Snoepstukjes. e. Een accountantsrapport van J. C. Post betreffende gehou den kasverificatie van het waterleidingsbedrijf. Voor kennisgeving aangenomen. f. Een voorstel van B. en W. om goedkeuring te verleenen aan het plan der Waterleidingscommissie om instede van de bestaande- eene automatische poinpinrichting te doen aan brengen ten behoeve der watervoorziening in deze gemeente. De kosten van deze omzetting, welke bestreden kunnen worden uit het reserve-fonds van het bedrijf, zullen met inbegrip van bijkomende werkzaamheden ongeveer f 14.000.bedragen. De VOORZITTER zegt dat de bedoeling is het werk op te dragen aan de firma Stork te Hengelo. De Raad vereenigt zich met bovengenoemd voorstel. g. Een voorstel van B. en W. om a. aan Q. J. van Abs voor f 3.50 per M2. te verkoopen een terrein groot 20 X 25 M., gelegen aan de Rol landslaan, te leveren 1 October a.s. b. De rooilijn der Rollandslaan te bepalen op 10 M. uit het hart van den weg en de breedte van dien weg eveneens op 10 M. De VOORZITTER deelt mede dat de Grondcommissie deze zaak behandeld heeft. Men verkeerde in de meening dat die grond verhuurd was doch dat is eigenlijk niet het geval. De Vereeniging voor volkstuinen heeft verzuimd den Raad te vragen om het opnieuw, na 1 Maart 1922, in te huren en er is mitsdien nooit een besluit gevallen om die gronden wederom te verhuren. De heer VAN KESSEL is het met den Voorzitter niet eens. Bij de behandeling der begrooting heeft hij gevraagd of de Ver. voor volkstuinen die gronden weder kon laten betelen en de Voorzitter heeft daarop bevestigend geantwoord. Als men nu zegt dat die grond niet verhuurd is, dan volgt daaruit dat ook geen huurpenningen verschuldigd zijn. DeVOORZITTER bestrijdt de zienswijze van den heer Van Kessel. Al is het niet verhuurd, het terrein is toch in gebruik genomen en daar komt het op aan. De toezegging van spre ker, als Voorzitter van den Raad, is nog niet voldoende voor de totstandkoming van huur en yerhuur van gemeente-eigen dommen. Het wilde slechts zeggen dat hij er geen bezwaar in zag om de gronden wederom in huur af te staan. De heer VAN KESSEL zegt dat de Voorzitter zijn woorden anders opvat dan spreker heeft gedaan. Hij heeft er echter geen bezwaar tegen dat de nieuwe eigenaar dat stukje grond in ge bruik neemt als het met den onderhuurder maar in orde komt. De heer NOORMAN geeft toe dat het usance is dat bij raads besluit tot verhuur van gemeente-eigendommen wordt overge gaan. Het is evenwel gewenscht om datgene wat er op ver bouwd is uit te telen en aan den anderen kant om binnen een zekeren termijn met bouwen te beginnen. Hij zou B. en W. in overweging willen geven om hunne bemiddeling te verleenen. De VOORZITTER heeft er met Vermeer over gesproken en den indruk gekregen dat er niets geen bezwaar tegen bestaat om die grond vóór 1 October a.s. te ontruimen. Het gaat er maar om dat men geen overdreven eischen stelt. De heer LAAN zegt dat ook in de vergadering der Grond- commissie is gezegd dat de kooper zich moet verstaan met dengene die het in huur heeft. Van weerszijden moet men een beetje inschikkelijk zijn. Overeenkomstig het voorstel van B. en W. wordt daarna besloten h. Een schrijven van den heer Dr. A. de Vletter, waarin in overweging gegeven wordt een der wegen in deze gemeente te noemen naar den heer Jac. P. Thijsse, aan wien het eere doctoraat in de faculteit der Wis- en Natuurkunde van de bniversiteit te Amsterdam