J
DE VROUW
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal,
Overveen, Aerdenhout, Vogelenzang, Jan Gijzenvaart en Santpoort
De Jonge Weduwe
Vijf minuten
HAARLEMSCHE BAN KVE RE ENIG ING
RENTEVERGOEDING-
Raadsoverzicht.
CINEMA PALACE
Van Vrijdag 4t m Maandag 7 Augustus
Van Dinsdag 8 t/m Donderd. 10 Augustus
DE
AAPHELD
Te veel van hetgoede
Ons mooi Insulinde
16e Jaargang.
ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1922
No. 31.
Uitgave van de Vereenigde Drukkerijen, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: De Genestetweg 23. - Tel. 22003
Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of
meer korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en
verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent.
Tusschen den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief.
Dit Nummer bestaat uit Twee Bladen,
waarbij een Kindercourant.
Het medelijden is de voornaamste en mis
schien wel de eenige wezenswet van de gan-
sche menschheid.
Dostojefsky.
DE GOD DIE ONZE GANGEN LEIDT.
Daar is een God die onze gangen leidt,
Wiens beeld verborgen blijft, wiens naam ver
zwegen.
Bij 't dalen van den dag, op stille wegen,
Is alles vol van Zijn aanwezigheid.
Uit zwoele steden waar verlokking vleit
Zijn wij met Hem der bergen weg gestegen
Nu vragen wij: „Wat toekomst voert ge ons
tegen,
Ons sterflijken, gij die onsterflijk zijt?
Voert gij ons naar een andere werklijkheid.
Waarvan het nooit geziene-licht zou dringen
Verblindend door den voorhang van den tijd?
Of houdt ge ons slechts een diepe rust bereid.
Als wij aan 't einde zijn der aardsche dingen,
Stilzwijgend God, die onze gangen leidt?
Uit: Verzen door J. J. VAN GEUNS in de
(Nieuwe Gids.
Russische romanschrijvers verdiepen zich
graag in het griezelige. In zijn „Zeven Ge
hangenen" schildert Andrejew de laatste oogen-
blikken van een konvooi ter dood veroordeel
den. En de hoofdpersoon van Dostojefsky's
roman „De Idioot" pijnigt zich over het ge-
dachtenleven van een man, wiens terechtstel
ling hij bijwoont.
„Wat gebeurt er in de ziel in die minuut?"
vraagt hij zich af.
Het onderwerp kan hem maar niet loslaten,
en hij stelt zich voor, zelf die man te zijn,wan
neer men dezen door de stad naar het schavot
leidt.
„Ik denk", zegt hij, „dat het hem dan ook,
als men hem wegbrengt, zoo voorkomt of hij
nog eindeloos te leven heeft".
Vorst Myschkin heeft eens iemand gesproken,
die ter dood was veroordeeld doch op't laatste
oogenblik gratie had gekregen. Deze man had
dat gedachtenleven, waarin de vorst zich ver
plaatste, dus zelf doorgemaakt. Toen er nog
maar vijf minuten over waren om te leven,
niet meer, had het dezen veroordeelde ook toe
geschenen, of die vijf minuten een eindelooze
tijd waren.
„Een ontzaglijke rijkdom, het leek hem, dat
hij in die vijf minuten nog zooveel leven zou
doorleven, dat hij dadelijk nog heelemaal niet
aan de laatste oogenblikken behoefde te den
ken". Hij zei, dat hem niets op dat oogenblik
zwaarder woog dan de onophoudelijke gedachte:
„Wat zou het zijn, als ik eens niet zou ster
ven Wat als het leven zou terugkeeren?
welk een eindeloosheid 1 En dat zou alles mijn
zijnDan zou ik elke minuut in een eeuwig
heid veranderen, ik zou niets verliezen, ik zou
iedere minuut de rekening opmaken, opdat ik
niets tevergeefs zou uitgeven
Doch op het laatste oogenblik kreeg de ver
oordeelde kwijtschelding van straf.
