TWEEDE BLAD
HOTEL „DUIN EN DAAL"
„Snoepstukjes".
VICTORIA-WATER
„Bloemendaalsch Weekblad"
Zaterdag 8 Juli 1922
Plaatselijk Nieuws.
No. 27.
HET GROOTE OOGENBLIK.
Wij, die het, zij op een afstand, hebben
meegemaakt zullen het nimmer vergeten. En
meer nog misschien dan tot het nageslacht,
zal zij tot ons blijven spreken, de kroniek
van den wereldoorlog en wat daarop volgde.
Boeken over deze geweldige jaren van span
ning zullen tot onze lievelingslectuur behoo-
ren.
Tot de aangrijpenste oorlogsromans behoort
Bernhard Keilerman: De 9de November. Het
is, vertaald door J. Lourens Czn., thans ook
in Hollandsche uitgave verschenen (te Am
sterdam bij Em. Querido 1922).
Het volgende brokstuk, het uitbreken van
de revolutie in Duitschland betreffend, ken
schetst het geheel.
„Plaats gemaakt!"
„Plaats!"
De auto's razen.
Ruime, grijze jassen, soldatenjassen, wappe
ren haastig door de straten. Hier, daar, over
al. Het zijn honderden, duizenden. Vol klei,
vol stof, de kalk van Champagne, het slijk
van Vlaanderen, met bloed bevlekt, ver
schroeid door de granaten, door gas gebleekt,
doorhageld de ruime wapperende jassen
hadden de stad overstroomd.
En de auto's razen voort, met trossen van
zweet druipende menschen behangen, op de
.reeplanken hurken zij, op de kappen, de spat
borden, met geweren en handgranaten. De
roode vlaggen knetteren Zoo hard jakke
ren zij voort.
„Plaats gemaakt!"
Het zijn de jongen, die gekomen zijn, de
nieuwe gezichten, de vermetelen en willen
den.
„Gelgroet, gij vermetelen, willenden, ge
groet!"
„Voorboden van den komenden mensch, ge
groet! Gij, boden, die het nieuwe rijk voor-
uitsnelt, gij hopenden, sterken, van liefde
gloeienden, gegroet
Ackermann's ruime jas wappert tusschen
de roode vlaggen, die de Linden af razen.
Schoten knetteren. Stof stuift uit de stad op.
Vuur spuwt de vulkaan, en de aarde trilt...
Verloren alles, in een enkel uur
En het leger op den terugmarsch! Regi
menten, divisies, corpsen, honderdduizen
den, ja honderdduizenden, honderdduizenden
millioenen!
Honderdduizenden paarden en wagens,
tienduizenden kanonnen de straten over
stroomd, schouder aan schouder, hijgend,
wiel aan wiel, krakend, paardeflank naast
paardeflank, met schuim bedekt dag en
nacht, nacht en dag nu in deze minuut.
De generaal vindt geen slaap meer.
Hij ziet het reusachtige leger op zijn tocht,
schouwspel, ongehoord in de geschiedenis, hij
hoort het! Hij ziet de vliegtuigen, die boven
de groote wegen kruisen en de marschbeve-
len weggooien.
Een hapering, en honderdduizenden zijn tot
den hongerdood veroordeeld!
Een hapering, en honderdduizenden vallen in
handen van den achteraan dringenden vijand
zijn voorhoeden teekenen zich tegen den
gezichteinder af! Een hapering, een paniek
grijpt honderdduizenden aan, het reusachtige
leger versplintert in duizend stukken, en ben
den wanhopigen rollen door de Duitsche lan
den!
Een wondereen wonder van krijgstucht
en volharding alleen Europa's lot hing aan
een draad!
Neen, geen slaap komt meer in de oogen
van den generaal!
Hij ziet het reusachtige leger op zijn weer-
galoozen tocht weergaloos en ongehoord
maar hij ziet ook, dat het achteruit trekt.
Achteruit!
In geforceerde marschen, door den vijand
voorgeschreven.
Nooit, nooit onbegrijpelijk!
Ergens brandt een electrische lamp, en soms
kruipt het grijze gezicht door een donkeren
spiegel.
Onbegrijpelijk, volkomen onbegrijpelijk!
De generaal stottert, hij vindt de woorden
niet meer zijn vale lippen bewegen zich,
zonder een klank uit te brengen
En achter de donkere gordijnen, achter de
neergelaten rolluiken, luister! Ja, weer!
