ont
dekking" konden begrijpen. Die „uitvinding" is
overigens een alleraardigste vondst, doch er
zou meer van te maken zijn. We zouden den
lieer Laan in overweging willen geven eens een
paar van Well's fantastische verhalen te lezen,
hoe daarin de gegevens verwerkt worden, dat
kan hem bij zijn kinowerk te pas komen. We
zijn er van overtuigd, dat hij het op dit gebied
nog ver kan brengen, mits hij nog wat meer
aandacht gaat schenken aan de techniek van
zijn verhalen.
Een woord van lof mag niet wegblijven voor
de verzorgers van het fotografisch gedeelte, de
lieeren Smit en Jurgens, doch een opmerking
zij ons vergund. Waarom hebben zij niet ge
broken met de ongelukkige gewoonte, zonder
eenige reden, plotseling van tint te veranderen.
Dat is een sleur geworden, waarbij aan de
wansmaak van liet publiek wordt toegegeven.
Waarom moet bijv. de zee-scène eensklaps
groenig worden, terwijl duin en strand even
van te voren zoo'n ntooie warm-bruine foto-
tint vertoonden?
Vooraf een goed opgenomen sneeuw- en ijs-
film, een beeld van het Zwarte Pijl-kamp
in Eerbeek.
Met een welverdiend woord van lof sloot de
heer Cool de bijeenkomst. S. E.
De Nederl. Maatschappij voor Tuinbouw en
Plantkunde, afdeeling Bloemendaal-Velsen zal
een ledenvergadering houden op Dinsdag 28
Maart 1922, des avonds om 8 uur in Restau
rant „Rusthoek" alhier.
De Agenda luidt:
1. Lezing van den lieer L. Meyering, ver
bonden aan de Superphosfaatfabriek te Amster
dam, over: „De Kunstmest en haar gebruik".
2. Is de aanwending van teer als stofbe-
strijding op wegen nadeelig voor den planten
groei? In te leiden door den Voorzitter.
3. Notulen.
4. Ingekomen stukken.
5. Rondvraag. Vragenbus.
AERDENHOIIT.
Woensdagmorgen brak een begin van brand
uit bij den schilder v. Oorschot alhier. Door
vlug en handig optreden is echter dit brandje
spoedig gebluscht.
Politie en brandweer waren spoedig ter
plaatse, doch konden ook weer even spoedig
vertrekken.
OVERVEEN.
Door onvoorziene omstandigheden is de ope
ning van de nieuwe luxe koek- en broodbakke
rij van den heer J. Tullenaar uitgesteld.
Bij een bewoner aan den Militairenweg alhier
heeft Zaterdagmiddag een groote ontploffing
plaats gehad. Waarschijnlijk door een dynamiet-
patroon vloog eensklaps met een geweldige
knal, de kachel, die in de huiskamer stond, uit
elkaar. De stukken vlogen naar alle kanten en
drongen tot diep in het plafond. Ook eenige
ruiten sprongen er. Uelukkig was tijdens de
ontploffing niemand in de kamer, zoodat nie
mand gekwetst is geworden.
Ueslaagd. Jan Jansen, Mart. Visse en Piet
Kroone, leerlingen van de O.L. School alhier,
legden met goed gevolg het toelatingsexamen af
voor de ambachtsschool te Haarlem.
TOONEEL.
De man die de klappen krijgt. Een circusspel
in 4 bedrijven uit het Kussisclt van Leonid An-
dreyeif. N. V. „Het Hofstad-Tooneel".
Men gaat dit spel eerst recht waardeeren,
zoodra men het symbolieke karakter er van
gaat inzien, hetgeen voor mij na de pauze, in
liet derde bedrijf plaats vond.
Het spel speelt in de artistenkamer van een
circus. Den ganschen avond spoelt het bonte
gedruiscli van de voorstelling, van de muziek
en van het publiek uit het onzichtbare, doch
in de verbeelding der toeschouwers steeds na
bije circus, over het tooneel de zaai binnen.