„En wat heeft hij daarna met dien rijkdom
gedaan vraagt men den vorst. „Elke minuut
geleefd, de rekening opmakend
„O neen, dat heeft hij mij zelf gezegd ik
vroeg hem daar al naar hij heeft heelemaal
niet zoo geleefd en heel wat minuten ver
loren".
„Nou daar hebt ge dan uw ervaring, men
moet dus niet enkel leven, al maar de rekening
opmakend. Vanwege dat men het niet kan".
„Ja, vanwege dat men het niet kan", her
haalde de vorst, „zoo heb ik ook al gedacht...."
BLOEMENDAAL.
DF.POSITO, dagelijks opeischbaar U/2
voor een maand vast V4 ben. prolongatiekoers.
voor 3 maanden vast 4
voor een jaar vast 4x/2
met een jaar opzegging 5
SPAARDEPOSITO (Spaarbankboekjes tot maximum f2500.—) 4
Zouden wij't werkelijk niet kunnen? 't Zou
toch zoo goed zijn.
Onze levensbeschouwing is vaak zoo somber
en onze levensbeschouwing zoo weinig man
moedig. We achten ons bestaan de moeite niet
waard; we hebben teveel ervaren'van de zor
gen en verdrietelijkheden, die het mensch-
zijn meebrengt. Vergissingen en teleurstellingen,
verlies en ontgoocheling heeft ons beu doen
worden van den hopeloozen strijd.
Maar 't gaat met het leven gelijk het met
alle kostbaarheden gaat; men beseft de waarde
eerst als ze gevaar loopen. Eerst als ze ver
dwenen zijn, onherroepelijk weg, komt men tot
het bewustzijn, hoeveel ze voor ons hebben
beteekend. Gestorvenen, wier leven ons on
verschillig liet, verheerlijken wij na hun dood.
En we betreuren het, dat we niet wat meer
profijt hebben getrokken van hun omgang, dat
we hun niet wat meer aandacht hebben ge
schonken en wat vriendelijkheden hebben be
wezen. De plaatsen waar we gewoond hebben,
het werk, dat wij tot taak hebben gehad,
hoeveel hadden we er over te mopperen, doch
nu het tot het verleden behoort, verheugen
ons allerhande herinneringen aan onze voor
malige woonplaats en onzen voormaligen ar
beid. De voorrechten van de kindsheid leeren
we eerst waardeeren als we de kinderkleeren
ontwassen zijnde voorrechten van de jonge
lingschap eerst als we tot den gevestigden
stand zijn gekomende voorrechten van den
middelbaren leeftijd eerst in onzen ouderdom.
Alles krijgt waarde eerst als het achter ons
ligt.
Maar wat vóór ons ligt? Ook dit zal ver
ouderen en herinnering worden. Voorshands
heeft het echter geen waarde. Het zal ons ont
goochelen gelijk het verleden ons heeft ont
goocheld. O dit nietswaardige leven, is het de
moeite waard? Als een schaduw glijdt het
voorbij.
Doch daar staan wij plotseling voor den
dood. Nu is het, of we eerst den rijkdom gaan
beseffen van die uren, waarmee we zoo kwis
tig waren, omdat ze zoo weinig beteekenen.Nu
betreuren wij de dagen, die we in ontstemming
hebben verspild; nu verwijten we ons zelf de
minuten, die we met zwartgalligheid bedorven.
Hadden we nu nog maar vijf minuten te
leven! Vijf minuten gezondheid; welk een
schat. Vijf minuten zonneschijnvijf minuten
gezelligheid met de onzen. Wat kan men in
vijf minuten, mits zuinig en doeltreffend be
steed, een rijkdom genieten.
Wij trachten den dood te verbidden, gelijk
dat meisje uit het bekende lied. Ende dood
Idét zich ditmaal verbidden!
