Zijn Excellentie van Madagaskar DE DONKERE BRON" Plaatselijk Nieuws. CINEMA PALACE Vanaf Vrijdag 16 Juni Het Meisje uit den Vreemde Abonnement: Voor een half jaar1.75 Tot 1 Juligratis Redacteur H. G. CANNEG1ETER. Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of meer korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent. Tusschen den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief. Dit Nummer bestaat uit Twee Bladen. DAGE1NDE. De nacht waart reeds om 't verst geboomt, dat donkren gaat. De hofstee droomt. Gelijk een hoen in 't veeren pak, zoo duikt het huis in 't rieten dak. De molen met geheven armen in het water staart, dat van de lucht de bleeke kleuren gaart. Het riet rijpt in een gulden brand en onder ouden boom in 't land, ver van de koeien afgedwaald, staat onbewogen, de schaduw van den nacht in d' open, donkre oogen, een groot en eenzaam paard. HENRI BAKELS. Uit „De Nieuwe Gids", Ten onzent betreuren wij bij het gerief der beschaving* het teloor gaan van oude schoon heid. Kleederdrachten, gebouwen, natuurmonu menten, waar ook volkfeesten, kinderspelen, godsdienstige gebruiken, er was zooveel voornaams en liefelijks, maar de nuchtere en zakelijke banaliteit der beschaving spaart het niet. Brusse heeft dezer dagen een „Onder de Menschen" gewijd aan het vandalisme, dat in den vorm van een electrische spoorweg het Gooi bedreigt. „Ge moet", aldus de schrijver, „toch in uw nuchterheid niet gering denken over al dat idealisme, dat hier gewond wordt. Als ge daar zoo'n ondernemenden jongen han delsman met kinderlijke verteedering hoort ver tellen van het vogelboschie in zjin tuin, waar omheen hij 't zóó stil gehouden heeft, dat daar nu geregeld e nachtegaal komt nestelen, dat daar al twee jaar lang een hazenfamilie onder huist, en over de hagedissen en de slange tjes die er op spelen wanneer hij nu weet, dat door dezen tuin de spoorlijn zal komen waarvoor zijn vogelboschje, waarvoor verschei den mooie boomen met de nestkasten zullen moeten vallen. Een eind verderop heeft hij van den boschwachter in 't Spanderswoud gedaan gekregen, dat hij prikkeldraad rond een spar heeft gewonden, om een spechtennest tegen de jongens te beschermen, en eiken ochtend in de vroegte, vóór hij met den trein naar zijn kantoor in Amsterdam gaat en 's avonds weer- aan, loopt hij hier te genieten van wat er groeit en verwilderd leeft in die stille sprookjesstem ming. Want dit zijn meerendeels zakenmen- schen, meerendeels forenzen uit de groote ste den, die hier de boomen en bloemen en de vogels hebben leeren kennen om ervan te gaan houden als van iets heel liefs in hun leven. Kunt gij u indenken in de gemoedsstemming tan dien landheer op zijn wonderlijk mooie uit gestrekte buiten Gooilust, waaraan hij zijn lieele bestaan, en al zijn liefde en zijn fantasie,wijdt om 't te maken tot een van de schoonste en natuurlijkste verzamelplaatsen van Europa voor de zeldzaamste flora en fauna van de wereld, dat je den tijd, waarin je leeft, daar volkomen vergeet, nu hij weet, dat zijn trotsche oprij laan, dat het oude dennenbosch, waar hij met zooveel moeite een weligen ondergroei van kamperfoelie, van bramen en allerhande krui pende gewassen tot stand gebracht heeft, dreigt doorsneden te worden, en van de rust ver vreemd, door een electrische spoor, die op kor ten afstand zijn station zal krijgen? Hier gaat 't immers om een levensgeluk, om een zeldzaam natuurmonument, en om de vreugde van al die menschen, die in dit heerlijke lustoord vrij wan delen, die daarvoor zelfs uit Amerika tot den eigenaar komen. Maar zonder eenige piëteit legt de ingenieur zijn liniaal door dit beroemde buiten, om wie weet welke