wordt aangeboden. De VOORZITTER zegt dat B. en W. even voor de raadsver gadering overleg gepleegd hebben en nu voorstellen om den weg, thans genaamd Parallelweg, waar de heer Thijsse vlak bij woont, te noemen Jac. P. Thijsseweg. De heer LAAN: het kost niets, dat is waar, maar als straks een gemeente-werkman 25 jaar zijn dienst heeft gedaan, dan kan men ook wel weer met een zoodanig voorstel komen. De heer SCHULZ heeft alle respect voor een gemeente^ werkman, maar vindt dat zoo'n man toch niet vergeleken mag worden met iemand als de heer Thijsse, die een grooten naam heeft in het land en zelfs in het buitenland en aan wien de zeer bijzondere eer te beurt valt te worden benoemd tot doctor honoris causa aan de Amsterdamsche Universiteit. De heer B1SPINCK is het met den heer Schulz eens. De heer Thijsse staat zeer zeker ver boven een gemeente-werkman. De heer VAN NEDERHASSELT vindt de opmerking van den heer Laan wel een beetje ongepast. Er is niemand in het land die meer dan de heer Thijsse heeft gedaan om de men- schen de kennis van planten en dieren en liefde voor de natuur bij te brengen. Het eeredoctoraat van eene Universiteit wordt nimmer aangeboden aan een gemeente-werkman, ook al heeft die 25 jaar lang dienst gedaan. Het kan spreker alleen spijten dat naar den heer Thijsse op het oogenblik niet een groote ver keersweg kan worden vernoemd. De heer LAAN zegt dat het groote dwaasheid is te beweren dat hij iemand als de heer Thijsse wil vergelijken met een gemeente-werkman. Hij heeft er alleen maar mede willen zeg gen dat men met het geven van persoonsnamen aan wegen niet al te gemakkelijk moet zijn. Er zijn wel meer ingezetenen die zich op een of ander gebied heel verdienstelijk hebben ge- maakt t De VOORZITTER zal den heer Thijsse namens den Raad gelukwenschen met zijne benoeming en hem mededeelen dat de Raad besloten heeft den weg, thans genaamd Parallelweg, te noemen Dr. Jac. P. Thijsseweg. De Raad betuigt door applaus zijne instemming. II. ONTHEFFING BEPALINGEN DER BOUWVERORDE NING. Ingekomen zijn de volgende verzoeken om ontheffing van het bepaalde in art. 7 der Bouwverordening: a. Van Burgemeester en Wethouders van Bloemendaal, ten behoeve van den bouw van een transformatorenhuisje aan den Lage Duin en Daalscheweg, op het kad. perceel Sectie A. No. 4153. Wordt verleend. b. Van Mr. J. Meihuizen, voor den verbouw van perceel Pinellaan 4, op het kad. perceel Sectie A. No. 7153. Wordt verleend. c. Van F. Broersma namens Mr. O. Vissering, voor den bouw van een autogarage aan den Hooge Duin en Daalsche weg, op het kad. perceel Sectie A. No. 7130. Wordt verleend. d. Van J. van den Berg namens R. P. N. Bangert, voor aanbouw van een kamer aan perceel Bloemendaalscheweg 293, op het kad. perceel Sectie A. No. 4047. Wordt verleend. e. Van J. A. Boom, voor vergrooting van perceel Mr. En- schedéweg 7, op het kad. perceel Sectie B. No. 3450. Wordt verleend. f. Van Mevr. de Wed. J. A. Hoeting, voor den bouw van een garage aan den Zandvoorterweg, op het kad. perceel Sec tie B. No. 3237. Wordt verleend. g. Van H. A. Slot, voor den verbouw van perceel Bloemen daalscheweg 22, kad. bekend Sectie A. No. 3758. B. en W. stellen voor het verzoek in te willigen, daar een afwijzende beschikking tengevolge zou hebben dat het pand voor den eigenaar waardeloos werd in verband met het daarin uit te oefenen bedrijf. De heer NOORMAN vraagt oi de woning straks nadat er een winkel zal zijn gemaakt voldoet aan de bepalingen der bouwverordening. De VOORZITTER kan dat zoo dadelijk niet zeggen, besloten wordt daarom tot aanhouding. 