Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal,
Overveen, Aerdenhout, Vogelenzang, Jan Gijzenvaart en Santpoort
HAARLEMSCHE BANKVEREENIGINü
Qiroverkeer door geheel Nederland
4A
BEHANQERf
MEUBELMAKERf
JTOfFEERDEIw
Uitgave van de Vereenigde Drukkerijen, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: De Genestetweg 23. - Tel. 2 2 00 3-
IJDELHEID.
Fotografisch Atelier „RICHE" - Haarlem
vergrootingen Groote Houtstraat 169, Tel. 3472 reprodocties
17e JAARGANG
ZATERDAG 10 NOVEMBER 1923.
No.MCv^,
P-
BLOEMEN
fj
3
Abonnement:
Voor een half jaar f 1.75
Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of
meer korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en
verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent.
Tusschen den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief.
Dit nummer bestaat uit drie bladen,
waarbij een Kindercourant.
Opent uw oogen en ontwaakt! Ziet de din
gen zooals zij zijn en gij ^ult troost vinden.
B o e d d h a.
DE AVONDRIETZANGER-
,.Wie gaarne 's avonds laat
In oude boeken leest
En om zijn eenzaamheid
Den stillen dood niet vreest.
Voor .hem is 't goed te luisteren
Naar den zanger van den nacht.
Hij kent- zijn jeugd en smart
In dezen verzenzang.
Hij hoort 'zijn eigen ziel
En ziet zijn levensgang.
En glimlacht zacht, al luistrend
Naar den zanger van den nacht.
Dan licht zijn leven blank
En zonder rimpeling.
Hij is niet droef, niet blij
Om de herinnering".
Hij leest zijn boek en luistert
Naar" den zanger van den nacht".
Josef Cohen.
NADRUK VERBODEN.
Erasmus noemt in zijn Lof der Zot
heid de ijdelheid een der drijfveeren, die
de mensch moeilijk kan missen. Uit ijdel
heid begint menig onzer 'n onderneming,
die de gemeenschap ten goede komt.
Zijn beweegreden moge niet zuiver we
zen, de gevolgen van zijn daad zijn voor
allen profijtelijk. Wat zou er van de
maatschappij terecht komen, zoo men
'de ijdelheid plotseling haar macht ont
nam?
Het is er hetzelfde mee als met het
winstbejag. Ieder keurt het af, en toch
komen er groote belangen door tot
stand. Niet ieder is tot die zedelijke
hoogte geklommen, waarop men den
arbeid om zichzelfs wille waardeert.
Het gaat om het broodje en als de ra
ven voor het broodje zouden zorgen,
zou de arbeidslust zijn verdwenen.
Maar is dit wel zoo? Zou het wer
kelijk waar wezen, dat in een gemeen
schap, waarin arbeid voor levenson
derhoud overbodig ware geworden, alle
menschen als dikke vette renteniers
in hun armstoel zouden blijven zitten?
Ik geloof, dat verreweg de meesten on
zer Luilekkerland een vervelend oord
zouden vinden, zoo ze er niet mochten
werken, Wie nog over een gezond
lichaam en een gezonden geest be
schikt, kan den arbeid niet missen. Hij
werkt uit lust tot werken; hij wil zijn
spieren en zijn hersens voelen; hij heeft
behoefte aan de eeuwige wisselwerking
tusschen inspanning en ontspanning,
tusschen arbeid en rust.
Toch zou ook dit werktuigelijk ar
beiden hem 'geen bevrediging schen
ken. Het gevoel van lichamelijk welbe
hagen, dat de arbeid verschaft, is voor
den geest onvoldoende. Niemand werkt
voor zichzelf; ieder wenscht te werken
voor anderen. Hij wil zijn arbeid erkend
zien; hij wenscht de aandacht te trek
ken; het is hem om dank en bewonde
ring te doen.