belangen, maar toch geenszins die van de bewoners der streek en van hen die zich daar willen vermeien, te die nen. Want alle menschen, die je er hier over spreekt, zijn er even ongelukkig over". Het Is gelukkig, dat deze menschen er onge lukkig over zijn. Deze gevoeligheid voor de wonden, die de barbaarschheid der beschaving slaat, is een teeken van geestelijk herstel. Het werk van de ziele-artsen is niet vergeefs ge weest! „Jac. P. Thijsse", aldus merkt Brusse op, „is niet voor niets dezer dagen eere-doctor geworden van de hoogeschool der hoofdstad. Zijn zóó prachtig toegewijde pleiten voor de intimiteit van de levende natuur heeft het jonge geslacht, midden in het zich meer en meer ma- terialiseerende leven, geleerd, bewogen, ont roerd, geboeid, leergierig, gemaakt, de oogen verklaard voor de bekoringen van bosch en hei, van slooten en plassen, van akkers en dijken, van rivieren, strand en duinen. Maar met ieder zoo'n volgend roekeloos project, dat als een alles bedervende vetvlek zicht uitbreidt over de kaart van ons land, wordt de natuur verder verdreven, wordt de gelegenheid al minder gemaakt om van de jakkerige wegen af en tusschen de huizen, 't lawaai en de jacht uit te komen. En meedoogenloos zal 't oordeel wezen van het nageslacht over ons, als wij niet eindelijk met alle kracht van overtuiging trach ten althans hier en daar een brok schoone na tuur onverknoeid voor hem over te laten". Er zijn er, die, om althans nog iets van de oorspronkelijke zielsadel, van den ongerepten zin voor poëzie, van den onbedorven smaak der menschheid te genieten, de beschaving ont vluchten en hun toevlucht zoeken in oorden, die nog niet door de civilisatie geëxploiteerd en derhalve besmet zijn. Maar ook daar werkt het gif door. Dit be dachten wij bij het lezen van een dichterlijk boekje waarin Jacob Israël de Haan Jerusalem beschrijft (Amster dam Em. Ouerido 1921). Hij behandelt daarin onder meer de legenden, die zich rondom „de donkere bron" hebben ge vórmd. Nissjm Nahum, die met twee rabbijnen den dichter bezoekt, vertelt hem, dat hij de plaats weet van de bron. „In de oude stad, niet ver van de Tempelplaats, waar nu het Turksche bad is genaamd Hamam el Schefah, dat is: het bad der Genezing. Er is daar nog een bron, waarvan het water meer dan dertig meter onder den grond is. Nahum heeft eenen Arabier gesproken, die zegt, dat hij in eenen buitengewoon drogen zomer, toen de bron zon der water was, is afgedaald. Hij kwam in een doolhof van gangen en gewelven. Vóór den oorlog heeft Nahum pogingen gedaan de bron te laten onderzoeken. Het begin van alle po gingen is natuurlijk baksjisj. Maar ten slotte wilden de bewoners niet. Ze waren bang. Mis schien zweven rondom de bron ook voor hen legenden. Toen de jaren van den oorlog. Maar na de oorlog is Nahum weder begonnen. Hij vertrouwt op de meening van de kabbalisten, dat de opening van de bron het Geluk van Israël zal zijn. Toen Herbert Samuel in het begin van het jaar voor een onderzoek hier was, heeft Nissim Nahum zich tot hem gewend. De zaak is toen onderzocht door den Gouveneur van Jeruza lem, den Generaal Storrs. Maar er is verder nog geen gevolg aan gegeven. Nu echter wil men de zaak opnieuw aanvatten. Er is zooveel gebeurd. De troebelen. San Remo. Wat San Remo beteekent wisten wij op den dag zeiven niet. Maar nu gaan wij het zien. En zelfs de harten van de voorzichtige twijfelaars gaan openbloeien. Sir Herbert Samuel, de eerste Joodsche Landvoogd. Ook tegenover hem moe ten wij voorzichtig zijn. Maar toch: de Joodsche Landvoogd. De legenden beginnen al te bloeien rondom hem heen. Die familie Samuel is uit Polen afkomstig. Waarom zou hij dan