J n A Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout, Vogelenzang, Jan Gijzenvaart en Santpoort Zeven Ongeluksjaren VICT0RIA=WATER VRIJHEID. Belangrijk bericht. Jours de Paques P. VAN DER STAD Bestuur of controle. CINEMA PALACE CONFLICTEN B LO EMENTAAL 16e Jaargang 1L0EM1NDÜLSCS WEEKBLAD Uitgave van de Vereenigde Drukkerijen, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: De Genestetweg 23. - Tel. 22003 Abonnement: Voor een half jaar 1.75 Tot 1 Julif 0.90 LOSSE NUMMERS 5 CENT. Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of meer korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent. Tusschen den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief. Dit nummer bestaat uit drie bladen, waarbij een Kindercourant jggfeSB Beter is eenvoud onder eigen dak dan een weelderig leven bij vreemden. Wij hebben voor onze lezers het recht gekocht tot plaatsing in ons Weekblad van het zoo bekende werk van James Lane Allen: „HET ON ZICHTBARE KOOR." Zaterdag 15 April beginnen wij dit fijne en interessante werk, dat eiken lezer boeien moet, als feuilleton in ons blad af te drukken, in de overtuiging dat vele abonné's er door zullen gesticht worden. DE UITGEVERS. OP DE SCHOONHEID. Wat al gevaar en zorg is aan de schoonheid vast! Een lichaam, overlaan van schoonheid, strekt een last Ondraaglijk voor de ziel, die onder 't pak gaat stenen, En hoeft een sterken staf van deugd, om op te lenen, Indien ze 't, ongeschend en zonder ongeval, Langs 't glibberige pad des levens torschen zal; Want schoonheid staat ten doel van elks be koorlijkheden, Een ieder vlamt er op; men vleit ze met ge beden, Bezit van eere en staat, genot van weelde en vreugd. De schoonheid, dan getreên in bloeyendst van haar jeugd, Is reukeloos en teêr, en laat zich licht ver- leyen Van 't lokaas, daar bedrog haar loos meê weet te vleyen; Dus kiest ze schijnbaar goed uit eenen dommen zin. En slaat verblind en wulpsch den ruimen dool weg in, Wiens ingang lieflijk schijnt in 't eerste, maar in 't ende Hoe langer enger wordt, met doornen van ellende En zwarigheên begroeid, wanneer men, met beklag En t ranen voortgesleurd, niet weêr terugge mag. JOOST VAN DEN VONDEL. VOLAILLES Télephone 188 Poulardes de Bruxelles. Poulardes de Hollande. Chapons de Bréda. Dindonneaux. Poulets engraissés. Selle de Chevreuil. Gigot de Chevreuil. Marchand de Volailles HAARLEM - Tel. 188 Behalve de band dien de mensch zich den ken kan tusschen hemzelf en het bovenmen- schelijke (oenindigheid, eeuwigheid, almacht, enz.), bestaat er ook een onverbreekbare band tusschen de menschen onderling. Zoodra de eene mensch den anderen ontmoet, blijkt reeds van dien band. Wij spiegelen onbewust onszelve, ons diepst innerlijk in elkanders uiterlijke verschijning en gedragingen. Het is alsof de een den ander den eisch kan steden: „zoo bel.dort ge te zijn, zoo behoort ge te handelen". Wie zich jegens een ander of voor diens oogen misdraagt, miskent dien band en zondigt ttgen een ongeschreven wet der inenschelijk- heid. Wie denkt, dat hij volmaakt vrij is en niet te maken heeft inet zijn medemenschen, hij miskent dien band en aanbidt in de plaats van de Godin Vrijheid het afgodsbeeld Bande loosheid. Wie over liet vrijheidsbeginsel gaat denken, kan niet nalaten tevens te denken aan het te gendeel van vrijheid: gebondenheid. Nog sterker: vrijheid kan slechts gedacht worden als in een bepaalde richting ontwikkelde ge bondenheid. Niet ten onrechte hebben wijsgeerige denkers verklaard, dat volmaakt vrij is, degeen, die zichzelven volmaakt gebonden heeft aan eigen innerlijk; degeen, die zich een innerlijk bestaan geschapen heeft, die niet meer afhankelijk is van hetgeen rondom hem gebeurt, doch alleen van zijn eigen innerlijk. Deze vrijheid zouden we de philosophische vrijheid kunnen noemen. Daarbij vinden wij de tegenstelling tusschen vrijheid en gebonden heid opgelost in een hoogere, vergeestelijkte eenheid: zelfgebondenheid. Behalve deze vrijheid, die elk mensch voor en op zichzelf kan veroveren en die met de wilsontwikkeling van den enkeling kwijnt of wast, bestaat er nog een vrijheid, die het re sultaat is van de wilsontplooiingen der onder scheidene met elkander levende, verkeerende en strijdende menschen. Deze zouden wij de sociale vrijheid kunnen noemen. Over het beginsel dezer vrijheid en de toe passing daarvan, schrijft Mr. J. Bierens de Haan Jr., te Santpoort, een artikel in het April nummer van „De Gids". Van dit artikel, dat tot den opbouwenden en verhelderenden arbeid