Officieel Rapport van de Commissie van
ingezetenen te Bloemendaal,
No. 38.
VIERDE BLAD van het Bioemendaalsch Weekblad, 23 Sept. '22.
BLOEMEND AAL 14 September 1922.
AAN
GEDEPUTEERDE STATEN VAN
NOORDHOLLAND.
De Commissie van ingezetenen der gemeente BLOEMENDAAl
uit krachte van de artt. 131 en 132 der Gemeentewet geroepen U haar
gevoelen uit te brengen omtrent het aan haar oordeel voorgelegd „Ontwerp
van wet tot wijziging van de grenzen der gemeenten Haarlem, Velsen,
Bloemendaal, Heemstede, alsmede Haarlemmerliede en Spaarnwoude, en
opheffing der gemeenten Schoten en Spaardam", heeft de eer de navol
gende beschouwingen onder Uwe gewaardeerde aandacht te brengen.
De Commissie stelt op den voorgrond, dat zij de haar opgelegde
taak door de voormelde wetsbepalingen afgebakend acht, dat zij zich
dus heeft te beperken tot het geven van advies omtrent het hierboven
omschreven concreet wetsontwerp, zooals dat door Uw College werd
geformuleerd, en voorzoover het op de gemeente Bloemendaal betrekking
heeft.
Met name oordeelt de Commissie, dat zij de bevoegdheid mist
amendementen op het bedoeld wetsontwerp voor te stellen, of eigen plan
nen naar voren te brengen, immers dus doende zich zou stellen op de
plaats, wettelijk slechts aan Uw College toekomende. Hetgeen andere
Commissies van ingezetenen en zelfs Raden van bij het bedoeld wetsont
werp belanghebbende gemeenten in dit opzicht met aan onbescheidenheid
grenzende vrijmoedigheid hebben ondernomen, heeft onze Commissie van
bewondering vervuld voor de wijsheid van den wetgever, die het initiatief
voor grenswijziging van gemeenten bij uitsluiting van elke andere macht
heeft gelegd in handen van Gedeputeerde Staten, die onpartijdig kunnen
beoordeelen of het algemeen belang verlegging van grenzen vordert, en
beter dan de partijdige organen van de betrokken gemeenten dit alge
meen belang van bijzonder of plaatselijk belang kunnen onderscheiden.
Na aldus het terrein van haar taak te hebben afgepaald, heeft de
Commissie het haar ter beoordeeling voorgelegd ontwerp van wet nauw
lettend onderzocht, welk onderzoek eenigszins werd bemoeilijkt, nu elke
toelichting daarop ontbrak.
De Commissie meende die toelichting echter te kunnen putten uit
de geschiedenis van het ontwerp. Zij herinnerde zich, dat na herhaaldt?
doch steeds vruchteloos gebleven pogingen om de grenzen van Haarlem
ten koste van Bloemendaal uit te breiden, Uw College in het vroege
voorjaar van 1917, uitvoering gevende aan art. 129 Gemeentewet, Burge
meester en Wethouders van Bloemendaal had in kennis gesteld met een
voorontwerp, dat ter vervulling van Haarlem's wenschen, het overgroot
deel van Bloemendaal, bepaaldelijk de wijk van dien naam, bij Haarlem
beoogde in te lijven.
De publicatie van dit voorontwerp verwekte groote beroering in
de anders zoo rustige gemeente Bloemendaal. Jong en oud, zonder onder
scheid van politieke richting, godsdienstige gezindheid of levensopvatting,
geheel Bloemendaal liep te hoop om eendrachtelijk het gevaar, dat dit
dorp bedreigde, af te wenden. In druk bezochte vergaderingen, in uitvoe
rige dagbladartikelen, werd uiting gegeven aan den feilen afkeer tegen
Haarlem's annexatiezucht ten opzichte van Bloemendaal, die daar als
een onrecht werd gevoeld. En het Dagelijksch Bestuur van die gemeente
vertolkte zonder eenigen twijfel hetgeen er in hare inwoners leefde, toen
het in een uitgewerkt en gedocumenteerd betoog zich tegen die plannen
te weer stelde. Met succes, althans voor een groot deel.
Uw College deelde blijkbaar niet de meening van Haarlem's vroed
schap, dat het algemeen belang de door haar begeerde grenswijziging
ten opzichte van Bloemendaal eischte; slechts op bescheiden wijze werd
door het tegenwoordig ontwerp van wet eene verlegging van grenzen
voorbereid. Bij vergelijking van de beide plannen blijkt dit aanstonds;
de geheele wijk Bloemendaal is thans bijna onaangetast gelaten, de grens
wijziging betreft in hoofdzaak een deel van de wijk Overveen.
Welk algemeen belang heeft dit ontwerp noodzakelijk gemaakt
Op deze gewettigde vraag heeft de Commissie vruchteloos gepoogd een
antwoord te vinden.
