J
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal,
Overveen, Aerdenhout, Vogelenzang, Jan Gijzenvaart en Santpoort
HAARLEMSCHE BANKVEREENIG1NG
Wijziging Kantooruren:
Licht uit het Oosten.
DeKoning der Stierentemmers
UITGEWEKENEN
Van 9 uur—half een en van half twee—drie uur.
Des Zaterdags van 9 uur—half twaalf.
CINEMA PALACE
Van Vrijdag 9 t m Maandag 12 Juni
Van Dinsdag 13 t/m Donderdag 15 Juni
i
16e Jaargang. ZATERDAG 10 JUNI 1922. No. 23.
BLOEHENDAALSCH WEEKBLAD
Uitgave van de Vereenigde Drukkerijen, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: De Genestetweg 23. - Tel. 22003
Abonnement:
Voor een half jaar 1.75
Tot 1 Julif 0.50
LOSSE NUMMERS S CENT.
Advertentlën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of
meer korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en
verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent.
Tusschen den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief.
BLOEMENDAAL.
Dit Nummer bestaat uit Twee Bladen.
Als de democratie u heeft teleurgesteld,
denk er dan niet aan als aan een gebarsten
zeepbel, maar tenminste als aan een gebroken
hart, een oude liefde. Lach niet om den tijd,
toen het geloof van de menschheid In de wit
tebroodsweken was; behandel bet met den
ontzettenden eerbied die de jeugd toekomt.
G. K. CHESTERTON.
O STIL GESCHREIDE TRANEN.
O, stil-geschreide tranen,
Die u verloren wanen,
Kennen het leven niet.
Want de verholen smarten,
Zij zuiveren de harten
En vrede wordt uit vreugd geboren na ver
driet.
De liefde voor het leven,
Die schoonheid ons kan geven,
is het in vreugde alleen?
Of niet door 't samenvlieten
Van vreugden en verdrieten,
Die de herin'ring immer mengelt schoon door
een?
In iedere vervoering
Leeft niet de diepe ontroering
Van zaalge tranen mee?
En is de smart geleden
Niet loutrend als gebeden,
Als teeder maanlicht dat door donkre wolken
gleê?
Uit De Eenzame Weg.
JULES SCHÜRMANN.
Een merkwaardig teeken des tijds is de be
langstelling van het hedendaagsche Europa
voor alles wat uit het oosten komt.
Thans hebben wij niet inzonderheid het oog
op de Russische idealen van maatschappelijken
en staathuishoudkundigen aard, doch wij bedoe
len de voorliefde voor Aziatische kunst en
Aziatische godsdienst.
Het is, alsof, nu de wereldoorlog het ban
kroet der Europeesche beschaving heeft ge
openbaard, de westerlingen hunkeren naar ver
lossing uit het land, waaruit alle tijdperken der
westersche beschavingsgeschiedenis de ver
lossing hebben verbeid.
De theosophie is goeddeels gebouwd op
oosterschen grondslag en Katherine Tingley, die
de vorige week in Amsterdam haar licht heeft
laten schijnen, heeft aldaar een stelsel ont
huld, dat ondanks de westersche bestanddee-
len, in zijn wezen toch de Indische afkomst
verraadt.
Kortgeleden hebben wij hier in Haarlem de
gebroeders Kahn kunnen ontmoeten, die in
Indisch costuum Indische muziek ten gehoore
brachten en het was bij die gelegenheid, dat
de directeur van het Museum van Kunstnijver
heid, de heer Otto van Tussenbroek, in een
toelichtende rede de waarde van de Ooster-
sche cultuur ten koste van de Westersche
beschaving verheerlijkte.
De derde broeder, Inayat Khan, heeft inmid
dels een rondreis door ons land gemaakt, om
inzonderheid het godsdienstig karakter van
die Oostersche cultuur aan Westersche hoor
ders duidelijk te maken.
Eenzelfde zending vervulde de Bengaalsche
dichter Rabindranath Tagore, die het vorig jaar
op zijn zegetocht door het westen in den Haag
en elders met een vereering ontvangen is, als
gold een heilige.
