J. G. W. v.d. POL Jr. (voorheen Bern. J. FAASE) Timmerman - Wagenmaker Het adres voor burgertimmerwerk Bloemend, weg, SANTPOORT (Station) Dames= en Heeren Mode artikelen „BRONSTEE" VICTORIA» WATER MAISON HETTY, Groote Houtstraat 126, Telef. 1760, HAARLEM KUNST EN LETTEREN. Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkundigen. Voor het eerst sedert het uitbreken van den oorlog zijn de beide „Vereenigingen van Let terkundigen", die van Noord- en die van Zuid-Nederland samengekomen. De Zuid-Nederlandsche had een uitnoodiging gezonden om op Zaterdag en Zondag, 9 en 10 September in Antwerpen samen te komen en van die uitnoodiging was door meer dan 30 Noord-Nederlandsche letterkundigen gebruik gemaakt. In het gebouw van de Hollandsche Club aan de Frankrijklei werden de Hollanders Zater dagavond feestelijk ontvangen en onthaald. De aanwezigen werden daar toegesproken1 door den vice-president der Hollandsche Club, den lieer Smeding en door den Voorzitter der Zuid- Nederlandsche Vereeniging den heer Herman Teirlinck. De heer Herman Robbers, vice- voorzitter van de Noord'-Nederlandsche Ver eeniging van Letterkundigen beantwoordde deze toespraken. De avond van Zaterdag werd in gezellig heid in het Clubgebouw doorgebracht waar menige band gelegd of hernieuwd werd. Zondagmorgen had de ontvangst door den Magistraat van Antwerpen plaats ten stad- huize. Herman Teirlinck hechtte daar officieel de gemoederen van Noord en Zuid aaneen door het uitspreken van edele verbroederingsget- dachten in de schoonste bewoordingen. Na Teirlinck verwelkomde Burgemeester van Cauwelaert, staande tusschen de schepenen, in een geestdriftige rede, de letterkundigen, hen o.a. aansporende, aan de Nederlandsche kuituur den vollen steun hunner hooge gave te schenken en hen vermanende, de minder waardige politiek, waartoe ook zelfs de taal politiek behoort, aan anderen1 over te laten. De Burgemeester stelde het stadhuis dien dag ter beschikking van de vereenigde letterkundi gen en bood hun het gebruik van de trouw zaal aan voor het houden der vergadering. Namens de Hollanders dankte de heer Rob bers den magistraat en gaf de verzekering, dat de Noord-Nederlandsche letterkundigen zich van hun plichten jegens de Nederlandsche kuituur bewust waren. In de daarop volgende vergadering sprak Dr. Ooossenaerts over „Een algemeen Vlaafnsch kunstverbond"; de heer J. Falck over „De nationale vereeniging voor auteurs recht" en werd een> verhandeling over „De toekomst van het tooneel in Vlaanderen" van de hand des heeren Dr. J. O. de Gruijter (die zelf verhinderd werd te komen) voorgelezen. De heer A. Reyding deed een reeks van zeer leerzame mededeelingen over zijne erva ringen, opgedaan als directeur van het Ne derlandsche bureau voor auteursrecht. Des middags om drie uur vereenigde een gezellig feestmaal de kunstenaars in Café „Suisse". De Vlaamsche welsprekendheid vier de hier hoogtij eni de geestdrift der sprekers werd gesterkt door de heerlijke Vlaamsche liederen, gedurende den maaltijd gezongen door drie zangers van de Vlaamsche Opera, die op de piano begeleid werden door den be kenden componist Jef van Hoof. Voor Zondagavond, den afscheidavond stel de de „Hollandsche Club" hare gezellige lo kalen weder beschikbaar en werd Mevrouw BoldinghGoemans uitgenoodigd voor te dra gen. Met gedichten1 van Henri Bakels, Jan Prins, Adama van Scheltema en van Guido Gezelle oogstte Mevrouw BoldinghGoemans veel succes. Deze ontmoeting van Noord met Zuid is van het begin tot het einde een waar genoegen ge weest, een genoegen, dat zijn oorsprong wel zal vinden in de tegenstelling die er bestaat tusschen den1 kinderlijk onbevangen Pallieter van het Zuiden en den