tenslotte overeenstemming verkregen was. Dit reglement zal ongetwijfeld ook zijne fouten hebben, maar spreker is er nu toch sterk voor om het dan maar met enkele fouten vast te stellen. De praetijk zal spoedig genoeg leeren welke wijzigingen gewenscht zijn. Het gaat naar spreker's meening niet aan om het vastleggen van de rechtspositie van het gemeente-personeel langer uit te stellen. Dit wordt vrijwel algemeen toegegeven. De bezwaren nu die de heer Otto ontwikkelt zijn van geheel anderen aard. Spreker betreurt het ook dat er nog amendementen ingekomen zijn. Het Gemeentebestuur was in de Commissie van Overleg immers al sterk vertegenwoordigd en die vertegen woordiging is ook zoo maar niet met alles accoord gegaan. Hij behoeft slechts te wijzen op het verschil van meening tusschen partijen inzake de splitsing van de Commissie. Dit voorbeeld haalt spreker niet aan omdat hij daarmede instemt (het gaat volgens spreker te ver om in een gemeente als Bloemendaal drie Commissies te vormen), maar omdat hij maar even wil aantoonen dat het reglement in de Commissie van Overleg van alle kanten is bekeken, terwijl men zelfs in het onderhavige geval de beraadslagingen heeft moeten staken om de beslis sing van den Raad in te roepen. Wat de opmerking van den heer Blankevoort betreft, terecht heeft de Voorzitter er onmid dellijk op laten volgen dat de salarissen met dit reglement niets te maken hebben, er staat niets in het ontwerp over de salarieering. Tegenover de meening van den heer Blankevoort, dat de salarissen hier zoo ontzaglijk hoog zijn, stelt spreker de meening dat er van gemeentewege nog aan dezen en genen salarissen worden betaald die wel wat hooger mochten zijn. Het is zeker niet te verdedigen om in openbare vergadering zoo maar te beweren dat de politieagenten menschen zijn zonder eenige vakkennis en daaruit dan af te leiden dat die menschen een te hoog salaris verdienen. Men moet niet vergeten dat juist de politiemannen in continudienst zijn, zij moeten dag en nacht en ook des Zondags dienst doen als dat zoo uitkomt. Spre ker wil daarmede niet zeggen dat de politie hier de slechtst bezoldigde catagorie van ambtenaren is, maar met een en andeï is rekening gehouden bij het vaststellen van de salarissen. Het bezwaar van den heer Otto, dat het ontwerp te uitgebreid is en te veel dingen regelt, begrijpt spreker niet, hij had van den heer Otto eerder verwacht te hooren dat het niet uitvoerig genoeg zou zijn. De heer Otto heeft de regeling belachelijk gemaakt, doch hij heeft zich met zijne voorbeelden al op glad ijs begeven en daarbij bleek juist hoe gelukkig het is dat het ontwerp alles zoo uitvoerig regelt. De heer OTTO moet dat betwisten. Het is inderdaad zooals hij uiteengezet heeft. Spreker heeft het niet belachelijk ge maakt, maar het is belachelijk. Art. 48 2e lid heeft het alleen over voorwaardelijke strafoplegging. De heer SCHULZ zegt dat, als zijn geheugen hem niet be driegt, het reglement toch de bezwaren van den heer Otto ondervangt. Bij de artikelsgewijze behandeling zal dat wel blij ken. Ieder raadslid zal het toch billijk vinden dat een ambtenaar zich moet kunnen beroepen, als hem een straf wordt opgelegd. De heer Otto heeft het na die geschiedenis over de berisping gehad over de schorsing, maar ook dat voorbeeld was niet juist. Art. 55 bepaalt wanneer een ambtenaar kan worden ge schorst, daar heeft men niet van tevoren kennis van te geven. De heer Otto heeft voorts de aandacht gevestigd op de rijks regeling, die hij maar liever wil afwachten. De rijksregeling is nog veel uitvoeriger dan