Dit onzichtbare circus stelt de wereld voor
en in deze artistenkamer, het zichtbare tooneel,
vinden wij ons alleen met de figuren, die voor
de wereld optreden, met de uitmiddelpuntigen,
waarmede de wereld zich vermaakt, op wie de
wereld teert en tegen wie ze strijdt.
We zien er den spullebaas, Papa Briquet, uit
muntend getypeerd door Anton Roemer. Hoe
veel spullebazen ontmoeten wij niet in het da-
gelijksch leven. Ja, want niet alleen elk goed
tooneel is een brok leven, doch elk stuk da-
gelijksch leven is ook een tooneel!
Wie eenmaal daarvoor oog heeft, blijft dat
steeds zien.
Papa Briquet ziet van het leven alleen dat
stukje, hetwelk met zijn circus verband houdt.
Men behoeft niet te leeren, niet te lezen, zich
niet te ontwikkelen: dat maakt maar ziekelijk
misnoegde menschen en het is tot niets nut.
Zorg dat je wat kunsten voor het circus ver
staat, dat brengt geld en geluk.
Intusschen is Briquet's vrouw, de leeuwen-
temster Sinida, de levende tegenspraak van
diens materialistische levensbeschouwing: Sini
da, die ondanks bezit en macht zij is de
ieitelijke spil, waarom de floreerende onder
neming draait zielsongelukkig is, door haar
onbeantwoord liefdesverlangen naar den koe
len en groven, doch uiterlijk knappen jockey,
Besano.
We zien er den verloopen edelman, den ge
slepen graaf Mancini, die het succes van zijn
naïef pleegkind, liet gevierde paardrijdstertje,
Consuella, exploiteert, gelijk een „chevalier
d'industrie" het vernuft van een onhandig uit
vinder doet.
Clowns zien wij er vele, zooals we die ook
in grooten getale in liet dagelijksch leven aan
treffen. Clowns met en clowns zonder verdriet;
natuurlijke clowns en clowns uit valsche
schaamte; clowns, die spelen om de leute en
andere, die uit verbittering dit beroep kozen.
I ot de laatsten behoort „Die", de man, die de
klappen krijgt. Hij, de dichter, rekent zichzelf
bij de clowns, wanneer hij bedenkt, hoe ande
ren zijn ideeën roofden, die mengden, totdat ze
kost voor Jan Publiek waren en er de eer van
genoten. Krijgt hij niet, als een clown, de on
verdiende klappen? Hij, de dichter, die de men
schen idealen voorhoudt, die hen herinnert aan
hun moeilijke taak, de worsteling door het oog
van de naald te volbrengen; hij heeft liet tel
kens moeten ervaren, dat zijn medemenschen
geestelijk op hem teren en dat ze hem tegelijk
haten. Schitterend heeft Andreyeff hier de ver
houding geteekend tusschen de geestelijke va
ders en de opstandige kinderen, de menschen,
die wel beseffen, maar niet willen, om
dat liet zoo moeilijk is te blijven willen en die
daarom zich tegen hun leiders keeren.
Zelfs in de artistenkamer moet „Die" Con
suella laten droomen van mooie dingen door zijn
suggestief verhaal en krijgt hij tot loon een klap
in 't gezicht, wanneer hij aan Consuella bekent
haar oprecht lief te hebben.
„Hoe prachtig staat in deze wereld alles op
zijn kop: de roover komt zich bij den beroofde
beklagen, dat deze hem te kort doet", roept
„Die" uit, wanneer een prins, die aan „Die" zoo
wel zijn vrouw als zijn ideeën ontstolen heeft,
hem komt zeggen, dat hij „Die" haat en dat
hij nog ineer van hem verlangt, omdat „Die"
hem in den weg staat.
Is „Die's" plaats' niet onder de clowns, die
liet publiek antuseeren en heeft hij niet conse
quent gehandeld, toen hij naar het circus toog
om in het clownpak het publiek zijn harde
waarheden te zeggen en zich daarna onver
diende klappen te laten toedienen, waarmede
dat publiek zich dan zoo bijster amuseert?