Daar is hij weer! Hij maalt.
De stap! Honderdduizendvoudig, zonder
groot lawaai; als een volk, dat opgebroken
is en op zijn doel af wandelt zonder bij
zondere haast, want het weet, dat het zijn
doel bereiken zal. Deze stap vervolgt hem.
Dag en nacht wandelt de stap van de hon
derdduizend langs zijn raam heen. Een leger
is opgestaan en wandelt. Een leger, dat
ergens verborgen leefde. Waar zijn zij tot
vandaag geweest? Hij had hen nooit gezien.
Leefden zij in denzelfden tijd, in dezelfde
stad? Waarom had hij hen dan nooit gezien?
De velen, de onbekenden met die oogen,
die geen oogen van menschen waren, van
wolven, vossen, adelaars en gieren. Met die
gezichten, die hij vroeger alleen in droomen
zag. Waar hadden zij geleefd totdusver, waar
hadden zij zich verborgen gehouden?
Luister! Waarvandaan? Waarheen?
Eindeloos, zonder ophouden wandelt de
stap van de honderdduizend. Zelfs in den kor
ten slaap van de uitputting hoorde hij hem.
De generaal neemt den slappen hoed, en het
grijze steengezicht grijs als het stof van
den grooten weg verschijnt in het kleine
kale voortuintje.
De oogen van de wolven en vossen, de
stekende oogen van de gieren glijden onder
zoekend over het breede grijze gezicht, en
hun blik dringt in de duisternis van de zwarte
oogkassen. Maar daar begint het in het don
ker van die sombere oogkassen te gloeien en
te sprankelen nog is het niet zoo ver?
Een nieuw geslacht, een verborgen, onbe
kend, onvermoeid gezicht, nooit gezien, was
uit de aarde gestegen.
Geroep, kreten branden over den malenden
stroom van de nieuwen, nooit gezienen heen.
De generaal verstaat ze niet. Vaandels, plak
katen, opschriften, onbegrijpelijk. Liederen,
gezang onverstaanbaar.
Stil staat hij ja, als een boom, de blade
ren zijn gevallen, een kale boom, en rondom
is niets, niets, nevel, zoo ver het oog kan
zien. En de boom huivert, kromt zich in den
wind.
Eindeloos inderdaad! De aarde heeft zich
geopend, en de lava stroomt langzaam en
zonder ergens te eindigen.
Reeds wandelt hij naast den eindeloozen
stroom voort en lost zich op in de straten.
De handen in de wijde zakken van het ouder-
wetsch jachtbuis, den slappen hoed over het
voorhoofd getrokken; den knevel heeft hij
een beetje korter geknipt, niet veel, een of
twee vingers breed.
Straten zonder einde wandelt de generaal
uit. Hij steekt pleinen over, kijkt in zijstraten.
Zijn sombere blik gaat trillend ovr den stoet
der betoogers heen. Niet eens de auto's met
de roode vlaggen laat hij voorbijrijden, zon
der de gezichten op te nemen. Maar hij laat
zich niet ontmoedigen, verder, de straten uit
en dan weer terug hij zoekt.
Ja, hij zoekt!
De straten zijn overstroomd met menschen.
De dammen zjn gebroken, de vloed spoelt
door de stad. Uit de voorsteden, uit de fabrie
ken, die in de nachten in hoevele eindeloo-
ze nachten! schitterden, waren zij geko
men, de gele gezichten, de armen door de
slechte olie stuk gevreten, de oogen ontstoken 1
door de stekende vlam van de booglampen.
Ook de bleeken en valen die sedert jaren den
dag niet gezien hebben, waren gekomen. Ook
zij waren gekomen, die zich met rapen en rot
te aardappelen voedden, terwijl de kellner in
Stifters Diele geheimen in het oor der gasten
fluisterde. Ook zij waren gekomen, die nog
de leugens geloofd hadden, terwijl de inge
wijden al lang de waarheid kenden. Ook zij
waren gekomen, die hun dunnen, afgesleten
trouwring geofferd hadden, terwijl in de palei
zen de luchters van zwaar goud en zilver op
de tafel stonden. Ook zij waren gekomen, de
stakkers, die niet eens meer een hemd aan
het lijf droegen.
Van uit de voorsteden
De menschen met holle oogen, de vergete-
nen, de bespuwden, de levend begravenen, de
vogelvrij verklaarden, de gefolterden, de ge
kruisigden ja, van hun kruis waren zij ge
klommen en gekomen.
