sie nog niet is eene Commissie van bijstand en dat is ook nog
niet het geval, die Grondcommissie is nog eene Commissie van
advies. Ook spreker acht het wenschelijk om er eene Commissie
van bijstand van te maken. B. en W. zullen in de volgende ver
gadering waarschijnlijk wel met een desbetreffende voordracht
komen.
De heer Mr. Dr. LUDEN geeft in overweging vast tot de
benoeming over te gaan. In de volgende vergadering komt dan
waarschijnlijk een voordracht van B. en W. om de Grondcom
missie te vervormen tot eene Commissie van bijstand. Tegelij
kertijd kunnen B. en W. dan eens onder de oogen zien of het
niet wenschelijk is om de Grondcommissie tevens te doen zijn
de Commissie voor Publieke Werken.
De VOORZITTER zegt dat de voordracht van B. en W.,
waarvan in art. 54 der Gemeentewet sprake is, niet geldt de
personen maar de Commissie zelve. De Raad is niet bevoegd
zelfstandig eene Commissie van bijstand in te stellen. Dat is
ook zeer logisch, eene Commissie is er om B. en W. bij te staan
in het beheer van een bepaalde tak van dienst. Als B. en W. die
bijstand niet noodig achten dan komt er geen Commissie, dat
is duidelijk.
De heer OTTO merkt op dat de Wet nu eenmaal het bestuur
van de gemeente in handen van den Raad heeft gelegd, de Raad
is verantwoordelijk en de Raad heeft de Commissies te benoe
men, maar op voordracht van B. en W. Een punt van belang
is dat een van de Wethouders of de Burgemeester Voorzitter
moet zijn en die aanwijzing moet geschieden voordat de Com
missies worden benoemd. In de voordracht van B. en W. moet
dus staan dat zij eene Commissie van bijstand wenschen be
noemd te zien en dat als Voorzitter der Commissie zal optre
den
De VOORZITTER gelooft dat hier een misverstand in het
spel is. Het gaat nu over Commissies die al jaren hebben be
staan.
De heer OTTO zegt dat er bij hem geen sprake is van mis
verstand. Het is naar zijn meening bij dezen stand van zaken
onmogelijk tot een regelmatige benoeming over te gaan. Het
gaat bij hem om de vraag voor welke takken van dienst eene
Commissie van bijstand noodig is en naar zijne meening is
het zeker noodig voor de vijf belangrijkste takken van dienst
eene dergelijke Commissie te benoemen, te weten: voor het
grondbedrijf, voor waterleiding en gas, voor publieke werken,
voor onderwijs en voor financiën. Spreker zal zich veroorloven
een motie in te dienen, waarbij B. en W worden uitgenoodigd
in de volgende vergadering met voorstellen te komen tot be
noeming van Commissies van bijstand voor de belangrijkste
takken van dienst. Nu rest nog de vraag of thans reeds tot
benoeming van eenige Commissies moet worden overgegaan.
Het kan, naar spreker's meening, allemaal wel wachten tot de
volgende vergadering. Men heeft het al uitgesteld, het had
eigenlijk op 4 September moeten plaats hebben, wat is er
tegen om de geheele zaak eerst nog eens ernstig te overwegen,
opdat B. en W. uitgemaakt hebben welke Commissies er moe
ten komen.
De heer LAAN heeft er bezwaar tegen om de benoemingen
aan te houden. De Grondcommissie, de Financieele Commis
sie en de Werkloozencommissie, zij zijn allen onmisbaar en hun
optreden is zeer urgent. De Commissies van bijstand kunnen
alleen benoemd worden op voordracht van B. en W., welnu, er
is geen voorstel dienaangaande, dus het gaat voort op den
ouden voet, totdat Ben Weventueel met voorstellen komen
De heer HOGENBIRK onderschrijft de woorden van den
heer Mr. Dr. Luden. Alleen de Waterleidingscommissie is eene
Commissie van bijstand in den waren zin des woords, de overige
Commissies zijn Commissies van advies.