deze en ook het reglement voor de Provincie Noordholland telt meer dan 100 artikelen. Wanneer men een regeling maakt, de rechtspositie van de ambtenaren betreffende, dan moet men niet voor de consequenties terug deinzen. De ziektegevallen en de daarmede verband houdende uitkeeringen blijven ter beoordeeling aan B. W. De heer OTTO benijdt dit B. W. niet. De heer SCHULZ: als een geneesheer een van zijn patiënten, tot het gezin van een ambtenaar behoorende, b.v. een rustkuur voorschrijft in het buitenland, dan zijn B. W. er nog om te beoordeelen of het gewenschte resultaat niet even goed te be reiken is op een minder kostbare wijze. Het moet allemaal blijven binnen de grenzen van redelijkheid. Bloemendaal is niet de eerste die een ambtenaarsreglement gaat behandelen. In verschillende gemeenten, als Baarn, Zeist enz. bestaat het reeds. Ook de Provincie Noordholland heeft zoo'n reglement vastgesteld. De heer OTTO: maar welke is de gunstigste. De heer SCHULZ: in vergelijking met dit reglement zijn de anderen gunstiger, maar dat doet niets ter zake, het personeel heeft recht op een goede regeling der rechtspositie. Ook de bezuiniging heeft er niets mede te maken, of het zou moeten zijn om met des te meer aandrang op verzekering van de rechts positie aan te dringen, want van de ambtenaren in de eerste plaats zal men medewerking verlangen. De heer DE ROO VAN ALDERWERELT kan voor het grootste gedeelte het betoog van den heer Otto onderschrijven. Het reglement zal wel een doodgeboren kindje blijken. Er staat in al die artikelen haast niets van de plichten die de ambtenaar heeft, het gaat bijna uitsluitend over de rechten van den amb tenaar. Eene oplossing zou misschien kunnen zijn dat de Raad uit zijn midden eene Commissie benoemde, die opdracht kreeg om de zaak nog eens goed onder de oogen te zien. De heer HOGENBIRK heeft eerst eens willen afwachten wat er van dit reglement, waaraan hij vier jaar geleden het zijne heeft bijgedragen, zou worden gezegd. Nu wil hij in de eerste plaats opmerken dat de tijden intusschen aanmerkelijk veran derd zijn. Evenwel, hij staat nog steeds op het standpunt dat een reglement noodzakelijk is, het personeel moet niet over geleverd zijn aan de willekeur van superieuren. In spreker's betrekkelijk klein bedrijf heeft hij kunnen constateeren dat willekeur en antipathie in verschillende aangelegenheden vaak een belangrijke rol spelen. Echter is zijn standpunt in de laat ste jaren wel eenigszins gewijzigd. Met de sociale wetgeving is het thans zoover gekomen, dat die ingrijpt in vrijwel alle gelederen der maatschappij, en de gevolgen van die maatregelen die alles en nog wat regelen zijn naar zijne meening mede oor zaak van de hedendaagsche tijdsomstandigheden. Nieuwe plich ten moet men de Overheid niet opleggen. Omdat spreker volko men doordrongen is van het nut van een reglement, zou ook hij willen beginnen met een regeling welke de groote lijnen aangeeft. Dat hij eenigszins van koers veranderd is vindt uit sluitend zijn oorzaak in de tijdsomstandigheden. De Regeering is ook schroomvallig geworden, het ambtenaarsreglement van Noordholland is nog steeds niet door het Rijk goedgekeurd. Een en ander heeft spreker aanleiding gegeven om in te dienen de volgende motie De vergadering, van oordeel dat het gewenscht is een een voudig reglement op de rechtspositie der Ambtenaren te heb ben, waarin de hoofdpunten voor een behoorlijke regeling zijn vastgelegd, van oordeel echter dat het thans aangeboden concept te veel in bijzonderheden afdaalt, dat de invoering van dit regle ment belangrijke