Ook de vrouwen waren gekomen, die de
vrucht van haren schoot, zonder loven of bie
den, aan de generaals overgegeven hadden.
Ook zij waren gekomen, de vrouwen, wier
mannen al lang in de groote graven vergin
gen, ook de moeders waren gekomen, die
hare zuigelingen aan de verdorde borst zagen
sterven.
Ook zij waren gekomen, de waanzinnigen,
die oorlog en gebrek van hun verstand be
roofd hadden, ook zij de stervenden, ten
doode toe uitgeput van verdriet en zorg, ook
zij slopen op bevende beenen voort. Ook
de wanhopigen, die het leven alleen nog bij
uren maten, ook zij waren gekomen.
Ook de dapperen waren gekomen, de moe
digen, die zelfs in de vreeselijke jaren het ge
loof aan de overwinning van hun zaak niet
verloren hadden. Geprezen zij hun naam.
Gebaard door moeders? Verwekt in bed
den? vroeg de generaal.
Ja, natuurlijk, wat een vraag, gebaard door
moeders. Verwekt in bedden en overal, ach
ter schuttingen, op de banken van de plant
soenen wat een vraag, alsof het daarop
aankwam.
De aarde was gebarsten, en zij kwamen er
uit te voorschijn. De vormloozen, ongevorm-
den, zelf nog aarde. De bedolvenen waren aan
het licht gekomen, de ontploffing had hen be
vrijd. De kazernes en tuchthuizen waren ge
barsten. Ook de menschen, die in verzekerde
bewaring waren genomen duizenden en
nog eens duizenden, die in den weg stonden
zij waren vrij. Ook de Indiër, dien een ge
heime raad drie jaar in verzekerde bewaring
had gehouden, hij was vrij, en zijn pijniger be
stelde voor hem een hotelkamer, om zelf snel
naar het buitenland te vluchten.
Verdwenen de bereden agenten en de agen
ten te voet, die op den man afgericht waren,
de dadelijk met de scherpe sabel er op insloe
gen. Verdwenen ook dat politiebrein, dat een
bijbel vol verordeningen had samengesteld,
dat elke stap van de geboorte tot aan het graf
regelde. Weg met dat brein!
Rijwegen en trottoirs zijn overstroomd.
Sprekers overal. Op auto's, wagens, karren,
banken. De stomme, tientallen van jaren,
eeuwen lang stom gehouden, nu spreekt hij.
Soldaten overal, afzonderlijk, in troepen, in
drommen, in hun armzalige, gelapte unifor
men. Door de bloedzee zijn zij gemarcheerd,
uit de bloedzee zijn zij gekomen, nog zijn zij
bedwelmd van den reuk van het menschen-
bloed, maar reeds blinkt nieuwe hoop in hun
oogen.
Somber glijdt de blik van den generaal
over hen heen, zijn lippen trillen: het Duitsche
leger
Hij huivert.
ONTVANGEN BOEKEN.
Antoon Thiry: Pauwke's Vagevuur. Uitgave
van Em. Ouerido, Amsterdam.
Het Vlaamsch, het Afrikaansch en dergelijke
dialecten hebben op de moedertaal dit voor,
dat zij minder verbloeid zijn. Zij verrichten een
meer localen dienst en ondergaan daardoor
minder den schurenden, polijstenden invloed van
andere talen: zij blijven daardoor meer gecon
serveerd. Hun verhouding tot de moedertaal is
zoo ongeveer als die van plattelandsbewoner
tot stedeling.
Hoe verder zich het gebied uitstrekt, waar
over een taal gaat heerschen, des te menigvul-
diger worden de invloeden, die haar oorspron
kelijkheid bedreigen. Als practisch voertuig in
het commercieel, in het wetenschappelijk en in
het wijsgeerig verkeer gaat zij aan doelmatig
heid winnen, doch, als middel om de roerselen
der menschetijke ziel te verklanken gaat zij aan
beeldend vermogen inboeten. Zij wint aan ter
men, zegswijzen en gemeenplaatsen, die het
artistieke uitingsvermogen verstijven.
De Vlamingen hebben het groote voorrecht
te schrijven in een taal of dialect (een dialect
is toch en gewestelijke taal) waarvan het beel
dend vermogen bij lange na nog niet zoozeer
uitgeput is, als dat van de moedertaal.