bezonnen, ernstigen Hollander. Zoolang deze tegenstelling zal blij ven1 bestaan zullen de beide groepen met ver langen blijven1 uitzien naar zulke bijeenkom sten, waar de een bij den ander geniet, dat gene, wat hijzelf niet of in mindere mate heeft. De Noord-Nederlanders hebben de Vlamin gen utgenoodigd voor een bezoek in 1924 aan Holland. ONTVANGEN BOEKEN. De Sprookjes van Andersen, naar het Deensch bewerkt door Ph. R. F. C. de Bruljn. Met twaalf gekleurde platen van Wanda Zelgner—Ebel W. J. Thieme Cie., Zutphen (zonder jaartal). Zou de harde werkelijkheid van het he- dendaagsche leven de liefde voor het sprookje MODELMELK KARNEMELK YOGHURT HEEMSTEDE - TELEF. 280S5 VAN 9 - 12 EN 2 - 5.30 UUR ten goede komen? 't Is waar, in de sprookjes gaat het niet minder griezelig toe; een afgehou wen hoofd is voor Grimm of Andersen maar een peulschilletje evengoed als voor Hinden burg of Trotzky. Maar de sfeer die de sprook- jes-ijzelijkheden omgeeft, is juist 'zoo gezellig omdat ze geen werkelijkheid zijn en althans voor ons, bevoorrechte schepselen, nog een tegenstelling vormen met het leven. Misschien is het de behoefte aan kinderlijkheid temidden van zooveel waanwijsheid; de behoefte aan ver beelding in een wereld van technische nuchter heid en vooral de behoefte aan het wonder als uitkomst uit wetmatige ellende, die ook vol wassenen naar het sprookje doen grijpen. Het is prettig, dat onze Nederlandsche uitge vers ondanks de ongunst der tijden, nog zooveel ondernemingsgeest behouden. We krijgen lang zamerhand een prachtigen reeks sprookjesboe ken. 't Vorig jaar de Duizend en Eén Nacht van De Haan, thans van Thieme een even mooie Andersen. Wie volgt straks met Grimm? Andersen aanbevelen zou een beleediging zijn voor den op eerbewijs zoo gestelden schrijver. Zijn onze kinderen in dit opzicht veranderd, dat zij Andersen niet meer mooi zouden vinden? Ten overstaan van de sprookjes blijft het kind zichzelf eeuwig gelijk. Deze uitgave is niet om de kinderen zelf in handen te geven. Daarvoor is ze te mooi. Het moet het vertelselboek blijven, dat door vader of moeder bij gelegenheden uit de kast wordt gehaald. Dan kan onder 't voorlezen ook het kind van de platen genieten. Toch geloof ik, dat de ouders het werk van Wanda Zeigner—Ebel nog meer dan de kinde ren zullen waardeeren. De teekening is fijn en vaak geestig; de kleuren zijn goed gekozen en alles tezamen geeft de echte, niet nader te om schrijven sprookjesstemming weer. Inzonderheid het veelvuldig gebruik van een zwarten achter grond, tegen welks geheimzinnig donker het feestelijk rood en het fonkelend goud zoo rijk uitkomen, acht ik een gelukkige vondst. Ook de bandteekening is goed en komt in haar pre- tentie-looze krabbels den kindergeest nog het dichtste nabij. Jammer dat de veelkleurigheid van den papieren omslag niet op het linnen van den band is bestendigd; hoeveel zal nu het ver telselboek aan uiterlijke aantrekkelijkheid ver liezen, zoodra de omslag is versleten en de verwende eigenaar zich verder moet verge noegen met het toonlooze grijs! Ongetwijfeld zal deze nieuwe bewerking den Standvastigen Tinnen Soldaat en het Leelijke Jonge Eendje nog weer in bekoring doen win nen bij jong en oud. C. Ons bereikte de Pestalozzikalender voor de Nederlandsche Jeugd 1922. Ofschoon wel wat laat voor den loopenden jaargang, kan dit exemplaar, zoo het bedoeld is als een aankon diging van de eerstvolgende uitgave, uitne mend dienst doen om de voortreffelijke hoe danigheden van dit werkje te leeren ken nen. Wij hopen van harte, dat het den uit gever, den heer W. J. H. Leuring te Mook, huize Middelaar, moge gelukken, vioor zijn onderneming, die slechts ten deele navolging is van de