IV. VASTSTELLING REGLEMENT DER PLAATSELIJKE
COMMISSIE VAN TOEZICHT M. O. EN BENOEMING
LEDEN.
In de raadsvergadering van 16 April werd in de plaats van
de plaatselijke commissie van toezicht op het Lager- en Mid
delbaar Onderwijs, die krachtens art. 216 der Lager Onder
wijswet 1920 van rechtswege was ontbonden, een nieuwe Com
missie in het leven geroepen, welke overeenkomstig de eischen
der nieuwe wet werd samengesteld.
In het desbetreffend advies van B. en W. werd o.m. opge
merkt, dat te gelegenertijd in het door de wet gevorderd plaat
selijk toezicht op het middelbaar onderwijs zou moeten worden
voorzien. Deze opmerking hield verband met de omstandigheid,
dat tengevolge van een aanhangig ontwerp tot wijziging der
middelbaar-onderwijswet, vermoedelijk ook veranderingen in
de voorschriften betreffende het plaatselijk toezicht op het mid
delbaar onderwijs zouden worden gebracht.
Er is echter ingekomen een schrijven van den Inspecteur
van het Middelbaar Onderwijs, waarin deze verzoekt, over
eenkomstig artikel 46 der Middelbaar Onderwijswet, de instel
ling eener plaatselijke Commissie van toezicht te willen bevor
deren, terwijl tevens is verschenen het wetsontwerp tot wijzi
ging der Middelbaar Onderwijswet, dat in de samenstelling
der Commissiën geen veranderingen zal te weeg brengen. Wel
zal hare werkzaamheid, die zich onder de thans nog vigeerende
wet uitstrekt over alle middelbare scholen, door de wijziging
worden beperkt tot de Hoogere Burgerscholen met 3- en 4
jarigen cursus en de Middelbare Meisjesscholen.
In verband met het vorenstaande meenen B. en W., dat geen
termen aanwezig kunnen worden geacht langer met instelling
van een nieuwe Commissie te wachten, waarom zij bijgaand
ontwerp-reglement ter bekrachtiging aanbieden.
Voor de benoeming als lid zouden naar de meening van B.
en W. in de eerste plaats in aanmerking moeten komen de
leden van de destijds opgeheven Commissie, te weten: de
heeren B. M. A. Carp, P. J. C. Mettau, C. W. de Visser, P. K.
Th. Lens en Mej. A. C. W. Rijnierse.
De VOORZITTER vraagt of de Raad accoord gaat met de
ontuerp-verordt-mng, welke aan alle led'n reeus Is toegezon
den.
Den heer LAAN is het opgevallen dat in art. 2 staat dat de
aftredende leden dadelijk herkiesbaar zijn. Waar het altijd
heel moeilijk is om leden die eenmaal zitting hebben in een
Commissie te wippen, heeft hij zich afgevraagd of het niet
beter is te bepalen dat de leden na een jaar weer herkiesbaar
zijn.
De VOORZITTER kan die moeilijkheid niet inzien. Het
stemmen over personen gaat altijd met gesloten briefjes en
als er een is die minder goed voldoet dan stemt men die een
voudig niet.
De heer SCHULZ meent gelezen te hebben dat de leden van
de Commissie uit dubbeltallen gekozen worden. Er zijn echter
geen aanbevelingen van B. en W., doch het lijstje vermeld
juist zooveel namen als er plaatsen te vervullen zijn.
De VOORZITTER zegt dat voortaan de benoeming zal ge
schieden op aanbeveling van tweemaal zooveel personen als er
plaatsen te vervullen zijn. De verordening was tot op heden
nog niet van kracht.
Tot stemming overgaande worden tot leden der Commissie
benoemd de heeren B. M. A. Carp, P. J. C. Mettau, C. W.
de Visser, P. K. Th. Lens en Mej. A. C. W. Rijnierse.
V. AANKOOP VAN GROND TER VERBREEDING VAN
DE ZOMERZORGERLAAN.
B. en W. stellen voor van den heer Prof. R. N. Roland Holst
een strook grond langs de Zomerzorgerlaan voor den prijs van
f 300.aan te koopen.
