Raadsoverzicht. No. 38. DERDE BLAD v. h. Bloemend. Weekblad, 23 Sept. '22. Officieel Raadsverslag van 7 September 1922. (VEKVOLO) IX. INTREKKING RAADSBESLUIT INZAKE WIJZIGING VERORDENING OP DE PLAATSELIJKE BELASTINGEN. B. en W. stellen voor, daar blijkens schrijven van den Voor zitter van Ged. Staten een aftrek voor de plaatselijke belasting van f 1000.voor gezinshoofden, f 600.voor ongehuwden en f 100.voor ieder kind beneden 16.jaren, niet de vereischte Kon. goedkeuring kan erlangen, het in de raadszitting van 22 Juni 1922 genomen besluit tot wijziging van de Verordening op de heffing eener plaatselijke belasting naar het inkomen, mede met het oog op de noodzakelijkheid om tot vaststelling van de aanslagen dienst 1922'23 over te gaan, in te trekken, zoodat de bestaande Verordening van kracht blijft. Het per centage van heffing zal op 5 bepaald moeten blijven. De Raad vereenigt zich met het voorstel Rondvraag. De VOORZITTER vraagt wanneer het de Fin. Corjimissie schikt om met B. en W. de begrooting te behandelen. De heer LAAN voelt er niets voor om gezamenlijk de begroo ting te behandelen. Hij vindt het beter dat B. en W. en de Fin Commissie dat elk afzonderlijk doen. Verleden jaar is er de Fin. Commissie er drie avonden tot in den nacht mede bezig ge weest en het past spreker niet om er binnen enkele dagen mee te beginnen omdat hij op reis gaat. B. en W. maken altijd zoo'n haast. Op 24 Augustus j.l. kreeg de Fin. Commissie bericht dat de rekening ter inzage lag onder mededeeling dat men er prijs op zou stellen de rekening voorloopig vast te stellen in de ver gadering van heden, 7 September 1922. Het is te begrijpen dat de Commissie het in zoo'n korten tijd niet zoo grondig heeft kunnen onderzoeken. De heer SCHULZ gelooft ook dat de Raad er prijs op zal stel len dat de Fin. Commissie zelfstandig oordeelt over de begroo ting. Er is geen bezwaar tegen om tenslotte, als de Commissie de begrooting behandeld heeft, met B. en W. te vergaderen. De Leden van de Commissie moeten echter eerst de begroo ting eenige dagen thuis kunnen bestudeeren. De VOORZITTER zal zoo spoedig mogelijk de ontwerp- begrooting aan de Leden toezenden. De heer DE ROO VAN ALDERWERELT had gemeend dat ook bij de stukken zouden liggen de notulen en de conclusie van de Commissie van Onderzoek inzake politie-aangelegen- heden. De VOORZITTER zegt dat die stukken ook in de portefeuille hadden moeten zijn. De stukken zijn blijkbaar aan alle raads leden toegezonden. De heer DE ROO VAN ALDERWERELT zegt dat hij (en met hem de heer Noorman) er niet mede accoord kon gaan dat de stukken nog vóór de raadsvergadering in de dagbladen zijn gepubliceerd. Er is nog getracht den Voorzitter van het ver keerde daarvan te overtuigen en men heeft nu gemeend door het indienen van een motie, door de meerderheid van den Raad geteekend, daarover 's Raads misnoegen te moeten uitspreken. Die motie luidt: De R a a a der gemeerde Bloemendaal; Gezien de voorbarige (d.w.z. voor behandeling in openbare vergadering) publiceering in de Dagbladen van de notulen der gehouden besprekingen en de conclusie der Commissie benoemd tot een onderzoek naar de beweringen van haar medelid de heer J. G. van Kessel inzake politieaangelegen- heden; waartoe aan de Pers door of namens de heer Burge meester de gegevens waren verstrekt, spreekt over deze handelwijze haar misnoegen uit en geeft als haar wensch te kennen, dat in den vervolge aan de Pers voor behandeling in openbare vergadering slechts mededee- lingen gedaan zullen worden zaken betreffende