Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout, Vogelenzang, Jan Gijzenvaart en Santpoort Fotografisch Atelier BIPHF" Gr. Houtstraat 169 Drogisterij Fa. Haaks De Dolle Maagd a Uitgave van de Vereenigde Drukkerijen, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: De Genestetweg 23. - Tel. 2 2 003 Dit nummer bestaat uit twee bladen. ONTGOOCHELING. Telef. 3824 Telef. 3824 Raadsoverzicht. CINEMA PALACE VANAF VRIJDAG 1 JUNI (FASCINATION) Een enorm Stierengevecht FASCINATION TANGO. DE SHEIK. 17e JAARGANG ZATERDAG 2 JUNI 1923. :-v' tko. 22. BLOEMENDAALSCH WEEKBLAD Abonnement: Voor een half jaar 1.75 Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of meer korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent. Tusschen den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief. Wel hem, die de triomfen van een ander deelt; maar hij tot wien men veilig gaan kan in zijn leed, die is een god. A. S. M. Hutchinson. AVONDLIEDJE. De zachte heidekleuren blozen In de avondzon, En scheem'rend purper duistert om Den horizon; De donk're boomen staan te droomen In 't laatste licht; In snelle vlucht vliegt door de lucht Een late vogel Ver uit het zicht Zoo vliegen al mijne gedachten .Steeds naar u heen, 'k Geniet het leven en de schoonheid Door u alleen. Edward B. Koster. Mij is bijgebleven een gesprek, bij den dood van Rathenau meegedeeld door een dagbladschrijver, die met den ge storvene eenigen tijd geleden omgang had gehad. De groote econoom had zich toen uitgelaten over de ontgoocheling die hem in 't leven ten deel was geval len, en hierom maakte zijn ontboeze ming indruk, wijl hetgeen hij had ervaren ons aller ervaring zal wezen. Wij zien altijd hoog op tegen men- schen>, die in leeftijd of maatschappelij ke positie onze meerderen zijn, doch zoodra zijn wij niet in dezelfde omstan digheden gekomen, of alle grootheid blijkt schijn. Als Rathenau herinneren wij allen ons ook misschien nog, hoe trotsch en gelukkig we waren, toen we als kinde ren voor 't eerst naar school mochten gaan. Wat zagen we op tegen die groote jongens en meisjes, die in dat vreemde, plechtige gebouw zoo heelemaal thuis waren en die door de deftige meesters en juffrouwen elk zoomaar bij hun naam werden toegesproken. Maar spoedig waren wij aan de nieuwe omgeving ge wend geraakt, en „de school" zei ons niets meer. Zelfs vonden we het een eentonige, vervelende plaats en we wa ren blij, als we met vacantie naar huis konden gaan. Toch bleef onze eerbied voor de kin deren van de hoogere klasse. We von den het een heele onderscheiding, wan neer deze zich een enkele maal ver waardigden met ons te spelen. Zelf in de hoogere klasse gekomen, beseften we na een week onze nieuwe grootheid al niet meer, maar we verschoven onzen eerbied naar de leerlingen der nóg hoo gere klasse. Wie de emotie heeft doorgemaakt, toegelaten te zijn tot het gymnasium of de Hoogere Burgerschool, vergeet le venslang niet de vreugde, te zijn inge wijd in een nieuw en belangrijk myste- r'e. Helaas, het mysterie verplaatste Zlch, zooals de horizon zich verplaatst Wanneer wij haar trachten te naderen. Jfet mysterie verplaatste zich naar de ®nge broek en het opgestoken haar, dat 'bans aan de beurt was om ontzag in te bezemen. De lange broek of het opgestoken Jaar blijken ook al geen belangrijkhe- 1en> zoodra men ze zelf draagt. Maar ?ar is voor den gymnasiast, die het tlndexamen nadert, het wonder land Jin de overzijde. Als een gestalte uit °oger wereld schrijdt soms een stu- ,ent door de straten; eerbiedige blik- ,etl staren hem na, verloren in ontzag ]^0r het geheimenis van groentijd en r°egjool en legendarische avonturen. Een aardig Kinderportret verhooi.t pjiAIXvAAiAJ het geluk van uwen jaardag Bloemendaalschew. 