111. BENOEMING RAADSCOMMISSiëN De VOORZITTER wil alvorens tot stemmen wordt overge gaan even opmerken dat alle Cominissien bestaan uit drie leden, behalve de ürondcommissie, die uit vijf leden bestaat, Het is eene Commissie van bijstand, zoodat, als het College van b. en W. het met zoo n Commissie eens is, men gevoegelijk kan zeggen dat een voorstel dat via ürondcommissie en b. en W. in behandeling komt wordt aangenomen. De overige raads leden hebben dan niet veel stem meer in het kapittel. De heer DE ROO VAN ALDERWERELT vindt die opmer king principieel heel juist. De heer SCHULZ kan het bezwaar van den Voorzitter niet deelen. Het bezwaar dat spreker tegen zoo n groote Commis sie heeft is de moeilijkheid om de Leden bij elkaar te krijgen. De heer LAAN zegt dat indertijd, toen de Commissie inge steld is, van de veronderstelling is uitgegaan dat de Commissie een zeker mate van vrijheid moet hebben ten einde te kunnen onderhandelen met de menschen die grond willen koopen. De Raad dient het in laatste instantie wel goed te keuren, maar de Commissie moet behoudens die goedkeuring al zaken kunnen doen. Als men de ürondcommissie nu kleiner maakt wordt dat zaken doen al moeilijker, dewijl de kans dan grooter is dat de Raad de handelingen van de Commissie niet sanctionneert. De heer VAN NEDERHASSELT gelooft dat de heer Laan abuis is. Indertijd, toen de ürondcommissie is ingesteld, heeft men in die Commissie zitting doen nemen leden uit alle dee len van de Gemeente, uit Vogelenzang, Aerdenhout, O verveen, Bloemendaal en Santpoort. Dat is de reden waarom die Com missie vijf leden telt. Nadat besloten was om de gronden aan den Zeeweg te koopen heeft men gezegd dat de taak van de Commissie zich dan wel in hoofdzaak bepalen zou tot den ver koop van gronden langs den Zeeweg en daarom heeft de Raad er in berust dat de Zeeweg-Commissie in den vervolge de ürondcommissie zou vormen. Nu er evenwel toch voorloopig geen kans op schijnt te zijn dat de üemeente zelf de gronden in exploitatie zal brengen, zou spreker in overweging willen geven die ürondcommissie niet grooter te maken dan alle aih dere Commissiën of anders, als voorheen, weer leden te benoe men uit alle deelen van de üemeente. De heer LAAN zegt dat de heer Van Nederhasselt de plank mis slaat, er een verkeerde voorstelling van geeft. Het kan hem niet schelen als men de Commissie terugbrengt op drie Leden, maar als de ürondcommissie niet snel kan handelen en op een gegeven oogenblik een aanbieding niet kan accep teeren, dan heeft de geheele Commissie geen reden van be staan. De heer NOORMAN is het er mede eens dat de Grondcom missie, zij het dan niet officieel dan toch officieus voor de Gemeente moet kunnen afhandelen. De heer BISPINCK zegt dat theoretisch de Voorzitter gelijk heeft, doch de practijk maakt het wenschelijk dat de Commissie de macht heeft om zaken te doen. Daarom is spreker er voor om een Commissie van vijf leden te behouden. De heer HOOENBIRK wil even opmerken dat de heer Van Nederhasselt de plank niet mis maar juist raak geslagen heeft. Het is waar dat de z.g.n. „terreincommissie" voorheen samen gesteld was als de heer Van Nederhasselt zeide en dat die Com missie toen verdwenen is, omdat het verkoopen van bouw terreinen, wijl tot aankoop van terreinen