en met uit sluiting van feiten in het bijzonder personen betreffende, en gaat over tot de orde van den dag. De VOORZITTER zegt dat indertijd, naar aanleiding van een desbetreffend verzoek van de Pers, door den Raad beslo ten is ook aan de Pers de raadsstukken, welke rondgezonden worden, te doen geworden. Spreker verkeerde in de stellige meening dat aan alle raadsleden die stukken waren toegezonden. De heer SCHULZ is niet voor geheimhouding en voor geheim zinnigheid zeker niet, maar dergelijke aangelegenheden als die poiitiekwestie, had men toch eerst wel eens in besloten verga dering mogen behandelen, vooral waar het ging om de uitlatin gen van een raadslid. Niet voordat de Raad zich er over uitge sproken had behoorde men de zaak publiek te maken. De VOORZITTER merkt op dat de Commissie in het geheel niet gesproken heeft over geheimhouding, terwijl de uitlatingen van den.heer van Kessel ook in het openbaar zijn gedaan. De heer NOORMAN heeft al eens verklaard dat het hem speet dat er publiciteit aan is gegeven nog vóór de zaak in den Raad behandeld was, maar vooral heeft hij het gelaakt dat in dit geval op bijzondere wijze aan de Pers stukken zijn toege zonden die aan de raadsleden niet eens zijn uitgereikt. Den heer DE ROO VAN ALDERWERELT wil het voorkomen dat er niet langer over gesproken behoeft te worden. De motie is duidelijk genoeg. De Voorzitter moet toch de eerste zijn om met de wenschen van den Raad rekening te houden. De VOORZITTER wil er wel rekening mede houden maar behoeft dat niet te doen. Die motie legt hij dan ook naast zich neer. Als de Raad of de Commissie zich vooraf duidelijk uitge sproken had ten aanzien van deze kwestie, dan zou de geheele zaak ook niet vooruit gepubliceerd zijn. De heer VAN KESSEL zegt dat het usance is dat de heer Akkerman voor de Haarlemsche pers de stukken krijgt. Het Bloemendaalsch Weekblad krijgt die altijd afzonderlijk. Waar om is in dit geval van die gewoonte afgeweken en waarom heeft men alleen aan den heer Akkerman, nog voordat hij de stukken is komen inzien, die bescheiden anoniem toegezonden en niet aan het Bloemendaalsch Weekblad. Wie heeft die op dracht gegeven. De VOORZITTER zegt dat hij daartoe opdracht heeft ge geven. De heer VAN KESSEL: juist en het ging er om de zaak publiek te maken voordat de Raad er zijn oordeel over uitge sproken had. De VOORZITTER zegt dat het hem niet bekend was dat het Bloemendaalsch Weekblad de stukken niet kreeg die aan de Pers worden toegezonden. De heer van Kessel zoekt er iets achter, doch deze zaak is voor spreker geheel zonder het opzet dat er in gezocht wordt. De heer LAAN vindt dat beter voor de pers gezorgd is dan voor de raadsleden. De VOORZITTER vindt dat jammer. Het is zeer zeker zijn bedoeling niet geweest. De heer VAN NEDERHASSELT wil nog wel even wat zeg gen van die motie. Afgezien van de vele taalfouten in- en de vorm van die motie, doet het toch vreemd aan dat men het doet voorkomen of hoofdzaak is de persoon van Kessel, terwijl het toch eigenlijk gaat om het onderzoek naar beweerde mis standen bij de politie. Daarvoor is een Commissie ingesteld en daarover heeft de Commissie rapport uit te brengen. Nu tracht men er door allerlei dingen, o.a. door de ingediende motie, een zaak van Kessel van te maken en gaat men'het doel waar voor de Commissie was ingesteld uit het oog verliezen. De heer BORNWATER vindt als het inderdaad ging om misstanden bij de politie, dat de Burgemeester, hoofd van de politie, dan geen Voorzitter der Commissie had moeten zijn, want