behoort, plaatsen wij nieronder het laatste gedeelte, belangstellen den aanbevelend het in zijn geheel te lezen in „de Gids". „Het doel dat de wijsbegeerte stelt aan het staatkundig beleid, bestaat in het laten van de volstrekte ontplooiing van zijn redelijk en ze delijk wezen aan den individueelen mensch. De voorwaarde hiertoe heet: persoonlijke vrijheid; waar een dergelijke mate van ongelijkheid heerscht, dat voor vrijheid geen plaats is, is de eerste eisch: gelijkheid. in de praktijk overgebracht: iedere staat kundige partij, die de absolute waarde van de persoonlijkheid erkent, zal als laatste doel voor haar streven moeten stellen: het bereiken van een zoo groot mogelijke persoonlijke vrijheid. Doch om hiertoe te geraken, moet voorop ge steld worden de noodzakelijkheid om alle on gelijkheid, die hiertoe een beletsel is, weg te nemen, dus een streven naar gelijkheid voor- zoover dat noodig en mogelijk is, d. w. z. in vele gevallen een inperking der vrijheid. Op zich zelf kan hier geen bezwaar tegen inge bracht worden, vrijheid en dwang zijn betrek kelijk en de op zeker oogenblik genoten vrij heid kan nooit als norm gelden voor het ideaal der vrijheid: iedere verruiming of beperking hiervan kan slechts beoordeeld worden naar de mate waardoor het ideaal: de grootst moge- lijhe vrijheid voor ieder, hierdoor nader wordt gebracht, waarbij dus zoowel de eener- zijds opgelegde beperking als de daardoor anderzijds bereikte verruiming der vrijheid moet beschouwd worden. In een zich ontwikkelende maatschappij zal echter de noodzakelijkheid van deze inperking der vrijheid door de wetgeving steeds grooter afmetingen aannemen. Zoowel omdat de steeds ingewikkelder productieverhoudingen en de daardoor ontstane machtsgroepen in den staat veler vrijheid in gevaar brengen en dus be scherming door de wet noodig maken, alsook omdat door meerdere ontwikkeling van een giooter deel der volksgenooten het rechtsge voel van de massa fijner wordt, en onrecht, voortvloeiend uit ongelijkheid, sterker als zoo danig wordt gevoeld, en dus voorkomen moet worden. Zoo zou dus het beginsel der vrijheid voeren tot den paradoxalen eisch van een steeds om vangrijker en ingrijpender wetgeving, d. i. van een regeling van steeds meer onderdeelen en verhoudingen vanuit één centraal punt als tenminste dit centrale punt een niet te ontko men noodzakelijkheid ware. Doch hier kan de oplossing van den paradox, de overwinning van de tegenstelling gevonden worden. Is de toepassing van het vrijheidsbeginsel individualistisch, d. w. z. wordt de maat schappij, waarin het zal heerschen, veronder steld te zijn een samenleving van los naast elkaar staande individuen, dan moet, zooals wij trachtten aan te toonen, het staatsbeleid, dat zich door dit beginsel laat leiden, eerst zoo zeel dat mogelijk zal blijken, er naar streven om de ongelijkheid tusschen de individuen weg te nemen, en wel door middel van den wetgever, zoodat het vrijheidsbeginsel gevaar loopt om met zich zelf in tegenspraak te komen, en dood te loopen in een normalisatie der individren, waarbij de middelmatigheid als norm moet gelden. De toepassing van het vrijheidsbeginsel in een samenleving van moderne structuur, kan dan ook o. i. niet anders zijn dan sociaal, or ganisch: aan de groepen en belangengemeen schappen, die organisch in de maatschappij zijn gegroeid, evenals aan de rechtsgemeenscnap- pen, moet de grootst mogelijke vrijheid gelaten worden tot het regelen van hun eigen belan gen, tot het regelen der verhoudingen en het waarborgen der belangen van de leden der ge meenschappen.' Slechts de kleinere gemeen schappen, wier leden hierin overeen komen dat zij bepaalde belangen gemeen hebben, kunnen hun leden vrijheid laten en een zekere mate van gelijkheid waarborgen (m. a. w. hun rechtstoestand regelen), zonder te vervallen in de noodzakelijkheid van een minutieuse wet geving, die een overmaat van bepalingen moet bevatten, omdat ze moet aanpassen op allerlei individuen, die behooren tot verschillende be langengroepen, wier groeps- en persoonlijke belangen niet het minste onderlinge verband hebben, die slechts hun nationaliteit gemeen hebben. Vanuit het ééne centrale punt kunnen slechts de alle individuen gemeen zijnde be langen geregeld, de grenzen bepaald, waarbin nen de vrijheid der onderdeelen zal gelden, de algeineene beginselen gegeven worden. Niet dus door de leuze der vrijheid-zonder meer, wier innerlijke tegenstrijdigheid bij iedere poging tot verwerkelijking moet blijken, doch slechts door