REISSËÏZOEN.
HAARLEMSCHE BANKVEREEN1QINQ
CINEMA PALACE
VANAF VRIJDAG 26 MEI
FREDERICUS REX
De verkiezingen.
VICTORIA=WATER
16e Jaargang. ZATERDAG 27 MEI 1922. No. 21.
Dit Nummer bestaat uit Twee Bladen,
waarbij een Kindercourant.
sproeit alle dingen; behoudt het goede.
LENTE.
)op alleen, de lucht is zoel.
hemel wazig blauw.
BLOEMENDAAL.
Binnen- en Buitenlandsche Credietbrieven. Bagage-verzekering.
Bewaring van waarden in hare Brand- en inbraakvrije kluizen.
OROOTE HOUTSTRAAT 111-113 HAARLEM
TELEFOON 671
SLECHTS VOOR KORTEN TIJD
HET ENORME FILMWERK
Groot filmschouwspel in 11 acten uit het
leven van FREDER1K DE GROOTE.
Duur der film circa 2'/2 uur.
Wegens de enorme lengte vertoonen wij
deze film met behulp van 2 apparaten.
Deze film kan dan ook alleen in de groote
theaters van Nederland vertoond worden.
Deze film wordt momenteel nog in 4
der grootste Berlijnsche theaters ver
toond, liep gedurende 14 dagen in het
Rembrandt-theater te Amsterdam, liep
gedurende 14 dagen in Den Haag, 14
dagen in Rotterdam en komt vanaf Vrijdag
triomfen vieren in ons theater.
Ons toch al sublieme orchest begeleidt
de film met speciaal voor deze film gecom
poneerde muziek.
Gewone prijzen.
Plaatsbespreken aanbevolen.
In onze zaal heerscht een aangename
temperatuur.
Ik
De
Daar is in mij een week gevoel,
Van schuld, een vaag berouw.
Dat doet de lauwe voorjaarswind,
Die langs mijn wangen glijdt,
Zoo zacht als troostte mij een kind,
Dat zich heeft moe geschreid.
Dat doet de zon, die al 'd ellend,
Die, ach, van al wat leeft,
De dwaasheid en de zonde kent.
En met een lach vergeeft.
Nu licht alom op aard en wei,
Gods zonlicht uitgestort,
Daar moet iets wezen, diep in mij,
Dat mij vergeven wordt.
JACQUELINE V.D. WAALS.
Wie de candidaten-lijsten voor de verkiezing
van de leden der Tweede Kamer heeft gezien,
zal hebben bemerkt, hoeveel er op dit punt is
veranderd sinds de invoering van ons nieuwe
kiesstelsel. Hij kan zich nauwelijks voorstellen,
dat dit eindeloos getal „lijsten" nog iets te ma
ken heeft met de eenvoudige indeeling in hoog
stens een half dozijn „partijen" uit het vorige
tijdperk.
Nog steeds spreekt men weliswaar van de
tegenstelling tusschen „rechts" en „links" of van
die tusschen „socialisme" en „kapitalisme",
maar de aanblik van de steeds toenemende ver
scheidenheid en veelvuldigheid van gegadig
den naar het kamerlidmaatschap moet toch wel
de overtuiging schenken, dat het knippen van
ons vaderland in twee helften niet langer over
eenkomstig de werkelijkheid is.
Is deze oogenschijnlijke versplintering vóór-
of achteruitgang? Het laatste voor wie zweert
bij de formule; het eerste voor wie in de besten
dige wisseling der levensvormen het kenmerk
van 't leven ziet.
Moeilijk is liet voor de stelselmatigen, die
meenden hun hoofd rustig bij hun „beginsel"
te kunnen neerleggen en hun hart rustig op den
tel hunner „programpunten" te kunnen laten
kloppen, zich te voegen naar hetgeen in hun
oogen een gril slechts lijkt. Zij voelen zich
staan te midden van een verwarring, die op een
ramp moet uitloopen. Maar ze vergeten, dat elk
groeiproces zich kenmerkt door nieuwe forma
ties en dat, zoo het evenwicht tusschen de dee-
len is verbroken ,de samenstellende factoren
van het geheel net zoo lang schijnbaar chao
tisch door elkaar warrelen, totdat ze rondom
een nieuw middelpunt zich tot een kern her-
groepeeren.