Zwitsersche, immers is zij op de Nederlandsche jeugd berekend en bevat zij in dat opzicht oorspronkelijke bestanddeelen voldoende belangstelling te wekken, om ook voor 1923 wederom een kalender te kun nen uitgev en. TOONEEL. LEVENDE TREKPOPPEN. Het Schouwtooneel, directie: Adr. van der Horst en Jan Musch gaf Zaterdag 9 eni Dins dag 12 September 1922 een voorstelling van De opgeknoopte die werd afgeknoopt (La farce du pendu dépendu), een komisch mira kelspel in drie bedrijven door Henri Gheon, vertaald door mej. A. Spiering. Waneer de toqgchouwer zijn indruk om trent deze eigenaardige voorstelling wil weer geven, kan hij twee dingen doen. Hij kan zijn oordeel uitspreken over het tooneelstuk en zijn oordeel over het tooneelspel. De om standigheid, dat Jan Musch, die de regie van dit stuk op zich had genomen, er een geheel zelfstandige vertooning van heeft gemaakt, maakt de tweevoudigheid van het oordeel on vermijdelijk. Omtrent het tooneelstuk neem ik de volgen de samenvatting uit Walch's Tijdschrift over. „In een verhaal in de Legenda Aurea, daar toegeschreven aan paus Calixtus, wordt ver teld van een Duitscher, die, met zijn zoon in 1020 op weg zijnde naar het graf van den heiligen Jacobus (Major) te Compostella, te Toulouse in een herberg overnachtte; waar de waard hun hij had hun eerst opzettelijk dronken gemaakt een zilveren voorwerp in hun reiszak stopte, waarna hij hen den vol genden dag beschuldigde, dat voorwerp te hebben gestolen. De rechter veroordeelde de beide ongelukkigen, al wat ze bezaten aan den waard af te staan, en beval bovendien, dat één van de twee zou worden opgehangen'. Dit laatste lot onderging na een langdurig „combat de générosité" de zoon. De va der zet dan wanhopig zijn pelgrimstocht voort, en komt na zes-en-dfertig dagen te •7 Toulouse terug, waar de zoon, dank zij de miraculeuze tusschenkomst van SL Jacob, nog steeds levend aan de galg hing. Het volk knoopte den opgeknoopte af, en liet den schurkachtigen waard zijn plaats in nemen. Dit verhaal nu is door den jongen Katholie ken Franschen dichter Henri Ghéon gedra- matizeerd. Hij gaf den waard een vrouw zij ner waardig, werkte verschillende situaties breeder uit, en trachtte een1 „mirakelspel" te schrijven, dat tegelijkertijd een klucht was, en zoo iets te geven in 't genre van de Fran- sche middeleeuwen, die zoo goed de kunst verstonden, grappen en geloof te doen samen gaan. De auteur heeft zelf echter eenigen twijfel gevoeld omtrent de kansen van zijn stuk. „is liet publiek", zoo vraagt hij in de inleiding welke de uitgave voorafgaat, „eenvoudig ge noeg gebleven, om zich in 't heden aange naam met zoo iets te kunnen bezighouden?" Wel, zijn publiek heeft op deze vraag een zeeT duidelijk bevestigend antwoord gegeven; het stuk is in Frankrijk een succes geworden1. Het lokte ook de directie van Het Schouw tooneel zeer aan, dit curieuze werk, ter ope ning van het seizoen, aan zijn bezoekers te vertoonen. Het is steeds grappig, telkens geestig; het geeft aanleiding tot boeiende enscerieering, waarbij de auteur (hij zegt dat zijn stuk tusschen 't jaar 1000 en 't jaar 2000 speelt) de fantaizie van den régisseur alle vrijheid laat. Trouwens, het irrealistische ka rakter van dit werk is een duiding in deze zelfde richting. En de régisseur van dit stuk, de heer Jan Musch, heeft van deze vrijheid-tot-fantaizie een1 ruim gebruik gemaakt! Overwegende dat ons Hollandsch publiek wellicht het hier ver toonde „mirakel" bedenkelijk nuchterder zou aanzien ^an het Fransche, heeft hij gemeend het onwerkelijk karakter van het hier ver toonde nog sterker te' moeten accentueeren. Zoo heeft hij er een poppenspel van gemaakt, wat nog verschillende andere