De heer DE WAAL MALEFIJT gelooft ook dat men het
daar algemeen over eens is. Welnu, welk bezwaar bestaat er
dan om tot de benoeming over te gaan Of er moet komen eene
Commissie van Onderwijs, dat zullen B. en W. nog in overwe
ging moeten nemen, evenals het idee van den heer Mr. Dr.
Luden om publieke werken en grondbedrijf in één hand te
houden en de Grondcommissie te vervormen tot eene Commissie
van bijstand. De Financieele Commissie werkt beter als Com
missie van advies, wat zij tot op heden altijd geweest is.
De heer OTTO wil precies zeggen waar het op staat. Dat men
op het oogenblik in een impasse zit is niet aangenaam, doch
het is niet de schuld van den Raad maar de schuld van B. en W.
Er wordt gezegd dat de Waterleidingscommissie eene Commis
sie van bijstand is, maar dat is absoluut onjuist, er is hier in
het geheel geen Commissie van bijstand. Noch de Waterleidings
commissie, noch de Grondcommissie is eene Commissie van
bijstand, want er is absoluut geen voordracht van B. en W. en
de Raad moet toch weten, voordat hij tot de benoeming over
gaat, welke Commissies er zullen worden ingesteld en wat
Commissies van bijstand zijn, zulks met het oog op de keuze
van de personen. Spreker handhaaft zijn motie.
De heer VAN NEDERHASELT kan het met de strekking
van de motie van den heer Otto wel eens zijn, maar zou in
overweging willen geven het met name noemen van de Commis
sies achterwege te laten.
De heer OTTO wil aan dat bezwaar gaarne tegemoet komen.
De motie luidt dan:
„De Raad, van oordeel dat voor de belangrijkste takken van
„dienst Commissies van bijstand behooren te worden ingesteld,
„noodigt Burgemeester en Wethouders uit, in de volgende
„vergadering daaromtrent voorstellen te doen en gaat over tot
„de orde van den dag".
De heer LAAN blijft op benoeming aandringen.
De heer KREMER is het met de strekking van de motie
des heeren Otto ook volkomen eens, in dergelijke gewichtige
aangelegenheden vooral moet men correct handelen. Evenwel,
hij zou met het oog op de urgentie de middenweg willen bewan
delen, omdat hij voelt dat de werkzaamheden van de Grond
commissie geen uitstel kunnen lijden.
De heer HOGENBIRK zou, al is het misschien niet heelemaal
in den vorm, deze zaak toch maar willen afmaken. Het is
altijd zoo gegaan en nooit heeft men er eenig nadeel van onder
vonden.
De VOORZITTER begrijpt er niets meer van. Het is alles
in den vorm, men zit niet in een impasse. Wat de heer Otto
zegt is onjuist. Nergens staat het voorgeschreven dat b.v. de
Voorzitters vooraf moeten worden aangewezen. Dat de Water
leidingscommissie eene Commissie van bijstand is staat als
een paal boven water.
De heer SCHULZ voelt ook niet wat er tegen is om thans
tot benoeming over te gaan. Het eenigste bezwaar dat zou kun
nen gelden is dat men nog niet weet wie als Voorzitter zal op
treden, maar dat kunnen B. en W. staande de vergadering des
noods wel zeggen. Spreker vindt dat echter niet van zooveel
belang om er de benoemingen voor uit te stellen.
De VOORZITTER stelt daarop voor tot de benoemingen
over te gaan.
De heer OTTO zou gaarne zijn motie eerst in stemming ge
bracht zien. Als die motie aangenomen wordt zou hij met B.
en W. nog van gedachten willen wisselen omtrent de vraag
welke Commissies urgent zijn en welke niet. De Commissies
die nog niet dadelijk behoeven op te treden kan men gevoegelijk
in de volgende vergadering benoemen.