De „antithese" blijkt op den duur geen stap
verder te brengen, en gelijk de godsdienst in
onzen modernen tijd een te ingewikkeld ver
schijnsel is, dan dat hij zich zou leenen tot een
indeeling van het volk in twee kampen, blijkt
ook het economisch inzicht zonder meer niet
in staat de richting van het politieke leven aldus
te bepalen, dat men een gezonde ontwikkeling
hiervan mag verwachten.
Een groot deel van ons volk gelooft niet
meer in de programs en partijen, en het beroep,
dat welwillende staatsburgers doen op hun land-
genooten om zich toch niet van het staatkun
dig leven te onthouden, stuit vaak af op de
overtuiging, dat het onder het bestaande stel
sel van vertegenwoordiging lood om oud ijzer
is, wien men kiest.
Is het wonder, dat, wie zich door de onder
algemeene) 'gezichtspunten werkende partijen
ontnuchterd gevoelen, het nu gaan beproeven
met de behartiging van hun bijzondere groeps
belangen? Wanneer bij het parlementeeren over
het algemeen belang de bijzondere belangen, die
elk voor zijn kring overwegend acht, te kort
komen, ligt het voor de hand, dat men gaat
ijveren om in de kamer personen gekozen te
krijgen, die zich inzonderheid tot taak stellen
te ijveren voor het welzijn van het platteland
of de vrouw, de gepensionneerden of de be
lastingbetalers.
Men kan deze reeks tot in 't oneindige uit
breiden. Ostrogorski's systeem van tijdelijke
kiesvereenigingen, die één bepaald punt aan de
orde stellen, schijnt ten onzent een kans te heb
ben gekregen. Echter heeft dit stelsel bezwaren,
die iedereen onmiddellijk inziet. Hoe kan een
regeering, die de gemeenschappelijke belangen
van alle maatschappelijke groepen tezamen
heeft te behartigen, werken met een samenge
raapt stelletje rtienschen, die, gespeend van alle
besef omtrent het groot en ingewikkeld geheel,
zich blind staren op de toevallige belangetjes
van de groep, die hen als pleitbezorgers voor
eigen zaak naar de kamer heeft gestuurd?
Toch vormt de oneindige verscheidenheid
van candidatenlijsten een op dit oogenblik nood
zakelijk geneesmiddel tegen de in politieke
routine verstarde partijen, die ten slotte ook niet
zelden het algemeen belang voor het partij-
egoïsme voorbijzagen. Al die dozijnen zich ge
passeerd achtende groepen en groepjes roepen
te zamen de officieele partijen een geweldige
waarschuwing toe, en de partijen zullen met
hun vertegenwoordigers ter dege rekening heb
ben te houden.
Zoo zal door de wijziging in het politieke
complex verfrissching en zuivering mogelijk
zijn. Dat de nieuwe samenstelling de gezond
heid van het staatkundig leven in ons vader
land ten goede zal komen, is geenszins uitge
sloten.
In verband met het bovenstaande dunkt het
ons niet onwenschelijk, wijl wij ook tevoren
soms reeds een en ander uit de nieuwe politieke
verlangens en inzichten aanstipten, iets aan te
halen uit een door ons ontvangen manifest van
het „Comité voor de verkiezing van onafhan
kelijke kamerleden", dat wij als een merkwaar
dig teeken des tijds meenen te mogen beschou
wen.
„De verwording", aldus dit stuk, „van den
strijd der politieke partijen in Nederland toch
reeds gegroepeerd naar verouderde en dus on
werkelijke scheidingslijnen heeft bij ons volk
de opvatting bevorderd, dat behartiging van
economische belangen om hun zelfs wil een be
geerlijk einddoel is.