uitgaven voor de gemeente kan meebrengen en dat de economische omstandigheden op dit oogenblik deze invoering niet meer veroorlooven, verzoekt Burgemeester en Wethouders dit concept terug te ne men en maatregelen te treffen, die tot indiening van een een voudiger reglement kunnen leiden. De heer Mr. LUDEN wenscht nog niet dadelijk over die motie te stemmen. De Voorzitter heeft gezegd dat de verplich tingen van die ambtenaren nader worden omschreven in zijn instructie en dat het reglement zooveel is als een Grondwet. Welnu, in de Grondwet staan de beginselen. De heer Schulz beweerde dat de ambtenaren nu vrijwel rechteloos zijn, maar al bestaat er geen reglement dan zijn de ambtenaren nog niet rechteloos. Indien er iets mocht gebeuren wat ten opzichte van den ambtenaar hard en onrechtvaardig is, dan is er nog een Raad, dan zijn er altijd nog de 15 ridders der gerechtigheid, die door de ingezetenen zijn afgevaardigd. De heer VAN KESSEL moet een ander geluid doen hooren dan het meerendeel der vorige sprekers. Men kan zich wel op het standpunt plaatsen dat een rechtspositieregeling niet noodig is, omdat de raadsleden als ridders der gerechtigheid zoo noodig wel zullen ingrijpen, maar als men dat standpunt in alle zaken inneemt, dan kan er zooveel achterwege blijven dat nu bij verordening of instructie geregeld is. Een dergelijk stuk werk als dit reglement zou zeker den Raad niet voorgelegd worden, als de praetijk niet had uitgewezen dat zoo'n reglement wel degelijk noodig was. De Raad heeft heel weinig contact met het personeel, maar B. W. en vooral de hoofden der takken van dienst zooveel te meer en dezen hebben het blijkbaar ook gewild dat er eene regeling kwam. In de praktijk komt men voor allerhande moeilijkheden te staan. Men kan zich voor of tegen de regeling verklaren, maar men moet zoo'n stuk niet tot een aanfluiting maken, zooals de heer Otto heeft gedaan. Als men zoeken gaat dan kan men in de best geredigeerde stukken wel dingen vinden die men belachelijk kan maken. Spreker acht het onderwerpelijke een goed reglement. Misschien heeft het nog enkele leemten en onjuistheden, maar laat men die dan aanvul len en wijzigen. Iets afbreken is gemakkelijk genoeg. Juist omdat dit reglement in alle mogelijke gevallen voorziet is het een mooi stuk werk. Spreker zou het maar half werk vinden als het reglement niet meer dan een leiddraad was, waardoor men herhaaldelijk zou moeten ondervinden dat in de meeste gevallen niet voorzien was. Er zullen natuurlijk tal van artikelen zijn die in geen jaren toepassing vinden. De uitbreiding van personeel in de laatste jaren heeft er het hare toe bijgedragen dat het gemis van een reglement hoe langer hoe meer werd gevoeld. Moeilijkheden zijn er altijd geweest en die zullen er wel blijven ook. Daarom kan hij zich de gedachtengang van de heeren Hogenbirk en Kremer niet indenken. Vier jaren geleden was er evenveel reden om zoo'n reglement in het leven te roe pen als thans. Er is gesproken over ziektegevallen en toen heeft men onbewust aangetoond hoe noodig het is om ook daarin regel te brengen. Waarom moet de een wel en de ander geen uitkeering hebben bij ziekte? Op het oogenblik is de ge meente duurder uit dan wanneer er een reglement had bestaan. Als voorbeeld noemt spreker een agent, die meer dan een jaar lang ziek is geweest en al dien tijd zijn volle loon heeft behou den. Als een reglement wordt vastgesteld dan kan men voortaan alle gevallen bekijken in het licht van zoo'n regeling, waaraan wel reeds vier jaren geleden werd gewerkt maar welke aangepast werd