Vroeger sprak men van „eerebaan
tjes" en, al hoort men het woord weinig
meer bezigen, toch zijn er nog veel on
betaalde betrekkingen, die men waar
neemt om de eer. Zou het zijn louter
uit naastenliefde of uit toewijding aan
ideeele belangen, dat men een voor
Ondergeteekende heeft de eer zijn geachte clientèle er op attent te maken
(om teleurstelling te voorkomen) zich nu reeds voor de a.s. ST. N1COLAAS
te laten fotografeeren. Hoogachtend, FOTOGRAFISCH ATELIER „RICHE".
BLOEMENDAAL
Giro-opdrachten vóór 3 uur in ons bezit ('s Zaterdags vóór 11 uur's morgens) worden
nog DENZELFDEN DAG DOOR ONS BEHANDELD zonder berekening van kosten.
Giro-biljetten zijn KOSTELOOS verkrijgbaar in boekjes van 25 of 50 stuks.
Rentevergoeding op giro-rekeningen thans U/2
zitterschap of secretariaat waarneemt?
Dat men zich inspant voor zijn club
op het sportveld; dat men op propagan
da gaat voor zijn partij; dat men in
kerk of staat zich afslooft met redevoe
ringen of met het opstellen van ge
schriften?
Het is dikwijls de ijdelheid, die als
drijfveer achter een werkzaam leven
staat. Op één gebied openbaart zij zich
wel bijzonder duidelijk. De kunstenaar
kan in armoede leven; hij kan zich ont
beringen getroosten, maar tegen mis
kenning kan hij niet op. Het zijn slechts
de heel grooten, de begenadigde zielen
zijn het, die doorwerken met een on
verstoorbaar hart, wanneer het publiek
hen achteloos voorbijgaat, wanneer de
kritiek hen smaalt. Maar de meesten
laten zich ontmoedigen, zoodra men
hun ijdelheid krenkt.
Bewondering is de zweep voor den
voetballer en den tooneelspeler, voor
den redenaar en voor den schrijver. Bij
val is de prikkel, die tot het uiterste
aanzet, als alle andere prikkels falen.
Als de ijdelheid wordt gestreeld ver
waarloost men zijn belangen, zijn ge
zondheid, zijn zelfrespect. Wie iemands
ijdelheid streelt, brengt hem in een
roes, maakt hem dronken, doet hem
zichzelf vergeten.
Het is begrijpelijk, dat slimme klan
ten gaarne misbruik maken van de
ijdelheid hunner evenmenschen. Men
ziet in dit beroep op een algemeene
eigenschap geen kwaad. Waarom voor
een goed doel een rijkaard geen geld
uit den zak geklopt door hem een
eere-voorzitterschap aan te bieden?
Waarom een invloedrijk persoon niet
eens extra geprezen om een wit voetje
bij hem te krijgen? Hoe ijdeler hij is,
te minder merkt hij den opzet, want
ijdele menschen zijn domme menschen.
Een waarlijk verstandig mensch weet
wat zijn persoonlijkheid waard is en
laat zich door vleierij niet bedriegen.
Maar de waarlijk verstandigen zijn
onder ons uitzondering. De dwazen
vormen voorloopig de meerderheid. En
moet men den dwazen hun dwaasheid
kwalijk nemen? Misschien doet men
beter, met hun dwaasheid productief te
maken, zoo deze toch ongeneeselijk is.
Natuurlijk is de edelste drijfveer in
't leven de liefde, die niet zichzelf zoekt,
maar die zich richt op het ideëele,
bovenpersoonlijke belang. En de
laagste drijfveer is de vuige, ordinaire
eigenbaat. Maar tusschen deze beide,
uitersten in, staat een gansche reeks
van beweegredenen, waaronder de
ijdelheid terstond in het oog valt. Zij
openbaart zich in verschillende scha
keeringen, van den schuldigen en be-
lachelijken tot den onschadelijken en
innemenden vorm.
Een klein tikje hebben wij er alle
maal van te pakken. En wat zou dit
ook? Eerst de onevenredige verhouding
stempelt onze eigenschappen tot deugd
en ondeugd. Wanneer 't meisje voor
den spiegel een krulletje recht trekt,
moeten wij maar denken, hoe de roos,
die zichzelve tooit, meteen de gaarde
siert. En als een ijverig man niet onge
voelig voor een prijsje blijkt, herinneren
wij ons, hoe wij een mooie rede of een
goed stuk werk zouden hebben gemist,
zoo zijn ijdelheid hem niet had aange
spoord.