Er zijn, voornamelijk onder de leidslieden
der Christelijke Kerkgenootschappen, menschen
die van dezen bestendigen en bijna stelselma-
tigen invoer van oosterschen geest in onze nuch
tere landen den ondergang van het Christen
dom vreezen. De befaamde „Boeddhist", die
vreesachtige voorgangers reeds op onze Hol-
landsche kansels zien spoken, maakt een tegen
wicht noodig.
Dit tegenwicht komt in den persoon van den
„sadhoe" Soendar Singh, die ook wel een
Indiër is, en evenals Inayat Khan en Rabin
dranath Tagore optreedt in een saffraankleu-
rigen tabbaard en met een saffraankleurigen
tulband op 't hoofd, doch die, in tegenstelling
met de tevoren genoemde heiligen den gods
dienst van zijn vaderland heeft verloochend
en zich tot het Christendom heeft laten bekee-
ren.
Een bekeerde Indiër dus, die wederom het
licht uit het oosten voor ons, Hollanders, zal
laten schijnen, maar op zijn wijze. Hij zal als
Indiër komen getuigen van het Christendom,
dat voor hem nieuw is, maar dat wij, door ge
woonte, volgens zijn meening niet meer zóó
waardeeren als wij het wel waardeeren moe
ten.
Een „heidensche" zendeling dus voor het
„Christelijk" Europa. De rolletjes zijn wel om
gekeerd!
Jongstleden Donderdag is de „sadhoe" zijn
zendingsreis door ons land begonnen. Hij heeft
te Utrecht voor studeerenden en gestudeerden
gesproken. Nu is hij op reis naar Groningen,
Arnhem, den Haag en Utrecht. Aanstaande
Woensdag treedt hij op te Amsterdam om Don
derdag daaraanvolgend te Rotterdam zijn tocht
te besluiten.
Aan een aardig boekje door Frederik van
Eeden bezorgd en uit het Engelsch vertaald,
ontleenen wij omtrent dezen nieuwen ooster
schen heilige eenige bijzonderheden.
Mevrouw Arthur Parker, wier
boekje „Sadhoe Soendar Singh
de door God geroepene" te
Amsterdam bij W. Versluiys' Uitgevers-Maat
schappij in 1920 is verschenen, vertelt onder
meer van hem, hoe de sadhoe, een knaap nog,
tot het Christendom is bekeerd.
„Dikwijls", aldus de schrijfster, „heeft men
de opmerking gemaakt, dat groote mannen
veel verschuldigd waren aan de opvoeding, die
hun moeders hun gaven in hun eerste jeugd
en stellig geldt deze opmerking voor Sadhoe
Soendar Singh. Vanaf zijn vroegste jaren ver
gezelde het kind zijn moeder op al haar gangen
naar de tempels; ook werd hem zorgvuldig
geleerd, den godsdienst te beschouwen als het
hoogste in het leven. Hij zag haar eerbied voor
de heilige mannen, bij wie zij vaak te rade
ging en reeds in het begin van zijn leven was
zijn ontvankelijke geest er van overtuigd, dat
het leven van een heiligen sadhoe het schoon
ste van alle levens was.
Soendar leerde van zijn vrome moeder, dat
er een vrede des harten is, die door rustig
zoeken gewonnen worden kan en die, eenmaal
verworven, de grootste schat op aarde is. Zoo
veelvuldig sprak zij hierover met hem, dat
met het groeien van zijn begrip het verlangen
groeide, zich deze kostbare gave te verwer
ven. De jongen, die „zijn voorhoofd had gewre
ven aan de deur van den tempel" en die geze
ten had aan de voeten der heilige mannen van
Hindoe, begon thanns te zoeken naar die on
waardeerbare schat, die hij geleerd had te be
schouwen als het eenige, dat in deze waereld
het verkrijgen waard was.
De Granth der Sihks, de heilige boeken der
Hindoe's en zelfs de koran der Mohammedanen
doorlas hij, overpeinsde hij opnieuw en op
nieuw. Dikwijls wanneer het gezin reeds in
slaap lag, zat Soendar in gedachten over de
bladen van een dezer boeken. Menige passage
en menig vers kende hij van buiten, maar met
het vermeerderen zijner kennis vermeerderde
hij slechts de onrust van zijn geest.