aan de tegenwoordige tijdsomstandigheden en pas onlangs in de Commissie van Overleg werd behandeld. Het is dus niet een verouderd reglement en het heeft geen zin om het nu nog eens opnieuw te onderzoeken, men komt toch voor dergelijke gevallen te staan. Het vaststellen van een reglement is zoowel in het belang van de gemeente als van de ambtenaren. Als Jan zus en Piet zoo behandeld wordt, dan wekt dat animositeit. Een reglement maakt aan alle willekeur een einde. De ambte naren hebben gelijke plichten, hunne rechten moeten dus ook dezelfde zijn. Spreker hoopt dat de Raad de motie van den heer Hogenbirk zal verwerpen en tot vaststelling van het reglement zal overgaan. De heer NUYENS zegt dat algemeen toegegeven wordt dat het gewenscht is een ambtenaarsreglement vast te stellen. Welnu, men moet het dan ook niet bij die wenschelijkheid laten, laat men dan medewerken om een reglement tot stand te bren gen, de noodzakelijkheid is voldoende aangetoond. Het gaat op het oogenblik niet om de loonen, maar om een regeling der rechtspositie van het personeel. Spreker geeft in overweging het reglement nu artikelsgewijze te behandelen. De heer Mr. Dr. LUDEN wil nog even zeggen dat de heer van Kessel hem blijkbaar verkeerd begrepen heeft. Hij heeft er niet op willen vooruitloopen of er al dan niet een reglement moet zijn, maar naar aanleiding van eene opmerking van den heer Schulz heeft hij willen aantoonen dat de ambtenaren, al bestaat er dan nog geen reglement, niet heelemaal rechteloos zijn. Beroep op den Raad staat altijd open. Een reglement is naar spreker's meening gewenscht, het is nu maar de vraag of dat reglement de groote lijnen moet aangeven of ook moet afdalen in details. De heer SCHULZ herinnert er aan dat eenige jaren geleden een raadscommissie is ingesteld (bestaande uit de heeren Ho genbirk, van Kessel en Noorman)die ook eene regeling hadden ontworpen betreffende de rechtspositie der ambtenaren. Dat. reglement, bevattende meer dan 100 artikelen, dus belangrijk uitgebreider dan het onderwerpelijke, werd toen ook door den heer Hogenbirk noodzakelijk geacht. In de Commissie van Overleg, welke het reglement dat nu aan de orde is behandelde, hadden zitting verschillende raadsleden benevens het volledig College van B. W. Nu wil de heer de Roo van Alderwerelt weder opnieuw een raadscommissie benoemen. Zoo blijft men aan den gang en men komt nooit tot een resultaat, maar mis- zij een zitplaats zocht en .haar oogen -over het vergezicht liet dwalen. „Zullen wij na de lunch de berg opgaan?" „Ik vind alles best", verzekerde Rink. „Misschien .gaan w-e wel zwemmen- Dat schijnt -de voornaamste bezigheid van de in woners ie zijn". Twee verlegen kinderen .kwamen het pad op naar hen toe, de een met een ananas half zoo -groot als hijzelf, de andere met een mas sa vreemde vruchten. Rirk kocht hun beelen voorraad en zij renden verrukt weg. De geest van h-et woud had zich nu van de pic-ni-ckers meester, gemaakt; zij ondergingen den invloed- van het -mooie weer -en de -mid dag g-ing snel voorbij. Als Rirk nu en dan be merkte, -dat Edith hem met een- vreemden, angstige», hali-uitda-genden blik aan-keek, wei gerde hij dat in verban-d te brengen met hun wijze van landen. H-et -was telkens maar een vluchtige blik en \ner-der toonde Edit-h een zeer natuurlijke vroolijkhe-id, -die hem zijn ver legenheid deed vergeten. Precies -om vier uur kwamen zij uit de kronkelende hoofdstraat op het stran-d, M-aar -er was geen stoombootje te zien. „Hallo! Waar is onze boot?" riep Rirk. „De kapitein zei, -dat hij -om vier uur klaar zou