De heer LAAN acht het optreden van alle Commissies urgent,
althans de Grondcommissie, de Financieele Commissie en de
W erkloozencommissie.
De heer OTTO merkt op dat B. en W. verantwoordelijk zijn
zoolang er nog geen Commissies zijn benoemd. De zaken kun
nen evengoed afgedaan worden.
De heer LAAN zegt dat men toch begrijpen zal dat B. en W.
niet zoo goed op de hoogte kunnen zijn als de Commissies ten
aanzien van de aan elk hunner opgedragen taak. De Werkloo
zencommissie b.v. is langzamerhand van alles te weten geko
men van de menschen die zich aanmeldden, maar dat weten
B. en W. niet Spreker geeft den heer Otto in overweging nu
maar over die kleine informaliteit heen te stappen.
De VOORZITTER: er valt geen enkele informaliteit te con-
stateeren.
De heer OTTO kan toch wei constateeren dat er geen eenstem
migheid heerscht. Het is nóg niet uitgemaakt of de Grondcom
missie eene Commissie van bijstand dan wel eene Commissie
van advies is. Er valt ook groote verwarring te constateeren
ten aanzien van het werken der Commissies in de praktijk. Het
komt herhaaldelijk voor dat eene Commissie van bijstand als
eene Commissie van advies en omgekeerd eene Commissie van
advies als eene Commissie van bijstand optreedt. Waarom zou
men er dan eindelijk niet eens wat meer duidelijkheid in bren
gen.
De heer LAAN zegt dat niemand ooit iets van eene verwar
ring heeft gemerkt. Men is het er nu wel over eens dat de
Grondcommissie nog niet is eene Commissie van bijstand, doch
eene Commissie van advies.
De motie van den Otto, daarna in stemming gebracht, wordt
aangenomen met 14 stemmen tegen 1 stem. De heer Laan stemt
tegen.
De stemmingen hebben het volgende resultaat:
Commissie voor de Strafverordeningen.
Benoemd zijn de heeren Mr. Dr. Luden en Bornwater.
De Burgemeester treedt ambthalve als Voorzitten op.
Waterleidingscommissie.
De heeren Hogenbirk en de Roo van Alderwerelt worden
benoemd. Van deze Commissie van bijstand wordt de
Voorzitter door B. en W. uit hun midden aangewezen.
Financieele Commissie.
Benoemd zijn de heeren Schulz, Mr. Dr. Luden en Kremer.
Grondcommissie.
Benoemd zijn de heeren van Kessel, Bornwater, de Waal
Malefijt en Blanke voort.
Werkloozencommissie.
Benoemd zijn de heeren van Kessel, Verdegaal en Blanke
voort.
Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg.
Benoemd zijn de heeren Hogenbirk, Otto en van Kessel.
Plaatsvervangende leden.
Benoemd zijn tot plaatsvervangers de heeren Bornwater, de
Roo van Alderwerelt, Kremer en de Waal Malefijt.
Op een desbetreffende vraag van den VOORZITTER ver
klaren alle benoemden hunne benoeming (en) aan te nemen.
IV. BENOEMING VAN DEN HEER Ign. BISPINCK TOT
ADVISEUR VOOR HET FOTOGRAFISCH ARCHIEF.
Bij acclamatie wordt de heer Ign. Bispinck tot adviseur voor
het fotografisch archief benoemd.
De heer DE ROO VAN ALDERWERELT geeft in overwe
ging op dien weg niet voort te gaan. Het zou kunnen gebeuren
dat in een volgende vergadering werd voorgesteld om spre
ker's vroegeren buurman, die veel voelde voor klokken, tot
adviseur van de klokken te benoemen.
V. VERKOOP VAN GROND AAN DE BOSCH EN DUIN
LAAN AAN HET PROVINCIAAL WATERLEIDINGSBE
DRIJF.