De priesters van den tempel, de sadhoe's
die hij zoo dikwijls zag en zelfs zijn wijze
moeder slaagden er niet in, hem rust te geven,
hoeveel gedeelten uit hun heilige boeken zij
hem ook voorlazen, in de verwachting, hem te
helpen. Aldus opgevoed in het geloof van zijn
vaderen, maar er niet door voldaan en zonder
te weten van Christus en Christendom, werd
Soendar naar de missie-school gezonden, die
door Amerikaansche Presbyterianen in zijn
eigen dorp was opgericht. Hier werd iederen
dag in den Bijbel gelezen en Soendar hoorde
dingen die gevoelens van de diepste tegen
strijdigheid in hem verwekten.
Zijn Sikh-bloed kwam reeds den eersten dag
in opstand, toen hem gezegd werd, dat hij den
Bijbel lezen moest. „Waarom zou ik? Wij zijn
Sikhs en de Granth is ons heilig boek". Maar
Soendar en een vriend van zijn eigen leeftijd
en stand werden overreed aan de regels van
de school te gehoorzamen, zoodat hij zich een
Nieuw-Testament aanschafte en daarin begon
te lezen. Maar zijn tegenzin werd slechts ver
meerderd, toen hij zag, dat deze leer onmiddel
lijk inging tegen alles, wat hij van-kinds-af
geleerd en aanbeden had. De diep gevoelde
eerbied voor zijn eigen godsdienst steeg bij
kans tot fanatisme en bracht hem tot ondrage-
lijken opstand. Spoedig werd hij de voorste
der schooljongens in haat tegen het Christen
dom. Openlijk scheurde hij de bladzijden van
het Nieuwe Testament uit en verbrandde die
in 't vuur. Toen zijn vader dit vernam, sprak
hij met Soendar en verklaarde, dat de Bijbel
een goed boek was en zei hem, dat hij het
eerder aan den missionair had moeten terug
geven dan er zoo mee te werk te gaan.
Opnieuw wendde zich Soendar tot de eigen
heilige boeken, thans met afkeer van den
Christus en vaster dan ooit besloten, de vrede
te vinden, waarvan zijn moeder hem geleerd
had. Niet alleen bestudeerde hij hartstochtelijk
alle godsdiensjige systemen en alle heilige
boeken van Indië, maar ook beoefende hij
Yoga, onder leiding van een Hindoe-sadhoe, en
leerde hoe zichzelf tot mystische trances op
te werken, die wel tijdelijk verlichting brach
ten, maar die, eenmaal voorbij, hem in grooter
ellende lieten dan te voren. Hij werd van de
missie-school genomen en naar een gouverne-
ments-school gezonden, die drie mijlen verder
stond. Deze dagelijksche wandeling in de
heete zon begon zich te wreken op zijn ge
zondheid, en het duurde niet lang, of hij moest
naar de missie-school terug, zoo hij zijn op
voeding niet opgeven wilde.
Al dezen tijd was zijn zoeken naar vrede
onverzwakt gebleven en de voortdurende roep
van zijn hart was om „shantiMaar hoe
meer hij verlangde, des te meer werd hij te
leurgesteld, tot tenslotte zijn gansche ziel hun
kerde met een honger, die door niets te ver
zadigen viel.
Terug in de missie-school zag Soendar op
nieuw het Evangelie in zijn hand; luisterde hij
iederen dag opnieuw naar de leer van den
Bijbel. Zijn oude haat keerde terug en de naam
alleen van Christus kon hem toornig maken.
Zoo sterk was dit gevoel, dat toen eens de
schaduw van een zendeling over hem viel,
hij een vol uur besteedde aan het afwasschen
van deze bezoedeling.
Soendar spreekt van dezen tijd als van de
meest kwellende beproeving van zijn leven.
Hij was aan 't eind gekomen van zijn eigen
godsdienst zonder de shanti te vinden,
die hij zocht en zijn diepgewortelde haat tegen
het Christendom weerhield hem er van, in het
heilige boek der Christenen ook maar naar
„deze paerel van onschatbaren prijs" te zoeken.