Het tooneelspel „De Man, die de klappen
krijgt" bedoelt de tragedie te spelen van den
met geest bedeelde, die in dit aardsciie leven
door de massa wordt aangevallen en geteis
terd, totdat hij, moede van deze wereldkerntis,
den grooten uitweg vindt, een uitweg, die
„Die" zichzelf kiest, door met Consuella den
giftbeker te ledigen.
In Consuella heeft „Die" liet argelooze, on
schuldige meisje gevonden, dat hij boven alles
liefheeft, doch tusschen hem en Consuella staat
de gewetenlooze Graaf Mancini, die zijn pleeg
dochter aan een perversen baron heeft ver
kocht.
Zoo kan „Die" het ideaal, dat hem tot de
vingers genaderd is, niet grijpen, omdat hij al
weer tegenover zich heeft de alles uit gewin-
of genotzucht exploiteerende menschen.
ik meen, dat Cor v. d. Lugt Melsert de rol
van „Die" niet voldoende overtuigend ge
speeld heeft en dat hij daardoor de toeschou
wers niet in des schrijvers visie heeft kunnen
laten deelen. Hoe veel goeds er ook overi
gens van zijn spel te zeggen valt, hij heeft
„Die" te komisch en niet tragisch genoeg ge
nomen en komisch is de rol niet te verklaren.
De fout schuilt hoofdzakelijk in zijn mimiek.
Zoo bijvoorbeeld, toen „Die" uitriep, hoe hij
steeds er tiaar verlangd had een clown te zien,
bleek bij Cor van der Lugt Melsert niets van
„Die's" tragisch verleden, doch moesten wij
eerder aan een jongensgril denken.
Annie van Ees, als Consuella, bracht ons in
nauw contact met den geest der zuivere, vrou
welijke argeloosheid. Zij deed mij vaak aan
haar „Overschotje" denken.
Hermann Schwab, die een goed type van den
verloopen graaf Mancini gaf, was in zijn ge
broken Nederlandsch en met zijn eentonig diep
stemgeluid slecht te verstaan.
Eie Carelsen, als Sinida, gaf sober en over
tuigend spel. Met de noodige souplesse wist
zij zich door de scherpe overgangen van mach
tige directeursvrouw tot verstooten minnares
te bewegen.
Over het algemeen werd er goed gespeeld;
de schouwburg was geheel bezet en het pu
bliek gaf door langdurig applaus van zijn er
kentelijkheid blijk.
Ik kan iedereen aanraden, wanneer dit stuk
nog eens in Haarlem gegeven wordt, er heen
te gaan, doch men doet verstandig de komische
toelichting er van, voorkomende in het pro
gramma van „Het Hofstad-Tooneel" ongelezen
te laten, oi althans zich daardoor niet te laten
leiden.
HENRI BAKELS.
MUZIEK.
Percy Grainger. Percy Grainger is te New-
York 2 keer met het Philharmonic Orchestra
opgetreden, onder leiding van Willem Mengel
berg. Hij speelde schitterend het Tschaikows-
ky-Concert; de New-Yorker Pers is vol van
de hoogste lof. Henry Finck zegt in de Eve
ning Post van solist en dirigent: „Here were
two congenial souls".
Percy Grainger zal, na lange afwezigheid,
weer ten onzent komen optreden in de maan
den October en November van dit jaar, o.a. ook
met het Concertgebouw-Orkest onder Willem
Mengelberg.
KUNST.
Kunstzaal Peddemors geeft ons weer iets
moois te zien op 't gebied der kunstnijverheid.
Hollandsch aardewerk is thans op Kruisweg 66
te bezichtigen van de twee artisten Jan van
Ham en Corn, van Muyen. Deze produkten be
palen zich hoofdzakelijk in vazen, schotels en
pullen, welke uitblinken door eenvoud en
schoonheid van kleur en vorm. Het treft ons,
hoe deze kunstnljveraars, welke nog slechts
kort zelfstandig werkzaam zijn, en zeer
zeker op verschillende ateliers hun vakkennis
opdeden werk voortbrengen, hetwelk een ge
heel zelfstandig cachet heeft.