niet af stammen van Rabbi Saul Walil, die ongeveer drie eeuwen geleden voor éénen dag koning van Polen is geweest? En dat R. Saul Wahl afstamt van Koning David, ziet, men kan er aan twijfelen, maar waarom zou men er aan twijfelen? Zóó is dus Sir Herbert Samuel een bloedverwant van Koning David en van den Koning Jehizkia. Gij zegt: lang geleden. Maar wat beteekent de Tijd tegenover de Eeuwigheid van Bloed en Woord? En ziet gij nu wel, hoe de tijden zich voltrekken? De Koning Jehiz kia had de bron niet moeten uitsluiten. Zijn latere incarnatie R. Chaïm Wital heeft het juiste oogenblik verzuimd. Laten wij nu zijn nakome ling Sir Herbert overtuigen, dat nu voor hem weder een juist oogenblik is gekomen. Wanneer ik mij daarmee zou willen belasten? Als de drie bezoekers weggaan. Dan zie ik weder, dat wij het Volk van het Boek zijn. En wij moeten dat blijven, ook wanneer wij weder het Volk van het Land worden. Nissim Nahum, ofschoon geen Rabbijn, gaat het eerst de deur uit, omdat hij twee groote heilige boeken draagt. De Rabbijn Epstein is wel ouder, maar niet aanzienlijker dan de Rabbijn Bern stein. Wie zal het eerst uitgaan? Dat zijn hier groote kwesties. Er zijn gemeenten verdeeld geraakt, omdat een rabbijn eenen anderen heeft gepasseerd. Ten slotte zal de Rabbijn Epstein vóórgaan. Maar de Rabbijn Bernstein heeft een boek meegebracht. Goed: de Rabbijn Ernstein zal dat dan dragen, tot zij buiten zijn. Daarna zou 't niet meer passen. Gij glimlacht wellicht over al dien eerbied en over al die etiquette? Ik ook. Maar glimlachend bedenk ik toch ook, dat in al deze kleine bedrijven iets liefs, iets gerie felijks is. Wij hebben het water hier zoo lief en wij hebben het water hier zoo noodig. Een bron, dat is voor ons het levende, het goede. Een Wezen. Iedere bron heeft zijn legende. Maar dat alles wordt volmaakt verleden tijd. Wij gaan Palestina moderniseeren. De Fellachen worden geëlectrificeerd en schoongemaakt met stofzuigers. Welk een vooruitzicht. En al de mooie legenden van bronnen, bloemen en rivie ren worden opgedoekt. 's Avonds in de schemering komt mijn vriend Adil Effendi. Kent hij dat badhuis Hamam al Schefah? Ja, zegt Adil Effendi: hij kent dat. Maar 't is een echt armeluis-badhuis. Wie ons daar in zie tgaan, zal ons niet achten. Heeft hij wel eens van die legenden gehoord? Maar Adil Effendi is héél sceptisch geworden, sinds hij werkt in de Engelsche Regeering. Het gaat de Mohammedaansche jeugd, zooals de Joodsche: een tikje materialistisch, een tikje ijdel, een tikje genotzuchtig. Daarnaast heeft de Joodsche jeugd toch meer nationalistisch idealisme voor het land en de taal. Donkere bronnen. Wie ontsluit ze te juister tijd! Neen, zegt mijn vriend Adil Effendi, peinzend in de schemering: „ik geloof nog wel aan Allah, maar niet aan al die andere verhalen. En ik geloof, dat mijn broer, Subhi Effendi, ook niet meer aan Allah gelooft". Hij smookt zijn sigaretje tusschen spitse lip pen en hij tipt asch met een fijnen vinger, „Mijn vriend", zegt Adil Effendi, „gij hebt dien ouden boom wel gekend, voor het huis van mijn broe der Abdoel Salaam? Men heeft altijd gezegd: wanneer die boom neervalt, dan gaat ook het Turksche rijk uit elkander. En gij weet met dien grooten sneeuwval? Toen heeft de boom wel geleden. En Abdoel Salaam, die een wijs man is, heeft hem laten omhakken. Achmad en Aboe Joessof hebben dat gedaan. Omdat de boom heel hinderlijk was voor de automobielen van de East Compagnie. Abdoel Salaam heeft al het hout gekregen en de Compagnie heeft een mooie baksjisj gegeven aan Achmad en Aboe Joessof. Heeft Turkije iets te maken met dien boom? En de Zagjunien met een put? En dan zucht