onpartijdig onderzoek eischt toch onpartijdige arbiters Daarom heeft de zaak een zeer persoonlijk karakter. De heer NOORMAN zegt dat men er geen zaak van Kessel van heeft gemaakt, doch dat het door de gebeurtenissen een zaak van Kessel is geworden. De VOORZITTER merkt op dat het wel heel gemakkelijk is een blaam te werpen op de ambtenaren als men zich gedekt voelt door de Wet, die de raadsleden niet aansprakelijk stelt voor hetgeen door hen in een raadsvergadering wordt gezegd. De heer SCHULZ zou zeggen, als men de tweede conclusie ziet, dat liet niet gaat om de politie doch tegen den heer van Kessel. De Commissie volstaat met te verklaren dat de heer van Kessel in gebreke is gebleven te bewijzen dat de hoofd agenten geen nachtdienst doen. Men heeft niet onderzocht of de beweringen juist waren maar alleen gevraagd of de heer van Kessel bewijzen kon aanvoeren. Dat kon hij niet omdat hij zijn woord gegeven had. Maar als men werkelijk een onderzoek had ingesteld naar de beweerde misstanden, dan had men toch dienen aan te toonen dat de hoofdagenten wél hun plicht heb ben gedaan, wat, naar spreker's meening, toch niet zoo moeilijk zou zijn. Men heeft nu alleen in het licht gesteld dat de heer van Kessel niets kon aantoonen, maar daarmede is nog niet bewezen dat het niet juist is wat door hem beweerd werd Spreker begrijpt niet dat de politie er zelf geen prijs op stelt te bewijzen dat ieder zijn plicht heeft gedaan als dat dan zoo is. De VOORZITTER: neen, de persoon die beschuldigt moet bewijzen. De heer VAN NEDERHASSELT zegt dat de Commissie heeft onderzocht of de heer van Kessel kon bewijzen. Nu is het wel een heel aardige debatters-handigheid om de bewijslast om te draaien, maar daar wilde de Commissie'juist niet op ingaan. De heer BORNWATER vindt dat de Commissie toch ook had behooren te onderzoeken of die beschuldiging grond van waarheid bevatte en daarom acht hij de wijze van onderzoek absoluut van geen waarde. De heer HOGENB1RK is het er mede eens dat degene die beschuldigt bewijzen moet. Als de heer van Kessel geen bewij zen kan aanvoeren, dan had hij zijn mond moeten houden. Spreker kan zich levendig indenken dat de Burgemeester zich gekrenkt voelt als die praatjes van de achterklap in den Raad naar voren komen. De heer van Kessel heeft zich vereenigd met de notulen. Laat men er nu het zwijgen toe doen. De heer VAN NEDERHASSELT stelt er prijs op te verkla ren dat hij de zaak beschouwd heeft als een zaak de politie betreffende en niet den heer van Kessel. Wil de Raad dat het onderzoek uitgebreid en voortgezet wordt, dan moet men daar toe opdracht geven. De heer DE ROO VAN ALDERWERELT wil dat nu eerst de motie voorgelezen wordt. De VOORZITTER zegt dat de Raad hem geen complimenten of opdrachten heeft te geven. Hij is slechts uit hoofde van zijn ambt Voorzitter van den Raad. Men moet niet met zulke gekke dingen aankomen. De heer BISPINCK wenscht de opmerking te maken dat die motie door hem niet onderteekend is. De heer LAAN zegt dat die motie de opinie van de meeste raadsleden weergeeft. De VOORZIT TER zegt dat de fout echter hierin zit, dat de Commissie zich, wat de publicatie der stukken betreft, niet dui delijk heeit uitgesproken. De VOORZITTER vraagt of de Raad accoord gaat met de conclusie der Commissie. Den heer VAN KESSEL doet liet genoegen dat er Raads leden zijn geweest die al zijn verdediging op zich genomen heb ben. Als men de conclusies eens aandachtig naleest, dan schiet er eigenlijk bitter weinig over. Men heeft bij hem kwade trouw verondersteld, dat