Een enkele blik op de kaart doet zien, dat het te annexeeren grond
gebied zich niet leent voor stelselmatigen stadsuitbouw, niet geschikt is
voor het vestigen van een groentenmarkt, aan havenplannen niet dienst
baar kan worden gemaakt. Deze drie verlangens, door Haarlem indertijd
op den voorgrond gesteld ter ondersteuning van zijn grootsche plannen,
kunnen dus door de onderwerpelijke grenswijziging niet worden bevre
digd.
En daartegenover staat het belangrijk nadeel, dat Bloemendaal zou
lijden, indien het van dit gedeelte van zijn gebied zou worden beroofd.
Die gemeente zou hierdoor de zoo moeizaam verkregen arbeiderswijk
„Tuindorp" verliezen en tevens de terreinen, die zich bij uitstek leenen
voor uitbreiding van die wijk en voor middenstandswoningen, waaraan
in Bloemendaal nog altijd groote behoefte bestaat, niettegenstaande het
vele dat in de laatste jaren aldaar op dit gebied is gesticht en ondernomen.
Kon Haarlem vroeger met eenig recht beweren, dat zij die in Bloe
mendaal hun arbeidsveld of werkkring hadden, bij gebreke aan woongele
genheid aldaar, gedwongen waren zich in de groote naburige gemeente te
huisvesten, de geprojecteerde grenswijziging zou dien ongunstigen toe
stand opnieuw in het leven roepen.
Daarenboven blijkt duidelijk uit de kaart, dat onze gemeente, toch
reeds zoo smal, wat haar grondgebied betreft, ter plaatse van de beraamde
grenswijziging nog belangrijk zou worden versmald, met al de bezwaren
uit administratief en justitieel oogpunt daaraan verbonden; en in plaats
van de thans bestaande natuurlijke grens, zoude een geheel willekeurige,
grillige lijn ontstaan zonder eenige leidende gedachte.
Brengt het plan voor Bloemendaal slechts nadeel en verlies, Haar
lem biedt het geen voordeelen, en het kan ook geen verwondering baren,
dat zoowel onze Zustercommissie in als de Raad van die gemeente het
eenstemmig onaannemelijk hebben verklaard.
Daarmede is de zaak beslist, want ook in deze materie geldt de
eeuwige waarheid, dat weldaden niet opgedrongen mogen worden.
De Commissie zou hiermede kunnen volstaan, doch van de haar
thans geboden gelegenheid maakt zij gaarne gebruik om enkele argumen
ten, door de Haarlemsche autoriteiten voor grensuitbreiding naar de zijde
van Bloemendaal aangevoerd, aan een nader onderzoek te onderwerpen.
Met niet te miskennen talent in het overdrijven van wenschelijk-
heden en het aggraveeren van bezwaren, zijn die argumenten verzameld
in een door het Gemeentebestuur van Haarlem op 16 September 1919 tot
Uw College gericht schrijven, dat sedert openbaar werd gemaakt.
En ofschoon dat betoog reeds afdoend werd weerlegd in het mede
gepubliceerd „Antwoord van Burgemeester en Wethouders van bloemen
daal op het adres van die van Haarlem van September 1919", kan het
zijn nut hebben eerstgemelden brief thans te herlezen.
Aanstonds blijkt dan hoe snel wij leven en hoe hierdoor bijna alles
wat in dien brief met betrekking tot Bloemendaal werd aangevoerd, door
de Rijkswetgeving en door de omstandigheden, in nog geen drie jaren
totaal is ontzenuwd, terwijl nieuwe gronden voor grenswijziging niet
kunnen worden aangevoerd.
Bij de belastingheffing waarover hieronder nader paraisseert
Bloemendaal met een omslag van 1.598%, thans is het 5% geworden. Wets
wijziging op fiscaal gebied heeft de forensenplaag voor groote gemeenten
in een manna herschapen ten nadeele van hunne woongemeenten. Genie
ten zij slechts gedeeltelijk van de lusten hunner werkgemeente, en moeten
zij desniettemin over twee derden van hun geheel inkomen in de lasten
van die gemeente bijdragen, van de lusten in hunne woongemeente ten
volle profiteerende contribueeren zij daar slechts voor twee derden in
hare belasting. Voor een gemeente als Bloemendaal, waarin zooals
nader zal blijken een betrekkelijk groot aantal vermogende forensen
woont is dit een gevoelig nadeel, dat al hare ingezetenen treft.
Al wat in den brief omtrent een in het Kleverpark, met het oogj op
dè nabijheid van Bloemendaal te stichten Hoogere Burgerschool wordt
ten beste gegeven, is inmiddels gelogenstraft. Ter plaatse staat een Mid
delbaar Technische- en een Ambachtsschool, welke beide inrichtingen
vermoedelijk niet veel leerlingen uit Bloemendaal zullen trekken.