effect-voordee- len kan meebrengen. Hij heeft hiermee op, naar het ons voorkomt, zeer gelukkige wijze het beginsel toegepast, dat iedere régisseur die een anderlandsch werk voor zijn landge- nooten opvoert, móét toepassen, en ook ge woonlijk min of meer en min of meer be wust inderdaad toepast; het beginsel n.l. dat zoo'n stuk met behoud van den1 tekst, zóó voor de oogen van het pijbliek moet worden geplaatst, dat de bezwaren tegen het effect, welke gelegen zijn in 't natie-verschil, daardoor worden geneutralizeerd. Zoo zijn dan de personen' van dit spel, die door den auteur reeds eenigermate waren ge voeld als marionetten in de hand van hoogere en lagere machten, door den Hollandschen ré gisseur nog meer verpopt. Niet zóózeer ech ter, of al de nuancen1 van gevoelens, die de auteur heeft willen geven, moesten tot uiting kunnen komen". Hiermee sluit ik de lange aanhaling uit Walch's Tijdschrift. Wie nu „De Opgeknoopte" in den Stads schouwburg heeft gezien, is allereerst over tuigd geworden1, dat het hier een schepping geldt meer van Musch dan van Ghéon. Het Fransche stuk moet door de opvatting van het Schouwtooneel wel verbazend in belang en aantrekkelijkheid hebben gewonnen). Tij dens de voorstelling trachtte ik mij te ver beelden, hoe dit „mirakelspel" zou aandoen, wanneer liet, zonder tot poppenspel te zijn gedegradeerd, als een serieuse tooneelvertoo- ning ware opgevoerd. En dan kan ik mij niet begrijpen, hoe dit stuk in Frankrijk een1 suc ces is geworden1. Als gewoon tooneelstuk leek het mij vrij onbeduidend; hier en1 daar zeer gerekt en aan het slot van het laatste bedrijf, dat overigens het beste was, bepaald mat en vervelend. Maar als poppenspel kwam het juist om deze hoedanigheden tot zijn recht. De tekst van de poppenkast zal, wanneer men hem gaat ontleden, ook vrij slordig zijn en vaak zouteloos. Maar wat poppen zeggen en hoe hun verwikkelingen uit elkaar voortvloeien, boezemt den toeschouwer van Jan Klaasen's gezelschap weinig belang in. Wat hem ver maakt, is de wijze, waarop Jan Klaasen en zijn maats zich bewegen; hun houterig op treden, hun houterig snuit en daarmee in over eenstemming hun houterige conversatie doen het hem. En zoo is dit de vondst van Musch ge weest; dat hij in het mirakelspel van den Franschen1 dichter den tekst heeft ontdekt voor een poppenspel. Tweede vondst: dit poppen spel te laten opvoeren door levende Jan Kklaassen's, met touwtjes en al. Het is den toeschouwer eerst wel een beet je vreemd te moede, als hij homines saplentes als houten trekpoppen ziet fungeeren, maar als hij eenmaal den mensph in de marionet is gaan vergeten, begint hij te genieten. En zijn genot wast tot verrukking, wanneer hij deze menschelijke marionetten hun hou ten collega's ziet overtroeven doordat zij toch als mensch hun mimiek en de modulatie van hun stem niet heelemaal kunnen verstarren. Zoo weten deze trekpoppen, hoezeer in hun eigenaardig karakter van trekpop volhardend, van hun rol iets zoo ontroerend menschelijks te maken, dat de uitbelding van dit simpele spel in kracht het klassieke drama nadert. De herbergier van Ko van Dijk; de vrouw van den herbergier van Wilh. v.d. Horst-v.d. Lugt Melsert; de vader van Paul Karsten; de zoon van Jan Musch; de rechter van M. van Warmelo, en de gendarme van Ezerman wa ren elk op zichzelf scheppingen van genialen opzet. Het samenspel verhoogde de uitwer king van ieders beweging en1 stem; de décors van W. de Maaré gaven den fantastischen achtergrond, waartegen zulk een miraculeus poppenspel behoort te spelen; de costumes van de firma J. N. Mulder te Utrecht, naar ontwerpen' van Jo Blauwkuip, brachten met hun groteske pracht schitterend reliëf. De première was goed