301 Overveen. Voor den student zelf biedt het stu dentenleven ntet langer romantiek; wanneer hij een geheimzinnig gezicht zet, houdt hij zich slechts groot tegen over de onwetende wereld. Maar nu komt de maatschappij met haar ontzagwekkende plichten; nu komt het ambtsgeheim en die onnaspeurlijke gewichtigheid van „de zaken". Nu komt het huwelijk, waarover men bij voorbaat zooveel theoretische boomen heeft op gezet. Nu komt „de praktijk". Tegenover den arts, den predikant of den advocaat; tegenover den beursman en den bedrijfsleider, ach, voelt het stu dentje zich zoo groen! Ten overstaan van den ernst van het maatschappelijk leven beseft hij, dat het met zijn gewich tigdoenerij toch maar spel is. Eenige jaren ervaring, en ook deze aureool is verbleekt. Hoe gewoon is de betrekking, hoe kleurloos de sleur van het gezinsleven. Wat van buiten haast plechtig leek van ernst en gewichtig heid, is vertooning slechts als de rest. Zou veel cynisme van den middelbaren leeftijd niet zijn te verklaren uit de opvolgende reeks ontgoochelingen, waar uit de menschenloopbaan schijnt te be staan? Slechts op een afstand hebben de dingen beteekenis. Eerst moeten de jaren der grijsheid komen, om levenswijsheid te brengen. Nog blijft de ouderdom eerbiedwaardig. Totdat men ook zelf grijs is geworden. Welke grijsaard vindt zichzelf eerbied waardig? De „kroon der jaren" is van hetzelfde klatergoud gemaakt als al die andere kronen, die hun waarde verlo ren, zoodra men ze opzette. Is ze een troostelooze ervaring, deze ontgoocheling? Of kan men ze ook an ders beschouwen? Denken we nog eens aan den horizon. Bij elke wandeling, die we doen, laten we ons oog op nieuw weder bedriegen. En toch baart dit bedrog ons het omgekeerde van ver driet. Ze lokken, deze nabijschijnende dui nen en bosschen en tinnen; ze lokken, deze bergen en wolken en luchten, en we trekken op reis met bewondering in het hart. Het wonder, dat bij de na dering vliedt, herhaalt zich in verre verten. Gelijk de godheid als een vuur zuil bij dag, als een rookkolom des nachts Mozes vooruit schreed door de woestijn, trekt de allesbelovende toe komst ons mede op onze levensreis. Zij is het, die den mensch tot ontdekkings reiziger maakt. En nu moge het waar zijn, dat elke ontdekking haar onvermijdelijke ont goocheling brengt; naast de voldoening over 't bereikte, staat toch ook steeds de nieuwe kans, die alweer wenkt tot hervatting der poging. Waren we niet ontgoocheld, we zouden niet verder gaan. En nog steeds wordt Faust het slachtoffer van Satan, zoodra hij het oogenblik als volmaakt schoon wil be stendigen. C. OVERVEEN TELEFOON 956 Wat ontmoedigt ons, nietige schepselen, meer dan te moeten ervaren dat men op iets een absoluten verkeerden kijk heeft gehad. Wat maakt ons ellendiger, afgematter dan dat men de zekerheid krijgt dat men er naast staat. Men raakt gewoonweg de kluts kwijt. Dat overkwam mij bij de jongste Raadszitting. Zoo terloops had ik al gezegd dat de publieke tribune veel te klein zou zijn bij de behandeling va..r de Zeeweg-gronden, ik had er mijn week- salaris om willen verwedden (wat toch heusch zoo gering niet is) dat ettelijke tientallen buiten de deur zouden moeten blijven, doch op straat geduldig zouden hebben gewacht, tot de uit slag, al of niet intrekking van het Raadsbesluit van 8 Sept. 1921, zou zijn bekend geworden. Ik wist niet beter of alle inwoners die vóór intrekking van het besluit waren en hiervan hadden blijk gegeven door hun sympathiebetui ging in te zenden aan deCommissie van Ingeze tenen, zoowel de bewusten, als zij aan wie eerst nog de vraag moest worden gedaan ,,is U vóór of tegen hooge belastingen", ik herhaal, ik wist niet beter of alle ingezetenen die vóór intrekking van het Raadsbesluit waren, waren niet alleen benieuwd naar den uitslag van de besluiten welke eventueel zouden worden ge nomen in deze Raadszitting, doch dat zij ook door hunne aanwezigheid zeer zeker kracht zouden bijzetten aan hun meening, aan hun ver langen om het Raadsbesluit te zien vernietigd, door zooveel en in zoo groot mogelijk aantal ter Raadszitting aanwezig te zijn. Hoe ik het in mijn hoofd kreeg om zoo te denken? Wel heel eenvoudig. Ik behoorde bij degenen die nog wel eenig voordeel zagen in de exploi tatie van die Zeewegterreinen en bleef dat nog toen het bekende rapport omtrent die te exploi- teeren gronden verscheen tot op den dag dat ook aan mij de vraag werd voorgelegd of ik zoo graag veel belasing betaalde, in de toekomst oneindig veel meer nog dan thans. Neen, dat deed ik met veel tegenzin en er zat ook voor mij dus niet anders op dan mij te scharen bij de adressanten, bij de sympathisee renden van het adres hetwelk aan Ged. Staten zou worden gericht. Ik, die dus tot de lauwen behoorde, was ont zettend benieuwd wat men in deze Raadszitting zou besluiten en sprak het voor mij dan ook