De ijdelheid is in haar onschuldigste
gedaante het zonnetje, dat de bloemen
zich op haar schoonst doet ontplooien.
En in haar schuldigen vorm? Och, mis
schien is zij de mest, zonder welke het
gewas ook al niet wil gedijen, C.
TOONEEL.
Stadsschouwburg, Haarlem. De Haghespelers.
Nju, Een dagelijksche geschiedenis van Ossip
Dynow, in 10 tafereelen.
Het procédé, dat Ossip Dynow in „Nju" ge
kozen heeft om zijn gevoelens en gedachten te
vertolken, moge eenerzijds het ordeel hebben,
dat de spanning bij het publiek, dat voortdurend
nadenken moet, verhoogd wordt, anderzijds mist
het de groote, verhelderende uitwerking, die nu
eenmaal terecht van kunst verwacht wordt.
De schrijver geeft ons tien korte tafereelen,
die telkens afgebroken worden, juist als de
spanning bij het publiek een hoogtepunt bereikt
heeft en wanneer de toeschouwer zich nog
eens te vaster in zijn stoel plant, om niets
van het vervolg te laten ontglippen, zeggen de
toeschuivende gordijnen hem in naam van den
schrijver: „de rest begrijpt ge wel".
Hoe weinig echter het publiek van dit echt
Russische stuk begreep, bleek duidelijk uit de
vele vragende blikken en uit de onrust, waar
mede de een zich tot den ander wendde.
Het zijn dan ook niet meer dan aanduidingen,
die de schrijver geeft en waaruit men de strek
king van dit stuk moet opbouwen.
Nju is de onbevredigde vrouw, getrouwd met
een man, die meer haar lichaam dan haar ziel
liefheeft, maar dan ook met een hevigheid,
die hem noodlottig zal zijn.
Op haar beurt bemint Nju een dichter, die
meer aangetrokken wordt door de teedere
blankheid van Nju's handen dan door de ont-
bloeiïng van haar ziel. Wanneer Nju ook in den
dichter teleurgesteld is, dan concentreeren
hare liefde en genegenheid zich geheel en al op
de beeltenis van den dichter.
En nu de dichter zelf? Hij is zoo juist door
zijn eigen vrouw verlaten. Wanneer hij dat aan
Nju vertelt slaat zij de oogen neer. „Dat doen
vrouwen altijd, de oogen neerslaan, wanneer
een man haar vertelt, dat zijn vrouw hem ver
laten heeft", zegt de dichter. En waarom doen
ze dat altijd? Wel, omdat ze het van elkander
weten, hoe ze de mannen behandelen. Ja, ze
handelen op bevel, de vrouwen, op bevel van
haar hoofdbestuur.
Zulke bittere ervaringen heeft de dichter met
vrouwen opgedaan, dat hij de beide seksen als-
vijandelijke kampen t genover elkaar ziet staan.
Wanneer Nju zichzelf gedood heeft en de
bedroefde ouders haar dagboek lezen, dan blijkt
de vader ten spijt van zijn hoogen leeftijd,
de vrouwenziel nog steeds niet te kunnen be
grijpen zonder de bemiddeling van de oude
moeder en terwijl deze den man, den dichter
heftig veroordeelt, vonnist de vader zijn eigen
dochter, de vrouw.
Deze aanwijzingen zijn voldoende om te be
grijpen, dat Osip Dynow, zijn „Nju" schrij
vende, geinspireerd werd door de tragische on-
OVERVEEN TELEFOON 956
vereenigbaarheid der naar vereeniging hunke
rende beide seksen. Doch de schrijver laat ons
geen oogenblik meer in twijfel, wanneer hij
den dichter tegen Nju laat zeggen.dat hij een
roman wil gaan schrijven, waaraan hij den naam,
„De Twee Polen", wil geven en dat deze beide
polen de man en de vrouw zijn.
