7001
CINEMA PALACE
geprolongeerd
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal,
Overveen, Aerdenhout, Vogelenzang, Jan Gijzenvaart en Santpoort
f 0.90
f 0.90
f 0.90
J. A. BOSKAMP ZONEN
Aan de Inwoners
van Bloemendaal
en Omstreken!'
Gij zult er geen
spijt vanhebben!
Kunst-rarigheden.
GR00TE HOUTSTRAAT 111-113
TELEFOON 671 HAARLEM
Voor de vrouwen
P. VAN DER STAD
Wild en Gevogelte
BLBEMENBiiLSCB WEEKBLAD
Uitgave van de Vereenigde Drukkerijen, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: De Genestetweg 23. - Tel. 22003-
Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of
meer korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en
verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent.
Tusscben den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief.
DIT BLAD BESTAAT UIT VIER BLADEN.
Wie twee hazen najaagt, schiet er geen.
Russisch spreekwoord.
Ter kennisEiiaking ontvangt u dit exemplaar
van het Weekblad, dat lederen Zaterdag u
op de hoogte stelt met hetgeen In onze
gemeente voorvalt.
liet Bloemendaalsch We kblad schenkt aan
dacht aan alle gebeurtenissen, die voor onze
streek van beteekenis zijn; staat open voor
ieder, die iets op zijn hart heeft, de belangen
onzer gemeente betreffend; bevat beschou
wingen omtrent alles wat aan de orde van
den dag is en geeft In zijn advertentie-rubriek
aanwijzingen, inlichtingen en adressen, waar
mee leder inwoner zijn voordeel kan doen.
De abonnementsprijs bedraagt per halfjaar
f 1.75.
Neemt eens de proef met een abonnement
van 1 October tot 1 Januari voor NEQENTIQ
CENTS en zend het aan de achterzijde afge
drukte inteekenbiljet aan ons bureau: DE
UENESTETWEG 23.
Het is altijd een waagstuk den schijn van
ouderwetschheid op zich te laden. Toch is het
erger, de dwaasheid van het nieuwerwetsche
te aanvaarden, louter omdat het nieuwer-
wetsch is. Ook het moderne wordt eenmaal
antiek, en eerst als het antiek geworden is,
zal het bezonnen oordeel een objectief oordeel
kunnen vellen. Hoeveel van hetgeen thans
als uiting van hoogsten kunstzin wordt aange
prezen, zal men dan als belachelijk en smake
loos kenmerk van een onevenwichtigen tijd
aan de kaak stellen!
Soms geraakt de argelooze toeschouwer in
twijfel, of de moderne kunstenaar een loopje
met. zijn tijdgenooten neemt Bestaan er geen
overmoedige jongelieden, die onderling een
wedstrijd aangaan, hoever ze het wel kunnen
brengen met het publiek te bedotten? Ze ver-
koopen de knollen van hun speelsch vernuft
voor aesthetische citroenen.
En nog steeds staat de goê-gemeente tegen
over de kunstvoortbrengselen, die in de mode
zijn, als Andersen's hovelingen tegenover de
kleeren van den keizer.
Want ook in de kunst heerscht mode. En
deze mode is minstens even tyranniek als
haar zuster in het kleedingmagazijn. Wee, wie
aan haar gezag durft twijfelen; wie zich ver
stout, haar te meten aan het richtsnoer van
het gave gevoel en het gezonde verstand. De
mode heeft haar eigen gevoel en haar eigen
verstand. Tegen haar redeneert men nfet.
Over mode in de kunst gaf het Nieuws van
den Dag deze week een gepeperd hoofdar
tikel. De schrijver daarvan had het over de
hedendaagsche mode in de kunst en noemde
die mode kortweg verderfelijk. Verderfelijker
dan de mode in de kleeding, omdat zij niet 't
lichaam ontsiert, maar de geest, en 't edele
bezit van den mensch bedreigt: de Schoonheid.