Deze averechtsche opvatting werd de bodem,
waarop de politiek der huidige partijen met
haar scherp gevoerde onderlinge concurrentie
kon tieren. Deze bestaat voor een groot deel
uit het tegen elkaar opbieden om groeps-
en andere kleine belangen te behartigen, omdat
dit den luidsten weerklank vindt in den tegen-
woordigen geestestoestand, die met stoffelijke
wenschen is overvuld. Groote richtingslijnen
zijn in deze politiek teloor gegaan. En de gees
telijk belangrijke, doch in getal kleine groepen
van kunstenaars en intellectueelen zijn van deze
politiek meer en meer het slachtoffer geworden.
Wij achten het in 's lands belang, dat, nu
aldus het materieele overmatig sterk naar boven
is gekomen, de juiste verhouding van stoffelijke
en geestelijke waarden worde hersteld.
Noodig oordeelen wij hiertoe, dat in de volks
vertegenwoordiging afgevaardigden worden ge
bracht, die, los van knellend partijverband of
-program, in de aangelegenheden van staatsbur
ger zelfstandig zullen oordeelen en handelen,
hierbij geleid en uitsluitend gebonden door de
overtuiging dat in laatste instantie de geestelij
ke verheffing van een volk het einddoel van
alle politiek is.
Ook wij achten economische welvaart een
met alle kracht, ook in het staatsbeleid, na te
streven goed. Die welvaart kome ten bate van
alle lagen der bevolking. Wij ontkennen echter,
dat dit een einddoel zou zijn, en oordeelen het
noodzakelijk, dat de overweging van eiken eco-
nomischen maatregel van deze waarheid uitga,
dat economische welvaart vooral van waarde
is als een der voorwaarden voor den opbloei
eener krachtige beschaving.
De politiek zal, juist in deze jaren van maat
schappelijke en zedelijke depressie, van nood
zakelijke sterke beperking der uitgaven, niet
uitsluitend economisch, maar ook en vooral cul
tureel behooren te zijn. Wij verstaan onder een
cultureele politiek niet in de eerste plaats die
zorg voor religie, wetenschap, kunst en gees
telijke en lichamelijke volksontwikkeling, wélke
zich in subsidies en dergelijke gebrekkige mid
delen uit, naar een staatkundig beleid met wijder
perspectief, dat aan ieder man en vrouw
de mogelijkheden biedt, deel te hebben, schep
pend en ontvangend, aan de hoogste geestelijke
goederen.
Voor iedere begaafdheid de blijdschap der
vrije ontplooiing, voor een ieder de vreugde
van het beschavingsbezit.
Cultureele politiek is de weerspiegeling van
een ideëele levensbeschouwing, in tegenstelling
tot eene op het materieele gericht. Voor hare
doorvoering vereischt zij in hare woordvoer
ders zuiverheid bij de formuleering hunner oor
deelen, door geen nevenbedoelingen of neven-
belangen gekleurd, en vrijheid, dat is onafhan
kelijkheid van anderer doeleinden of oogmer
ken, bij hun kritiek op het regeeringsbeleid.
Wie naar deze beginselen als vertegenwoor
diger in het parlement de groote vraagstukken
van regeeringsbeleid uit een cultureel oogpunt
beschouwt, zal hierdoor reeds zuiverend wer
ken op het oordeel, ingegeven door partijover
wegingen. Hij zal krachtens zijn standpunt aan
dezen eisch der grondwet kunnen beantwoor
den, dat hij een vertegenwoordiger zij voor het
geheele Nederlandsche volk.
Hij zal daartoe een groote mate van vrijheid
behoeven om naar eigen geweten en inzicht te
handelen, en dus niet gebonden mogen zijn aan
het wachtwoord van een partij. Hij zal zijn
gezag uitsluitend moeten ontleenen aan het ver
trouwen zijner kiezers in zijn bekwaamheden
en karakter.