langs den Zeeweg besloten was, aan de Zeeweg-Commissie zou worden overgela ten. Spreker voelt niet veel voor zoo'n groote Commissie. Hoe kleiner eene Commissie is, hoe sneller en gemakkelijker men kan handelen. Daarom zou hij er voor zijn om in die Grond- commissie, evenals in andere Commissiën, drie Leden te be noemen. De heer DE ROO VAN ALDERWERELT heeft al opgemerkt dat het principieel volkomen juist is, maar hij voelt ook wel het bezwaar van den heer Laan. Het is waar dat aan de Qrond- coinmissie in zekere mate vrijheid van handelen is gelaten. De heer SCHULZ is het er mede eens dat een kleine Com missie vlugger werken kan, maar voor een kleine Commissie zal het veel moeilijker zijn om de zaken te behartigen, omdat, als er in den Raad anders over wordt gedacht, de kans groot is dat de door haar gevoerde onderhandelingen niet wor den bekrachtigd. Een groote Commissie kan met vrij groote zekerheid zeggen dat hare beslissingen 's Raads goedkeuring zullen erlangen. De heer BORNWATER zegt dat inderdaad de Grondcom missie dikwijls belangrijke beslissingen te nemen heeft en daarom is het wel gewenscht dat de Commissie uit vijf Leden blijft bestaan. Zij kan dan met wat meer autoriteit optreden. De VOORZITTER kan er zich wel bij neerleggen als de meerderheid van den Raad de ürondcommissie op dezelfde sterkte wil houden. De benoemingen hebben tot resultaat: Commissie voor de Strafverordeningen. Benoemd de aftredenden, de heeren Jhr. Mr. E. H. E. Te- ding van Berkhout en J. Th. Bornwater. Financieele Commissie. Benoemd de aftredenden, de heeren J. C. Laan, C. Schulz en Jhr. Mr. E. H. E. Teding van Berkhout. W aterleidingscommissie. Benoemd de aftredenden, de heeren C. F. de Roo van Alder- werelt en H. Hogenbirk. Grondcommissie. Benoemd de aftredenden, de heeren J. Th. Bornwater. A. F. Bijvoet, J. O. van Kessel en J. C. Laan. Op een desbetreffende vraag van den Voorzitter verklaren de aanwezige Leden (de heer Bijvoet is afwezig) hunne benoe- ming(en) aan te nemen. Aan de Afrikaansche Kust onder Aleulen- iiofi's Boeken van Avontuur (J. M. Meulenhoff, Amsterdam 1922) behoort ook een vertaling van „Zij", roman van H. Rider Haggard door W. J. A. Roldanus Jr. Voor liefhebbers van de bioscoop en wat daarmede verwant is, is het een mooi boek. Zoo het nog niet op de film is gebracht, wij vermoeden van wel, is dit werk er voor aangewezen. Als treinlec tuur of in de wachtkamer van den tandarts geeft het ook kostelijke afleiding. Hier volgt een jachtavontuur aan de Afri kaansche kust. Wie de deelnemers daaraan, Leo, Job, Mahomed en de verteller van dit jagerlatijn zijn, doet in het verband niets ter zake. De lezer zal ze uit het boek zelf verder wei leeren kennen. Op het oogenblik van ons avontuur zeilen ze uit den oceaan aan Afrika's oostkust een ri vier op. Gelukkig woe de wind van uit den oceaan, zoodat we het zeil konden hijschen. Later kwamen we tot de ontdekking, dat als regel de wind van af het aanbreken van den dag gedurende eenige uren uit zee waait en tegen zonsondergang weer draait. Gebruik makend van dezen gunstigen wind zeilden we een uur of drie de rivier op. In dien tijd kwamen we bij een troep nijlpaar den, die binnen tien of twaalf vademen van de boot vreeselijk tegen ons brulden, tot groo ten schrik van Job, en om eerlijk te zijn, ook van mij. Dit waren de eerste nijlpaarden, die wij ooit gezien hadden, en, te oordeelen naar hun groote nieuwsgierigheid, zou