Wanneer ge een Vlaamsch boek ter hand
neemt, dan wordt ge terstond getroffen door de
beeldende kracht van het Vlaamsche Woord,
door de oorspronkelijke eenvoudigheid, waar
mede de schrijver de meest alledaagsche din
gen in klank brengt en zoodoende voor onzen
geest tastbaar maakt.
Het zij dan dat Antoon Thiry een geboren
Vlaming is, hetzij, dat hij jarenlang onder de
Vlamingen heeft verkeerd, ook hij bezit de gave,
van met woorden te kunnen schilderen. Hij
bereikt niet de groote klaarheid van Felix Tim
mermans, zijn machtigen landgenoot, die ons
suggereert de dingen te zien, waarvan hij ons
vertellen wil, doch hier en daar weet Antoon
Thiry ons het zijne met klanken zóó duidelijk
voor den geest te tokkelen ,dat wij hem een
zekere matheid op andere plaatsen gaarne ver
geven.
Vooral de tocht van de drie oude mannetjes
op den beêweg heeft mij in „Pauwke's vage
vuur" zeer getroffen. De beschrijving van
dezen tocht is zoo levendig en plastisch, dat ik
niet kon nalaten haar nogmaals te lezen, toen
ik het boekje reeds uitgelezen had.
Op meesterlijke wijze heeft Thiry in dit
kleine boekje den grooten inhoud van het men-
schelijk zieleleven geprojecteerd: geloof en
hoop, telkenmale overspoeld door het leed van
zichten, verstervingen, tegenslagen en verne
deringen en toch telkenmale zich herstellende
en durende tot het allerlaatste einde, alleen
maar steeds zich richtend op een verder afge
legen en minder wereldsch doel.
Als proeve van Antoon Thiry's stijl het hier
volgend slot van „Pauwke's vagevuur":
„Pauwke knikt heur gelukkig toe. Hij wil
nog iets zeggen, maar een krop schiet in zijn
keel en om zijn ontroering te verbergen gaat
hij de koer op.
De nacht fluistert geheimzinnig in het appel-
boomke van het hofke en aait lijk met koele
vingeren over zijn voorhoofd. De vlierstruik
over het muurken riekt bedwelmend. Boven de
zwarte karteling der omsluitende achterhuisda
ken blinken hoog de sterren.
„Heerbidt hij, „als dat nog eens zijn
mocht.
Ivers tjirpt er een krekel. In de verte na
dert uit den nacht het doffe gedreun van een
trein. Binnen hoort hij de gedempte snikken
van Barbara. De nachtvlinder trommelt flu-
weelen onder de lampekap
Door dit boekje heeft Thiry zich een plaats
verworven in het gezelschap der Vlaamsche
schrijvers en indien hij zich wederom aanmeldt
om te spreken, dan zullen wij met aandacht
naar hem luisteren.
HENRI BAKELS.
BROCHURE'S EN TIJDSCHRIFTEN.
Wij ontvingen ter inzage: „de Gezondheid"
populair geneeskundig blad voor het huisgezin
„Flevo", maandblad gewijd aan de droogma
king van de Zuiderzee Maandblad uitgegeven
door de Vereeniging „Tegen de Kwakzalverij"
Maandblad tot bevordering van de algemeene
kennis aangaande de Tuberculose en hare be
strijding „Broederschap", officieel orgaan
van de Broederschaps-federatie, omvattende
ZONDAGNAMIDDAG AVOND- EN DINER-CONCERT
Permamente Tentoonstelling van Schilderijen
50 vereenigingen op Religieus, Humanitair en
Maatschappelijk gebied Tot slot een geïllus
treerde brochure van het Nederlandsche Roode
Kruis, Prinsengracht 27, Den Haag, waarin
wordt aangedrongen op spoedige hulp voor de
hongerenden in Rusland.
BLOEMENDAAL.
Bij de M. U. L. O.-examens, die 3 en 4 Juli
j.l. hebben plaats gehad, zijn geslaagd voor
diploma A. de jongedames: A. Kornivus en G.
Zomer, beiden leerlingen van de Chr. M.U.L.O.-
school alhier.
Schermwedstrijden te Bloemendaal A. s.