De heer Jhr. Mr. TEDING VAN BERKHOUT vraagt zich af
of het op het oogenblik wel noodig en raadzaam is tot aankoop
van dien grond over te gaan. Het wil hem voorkomen dat de
gemeente er niets mede bereikt.
De VOORZITTER zegt dat B. en W., nu de gelegenheid
zich voordeed, eene beslissing van den Raad hebben willen
uitlokken. Overigens laat het hen onverschillig wat de Raad
besluiten zal.
De heer DE ROO VAN ALDERWERELT is ook tegen dien
grondaankoop. Men wint er niets mede en het kost veel geld.
De heer HOGENBIRK kan er zich eveneens niet mede ver
eenigen. Het is een halve maatregel, want men krijgt daar
door toch geen andere rooilijn.
De VOORZITTER gelooft dat Prof. Roland Holst om zijn
terrein een afscheiding wil laten maken en daarom thans weten
wil hoe de Raad er over denkt.
De heer LAAN wil de toestand daar maar ongewijzigd laten.
De heer DE ROO VAN ALDERWERELT zou wel graag zien
dat de Zomerzorgerlaan eens afdoende verbeterd werd.
De Raad besluit ten slotte niet tot aankoop van den grond
over te gaan.
VI. WIJZIGING RAADSBESLUIT INZAKE OVERNAME
VAN WEGEN IN OOSTERDUIN.
De VOORZITTER vraagt of de Raad zich vereenigen kan
met het ontwerp-besluit, hei welk alle raadsleden zeker wel zal
hebben bereikt.
De heer DE ROO VAN ALDERWERELT vraagt hoe hét
komt dat men dat besluit heeft laten drukken.
De heer DE WAAL MALEFIJT: het moest ook naar Am
sterdam gezonden worden en daarom heeft men maar direct
een aantal exemplaren laten drukken.
De heer DE ROO VAN ALDERWERELT vindt het een
bezwaar dat in het besluit zoo verbazend weinig cijfers worden
genoemd. Men kan er geen peil op trekken en weet absoluut
niet wat het kosten zal.
De heer NOORMAN heeft ook met veel belangstelling ken
nis genomen van het besluit. Hij zal er echter zijn stem niet
aan kunnen geven dan nadat hij gehoord hgeft wat het de
gemeente kosten zal. Hij moet er voorts bezwaar tegen maken
dat op het terrein, dat aan de gemeente in eigendom wordt
overgedragen, slechts villa's gebouwd mogen worden en geen
arbeiderswoningen.
De heer VAN KESSEL sluit zich aan bij de woorden van
den heer Noorman wat dat laatste punt betreft. Er staat ook
in het besluit dat de wegen met teerbasalt worden afgedekt
en dat kan hij niet goedkeuren. Men heeft hier nu verschillende
proeven genomen met teerbasalt en spreker gelooft dat het een
strop zal worden én voor de gemeente én voor de menschen
die van dergelijke wegen gebruik moeten maken. Als het
gemeentebestuur alles nog moet ondergaan wat men het toe-
gewenscht heeft dan heeft het nog heel wat te verduren.
De heer DE WAAL MALEFIJT vindt dat de heer Van Kes-
sel een beetje voorbarig is met zijn oordeel over teerbasalt.
De wegen die nu met teerbasalt zijn bewerkt zijn nog niet
klaar, die moeten eerst nog afgeteerd en met guszand afgedekt
worden. Het duurt allemaal door de vele regenbuien wat lan
ger. De werkzaamheden zijn nu verdeeld over eenige jaren,
zoodat daaraan de werkloozen te werk kunnen worden gesteld.
Hoeveel het kosten zal is moeilijk te zeggen, want tegenover
vorenbedoelde uitgaven staan de baten die bij verkoop van de
aan de gemeente over te dragen gronden in de gemeentekas
vloeien. De grond wordt daar verkocht tegen f 4.a f 5.
per AF. Men moet ook vooral niet vergeten dat, ais dit besluit
niet wordt genomen, de zaak een geheel andere wending neemt,
want dan volgt een ingewikkelde procedure.