ik zeggen, dat wij de eerste blanken waren, die zij ooit gezien hadden. Op mijn woord, ik dacht een paar maal, dat ze in onze boot zouden komen om die nieuwsgierigheid te bevredigen. Leo wilde nog schieten, maar ik raadde het hem af, daar ik bang was voor de gevolgen. Ook zagen we honderden krokedillen op de modderige oevers en duizenden en nog eens duizenden watervogels. Omstreeks het midden van den dag werd net ontzettend heet en de stank, die daardoor uit de moerassen opgetrokken werd, deed ons onmiddellijk als voorzorgsmaatregel een flinke dosis quinine slikken. Kort daarna hield de wind geheel op en daar er bij zoo'n hitte geen sprake van kon zijn onze zware boot tegen den stroom op te roeien, waren we heel dank baar, dat we onder de schaduw van een paar boomen konden kruipen, die langs den kant der rivier groeiden het waren een soort wilgen en daar te kunnen liggen hijgen tot eindelijk de zonsondergang een einde maakte aan ons lijden. Daar we een open plek water recht voor ons meenden te zien, besloten we daarheen te roeien alvorens te beslissen wat we 's nachts moesten doen. Juist toen we de boot wilden losmaken, kwam er een mooie waterbok met groote, naar voren gebogen hoorns en een wit te streep over zijn rug naar de rivier om te drinken. Hij zag niet, dat wij vijftig yards verder on der de wilgen lagen. Leo kreeg hem het eerst in het oog en daar hij een hartstochtelijk jager is en dorstte naar het bloed van groot wild, stond" hij als een setter. Toen ik zag wat er gaande was, gaf ik hem zijn geweer en nam tegelijkertijd het mijne. Hier", zeide ik. „Pas op dat je niet mist". Missen", fluisterde hij minachtend. „Ik zou het niet kunnen, al probeerde ik het". Bang. Weg is hij met een machtigen sprong. Leo heeft hem gemist. Bang. Vlak onder hem weer. Nu moet ik het probeeren, ofschoon hij wegvliegt als een pijl uit den boog en reeds meer dan honderd yards weg Is. Bij Juppiter! Over den kop en nog eens over den kop slaat de waterbok. „Nou ik geloof, dat ik je daar aardig de loef afgestoken heb, jongeheer Leo", zeide ik, ver geefs strijdend tegen de onedelmoedige vreug de, die in zoo'n moment suprème in de borst van den best gemanierden sportman oprijst. „Ja", bromde Leo en dan voegde hij er met den vluggen glimlach, die een van zijn charmes is, aan toe: „Pardon, oude jongen. Ik feliciteer je; het was een mooi schot en de mijne waren rot". We sprongen uit de boot en liepen naar den bok, die het schot in zijn ruggegraat gekregen had en morsdood was. We hadden ruim een kwartier noodig om het dier te villen en er zooveel van het beste vleesch als we mede konden dragen af te snijden, zoodat we, na het eerst weggeborgen te hebben, nauwelijks licht genoeg hadden om naar de lagune-achtige open ruimte te roeien, waarin de rivier zich hier- verbreedde. Juist toen de duisternis inviel, lie ten we ons anker ruim dertig vademen van den rand van dit meer vallen. We durfden niet aan wal te gaan, daar wij niet wisten of we er droog terrein zouden vinden om te kampeeren, terwijl we ook bang waren voor de vergiftige uitwasemingen van het moeras, waarvoor we op het water veiliger dachten te zijn. Dus staken we een lantaarn aan en maakten zoo goed en zoo kwaad als het ging, een avond maal klaar weer van geconserveerde tong en wilden dan gaan slapen, doch slechts om tot de ontdekking te komen, dat slapen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1922 | | pagina 6