Zondag 9 Juli 10.30 uur heeft een degenwed-
strijd plaats, welke uitgeschreven is door de
Haarlemsche Schermclub, zaal Brassinne, op het
terras van het hotel „Duin en Daal", bij ongun
stig weer in de groote zaal van bovengenoemd
hotel. Aan deze wapenbijeenkomst zullen be
kende schermers der drie voornaamste scherm-
zalen van ons land deelnemen.
Na afloop van den wedstrijd zal een eere-partij
plaats hebben op sabel.
Alle belangstellenden van de schermkunst
worden vriendelijk uitgenoodigd dit wapenfeest
bij te wonen.
Wij hopen dat deze schermpropaganda steeds
meer liefhebbers zal opwekken tot het beoefe
nen van het fraaie wapenspel.
Tot den laatsten avond van de verkiezingsdag
is het in ons dorp kalm geweest. Het had er
veel van weg, of er totaal geen animo was.
Alleen de jeugd hield zich bezig met bet loopen
van eigengemaakte borden ,het met krijt be
smeren van de straat, en het maken van de
noodige herrie. Later op den avond kwamen er
jongens met strooibiljetten opdagen. Meestal
wierp men het biljet nadat men het gelezen
had weg, zoodat de straatvegers ook wat te
doen kregen. Des nachts zijn eenige personen
van verschillende partijen door de politie be
keurd wegens het aanplakken van biljetten.
Op den dag der verkiezingen was het des
morgens vroeg al zeer druk op het stembureau,
wat niet te verwonderen was, daar de vrouw
voor het eerst ook haar stem ging uitbrengen.
Een ieder kon begrijpen, dat het daarom zeer
drup zou worden. In andere plaatsen had men
daar ook op gerekend. In onze gemeente was
men echter van meening, dat men wel met één
stembureau op iedere plaats zou kunnen vol
staan. Het is echter duidelijk bewezen, dat dit
een onmogelijkheid is en dat er gerust nog wel
een stuk of drie meer hadden kunnen zijn. De
drukte op het stembureau, dat wederom in de
gem.-school was ondergebracht, nam steeds toe.
De menschen verdrongen elkaar op het laatst
achter de groene tafel, en de voorzitter had
bijna geen handen genoeg om de stembiljetten
uit te reiken. De politie, die sterk vertegenwoor
digd was moest dan ook handelend optreden,
om te voorkomen dat de heele boel in het hon
derd zou loopen. De deuren der zaal werden
gesloten en steeds werd een kleine groep kie
zers en kiezeressen binnen gelaten. Achter de
deuren groeide de massa steeds aan en het
duurde niet lang of de geheele gang en speel
plaats stond vol met een lange rij stemgerech
tigden. De achtersten konden er op rekenen,
dat zij eenige uurtjes geduld moesten oefenen.
Vrouwen, soms met kinderen op hun arm, moes
ten twee uur in de rij staan, voordat zij aan
de beurt kwamen. Ongeveer kwart voor één
had er een klein incident plaats, dat door het
actieve optreden der politie goed afliep.
De kiezers, die op den stemdag ongeveer een
uur voor de gesloten deur hadden staan wach
ten, verschaften zich, het wachten beu, tenslotte
toegang tot het lokaal. Het was een gegil en een
gedrang van wat ben je me, waarvan zelfs de
voorzitter en de andere heeren zenuwachtig
werden. Gelukkig was de kluwen vpn menschen
spoedig tot bedaren gebracht en kon men ver
der gaap. Den geheelen dag bleef er voor het
bureau een opeengehoopte menschenmassa
staan die om drie minuten voor vijven nog niet
minder was geworden. Daar men onmogelijk
om vijf uur gereed kon zijn, besloot men de
personen, die zich binnen het hek bevonden
nog te helpen. Om zes uur stapte de laatste
kiezer de deur uit en slaakte de voorzitter een
zucht van verlichting. De dames die gestemd
hadden kwamen allen met hoofden als roode
kooien uit het bureau en hadden zeer zeker
niet gedacht, dat stemmen zoo'n zwaar werk
was.
Het valt te betreuren, dat er geen betere
regeling was getroffen. Om alles goed van sta
pel te laten loopen, zal men de volgende keer
wel meer stembureaux dienen op te richten.
Een bewoner van de De Génestetweg schrijft
ons:
Het was op den dag van stemming voor de
bewoners van den De Génestetweg een onge-
OBERLAHNSTEIN
is als elk ander zuiver drinkwater, doch fijner,
delicater en stimulcerend.