Vanzelf dat de velen die niet lauw maar zeer warm waren, zeer zeker aanwezig zouden zijn. En wat was het resultaat? Dat slechs èèn ingezetene op de publieke tribune plaats nam. De rest schitterde door af wezigheid. Wat voor mij beteekende, dat mijn meening, als zou een belangrijk deel onzer ingezetenen met verlangen uitzien naar vernie tiging van het Raadsbesluit van 8 September 1921, n.I. het besluit tot aankoop van de gron den langs den Zeeweg, absoluut een verkeerde meening is geweest en men er tamelijk koud onder blijft. Wat nu de behandeling van dit punt in den Raad betreft, ook dit liep met een ijzige kalmte af. Het was voor den Voorzitter de meest gewo ne zaak dat dit punt werd afgehandeld en niet werd verzonden naar de Grondcommissie om prae-advies. ZEd. beriep zich daarbij op de tijdsomstandigheden zooals die nu zijn en zoo als die waren in 191. GROOTE HOUTSTRAAT 111-113 TELEFOON 671 HAARLEM - IETS ZEER BIZONDERS - MAE MURRAY, de beeldschoone Amerik. actrice, in de hoofdrol. Geheel Haarlem zal onder de bekoring komen van dit schitterende mondaine filmwerk. Prachtvolle fotografie. Weelderige ensce- neering. In de 4e acte o.a. de speciaal voor deze film gecomponeerde Fascination is de grootste succesfilm van dit seizoen. Fascination werd gedurende 14 dagen vertoond in „Union" te Amsterdam, in Theater „Alberts Frères te 's-Graven- hage en in Cinema Palace te Rotterdam. VERWACHT: De heeren v. Kessel en Schulz beschouwden het als de meest gewone zaak indien de Raad bij zijn eenmaal-genomen besluit bleef als zijnde een gemeentebelang. Vooral de laatste, idealist als hij is, gelooft dat er na deze tijden van be roering en inzinking weer andere tijden zullen komen en op die komende tijden houdt hij het oog gericht, niet alleen voor zijn beginsel, doch ook naar hij meent als practicus voor de ge meente Bloemendaal. De heer Hogenbirk, de zakenman bij uitne mendheid, meende dat men bij verloop van het getij de bakens behoort te verzetten. Destijds was spreker voorstander tot aankoop, thans spreken voor hem de tijdsomstandigheden ook een woordje mee. Wie op een verkeerden weg is doet verstandig terug te keeren, ook al zal dit in verscheidene gevallen zwaar vallen. De heer Laan stak allen een riem onder het hart. Wat in zijn handen is wordt als tame lijk veilig beschouwd en ongetwijfeld gaat men als tegenstander denken: ,,ik begrijp niet dat die Laan nog zoo'n warme voorstander is." Dat hij een warme voorstander is, bleek uit zijn woorden. Toen de Voorzitter, die een warme" tegenstander is, zijn meening had uit gesproken over de geplaatste handteekeningen op het bekende request, en in het slot van zijn betoog aanvoerde dat de rol van den Raad veel mooier zou zijn indien aan de zaak een oplos sing werd gegeven zooals de geheele gemeente deze wenscht, dan dat eerst de zoogenaamde Grondcommissie deze zaak nog moet gaan be handelen, was het moment gekomen waarop de heer Laan wenschte te zeggen wat hem niet alleen op het hart drukte als een last, doch wat hem tot aan de keel zat. Ongeveer woordelijk antwoordde hij den Voorzitter: Wat praat U van een zoogenaamde grondcom missie? Wat praat U van die gronden? Die gron den zitten mij tot zóó (wijst naar zijn keel). Tot zóó! Wie heeft mij indertijd overgehaald in de Zeewegcommissie zitting te nemen? U! Wie heeft mij trachten te overtuigen van de noodza kelijkheid om dien duren weg te krijgen? U! En wie heeft, onbegrijpelijk genoeg, ons altijd tegen gewerkt? U! Wij hebben wel vijf-en-twintig vergaderingen er over gehad met de Erven v. d. Vliet. En nadat u doorgedreven heeft om uw zin te krijgen, heeft u ons altijd tegengewerkt. Hoe dit komt weet ik niet. Dat heb ik nooit begrepen! Maar het is zoo. En u behoeft den Raad niet te influenzeeren, de Raad weet heel goed wat te doen. Het is ergerlijk hoe u zich altijd tegen alles heeft verzet, met speldeprik- ken, zou ik zeggen. Ik houd vol dat deze aankoop voor de ge meente geen strop zal worden en kan mij niet voorstellen dat zich aan den weg geen menschen zullen vestigen en ik hoop dan ook dat aan de zoogenaamde commissie, die er toch voor is aangewezen, om advies zal worden gevraagd. 'n Oogenblikje stilte. Daarna nog eenige kleine raadgevingen of

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1923 | | pagina 1