blijkt al uit de 1ste conclusie. Uit de raadsverslagen kon toch al blijken wat hij met het woord „overcompleet'' bedoeld heeft. In de maand Augustus, de druk ste zomermaand, zijn tegelijkertijd met vacantie geweest de Commissaris, een hoofdagent en drie agenten en men heeft er niets van gemerkt, alles is zijn gewone gang gegaan. Door de 2de conclusie is de politie nog niet gerehabiliteerd, immers men weet nóg niet of de hoofdagenten al dan niet nachtdienst heb ben gedaan. In de 3de conclusie wordt er melding van gemaakt dat Wierts niet om gezondheidsredenen in Leiden geen nacht dienst heeft gedaan. Dat was de hoofdzaak echter niet. Hoofd zaak was dat hij hier aangesteld is zonder vooraf gekeurd te zijn. In de vergadering van de Commissie heeft spreker al gezegd „zet er meteen bij dat die man op het oogenblik weer ziek is", dat werpt toch wel een eigenaardig licht op de zaak. Spreker zal niet verder over de zaak uitweiden, maar heeft men er niet genoeg van, dan is hij bereid vol te houden en zal hij zich niet ontzien nog meer verklaringen af te leggen als men dan opheldering wil. De heer VAN NEDERHASSELT zegt dat het voor den heer van Kessel een buitenkansje is dat het toeval wil dat de agent Wierts op het oogenblik weer ziek is. De heer VAN KESSEL heeft alleen gezegd dat het een eigen aardig licht op de zaak wierp. De heer VAN NEDERHASSELTjuist, maar het licht wordt pas eigenaardig als het verband houdt met de zaak. De heer SCHULZ wil al het andere verder buiten beschou wing laten, doch de 2de conclusie kan hem niet bevredigen, omdat hij gelooft dat de opdracht van den Raad was een onder zoek in te stellen naar de feiten. Voor spreker is het grootste belang te weten of de hoofdagenten al of niet nachtdienst heb ben gedaan. Hij kan niet begrijpen dat juist de hoofdagenten zelf er geen prijs op stellen die bewering onwaar te maken. De heer NOORMAN zegt dat de Commissie er op vertrouwd heeft dat aan den dienstrooster de hand werd gehouden, ter wijl door een der Wethouders verklaard is dat hij 's nachts meermalen een hoofdagent zag. Ook de Burgemeester en de Commissaris verklaarden er van overtuigd te zijn dat de hoofd agenten hun plicht deden. Als de Commissaris geweten had dat het 's Raads bedoeling was die zaak heelemaal uit te pluizen, De vaststelling van de notulen eener vorige vergadering is meestal een mimrtenkwestie. Deze keer ging er echter ruim een uur mee heen alvorens zij door den voorzitter als vastgesteld konden worden verklaard. De aanleiding daartoe was een vraag van den heer Bornwater aangaande een belofte in een vorige vergadering gedaan. Toen werd medegedeeld dat het plan bestond op 24 Au gustus een vergadering te houden ter be spreking van de grenswijziging. Deze verga dering is echter op genoemden datum niet ge houden waarover verschillende raadsleden hun misnoegen in tamelijk scherpe bewoor dingen te kennen gaven. Het toeval wil dat de Burgemeester tevens voorzitter is van de Commissie uit de Burge rij voor de Grenswijziging, terwijl die Com missie doet of er geen gemeentebestuur be staat In de omliggende gemeenten is dat an ders. in Schoten heeft zelfs de Raad het ad vies van de Commissie overgenomen. Men maakt er den voorzitter een verwijt van, dat hij als Burgemeester niet meer voort gang had gemaakt met deze voor onze ge meente zoo belangrijke zaak, terwijl alle om liggende gemeenten geheel of bijna gereed zijn. De voorzitter kon kort zijn met zijn ant woord. De rechtskundige adviseurs zijn nog niet gereed met hun rapport, wachten waar