De heer HuüENblRK gelooit dat de kosten wel mee zullen
vallen, nij wil er nog even aan herinneren dat de Raad een
Commissie heelt benoemd met de opdracht de zaak met belang
stellenden te bespreken en zoo mogelijk eene minnelijke schik
king te treffen. Welnu, wat in het raadsbesluit staat is het
resultaat en spreker gelooit dat men gerust zeggen kan dat de
Commissie zich van naar taak uitstekend heeft gekweten. Na
tuurlijk zal het de gemeente geld kosten, het cijfer is bij bena
dering wel te noemen, maar spreker hoopt dat de Raadsleden
wel in overweging zullen nemen onder welke omstandigheden
deze transactie zich heeft ontwikkeld.
De heer LAAN wil er als Lid van bedoelde Commissie ook
nog wel even op wijzen dat de gemeente, als deze propositie
niet aangenomen wordt, komt te staan voor een proces.
Spreker voor zich zou tegen zoo'n proces niet opzien, want
dan zou wel uitkomen dat de heer G. J. van der Vliet er de
gemeente eigenlijk in heeit laten loopen. Als de heer van der
Vliet er B. en W. wat eerder op attent had gemaakt dat ge
bouwd werd op grond welke eigenlijk nog niet overgedragen
was dan zou er niets gebeurd zijn. Dat heelt spreker den heer
van der Vliet dan ook zeer kwalijk genomen. Nu de heer Jhr.
Mr. van Styrum geadviseerd heeft niet te procedeeren wil
spreker er zich wel bij neerleggen. De kosten zijn natuurlijk
niet precies te noemen want er hangt veel van af wanneer en
tegen welken prijs de grond verkocht wordt, maar men kan
gerust zeggen dat het de gemeente f 10.000.zal kosten.
De heer B1SP1NUK gelooit dat de Commissie uitnemend
werk heeft gedaan en uat men dit voorstel gerust kan aanne
men. Die onverkwikkelijke zaak behoort dan weer tot het ver-
ledene.
De heer DE ROO VAN* ALDERWERELT moet ronduit
erkennen dat hij na de verschillende toelichtingen anders tegen
over de zaak staat dan in het begin. Het is jammer dat er
geen toelichting bij was.
De heer DE WAAL MALEFIJT deelt nog mede dat op alle
gronden in Oosterduin geen arbeiderswoningen mogen verrij
zen. Dat is een servituut niet alleen ten laste van dat stukje
grond dat aan de gemeente overgedragen wordt, maar op alle
terreinen in de omgeving.
De heer DE ROO VAN ALDERWERELT ziet niet in waar
om de gemeente zich zou binden aan teerbasalt.
De heer DE WAAL MALEFIJT zegt dat teerbasalt goed-
kooper is dan alle verhardingsmiddelen.
De heer HOGENBIRK is eenige weken geleden in Maastricht
geweest. Daar zijn ze bezig alle wegen met teerbasalt te ver
harden. Op het wegencongres in den Haag is er ook met veel
lof over gesproken. Wel wordt er op aangedrongen om vooral
watervrije teer te bezigen.
De heer DE WAAL MALEFIJT zegt dat hier ook juist de
wegen die met waterhoudende teer verhard zijn het minst
voldoen.
De heer NOORMAN heeft geenszins de bedoeling gehad
critiek op het werk van de Commissie uit te oefenen, hij wilde
slechts weten wat het de gemeente zou kosten.
De heer VAN KESSEL meent dat het de vraag zal zijn of
de gemeente ook in de toekomst zal blijven doorgaan met teer
basalt. Daarom vindt hij het niet juist om dat in het besluit
vast te leggen.
De heer HOGENBIRK denkt dat de Maatschappij geen be
zwaar zal maken als een andere verhardingswijze wordt toe
gepast.
De heer LAAN geeft toe dat men teerbasalt zal moeten
maken als de Maatschappij er op staat, doch dat kan z.i. op
een secundairen weg als de Oosterlaan geen bezwaar zijn.