Nog vijf minuten schenkt hij ons; nog vijf
maal vijf minuten misschien zelfs nog vijftig
maal vijftig minuten. Piotseling staan wij over
weldigd met deze toegift. Heerlijke, kostelijke
schatelke vijf minuten leven.
Iedere mensch is een terechtgesteldeals
veroordeelden schrijden wij naar ons einde.
Elke stap nadert de plek der terechtstelling.
Hoeveel straten zal het nog zijn
Maar deze vijf minuten zijn alvast de onze
nog. Laten we ze goed indrinken, de blijd
schap dezer bloeiende aarde; de vreugde van
't kostelijk zonnelicht. Laten we ze goed in 't
geheugen prenten, de trouwe gezichten der
onzen, die we zooveel kwaad hebben gedaan,
doch die ons nog steeds gelegenheid geven
goed te doen. Nog zijn onze handen vrijlaten
we aanvatten het wachtend arbeidsgereedschap.
Nog kunnen wij, in gezondmakend rhythme,
spannen en ontspannen de spieren; sjjannen
en ontspannen den geest. Vijf minuten van
vrijheid, ach hoevelen benijden ze ons! We
mogen niet vergeten, dat het een voorrecht
is, deze toegift te besteden.
En na die vijf minuten nóg vijf minuten, een
nieuwe rijkdom. Het leven is een veelvoud van
vijf minuten; te weinig bedenken wij het; te
weinig stellen wij hun waarde op prijs. Hoe
graag zouden we ze straks, aan 't onvermurw
baar einde, terug hebben
Wij zijn rijk, maar onze rijkdom neemt af.
Geen nood, zoolang wij nog genoeg bezitten
voor dit ééne oogenblik. Morgen moge voor
zich zorgen.
Ontkomen aan de terechtstelling, vergeten we
weer, gelijk Dostojefsky's veroordeelde, de
kostbaarheid van het leven. We kunnen niet
anders. Toch is het goed, dat het immer broos
en bedriegelijk menschenbestaan ons af en toe
de gelegenheid gunt ons tot het verschrikkelijk
besef te brengen, welk een eindelooze rijkdom
ons vijf minuten menschenleven zijn. C.
De loop van de jongste raadzitting is heel
anders geweest dan wij hebben verwacht.
Toen wij het rapport inzake de politie-aange-
legenheden hadden bestudeerd, de notulen van
de gehouden commissievergadering in haar ge
heel in een der Haarlemsche dagbladen zagen
opgenomen en bovendien nog de meening van
enkele ingewijden mochten vernemen, konden
wij niet anders doen dan ons eigen oordeel
herroepen.
Wij hadden gemeend dat de heer Van Kes-
sel zijn beschuldiging grondde op mededeelin-
gen van derden, doch dat hij om die menschen
niet uit hun brood te stooten, geen namen
mocht noemen. De Voorzitter daarentegen had
zijn gegevens van den commissaris, op papier,
dus officieel.
Wij waren de plank mis.
De conclussies waartoe de commissie was
gekomen zette al onzen twijfel opzij. Deze con
clusies luiden als volgt
1. dat ten opzichte van het overcompleet
zijn van 3 4 agenten niets is aangetoond;
de heer Van Kessel heeft blijkbaar gedoeld op
3 agenten, die reserve-dienst vervullen
2. dat tenopzichte van de bewering, dat de
hoofdagenten geen nachtdienst doen, de heer
Van Kessel in gebreke is gebleven voor deze
beschuldiging eenig bewijs aan te voeren;
3. dat ten opzichte van de bewering, dat
de agent van politie Wierts uit Leiden zou zijn
aangesteld, niettegenstaande hij aldaar wegens
gezondheidsredenen geen nachtdienst mocht
doen, niets is gebleken hebbende de heer
Van Kessel toegegeven te dien aanzien ver
keerd te zijn ingelicht.
In het eerste geval is door den heer Van
Kessel niets aangetoond.
In het tweede geval is de heer Van Kessel
in gebreke gebleven.