ik en ik vrees, dat de juiste tijd voor mijn vriend Adil Effendi nog niet is gekomen. Tot zoover de mijmering van Jacob Israël de Haan, den dichter die in Palestina vertoeft. Het blijkt dus: in 't oosten zoogoed als in 't westen zijn wij bezig, oude boomen om te hakken en donkere bronnen dicht te werpen, terwille van Terwille van wat? Eenmaal zal zich dit van dalisme wreken, als onze praktische en gewik- ste ziel, uitgedroogd tot op haar laatsten vezel, te midden der door haar geschapen verdorring als pulver uit elkaar valt. c. GROOTE HOUTSTRAAT 111-113 HAARLEM TELEFOON 671 Een speciaal Zomerprogramma Een film van geheel apart genre Blijspel van zonnige avonturen in'ideelen. Het eerste deel in 6 acten is getiteld: In de hoofdrollen EVA MAY en DODDY BOB, de bekende dedective uit de film „De M.rn zonder Naam". Een film, welke buitengewoon geschikt is voar dezen tijd. Een film, geestig van inhoud, kostelijk gespeeld en schitterend gemonteerd. Niet alleen dol-komisch, maar ook buitengewoon sensationeel. U zult verbaasd staan over de stoute stukjes, die de lieftallige EVA MAY ver toont. komt toch kijken? Wij garandeeren U een amusante avond. rende 25 jaar zijn plicht steeds trouw heeft vervuld, was het begrijpelijk, dat de familie Scheltema zich niet onbetuigd liet. Des morgens om tien uur kwam de familie Scheltema naar het woonhuis van den heer Schoo om'hem geluk te wenschen. Aan deze gelukwensching ging vooraf een toespraak, die de zoon van mevr. S. hield. De jubilaris ont ving vervolgens van de familie als huldeblijk een oorkonde vermeldend zijn 25-jarige dienst- betrachting. Deze mooi uitgevoerde oorkonde was hem toegekend door het Departement Haarlem van „Het Nut van het Algemeen", waarvan mevr. Scheltema lid is. Verder een prachtig gouden horloge, waarin op het bin- nendeksel de naam van den jubilaris, de datum van zijn 25-jarige dienst en de naam der villa van de familie gegraveerd staat. Bij het gou den uurwerk was tevens een gouden ketting gevoegd. Ook een fraaie leuningstoel had hij in ontvangst te nemen. Van het personeel ontving hij fraaie bloemen. De R. K. Volksbond te Overveen stuurde hem bij deze gelegenheid eveneens een mooie mand met bloemen; terwijl hij behalve verschillende taarten, een groot aantal brieven, telegrammen enz. ontving. Melden we nog dat bij de oor konde een medaille behoort, die echter niet ge reed was gekomen en zoodoende niet overhan digd kon worden. Het is te begrijpen dat de jubilaris dezen dag vrijaf had, om het herden kingsfeest genoeglijk in den familiekring te vie ren. Ongetwijfeld zal de 14de Juni 1922 den heer Schoo als een prettige herinnering in het ge heugen blijven. Door de Bloemendaalsche Gymnastiekveree- niging zal in de maand Augustus e.k. wederom een openluchtuitvoering gegeven worden. Dit maal op het weiland van den heer Van Hooff onder Santpoort. Het voornemen is de open- luchtuitvoering vooraf te laten gaan door een muzikale ommegang door onze gemeente. De vroeger smalle en slecht berijdbare Bre- derodeweg is thans herschapen in een breeden, goed bestraten weg, die voor het verkeer een groote verbetering is. Nu nog een fiets- en wandelpad en de weg is gereed. BLOEMENDAAL Woensdag was het een feestdag voor den heer H. A. W. Schoo. Dien dag was het n.l. 25 jaar geleden, dat hij als tuinbaas bij de familie Scheltema alhier in dienst trad. Daar hij gedu- De eenmanswagens, die thans ook op de lijn BioemendaalHaarlem loopen, zijn een groot ongerief zoowel voor de passagiers als voor het trampersoneel. Het eenige voordeel dat we van deze proefneming, waar we een jaar aan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1922 | | pagina 1