De heer NOORMAN was evenals de heer van Kessel eerst
niet zoo gunstig gestemd over de teerbasalt, maar als men nu
eens naar den Kennemerweg gaat kijken, dan kan men met de
resultaten tevreden zijn.
Het besluit wordt daarna ongewijzigd met op 1 na algemeene
stemmen goedgekeurd. Tegen stemt de heer van Kessel.
De VOORZITTER betuigt de Commissie zijn dank, ook
namens den Raad, voor hare bemoeiingen.
VII. NADERE REGELING DER JAARWEDDE VAN DEN
DEURWAARDER BIJ DE BELASTINGEN (H. DOUWMA).
De VOORZITTER deelt mede dat de Commissie van Over
leg het verzoek van Douwma in behandeling heeft genomen.
De Commissie heeft den indruk gekregen dat de deurwaarder
bij de laatste salarisherziening eenigszins stiefmoederlijk be
deeld is geworden, doordat hem de voorheen genoten emolu
menten werden ontnomen, waarom zij voorstelt het salaris
van Douwma te stellen op f 2200.— inplaats van f 2000.en
daaraan terugwerkende kracht toe te kennen tot 1 Januari
1920.
De heer HOGENBIRK wil als oud-Voorzitter van de Salaris-
Commissie wel toegeven dat het salaris van Douwma op een
geringer bedrag is bepaald geworden dan het geval zou zijn
als hij direct met volledige gegevens was gekomen. Wijl Douw-
ina die gegevens niet verstrekte heeft hij het aan zichzelf te
wijten dat aan hem indertijd niet een hooger salaris is toege
kend.
De Raad vereenigt zich daarop met voormeld voorstel.
VIII. VOORLOOPIGE VASTSTELLING DER GEMEEN
TEREKENING OVER 1921.
B. en W. doen de rekening vergezeld gaan van een rapport,
dat luidt als volgt. Edelachtbare Heeren,
Ingevolge het bepaalde bij de artikelen 219 en 220 der
Gemeentewet, hebben wij de eer Uw College hierbij aan te
bieden:
a. de rekening van de inkomsten en uitgaven der gemeen
te over 1921, met de daarbij behoorende bescheiden:
b. een ontwerp-besluit tot voorloopige vaststelling dier
rekening.
Zooals U uit de achter in de rekening voorkomende balans
moge blijken, sluit deze met een nadeelig saldo op den ge
wonen dienst van f 32.064.58'/! en met een voordeelig saldo
op den buitengewonen dienst van f 118.173.07'/!.
Ten opzichte van het nadeelig saldo op den gewonen
dienst geeft de rekening feitelijk geen juist beeld van den
werkelijken toestand.
onmogelijk was. Want, hetzij dat zij aange
trokken werden door de lantaarn, hetzij door
de ongewone lucht van een blanke, op wien zij
de laatste tien eeuwen gewacht hadden, weet
ik niet; maar een feit is het, dat wij aangeval
len werden door tienduizenden van de bloed-
dorstigste, hardnekkigste en grootste muskie
ten, waarvan ik ooit gelezen of die ik ooit
gezien heb. In zwermen kwamen zij en zij
zoemden en beten tot we bijna krankzinnig
werden. Tabak scheen hen slechts tot een
vroolijker en activer leven te wekken, tot we
er ten slotte toe gebracht werden ons met
hoofd en al met dekens te bedekken en daar
onder te zitten krabbelen en vloeken. En ter
wijl we daar zoo zaten, rees, plotseling uit
rollend als de donder, door de stilte het diepe
gebrul op van een leeuw en dan van een twee
den leeuw, die zich zestig yards van ons af
tusschen het riet bewoog.
„Zeg", zeide Leo, terwijl hij zijn hoofd van
onder de deken stak, „het is maar gelukkig,
dat we niet op den oever zijn, hé oompje?
Een muskiet heeft me in mijn neus gebeten.
En het hoofd verdween weer.
Kort daarna kwam de maan op en niette
genstaande de verschillende soorten gebrul
van de leeuwen op de oevers van de wateren
tot ons rolden, begonnen we, daar we ons
volmaakt veilig waanden, in te dommelen.