Laat ik voor ditmaal verder het woord ge
ven aan den schrijver in 't Nieuws van den
Dag.
„Gij krijgt", aldus het blad, „een ouden
vriend over, uit een streek die nog vrij ge
bleven is van de moderne koorts. Uit Zierikzee
misschien, of uit Hemelumeroldephaert. Van
't Stadion komend, wandelt gij de Cornelis
Krusemanstraat met hem in, verlengde van de
De Lairessestraat. Beide straten heeten naar
artiesten, en misschien is dat de reden waarom
bouwkundigen die de artisticiteit in zich voe
len blaken, hun grillen den vrijen loop hebben
gegeven bij de bebouwing. Uw nog onbedor
ven vriend valt van de eene verbazing ln de
Meubelen zijn meestal bestemd om een menschen-
leven te duren. het is daarom aan te bevelen
meubelen te koopen, die door hun schoonheid van lijn
en logische constructie, tegelijkertijd ook aangenaam
zijn voor het oog en practisch en solide in gebruik.
wanneer u bijzondere wenschen heeft zullen wij die
gaarne in eenspeciaalontwerptothunrechtdoenkomen
MEUBELMAKERS BEHANGERS STOFFEERDERS
anno 1886 telefoon 956 overveen
andere. Dit, een woonhuis, dat gevaarte met
raamspleten en zigzaglijnen; of, verderop die
hoog in de lucht stekende schaakborden?
Dat, een deur, dat nauwe ding in den vorm
van een mijter? En waarom zijn er haast geen
ramen in die gevels? En wat zijn dat voor
staven en krullen, verbeelden dat letters?
Gij legt uw verontwaardigden vriend uit,
dat hier „Kruseman-school" staat, en ginds
„Steenhoek" en hij tracht 't te lezen en ge
looft u (ofschoon gijzelf er niet al te zeker
van zijt). Maar 's avonds, in den Stadsschouw
burg, ziet gij hem 't program om en om draai
en en u ongeloovig aankijken. Toevallig houdt
hij zijn vinger langs den bovenrand, en ont
dekt dat daar letters staan op den om
slag. „Stadsschouwburg", spelt hij, en lacht
goedkeurend, ,,'n Aardige rebus; zeker om te
lange entr'actes te korten. Of is dit een kin
dervoorstelling?"
Een stadswandeling, den volgenden dag
geeft uw vriend beter inzicht. Op de reclame
zuilen ziet hij een zwarte spinnekop of „wan
delende tak" (gij zijt natuurlijk met hem naar
Artis geweest) omringd door (vuile) afgeknip
te nagels; met dit fraais wordt reclame ge
maakt voor de uitnemende danseres Leistikof.
Haast geen „moderne" affiche, of de proporties
zijn uiteengerukt, de letters opzettelijk ver
keerd aangedikt, alles schots en scheef. Voor
al geen afbeelding van een ding, een
gewoon ding in drie dimensies. Aan die op
vatting zijn we ontgroeid. „Met het cubisme,
schrijft „Het Overzicht", is voor goed de ab
surditeit uit de wereld geholpen, van de be
goocheling, het driedimensionale, de perspec
tief, op het tweedimensionale te willen over
brengen. Het cubisme stelde tegenover het
individualisme, dat den mensch tot een uit
sluitend gemoedswezen reduceerde, het vol
maakt scheppend individu"Enz.
Die volmaakte scheppingen moet men dan
gaan zien! Zelfs de tentoonstelling van AHi
(toch nooit „wild") wordt aangekondigd door
een overigens goedgekleurd biljet waar
op 'n paar magere olifanten, rechtopstaande,
hun lange snuiten tegen elkaar drukken; of
iets van dien aard.