De kiezer moet vrij zijn, dien man te kiezen.
Vindt hij dezen onder de candidaten van zijn
partij, dan dient de kracht van zijn voorkeur
stem niet zooals na de jongste wijziging der
kieswet het geval is te worden verlamd door
bepalingen, die er op gericht zijn, voorschriften
van een partijbestuur of overwegingen van par
tijbelang den doorslag te doen geven".
Tot zoover het stuk, dat door verschillende
bekende geleerden en kunstenaars ondertee
kend, klaarblijkelijk de overtuiging van een
groote groep der z.g.n. intellectueelen weer
geeft.
C.
T O O N E E L.
HAMLET „DE HAGHESPELERS".
Er bestaat geen treurspel, waarover zooveel
geschreven is, als over Shakespeare's „Ham
let" en nog altijd kan men voortgaan erover
te schrijven, evenals men telkens weer zich kan
uiten over den mensch. Immers: Hamlet is een
mensch en heeft zijn verschillende kanten gelijk
ieder ander mensch, al wordt hij ook in een
kort leven door een ontzettend zielsconflict af
geslacht.
Goethe en vele anderen met hem hebben in
„Hamlet" in het bijzonder gezien een zwakke,
twijfelzieke ziel, aan wien een te groote daad
opgelegd is.
Zooals ik reeds hierboven zeide, is in „Ham
let" zooveel te zien, doch als het meest geac
centueerde zie ik in „Hamlet" toch steeds: het
kind, wiens zieleleven verwoest is door deel
name in het ontzettende conflict tusschen zijn
ouders.
Het is niet voldoende wanneer een kind ge
noeg voedsel tot zich neemt en uiterlijk ver
zorgd wordt; door zulke factoren alleen wordt
geen menscli gevormd. Ook het gemoed heeft
zijn eischen, waarvan wel de allervoornaamste
is, dat het kind in zijn ouders blijft gelooven
en vertrouwen.
Geloof en vertrouwen, deze belangrijke ziele-
functies ontwikkelen en voeden zich aan het
ouderlijk voorbeeld. Nimmer zal eenig ouder
zijn kind ongestraft betrekken in het conflict
tusschen vader en moeder. En in welk ontzet
tend conflict tusschen zijn ouders zal de arme
Hamlet moeten deelnemen; een conflict, dat
voor een kindergemoed ten eenenmale te zwaar
is en dit gemoed zal vernietigen, dat bestemd is
om het zachtere koren te malen.
Zijn oom met zijn moeder als handlangster
vermoorden zijn geliefden vader en binnen
twee maanden hertrouwt zijn moeder met den
moordenaar. Kan er nog een moreele kracht,
die tot handelen en besluiten kan drijven, in
het gemoed van een kind blijven leven, na
zulk een ontzettenden slag? En alsof het nog
niet genoeg ware, komt daar zoowaar nog de
geest van Hamlet's vader hem binden zich te
wreken zonder iets tegen zijn moeder te be
ramen.
Duidelijk toont Shakespeare het psycholo
gisch moment, waarin de innerlijk vernietigde
Hamlet zich in wantrouwen geheel sluit, zelfs
voor zijn vrienden, Horatio en Marcellus. Wat
de geest van Hamlet heeft medegedeeld, vragen
ze den prins. Of Horatio en Marcellus 't wel
verzwijgen kunnen, vraagt de prins. „Ja, wij
zweren't, prins!"
Hamlet: „Daar leeft geen sluwe schurk in
Denemarken, die niet een booswicht is".
Juist wanneer Hamlet zijn gemoed voor zijn
vrienden wil openen, ontbreekt hem de kracht
daartoe, het vertrouwen, en begint hij zijn rol
OBERLAHNSTEIN
is het beste propagandamiddel voor geheel
onthouding, omdat vrijwel de eenige alcohol
vrije drank is die de goede eigenschappen van
sterken drank het prikkelende en opwek
kende in ruime mate bezit.