Ik weet niet wat er mij toe bracht mijn hoofd
van onder de bescherming der dekens op te
lichten mogelijk dat de muskieten er door
heen beten, maar ik deed het en toen ik het
deed, hoorde ik Job met angstige stem fluis
teren:
„O, kijk eens".
Onmiddellijk keken we allen. Dicht bij den
oever zagen we twee groote en steeds groo-
ter wordende concentrische kringen, die over
de oppervlakte van het water wegrimpelden
en in het midden van die kringen twee don
kere en zich bewegende voorwerpen.
„Wat is dat?" vroeg ik.
„Het zijn die vervloekte leeuwen, sir", ant
woordde Job, „en zij zwemmen hier naar toe
om ons op te vreten".
Ik keek weer: er viel niet aan te twijfelen;
ik kon het fonkelen van hun woeste oogen zien.
Aangetrokken hetzij door de lucht van het
vleesch van den pas gedooden waterbok, hetzij
van ons zelf, bestormden deze dieren onze
positie.
Leo had reeds een geweer in zijn hand. Ik
riep hem toe te wachten tot zij dichterbij wa
ren, en zocht inmiddels het mijne. Een vijftien
voet van ons af was in de rivier een zandbank
niet dieper dan vijftien inches. De eerste
de leeuwin waadde erheen, schudde het
water uit haar vacht en brulde. Op dat oogen
blik vuurde Leo; de kogel kwam terecht in
den open muil en vloog er in den nek weer
uit; met een plof viel zij dood neer. De andere
leeuw een volwassen mannetje was een
paar pas achter haar. Toen hij zijn pooten op
den oever zette, gebeurde er iets. Een vree-
selijk lawaai en geplons in het water, en dan
liet de leeuw plotseling een vreeselijk gebrul
hooren en sprong op de bank, terwijl hij iets
zwarts achter zich aansleepte.
„Allah", riep Mahomed, „een krokodil heeit
hem bij zijn poot gepakt". En dat was zoo.
We hadden den langen bek met zijn glinste
rende rijen tanden en daarachter het lichaam
van het reptiel gezien.
En toen volgde een buitengewoon tooneel.
De leeuw slaagde erin op de bank te komen,
terwijl de krokodil half stond en half zwom
en nog steeeds den achterpoot vasthield. Hij
brulde dat de lucht trilde van het lawaai; dan
keerde hij zich met een woest gegrom om en
klauwde zich vast aan den kop van den kro
kodil. Het reptiel veranderde zijn greep, daar,
zooals we later ontdekten, een van zijn oogen
weggerukt was en kwam wat dichterbij,
waarop de leeuw hem bij zijn strot greep en
die vasthield. In een verwoeden strijd rold-
den zij op den bank heen en weer.
Het was onmogelijk hun bewegingen te
volgen, maar toen we weer beter zien kon
den, waren de rollen omgekeerd; want de
krokodil, wiens kop één massa geronnen bloed
scheen te zijn, hield het lichaam van den leeuw
tot vlak boven diens heupen in zijn ijzeren
kaken en schudde hem woest heen en weer.
Van zijn kant klauwde en beet het gemartelde
dier, brullend in zijn doodsstrijd, als dolzinnig
naar den geschubden kop van zijn vijand. Hij
sloeg zijn groote achterpooten in de zachtere
huid van den strot van den krokodil en scheur
de die open.
Dan, plotseling, kwam het einde. De kop van
den leeuw viel voorover op den rug van den
krokodil en hij stierf met een vreeselijk ge
grom. De krokodil rolde, nadat hij een minuut
roerloos was blijven staan, op zijn zijde met
zijn kaken nog steeds in het lichaam van den
leeuw, dien hij, zooals we later zagen, bijna
in tweeën gebeten had.
Dit duel was een wonderbaarlijk en indruk
wekkend schouwspel, zooals maar weinig
menschen, naar ik vermoed, het gezien zullen
hebben.
ALLERLEI.
Dultsche Voedingsleer. In een Duitsch blad
schrijft een cynicus het volgende eenigszins
griezelige verhaal:
Ik moest bij den expediteur zijn en kroop
met den magazijnmeester op den voorraad
zolder rond.