zijn- Misschien is ihij overgestoken n-aar Toboguilla -of zij aarzelde en fronste -de wenkbrauwen. „U h-ebt gezegd, -dat hij wachten moest". „Zeker, heel duidelijk". Zij zag een man op de -plaz-a slenteren en ondervroeg hem in 't Spaansch. „Deze man- zegt, -dat -het stoom bootje twee uur geleden naar Panama is ver trokken". Zij keek Rirk tragisch aan- „Denkt u, dat zij van plan zijn -ons hier te laten?" „Ik weet het niet. Deze menschen zijn tot alles in staat". Weer ondervroeg zij den 1-eeg- looper. „Het is net zooals ik dacht", zei ze; „ze zijn aan 't fuiven gegaan- Hij zegt, -dat ze aan wal- kwamen, een- h-eeleboel drank kochten en -dat -hij ze later -hoor-de -twisten". „Dan zullen we een andere boot m-oeten hur-en". „Ik weet niet, hoe we -er aan moeten ko men". „Ik -ook niet- Maar -er zal toch wel een boot zijn, -die geregeld heen en weer vaart". „Slechts eens -of twee ke-er per week, -denk ik, en -d-ie beh-oort aan het sanatorium", Zij wees -op eemig-e gebouwen, -die verderop in -de bocht van de baai lagen. „-Go-rtlandt heeft het nagekeken1, voordat hij vertrok en d-e b-oot vaart niet -op Zondag; daarom -huurde hij het stoombootje. M-ischien is het 't -beste om te wachten, -en komen ze wel -terug". Zij gingen- op het plein zitten, blij om uit te kunnen rusten; maar er iging -een uur voorbij, -de zon zonk al lager en lag-er en er was geen stoombootje te zien, „Er moeten toch wel zeilbooten te krijgen zijn", zei Rirk, m-a-ar, toen ze -er naar infor meerden, vernamen zij, -dat, h-oew-el het eiland er -een paar bezat, zij geen van alle binnen waren. Hij stel-d-e voor, -dat zij een- man zou den huren om hen -met -een -roeiboo-t over te zetten. „Het is twaalf mijl", bracht Ed-ith hier te gen in- „Denk je, -dat het veilig zou zijn?" Hij keek over de donkere zee en li-et het -plan varen; w-ant het woei hard genoeg om -den overtocht voor -een roeiboot heel moeilijk te ma-ken. Zij gingen weer zitten wachten. Ein delijk, -toen de zon in een zee van gou-d- on derging, -riep Ririk uit: „Goeie hemel! Wc moeten toch iets -doen. Mijnheer Oortlandt zal ongerust worden". „Waarschijnlijk zal hij er niets van merken, tot het t-e laat is om ons te komen, halen. Hij -dineert bij die menschen uit Bocas, en komt misschien niet vóór middernacht in -het hotel terug". „We zitten mooi in de knel!" merkte An thony op- „Ik zou -dien 'kapitein wel eens te pakken willen- krijgen". „We kunnen hier. wel den- heelen nacht moeten blijven". „Nu, we hebben- ten-minste -een vluch-thaven. Ze zullen' -ons wel opnemen in het sanato rium". „Ik wil het li-ev-er niet vragen. Er is -da-ar iemand, dien ik niet ontmoeten wil. Daarom ben ik vandaag -niet in -de buurt geweest". „U weet h-et natuurlijk h-et beste. M-a-ar vindt u ni-et, dat -h-et -beter zou zijn, als u daarheen -ging „Voor geen geld! We moeten iets -anders bedenken". Zij begon in- de schemering op en neer te Ioopen, „Wat ongelukkig toch!" „Is het, om-dat Ik bij u ben?" vroeg -de ion-g-e man verlegen. „Wilt u er -daarom niet heen?" „N-een, neen. De -dood-svijand van Step-hen is -daar directeur. Ik k-an -den man niet uit staan en het gevoel is w-ederkeerig, geloof ik". Zij zuchtte en -sloeg -de oogen neer. „W-e kunnen den nacht ni-et buiten doorbrengen". „-Natuurlijk niet, maar „Wat?" Hij lachte -om zijn verlegenheid -te verber gen. „Ik -denk aan wat de menschen zeggen zullen". „O, -dat moet ie je niet aantrekken, 't Is in -elk geval jouw schuld niet. En dan, -de menschen- zullen er niets van zeggen, om-dat

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1923 | | pagina 7