In het derde geval geeft de heer Van Kes
sel toe verkeerd te zijn ingelicht.
In verband hiermee sprak de voorzitter
van „gezwam in de ruimte", en de heer de
Roo van Alderwerelt in de commissiever
gadering van „kletspraatjes".
Wanneer iemand een ernstige fout heeft be
gaan, willens en wetens, dan moet zoo iemand
worden gestraft. Dat de wijze van bestraffen
in heel veel gevallen anders is dan wij wen-
schen doet hier niets ter zake.
Het kan echter ook voorkomen, dat iemand
ter goedertrouw een fout maakt. Wanneer hij
zijn fout erkent, zal men hem allicht vergeven.
Anders wordt het wanneer iemand zijn fout
blijft ontkennen. Dan maakt hij het zijn be
oordeelaars moeilijk.
GROOTE HOUTSTRAAT 111-113 HAARLEM
TELEFOON 671
Een buitengewoon filmwerk, met een
korte doch zeer veel zeggende titel:
Dramatisch levensbeeld in 6 acten. Een
film van een geheel apart genre.
Schitterend spel.
Prachtige Natuuropnamen.
Een geheel komisch programma:
Komische comedie in 5 acten.
In den hoofdrol EVA MAY.
Verder;
Klucht in 2 acten.
Kluchtmet BOBBY VERNON in den hoofdrol.
De geheele week als extra-nummer:
2e deel.
Toen wij aan punt 15 van de ingekomen
stukken wajjsn gekomen, n.l.: rapport der
commissie van onderzoek inzake de politie-
aangelegenheden, werden wij eenigszins ver
rast.
Uit de besprekingen welke bij dat punt
plaats vonden bleek ons n.l.:
lo. dat de publiciteit ontijdig was geschied
(ontijdig wil in dit verband zeggenter pnbli-
ceering aan de pers aangeboden terwijl zulks
nog niet mocht gebeuren)
2o. dat aan den heer Van Kessel niet was
gevraagd of hij het rapport der commissie
juist vondt
3o. dat de Voorzitter der commissie van
meening was dat de heer Van Kessel geen in
zage behoefde te hebben van het rapport al
vorens dit publiek werd gemaakt
4o. dat niet alle commissieleden van diezelfde
meening waren en dus tot publiciteit was
overgegaan zonder goedvinden of medeweten
van alle commissieleden;
5o. dat de heer Van Kessel het allerminst
eens was met de notulen der commissie, hem
verder geen gelegenheid is gegeven de ver
schillende punten te corrigeeren en de ontij
dige publicatie door hem als een groot on
recht wordt beschouwd
6o. dat de commissie tot onderzoek had
behooren te worden ingesteld op een geheel
andere basis dan thans het geval was.
Naar wij meenen, zou op de gedragslijn van
deze commissie wel een en ander aan te mer
ken kunnen zijn. Van een „commissie" kan
eigenlijk hier geen sprake zijn en van een
onpartijdige commissie allerm nst. De Raad
heeft aan het college van B. en W. op ver
zoek van den Voorzitter twee leden toege
voegd, doch verder is er niets of niemand
benoemd geworden.
Verschillende raadsleden, zoo niet alle, ga
ven uiting van ontevredenheid over dezen
gang van zaken. Door de ridderlijke erkenning
echter van de gemaakte fout, bij monde van
den heer de Roo v. Alderwerelt geraakte men
zonder veel woorden uit deze pijnlijke situatie.
Hoewel de heer Van Kessel aanvankelijk wei
gerde alsnog in een commissievergadering zijn
opmerkingen te komen maken op het reeds
gepubliceerde rapport, waardeerde hij toch de
houding der commissieleden en zegde hij toe
gebruik te zullen maken van de hem aange
boden gelegenheid om de noodige correctie
aan te brengen.
De kwestie is echter hiermede niet opgelost.
Integendeel.
Behoudens punt 3 der conclusie (de heer
Van Kessel geeft toe dat de mededeelingen