Er zijn een vijftigtal voorwerpen tentoonge
steld en hoewel niet allen even gelukkig ge
slaagd mogen heeten, is er zeer wel wat aan
dit werk te beleven, voor de kunstgevoelige
mensch. De vaasvormen zijn spontaan uit het
kleimateriaal opgebouwd, en vertoonen zoo hier
en daar nog de zoo prettig aandoende draai-
modellen, terwijl de kleuren sober en fijn zijn
gehouden. Over het algemeen wordt een vaas
of schotel meestal te mooi? gemaakt, maar deze
kunstnijvèren begrijpen of liever weten, wat
een vaas, als zijnde ondergeschikt aan de bloe
men, zijn moet. De zoo hier en daar aange
brachte versieringen, doen wat vreemd aan als
ornament, doch daaraan wennende, kunnen wij
medevoelen met de zuivere kleurentegenstel-
lingen, welke spaarzaam en met zorg aange
bracht zijn. Het is niet te zeggen, daar men
moet weten en voelen, hoe blijde een eenvou
dig lichtgroen lijntje om het vaasje speelt.
Zoek goede voorwerpen, plaats ze goed in
uw woning, want zij geven intiemheid, blijheid
en verheffing. De woorden der wijsgeeren zeg
gen ons, dat kunst ons wat heeft te zeggen en
eeuwige waarde brengt. De denkende, gevoe
lige mensch beleeft dat genieten, aan het kunst
volle voorwerp.
Gaat de tentoonstelling zien! In die toonzaal
is de belangstellende even welkom als de
kooper.
Museum van Kunstnijverheid. Het Museum
is Woensdag j.l. heropend. In de groote mid
denhal is thans blijvend uitgestald een deel der
verzamelingen weefsels, waaronder de zeld
zame Koptische stoffen: metaalwerk; Indisch en
Perzisch koperdriifwerk; het Venetiaansche
glaswerk: Perzisch aardewerk en lakwerk,
enz.
Gisteravond werd aan de leden eene muziek
avond aangeboden van Oostersche muziek (vo
caal en instrumentaal) door Maheboob en
Musheraff Khan uit Baroda (Britsch-Indië). Uit
gevoerd werden Perzische liederen uit het
Sanskriet; Derwisch-liederen; Indische minne
zangen en heiligen-wijzen, begeleid op de Si-
tar, de Vina en de Tabla (strijk- en tokkelin-
strumenten).
Op 12 April a.s. opent de Lente-tentoonstel
ling van Bloem, Blad en Plant in de Toege
paste Kunst. Deze tentoonstelling wordt inge
richt mede in verband met den bloei der voor
jaarsgewassen en zal bevatten voorwerpen op
het gebied der kunstnijverheid, waarin de plant
aardige natuur verwerkt is of welke daarop ge
ïnspireerd zijn.
INGEZONDEN.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie)
Bloemendaal, 2U Maart 1922.
Geachte Heer Redacteur,
Naar aanleiding van een Hoofdartikel in di
Stads-Editie van 18 dezer en naar aanleiding
van mij ter oore gekomen geruchten, verzoek
ik U beleeid een plaatsje in de kolommen van
Uw Weekblad.
In de eerste plaats verzoek ik den Raadsle
den onzer gemeente en Uwe Redactie het vo
rengenoemd stukje in de Stads-Editie wel met
aandacht te willen lezen en bij voorstellen, te
doen in verband met den Zeeweg c.a., er bij
te willen bedenken, dat de belastingbetalende
burgers van Bloemendaal wekelijnsch honder
den guldens aan belasting tnoeten opbrengen
voor dien weg en dat niet de ingezetenen, doch
wel buitenstaanders en in de eerste plaats
Zandvoort protiteeren van het door ons uitgege
ven geld, terwijl Zandvoort, ben ik goed inge
licht, indertijd niet.alleen zich heeft weten los
te maken van alle kosten, terwijl juist uit die
Gemeente de meeste werkeloozen werden te
werk gesteld, maar bovendien aoor noodelooze
salarissen en dure eischen de kosten van den
weg aanmerkelijk werden verhoogd.