Voorgesteld wordt Burgemeester en Wethouders te machti
gen aan den Directeur van het Provinciaal Waterleidingsbe
drijf van Noordholland te verkoopen het op bijgaande situatie
gearceerd aangegeven perceel grond, kadastraal bekend ge
meente Bloemendaal, Sectie A. no. 7761, ter grootte van pl.m.
400 M-. voor den prijs van vijf en twintig honderd gulden, en
ontheffing te verleenen van het voorschrift, vervat in art. 7
der Bouwverordening, ten behoeve van den bouw eener garage
met bovenwoning op dien grond.
De VOORZITTER deelt mede dat hedenmorgen is ingekomen
een adres van de Besturen der Woningbouwverenigingen
„Bosch en Duin" en „Bloemendaal-Noord", waarin ontraden
wordt om vergunning te verleenen voor den bouw van een
autogarage van het Prov. Waterleidingsbedrijf, omdat door
dien bouw een smaakvolle afsluiting van het park zou moeten
verdwijnen, terwijl een garage groote onrust met zich brengt.
De heer DE ROO VAN ALDERWERELT zou onafhankelijk
van dit adres willen vragen of B. en W. zich vergewist heb
ben wat daar komen zal. De garage schijnt volgens de teekening
geen hoofdzaak te wezen. De garage zou worden 5 X 6 M„
het magazijn 5 X 5-20 M. en de werkplaats 7 X 8-20 M.
De heer HOGENBIRK had er gaarne het advies van de
Grondcommissie bij gezien, met het oog op de prijsstelling.
Voorts wil hij opmerken dat door bekrachtiging van het ont-
werp-besluit de gelegenheid geopend wordt om daar in Bosch
en Duin te krijgen een reparatie-inrichting, waarvoor vergun
ning noodig is krachtens de Hinderwet. Spreker weet niet hoe
machtigen boom uit de ringen waarmede de
deur gesloten was. Hamilcar nam een fakkel
en verdween in de duisternis.
Men geloofde dit de plaats der familiegra
ven; doch men zou er slechts een wijden put
hebben gevonden. Deze was gegraven uitslui
tend met bet doel de dieven te doen mistasten,
wijl daar niets verborgen werd. Hamilcar liep
erlangs, daarna zich bukkend, deed hij een zeer
zwaren molensteen draaien, en door de aldus
ontstane opening drong hij in een kegelvorm
gebouwd vertrek binnen.
Bronzen schubben bedekten de wanden; in
het midden, op een granieten voetstuk, verhief
zich het standbeeld van een Kabyr genaamd:
Aletes, ontdekker van de mijnen in Celtiberië.
Tegen het voetstuk aan, langs den vloer, wa
ren kruislings gerangschikt breede gouden
schilden en monsterlijke zilveren vazen met
dichten hals, van bizonderen vorm en die tot
niets dienstig konden zijn; want men had de
gewoonte aldus hoeveelheden metaal te gie
ten opdat het verkwisten en zelfs het ver
plaatsen -ervan onmogelijk zou wezen.
Met zijn fakkel ontstak hij een mijnwerkers
lamp bevestigd aan de muts van een afgods
beeld; plots werd de zaal verlicht door groene,
gele en blauwe, violette, wijnkleurige vlam
men. Het vertrek bleek vol van gesteenten
die in gouden kalebassen, als lampen aan me
talen spijlen hengend, of in hun ertsklomp on
der aan den wand1 lagen- Het waren Callaïs-
Smaragden door slingerworpen van de bergen
'afgerukt, karbonkels door urine van Lynxen
gevormd, uit de maan gevallen Tongsteenen,,
Tyano's, Diamanten, Zwavelsteenen, Chryso-
berillen, met de drie soorten robijn, de vier
oorten saffier en de twaalf soorten smaragd.
Zij alle fonkelden als melkspatten, als blauwe
ijspegels, als zilvergruis, zij lieten hun'schitte
ring in vlekken, bundels, sterren uitstralen.