Pas hebben wij weer de Jaarbeurs, en er
verschijnt een lijkkleurige caricatuur van den
klassieken Mercuriuskop, met een platten pot-
helm op de plaats waar de hersenkast moest
zitten, een latje voor neus en een Egyptisch
oog. Wat bezielt de directie van deze onder
neming om zulk een uitvoering te aanvaarden?
Deze verderfelijke mode grijpt snel om zich
heen, op elk gebied. Het evenwichtige schijnt
voor goed in den ban, alleen het buitensporige,
het exentrieke, telt nog mee. Alles „a rebours".
Voor ons ligt een dikke en mooie uitgaaf
„Nieuwe Hollandsche Beeldhouwkunst", door
van Munster's maatschappij uitgegeven. Er
worden „ouderwetsch-mooie" dingen in afge
beeld, maar hypermoderne rarigheden nog
veel meer. Wat te zeggen van een „Mannen
kop" met vlakke holten in de plaats van oog
kassen; van een scheef masker dat van het
Paascheiland in de Stille Zuidzee weggehaald
schijnt; van een la Toorop geknakt figuur,
door een overigens verdienstelijk beeldhouwer?
Verdienstelijk zijn de meeste van deze
affiche-teekenaars en beeldhouwers, blijkens
hun vroeger werk. Maar is dit dan de
kunstrichting waarin de naaste toekomst on„
meesleept?
En hoe erbarmelijk weinig origineel zijn
deze nieuwe lichters!Bijna alles ont
leend aan Oost-Azië, Egypte, Midden-Afrika
of Polynesië; namaak-naïef, gewild-onbehol
pen, de verfoeilijkste van alle aanstellerijen.
Vooral is dit moois in bouw- en houwkunst en
schilderkunst, uit 't moderne Duitschland ge
ïmporteerd. Ach, die armen schenen eerst wat
aangetast door den hoogmoedswaanzin, nu
lijn zij neergesmakt door de ellende van den
tijd maar waartoe moeten gezonde Holland
sche artiesten hen op dien weg volgen?
Het kwaad, een paar jaren geleden nog spo
radisch, wordt algemeen. Zij zijn nog niet al
len dol, maar: „tous sont frappés". In tegen
stelling echter met de woorden die de fabel
dichter laat volgen, gelooven wij dat dit juist
is omdat de kunstenaars zoeken „le soutien
dune mourante vie". Zij hebben geen brood,
er zijn er honderd voor één opdracht, dies
tracht men den buurman te overtroeven, op
sensatie te werken. Bij velen is dat zeker zoo,
ernstige zoekers naar een nieuwe uiting loo-
pen er zeker door; zij leverden echter nog
niets rijps.
Het moest aan al die probeerders verboden
zijn, iets tentoon te stellen vooral: iets te
bouwen voordat zij 't bewijs hadden gele
verd, de waarde en het onvermijdelijke der
historische ontwikkeling, ook in zaken van
kunst, begrepen te hebben. Onze voorouders
waren nog zoo dwaas niet dat zij de reis naar
Italië noodzakelijk achtten voor ieder kunste
naar al zouden wij het „italianiseeren" zeker
niet terugwenschen.
Intusschen komt de Kunst zelve in verdruk
king. En 't ergste is dat het publiek die be
smettelijke ziekte niet herkent, en begint te
denken dat 't zoo hoort.
Wél leven we in een tijd van afdwalingen,
waarin 't op zijn kop staande normaal gaat
schijnen". C.
SAMENWERKING.
Zou het waar wezen, dat wij vrouwen van
1922 andere wezens zijn dan de vrouwen, die
met onze moeder en grootmoeder hebben
schoolgegaan?
Natuurlijk is het waar, want ook wij, vrou
wen, zijn geen marmerbeelden en geen mum
mies, maar levende schepselen en dus onder
hevig aan de ontwikkelingswetten van het
leven.