Tweedens, gelukkig is de Raad wijzer ge
weest, de benoeming van een Brandweercom
mandant. Zijn B. en W„ die toch ook zuinig
moeten huishouden, nu werkelijk overtuigd ge
weest van de noodzakelijkheid, om in plaats 1,
er 2 commandanten op na te gaan houden of
was het hier de kwestie een van beide aanbe-
volenen een ongemerkte loonsverhooging te
geven?
De opgeworpen kwestie, dat dan geen ver
goeding voor kleeding zal worden gegeven,
maakt den indruk of de brandmeesters vroeger
daarvoor geregeld vergoeding kregen en toch
is niets minder waar dan dat. Ik weet nog zeer
goed, dat bij den brand aan de Boekhorst de
kleeding van den toenmaligen Commandant en
die van een der Brandmeesters heel wat te lijden
heeft gehad, zonder dat daarvoor iets vergoed
werd uit de Gemeentekas. Wel kfegen diverse
agenten van Politie vergoeding voor hun bedor
ven kleeding, doch niet de brandmeesters
voornoemd. Laten B. en W. toch in 's Hemels
naam ook zuinig zijn.
Derdens: Dank zij een zeer uitgebreid, be
hoorlijk inet cijfers toegelicht rapport van den
heer Bispinck, heeft de Raad het besluit geno
men de dure paardentractie voor den Reini
gingsdienst te vervangen door autotractie en die
voldoet zeer goed. Toch verneem ik uit zeer
goede bron, dat reeds begonnen is de Auto-
Horse, die, volgens den heer Bispinck, nog
beter kon worden benut, te trachten te ver-
koopen. De reden? Wel, de wegen naar en op
de algemeene vuilnisbergplaats verkeeren in
zoo'n desolaten toestand, dat zelfs de Bussings
moeite hebben de plaats van bestemming te be
reiken. Alle voertuigen moeten door een laag
modder kruipen van meer dan 10 c.M. dikte,
gevolg daarvan is geweest, dat de Horse de
fect raakte. Indertijd toen de weg ook zoo
slecht was, kostte het Maas 2 paarden en der
Gemeentekas geld. Wordt de weg niet gauw
en goed in orde gemaakt, dan kost het te avond
of te morgen een mechanische wagen en dat is
heel wat duurder, daarom geen Horse of wat
ook verkoopen, maar de weg in orde maken.
En ten leste: Men vraagt weder een nieu
wen Opzichter, terwijl de voorman van Nobe-
len reeds meer dan 6 maanden den boel goed
beheert. S.v.p. geen nieuw personeel meer, geef
Pieterbaas een paar gulden per week meer en
de zaak is gezond.
Hoogachtend,
De belastingbetaler
H.
Geachte Redactie,
In het verslag van de Raadszitting van 16
Februari j.l. laat Uw verslaggever de heer Laan
het volgende mededeelen:
„De heer Laan heeft gehoord, dat de leden
van „Bloemendaal Noord" bijna alle beambten
„van het Provinciaal Ziekenhuis zijn. De Pro
vincie wil alles maar schuiven op de schou
ders van de Gemeente. Laat zij zelf zorgen
„voor grond ten behoeve van woningen voor
„haar personeel."
Als deze uiting juist is iets wat ik niet be
twijfel dan stelt de heer L. zich hier op
een standpunt van eenige tientallen jaren terug
en geeft hij blijk den polsslag des tijds niet te
kennen.
leder, die met zijn tijd medegaat, zal het met
mij eens zijn, dat de arbeiders dienen te wonen
in de gemeente, waar zij hun werk vinden en
dat zij niet genoodzaakt moeten worden, door
gemis aan woningruimte, in andere, naburige
gemeenten te wonen .Dit klemt thans te meer,
daar ook deze menschen in de forensenbelas
ting zullen worden aangeslagen. Dat de foren
senbelasting voor den heer L. niet zoo heel