schijnlijk op de rapporten van de omliggende gemeenten om dan pas hun conclusies uit te brengen. Wat de Commissie uit de burgerij be treft, die doet niets dat in strijd is met de wet. Het staat de Commissie vrij of zij iets of niets aan derden wil meedeelen. Daar viel verder niet over te debatteeren. De bewoners van de befaamde woningen in Oosterduin, welke in het vorig jaar zijn ge reed gekomen, kunnen thans gerust zijn. Door aanneming van de gewijzigde verordeningen is een proces met den heer v. d. Vliet voor komen en blijven allerhande onaangenaamhe den achterwege. Indien echter, gelijk blijkt uit de woorden van den heer Laan, de heer G. J.v. d. Vliet er B. en W. wat eerder op attent had gemaakt, dat gebouwd werd op grond welke eigenlijk nog niet was overgedragen, zou er niets ge beurd zijn. Met dat al zal deze kwestie, indien de grond althans wordt verkocht voor ongeveer f 5. per M2., toch nog een schadepost voor de ge meente zijn van ongeveer f 10.000.Het kan ook meer zijn. De kwestie van Kessel en de politie-aange- legenheden loopt af zonder bevrediging voor een van beide partijen. De publicatie van het bewuste rapport is wel de onaangenaamste fout geweest welke door den voorzitter is gemaakt. De heer de Roo van Alderwerelt zag dat ook in en stelde daarom de volgende motie voor: De Raad der Gemeente Bloemendaal; Gezien de voorbarige (d.w.z. vóór behande ling in openbare vergadering) publiceering in de Dagbladen van de notulen der gehouden besprekingen en de conclusie der Commissie benoemd tot een onderzoek naar de bewerin gen- van zijn medelid- de heer J. G. van Kes sel in zake politieaangelegenheden-: waartoe aan de Pers door of namens den heer Burge meester de gegevens waren verstrekt, spreekt over deze handelwijze zijn misnoegen uit en- geeft als zijn wensch te kennen, dat in den vervolge aan de Pers vóór behandeling in openbare vergadering slechts mededeelingen gedaan zullen mogen worden zaken betreffen de en met uitsluiting van feiten- in het bizon- der personen- betreffende. Deze motie was mede onderteekend door het Commissielid Noorman en de heeren Schulz, Verdegaat, Teding van Berkhout, Dr. Bornwater en den heer Laan. Door de meerderheid dus. Het Dagelijksch Bestuur (althans de meer derheid, de heer de Waal Malefijt hield- zich doof) begreep niet waarom deze motie werd ingediend, begreep de strekking niet. De Commissie-raadsleden maakten hun ech ter duidelijk dat 't eergevoel in deze kwestie ook een woordje meesprak en zoo bekeken was de motie zoo helder als glas. Dat de beschuldiging aan het adres van de hoofdagenten nog niet is weggenomen be wijzen wel de woorden van den heer Schulz. Genoemde heer toch zou het zeer wenschelijk hebben gevonden, indien ter rehabilitatie van de bedoelde agenten was onderzocht, of de beschuldiging waarheid bevatte. Doch ook de heer van Kessel zal wel niet zoo heel tevreden zijn over de thans vast gestelde conclusies. Deze luiden thans aldus: Burgemeester en Wethouders (de Heeren Jhr. A. Bas Backer, A. J. de Waal Malefijt en E. W. A. van Nederhasselt) en de Raadsleden (de Heeren C. F. de Roo van Alderwerelt en W. Noorman) tezamen vormende eene door den Raad ingestelde Commissie van Onderzoek inzake politie-aangelegenheden, ter vergadering bijeen op Vrijdag 23 Juni 1922; Gehoord den heer J. G. van Kessel, raadslid, en den Commissaris van Politie (den heer Hiem- stra), terzake van de door den heer van Kes sel gemaakte aanmerkingen in de raadsverga-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1922 | | pagina 9