GROOTE HOUTSTRAAT 111-113 HAARLEM
TELEFOON 671
Een buitengewoon mooie Fransche sensatie-lilm
Naar den roman „Le roi de Camarque"
van Jean Aicard. 5 Acten vol spanning en
sensatie. In den hoofdrol JEAN TOULOUT.
Verder onze bekende Prizma- en buiten
gewoon komische films.
Een SVENSKA-FILM
Roman uit het laatste tijdperk van het
Russische Czarenrijk. In 5 acten. In den
hoofdrol JENNY HASSELQUIST.
VERWACHT: Een film van geheel bizonder
genre: ZIJN EXCELLENTIE VAN MADAGASKAR.
Tot hiertoe had God Soendar gevoerd langs
een weg, dien hij niet kende en die slechts
in zwarteren nacht te leiden scheen. 1 rek voor
trek had hij al de godsdiensten bestudeerd,
die hij kende; van de lippen van menig leeraar
had hij alles wat zij te zeggen hadden, gehoord,
en toen hij, dit alles ten spijt, steeds dieper
en onbevredigder verlangen ondervond naar
de shanti die hij mogelijk achtte, leidde
God hem tot het inzicht, dat hij in geen van
deze dingen vinden zou, wat hij zocht. In het
zwijgend heiligdom van zijn eigen hart ont
stond ten slotte de gedachte, dat misschien in
het versmade boek, dat hij met zoo groote
woede vernietigd had, uitkomst zou zijn; zoo
nam hij opnieuw het Testament ter hand. Daar
las hij, door twijfel tot wanhoop gedreven:
„komt herwaarts tot mijen ik zal u ruste
geven". Die woorden hielden hem vast en toen
hij het verhaal van het kruis las, groeide het
wonder. Nu voegde hij zich niet meer bij zijn
makkers in hun openlijke smaad op het Chris
tendom; soms zag men hem in rustige samen
spraak met den Christelijken leeraar. Natuurlijk
werd dit opgemerkt en aan zijn ouders be
richt, maar zijn vader sloeg er niet veel acht
op, want de jongen was door zijn vrome moe
der grondig in de godsdienst der Sikhs opge
voed en van dit geloof doordrongen.
Maar de deesem van het evangelie was zijn
hart binnen gedrongen, en toen hij las van een
God, die zoo de waereld liefhad, dat hij haar
zijn eenigen zoon gaf, opdat wie in hem geloof
de niet vergaan, maar het eeuwig leven deel
achtig worden zou, streek een zucht van rust
over de wonde van zijn hart. Maar nog hield
de last van zijn angst hem af van vrede. Ten
slotte voelde hij, dat hij een eind aan dezen
strijd maken moest. Op een avond besloot hij,
dat hij vrede zou vinden voor de ochtend
schemering, in de waereld of in de volgende.
Hij wist dat 's ochtends om vijf uur de trein
naar Ludhiana voorbij kwam, aan het eind van
zijn vaders tuin en een einde te maken aan
zijn ellende was voor den Hindoe geen zonde.
Naar Hindoe-wijze baadde en met schrift
trok hij ziych in zijn kamer terug, om den
langen nacht met lezen en denken en bidden
door te brengen. Tegen den ochtend werd
Soendar een lichte wolk gewaar, die het ver
trek vulde, en in de wolk zag hij de stralende
gestalte van Christus. Toen hij dit visioen zag,
scheen het hem, dat Christus sprak, hem zeg
gende: „waarom verzet gij u tegen mij? Ik
ben de Heiland. Ik stierf aan 't kruis voor u".
Toen hij opzag tot dat gelaat van goddelijke
liefde en medelijden, was zijn beraden vijand
schap voor immer gebroken en met deze over
tuiging kwam een hoog gevoel van vergiffenis
en vrede in Christus over hem; op dat oogen-
blik doordrong hem de shanti, die hij
zoo lang had gezocht. Toen hij oprees, was het
visioen verbleekt, maar van dit uur bleef
Christus hem bij en was shanti zijn
kostelijk bezit. Met een hart overvloeiend van