Wat onderscheidt ons dan van onze voor
gangsters uit het afgeloopen tijdperk? Het is
moeilijk, dit in weinig woorden te zeggen,
maar een enkel verschil is wel aan te geven,
dat voldoende laat zien, hoe onze gesteldheid
zich heeft gewijzigd.
Ik zou het aldus willen omschrijven: de
vrouw van vroeger leefde op zichzelf en de
vrouw van tegenwoordig leeft in gemeenschap.
Het domein van onze moeders en grootmoe
ders was het knusse kringetje van het gezin
en in dat knusse kringetje nog weer een afge
sloten hoekje, waar moeder de vrouw het rijk
alleen had. Ze zorgde, dat het eten degelijk
was en goed smaakte, dat niemand van de
huisgenooten met ontoonbare kleedlngstukken
□aatxiaocinananauaaaaaDDnDaaDcDO
POELIER Tel. 188 HAARLEM
OPGERICHT 1870
levert uitsluitend
Ie kwaliteit
naGacaaanaaaDaaaoaacacooacncDn
liep, dat de meid haar werk deed en de naai
ster haar orders kreeg.
Voor een ouderwetsche huisvrouw stond
het niet, zich met haar buren te bemoeien.
Buurpraatjes waren kletspraatjes, en wie zich
inliet met een anders huishouding, gaf blijk
van verregaande onbescheidenheid. Men ont
moette elkaar op avondjes en in sommige
kringen had men naaikransjes, maar dat was
dan ook alles, wat naar vereenigingsleven
of gemeenschapzin zweemde.
Ja, toch waren onze moeders wel hulpvaar
dig voor elkaar. Leenden zij elkaar niet haar
snijboonenmolen en zonden ze elkaar geen
patroontjes of nieuwe recepten? Stelsel zat er
echter in dez samenwerking niet, want de tijd
van het stelsel moest nog komen.
Langzamerhand is de vrouw uit de klooster
achtige omheining van haar vroeger bestaan
verlost en in het openbare leven gedrongen.
De ééne betrekking vóór en de andere na
kwam voor vrouwen in aanmerking; de vrouw
kreeg het kiesrecht en werd staatsburgeres.
En deze „emancipatie" heeft niet alleen een
groote wijziging gebracht in de gesteldheid
van elke vrouw persoonlijk, doch zij heeft ook
den omgang tusschen de vrouwen een ander
aanzien gegeven. De vrouw werd gemeen
schapswezen en vertoont langzamerhand alle
kenmerken van een op samenspreking en sa
menwerking aangelegd individu.
Samenwerking, of wil men het op zijn La
tijn zeggen: „coöperatie" is ook het wacht
woord van onze zusters geworden. En het
spreekt vanzelf, dat deze coöperatie grooter
omvang aanneemt en van meer beteekenis is,
naar gelang een grooter aantal vrouwen bij
een is. Een klein dorp is eigenlijk niet anders
dan een groot gezin; men kent elkaar daar
en helpt elkaar als huisgenooten dat plegen te
doen.
Deze hulp „coöperatie" te noemen, gaat niet
op, want coöperatie veronderstelt een bepaal
den, welomschreven samenhang; coöperatie be
doelt iets opzettelijks, iets heel anders dan het
spontane wederzijdsche dienstbetoon in de
dorpsgemeenschap. Coöperatie is iets voor de
stad of ten minste voor een omvangrijke
plaats, zooals men die buiten ook meer en
meer krijgt, waar de menschen elkaar niet
persoonlijk kennen en de vertrouwelijke, inni
ge omgang, als ware heel de woonplaats één
groote familie, niet langer mogelijk is.
Een nieuwe vorm van samenleving is door
het woningvraagstuk aan de hand gedaan. De
inkrimping van de woningruimte als gevolg
van den oorlog en zijn nasleep heeft ons vrou
wen gedwongen tot zuinig en praktisch beheer
ook ten opzichte van de woninginrichting. Het
gebrek aan dienstboden en de onmogelijkheid