bezet, doch de twee de opvoering, Dinsdagavond, had slechts een schamel aantal belangstellenden getrokken. Mo ge zulk een onverdiend slechte opkomst de spelers niet ontmoedigen; bij de volgende ge legenheid verzuime men niet deze nieuwe proe ve van den ondernemingszin en de toewijding van het Schouwtooneel de aandacht te schen ken. C. KUNST. PERCY GRAINGER. Men verzoekt ons opname van het volgende; Het eerste Europeesche concert, dat de groote Australische pianist Percy Grainger, na een afwezigheid van vele jaren dezer da gen in Christiania, onder aanwezigheid van den1 Koning en de Koningin van Noorwegen, de Amerikaansche, Engelsche en Fransche ge zanten, gaf, was een sensationeel succes. De couranten vierden Percy Grainger in harte lijke welkomst-artikelen en enthousiaste kri tieken. Percy Grainger was gedurende den oorlog soldaat in het Amerik. leger (Instructeur aan de „Army Music School") en stelde toen te vens zijn kunst in d'ienst der 'barmhartigheid. Hij mocht de groote voldoening smaken, dat zijn concerten meer dan een millioen dollars voor het Roode Kruis opbrachten. Percy Grainger zal ook hier ter stede in het a.s. seizoen optreden op het Abonne- ments-Concert van het Concertbureau Hans Augustin te Amsterdam op Donderdag 9 No vember in den1 Schouwburg Jansweg. Gaarne maken wij onzen lezers opmerkzaam op een kostelijke gelegenheid om met de bes te voorbrengselen der schilderkunst kennis te maken. De heer J. H. de Bois, wiens vertrek ken voor belangstellenden vrij toegankelijk zijn, stelt in deze maand en in de eerst» helft van Oct. een reeks schilderijen ten toon van W. Degouve de Nuncques, een schilder, die in deze reeks uitsluitend Bijbelsche onderwer pen heeft behandeld, inzonderheid het leven en sterven van Jezus betreffend. Ook bevat de tentoonstelling teekeningen en aquarellen van Diego Rivera. HET KREUZCHOR. Het „Kreuzchor" uit Dresden zal zooals reeds gemeld is Dinsdag 26 dezer, onder lfeiding van zijn dirigent, prof. Otto Richter, in de Groote Kerk een uitvoering van gewijde muziek komen geven: Het orgel zal dan wor den bespeeld door den beroemden organist Bernhard Pfannstiehl (vriend van Liszt), die toen hij een half jaar oud was blind werd; nochtans op muzikaal gebied een inderdaad phenomenale hoogte heeft bereikt! Het in 121X1 opgerichte Koor van de Dres- dener Kreuzschule (een Latijnsche School) waarvan o.a. Bach en Beethoven deet hebben uitgemaakt, heeft in het vorige jaar een wa ren triomftocht door ons land gemaakt; men ontzegge zich niet het zeldzame genot, dat bijwoning van dit kerkconcert den hoorder*, geven zal! Absoluut éénstemmig was verle den jaar de pers van oordeel, dat de zang van deze jongens in elk opzicht subliem is. BROCHURE'S EN TIJDSCHRIFTEN. In „De Nieuwe Gids" van Augustus zet Jac. van Looy zijn schets „Jaapje" voort. D. van Lennep behandelt den Franschen dichter Ar thur Rimbaud; Alfred A. Haighton voltooit zijn schets: „Kans". Voorts bevat dit nummer een muziekale bijdrage van Alex de Jong, „Tanzreim"; verzen1 van Helene Swarth, L. Ali Cohen en van P. Otten. Mevrouw Sophie ErensBouvy bespreekt in zeer waardeeren- de bewoordingen den roman van Robert Hugh Benson, „De God der Werelt", dien zij „de roman van het einde" noemt. Mr. D. Spanjaard vervolgt zijn studie over „Shelley, de dichter der universeele liefde". Ten slotte geeft dit nummer nog een literaire kroniek van Willem Kloos en een buitenlandsch overzicht H. B. OBERLAHNSTEIN is het moderne tafelwater, tot in het kleinste plaatsje van Nederland verkrijgbaar. Het is anders dan sodawater of spuitwater, wie het kent, gebruikt geen ander tafelwater.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1922 | | pagina 2