een mogelijke beper king, gelegen in een sociale toepassing, kan het beginsel der Vrijheid ook werkelijk vrijheid brengen, kan een overmaat van Overheidsbe moeienis voorkomen, en kunnen de rechten van het „höchstes Gut der Menschenkinder", de persoonlijkheid, gewaarborgd worden." in. Elke Staat van eenigen omvang is verdeeld in onderdeelen, die in ondergeschikte verhou ding tot den Staat staan en een gedeelte van zijn taak overnemen. Nu kan die verhouding echter zeer verschillend zijn. Het is mogelijk, dat de algemeene Rijkswetten in de Staats- onderdeelen worden uitgevoerd door het cen traal gezag vertegenwoordigende ambtenaren, waarnaast wel de bevolking van het betref fende onderdeel vertegenwoordigende lichamen staan, doch met niet meer dan adviseerende bevoegdheid. Een dergelijk stelsel van centra lisatie bestaat in Frankrijk. Daartegenover kan de Staat aan de onderdeelen ook ruimere, meer zelfstandige bevoegdheden geven, 't zij den onderdeelen het recht gegeven wordt de alge meen voor het Rijksgebied geldende regelingen zelfstandig uit te voeren, 't zij den onderdeelen GROOTE HOUTSTRAAT 111-113 HAARLEM TELEFOON 671 Van Vrijdag 7 t/m Maandag 10 April is ons theater herschapen in een Lachbuis, want dan komt MAX LINDNER, de grootste komiek der wereld, ons laten zien hoe hij zijn heeft doorgebracht. 5 acten vol humoren vroo- lijkheid. Verder afwisselend bijprogramma. Van Dinsdag 11 t/m Donderdag 13 April Een schitterend Hoofdnummer: Een geheimzinnig sensationeel filmwerk in 7 acten. In de hoofdrol de sympathieke actrice PRISC1LLA DEAN. bekend uit onze succesfilm „Buiten de Wét". De geheele week alsPRiZMA: Opname in natuurlijke kleuren. Als actualiteit De Feesten te Brielle op 1 April j.l. vergund wordt zelfstandig regelingen te maken voor het eigen gebied, mits natuurlijk niet in strijd met de regelingen van den Staat zelf. In ons land bezitten provincie en gemeente beide rechten, ze hebben dus zoowel „selfgovem- ment" als „autonomie". Het is alweer Thorbecke, wien we dat in hoofdzaak te danken hebben, 't Beste blijkt dat uit de volgende aanhalingen uit de Memo rie van Toelichting bij het ontwerp voor de Grondwetsherziening van 1848: „De Grondwet sloot volkskracht buiten; zij moet die nu in alle aderen des Staats trachten op te nemen". „De Grondwet heeft Staatsburgerschap, de eerste drijfkracht onzer eeuw, laten slapen. De bur gerij had tot hiertoe het besef, dat zij mede- regeerde, niet. Dit besef wordt door een echte, eenvoudige vertegenwoordiging in plaatselijke, provinciale en landsregeering aan de ingezete nen geschonken." „De belangstelling van den ingezetene in de plaats en het gewest zijner woning, op werkelijk deelgenootschap in de huishouding gegrond, geeft aan het gansche Staatswezen een stevigheid en zwaarte, die menige waggeling en menigen storm te boven doet komen." (Ik ontleen deze mededeelingen aan Colenbrander, „1848" in Historie en Leven en Dr. Japikse Handboek tot de Staatkundige Geschiedenis van Nederland door Gosses en Japikse). Na 1848 krijgen de plaatselijke en provinciale besturen dus een geheel ander karakter, dan ze tot dusverre gehad hadden. De locale oli garchische aristocratiën hadden heel weinig van de kracht getoond, die onzen 17e-eeuwschen regenten een sieraad was geweest. De provin ciale besturen waren heel weinig „kleine mi nisteries van binnenlandsche zaken" geweest, zooals Hogendorp had gewenscht, doch Willem I had het zwaartepunt van de regeering ge legd bij zijn hoogsten ambtenaar, den gouver neur, die alleen en persoonlijk verantwoorde lijk was aan den Koning. De Staten daalden tot raadgevend lichaam zonder invloed af. In art. 130 en 131 van de Grondwet, thans art. 135 en 134, werd aan de „Staten" resp. selfgovernment en autonomie opgedragen, ter wijl art. 139, thans art. 143, uitdrukkelijk be paalt „Aan het hoofd der gemeente staat een raad, enz..." en art. 140 (nu 144) nog eens uit drukkelijk de autonomie aan den Raad op draagt. Vergeleken met den Staat-als-geheel, waar bij den Koning het hoogste gezag berust, kunnen we dus zeggen, dat het karakter van onze Staatsonderdeelen republikeinsch is. De Commissaris des Konings en de Burgemeester worden door het algemeen rijksbestuur be noemd, maar zijn binnen hun ambtsgebied OBERLAHNSTEIN is het moderne tafelwater, tot in het kleinste plaatsje van Nederland verkrijgbaar. Het is anders dan sodawater of spuitwater, wie he kent gebruikt geen ander tafelwater.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1922 | | pagina 1