Dit boek zal, zoo zegt de dichter hun kind
zijn en hij zal het aan Nju opdragen. Deze er
varing, dat man en vrouw als twee polen van
het menschdom tegenover elkander staan en
blijven, is de bittere vrucht, is het kind uit het
liefdeleven tusschen Nju en den dichter.
Een providentieele beschikking drijft, tot in
standhouding van het menschdom, de beide sek
sen, met onweerstaanbaar geweld, tot elkander,
doch dezelfde Voorzienigheid heeft beschikt,
dat de behunkerde verééning niet verwezen
lijkt zal worden, opdat wij onze rust en zalig
heid niet zullen zoeken in het tijdelijke.
Op dit contrast tusschen de aantrekkings
kracht der liefde en de onbereikbaarheid der
vereeniging, heeft Ossip Dynow, hetzij bewust
of onbewust, het accent gelegd.
Else Mauhs, als Nju, heeft ons subliem spel
gegeven. Haar opvatting van die rol was tot
ir. alle details juist. Haar ernst en toewijding
veerden ons de werkelijkheid nabij.
Albert van Dalsum, als „De Man" heeft voor
al de liefdesmart ontroerend weergegeven.
Zijn vertolking der gevoelens van hartstocht
helde eenigszins naar het ruwe over: er was te
veel daad en te weinig spel in.
Door ziekte van Johan de Meester Jr., kreeg
Eduard Verkade onvoorbereid de rol van den
dichter te vervullen. Een woord van lof en
dank komt hem toe voor de wijze, waarop hij
deze moeilijke rol vervuld heeft en de voorstel
ling heeft doen slagen. Het zou van ondankbaar
heid getuigen, indien wij, onder deze omstandig
heid, aanmerking maakten op kleine gapingen
en op een lichte onzekerheid, die deze opvoering
kenmerkte. HENRI BAKELS,
ONTVANGENBOEKEN.
Een boek.
Geen levende plant put de sappen voor zijn
ontwikkeling uit zichzelf alleen. Geen levend
volk, dat één is met de atmosfeer, waaruit het
ademt en met den bodem waarop het beweegt,
is in staat zich behoorlijk geestelijk te ontwik
kelen zonder hulp van buiten, zonder geestelijk
voedsel van vreemden aard. Geestelijke voor
ouders van ons zijn Israël, Helios, Latiun; hun
invloed op ons volkskarakter en onze bescha
ving zijn, in diezelfde volgorde, merkbaar iü
afnemende mate.
Onze volkskracht en onze idealen wortelen
in den Bijbel, onze kunstzin, gelijk die van ge
heel West-Europa is gewekt en gericht door de
Grieksche, ons rechtsgevoel en ons vermogen
tot organiseeren werden eerst wakker, toen wij
het Romeinsche recht hadden gerepicieerd, en
toen de staatkundige en krijgskundige opvat
tingen der oude Romeinen, overgeheveld, tot
ons kwamen.
Of niet welhaast de inwerking dezer drie zoo
uiteenloopende beschavingen op de onze is uitge
werkt en tot nieuw leven niet meer wekt is
een zelfstandig vraagstuk, dat hier alleen maar
wordt gesteld. Wat als gemeene overtuiging,
met gesteld te zijn tevens moet worden toege
geven is, naar onze overtuiging tweëerlei: ten
eerste, dat de Nederlandsche beschaving nog
meer staat aan het begin van een geestelijk
gouden eeuw; ten tweede, dat 'Je nederland
sche geest, dorstend naar nieuwen inhoud, met
gretigheid indrinkt, wat, langs den weg van
kunst en literatuur de oud-indische, en perzi-
sche beschavingen, straks die ook van oud-
china ons voor verruimends en verheffends
hebben mede te deelen. En dat is niet weinig.
Vrucht van dien dorst is bij nederlanders, die
hun tijd begrijpen, het streven om hunnen land-
genooten in beknopten en goed-nederlandschen
vorm in handen te geven vertalingen of bewer
kingen van oude poëzie, waardoor vele geslach-