Daarentegen werd te zelfder tijd door particulieren het Kennemer
Lyceum te Bloemendaal gevestigd, dat ook voor Haarlem een aanwinst
mag heeten; met opzet werd in den naam en in de samenstelling van het
Curatorium de utiliteit voor geheel de streek gedemonstreerd. Ook het
onlangs in deze gemeente gestichte Roomsch-Katholieke Lyceum betrekt
een zeer belangrijk deel van zijn leerlingen uit Haarlem.
Trouwens alle jammerklachten, welke het Dagelijksch Bestuur van
Haarlem in 1919 aanhief in verband met het nadeel dat die gemeente
van de omwonenden ondervond op het gebied van Lager en Middelbaar
Onderwijs zullen thans wel spoedig verstomd zijn, nu deze materie eerlang
wettelijk en afdoend zal zijn geregeld.
Ten opzichte van de keuring van voedingsmiddelen heeft de inmid
dels ingevoerde Warenwet alle bezwaren van Haarlem weggevaagd.
Ook behoeft Haarlem niet meer bevreesd te zijn, dat het hinder
en nadeel zal ondervinden van eene in zijne nabijheid te Bloemendaal op
te richten gasfabriek; tusschen deze gemeenten is na 1919 eene regeling
getroffen, die beiden bevredigt.
Eenigszins komisch doet het aan in den brief te lezen, dat Burge
meester en Wethouders van Haarlem bevreesd zijn voor schending van
natuurschoon op Bloemendaal's gebied. De Nieuwe Zeeweg en het her
schapen Bloemendaalsche bosch zijn stellig monumenten die het afdoend
bewijs leveren, dat de zorg voor het behoud van natuurschoon, dat tevens
onder het bereik van het algemeen wordt gebracht, aan Bloemendaal's
bestuur veilig mag worden toevertrouwd; Stoop's Bad en het Kennemer
Lyceum getuigen van den gemeenschapszin en de offervaardigheid van
zijne ingezetenen.
De vrees voor schending van cultureele belangen in Bloemendaal
is waarlijk hersenschimmig. Welke andere gemeente in ons land, zoo
weinig zielen tellend als deze, kan op zulk een complex van ideëele aan
trekkelijkheden bogen
Van het geheele betoog, in 1919 geleverd, blijft dus, althans wat
Bloemendaal betreft, alleen de bevolkingsaanwas en de finantiëele ques-
tie over.
De eerste wordt met veel cijfers en statistieken in het licht gesteld,
doch de daaruit getrokken conclusies falen.
Inderdaad de bevolkingsaanwas van Haarlem in den laatsten tijd
is gering in vergelijking van die der omliggende gemeenten, doch deze
wanverhouding als ze het is kan niet door grenswijziging worden ver
holpen. Ze spruit voort uit den zich overal openbarenden trek naar buiten,
eene natuurlijke reactie op den uittocht van het land naar de stad in een
vroegere periode. Kunstmatige vergrooting van Haarlem zou zijn aantal
inwoners slechts tijdelijk vermeerderen, een deel hunner zou zijn tenten
elders opslaan, op nieuwe vestigingen zou niet mogen worden gerekend.
Wie het stadsleven boven het buitenverblijf verkiest, vindt op een afstand
van enkele kilometers de groote stad, die aantrekkelijker is dan het
stedeke.
Kunnen derhalve de door Haarlem aangevoerde statistische gege
vens aan grenswijziging, welke dan ook, niet tot steun strekken, door
andere cijfers kan de Commissie bewijzen dat Bloemendaal slechts een
gering aantal inwoners omvat, dat zijn economisch middelpunt in Haar
lem heeft.
In het belastingjaar 1921/22 woonden te Bloemendaal 560 perso
nen, die hun werkkring elders uitoefenden, waarvan 349 te Amsterdam,
18 in de Zaanstreek, 137 te Haarlem en 56 elders verspreid.
Tezamen vertegenwoordigen die 560 te Bloemendaal wonende
forensen een belastbaar jaarlijksch inkomen van f 14.728.033 en daarvan
komt op rekening van Amsterdam f 11.073.215, van de Zaanstreek
f 1.611.649, van Haarlem f 1.624.297 en van de overige plaatsen f 418.872.
En deze uit officiëele bronnen geputte cijfers winnen nog in betee-
kenis, wanneer men weet dat onder de hierbovenbedoelde Haarlemsche
forensen er 13 zijn, tezamen een inkomen hebbende van f 663.838, die in
de wijk Aerdenhout wonen, welk deel van Bloemendaal in Haarlem's oor
spronkelijk plan niet was begrepen.
Daartegenover staat, dat de meesten van die 137 Haarlemsche