Het door het onweer ontstane Wassteen glin
sterde naast calcedonen die vergiftiging ge
nezen. Daar waren topazen van .den berg Za-
barca om angsten te vermijden, opalen van
Bactrië die abortus verhinderen, en Atnmons-
hoornen die, onder het bed geplaatst, droomen
verwekken.
De fonkeling der gesteenten en de vlammen
der lamp weerkaatsten in de groote gouden
schilden. Hamilcar stond met de armen ge
kruist en lachte; en hij genoot minder door
het schouwspel dan door het bewustzijn zijner
schatten. Deze toch wist hij onberijkbaar, on
uitputtelijk, onbegrensd. De onder zijn schre
den sluimerende voorvaderen, brachten iets
van hun" onsterfelijkheid in zijn hart. Hij voelde
zich nabij ondercardsche geesten. Hij ervoer
iets als de vreugde eens Kabyrs; en de zijn
aangezicht beschijnende lichtstralen geleken
hem het uiteinde van een onzichtbaar netwerk
dat, door de afgronden heen, hem laan het
middelpunt der wereld verbond-
Een denkbeeld deed hem ontroeren, en wijl
hij achter het afgodsbeeld stond, liep hij recht
naar den wand. Toen onderzocht hij tusschen
de tatoueering van zijn arm, een horizontale
lijn met twee andere recht opstaande lijnen,
die in Kanaanietische cijfers bet getal dertien
uitdrukten. Hij telde daar de metalen platen
tot dertien, stroopte nog eens zijn wijde mouw
■op, en met de rechterhand uitgespreid volgde
hij op een andere plek van zijn arm, ingewik
kelder lijnen, terwijl hij op de wijze van een
lyre-bespeler zachtjes zijn vingers bewoog.
Eindelijk sloeg hij zeven maal met den duim;
en heel een gedeelte van den wand wentelde
als één klomp rond.
Deze wand bedekte een soort van kelder
die geheimzinnige voorwerpen zonder naam
en van onberekenbare waarde verborgen hield.
Hamilcar daalde drie treden af; uit een zilve
ren kuip nam hij een lamahuid drijvend op
een zwart vocht, en toog weer naar boven.
Abdalonim ging hem vóór. Hij klopte op de
vloertegels met zijn hoogen staf waarvan de
knop met belletjes was voorzien, en voor
ieder vertrek riep hij Hamilcar's naam toege
voegd aan lofbetuigingen en zegeningen.
In de ronde galerij waarop alle gangen uit
liepen, waren langs de muren sandelhouten
balkjes, zakken Lawsonia, koeken van Dem-
nosaarde, en schildpadruggen vol paarlen bij
eengebracht. De Sehofet roerde die in het
voorbijgaan onmerkbaar aan, zonder zelfs te
kijken naar reusachtige brokken barnsteen, een
bijkans goddelijke stof door de stralen der
zon gevormd.
Een wolk geurige damp ontsnapte.
„Duw de deur open!"
Zij traden binnen.
Naakte mannen kneedden massa's deeg,
stampten gewassen, roerden in kolen, goten
olie in kruiken, openden en sloten kleine ei
vormige cellen overal in de wand uitgehold
en zoo talrijk dat het inwendige van het ver
trek er door een bijenkorf .geleek. Uit de cel
len kwamen zalfnoten, aziatische hars, suffraan
en viooltjes te voorschijn. Overal lagen aller
lei soorten gom, poeder, wortels, glazen fla
cons, takken van hunggewassen, rozeblaadjes
verspreid; men dreigde te stikken in de geu
ren, ondanks 'den warrelrook van midden op
een metalen drievoet smeulend amber.
Het Hoofd-der-heerlijke-geuren, bleek en
lang als een was-fakkel, trad op Hamilcar toe
om in diens handen een rol Atnmoniakgom te
verbrokkelen, terwijl twee andere mannen hem
de hielen wreven met bezaënbladen- Hij stoot
te ben van zich af; het waren Cyreneërs van