schien is het wel de bedoeling de zaak op de lange baan te
schuiven. De ambtenaren zijn, volgens de oratorisch schit
terende rede van den heer Mr. Dr. Luden, niet rechteloos. Maar
dat, is door spreker ook niet gezegd, hij zeide zonder rechts
regeling, wat naar zijn meening op hetzelfde neerkomt, omdat
de opvatting wat al dan niet recht is bij verschillende raads
leden bij het ontbreken van eene regeling nog wel eens uiteen
zal loopen. Men acht de regeling te uitvoerig, maar spreker is
er van overtuigd dat de regeling zal blijken in tal van gevallen
niet te voorzien als men haar gaat bekorten. Het weergeven
van enkele hoofdgedachten is geen rechtspositieregeling. Spre
ker geeft ernstig in overweging de motie van den heer Hogen-
birk om te beginnen te verwerpen.
De heer VAN NEDERHASSELT is het in sommige opzichten
eens met den heer Hogenbirk, maar zou ook ten sterkste wil
len ontraden om de zaak op de lange baan te schuiven, al was
het alleen maar omdat een rechtspositieregeling een eisch des
tijds is. Nu is het mogelijk dat er bepalingen voorkomen in het
onderwerpelijke reglement die te ver gaan, die niet in over
eenstemming zijn te brengen met den geest van den tegenwoor-
digen tijd, wat heel begrijpelijk is als men weet dat het al in
de portefeuille lag die hij van den heer Bispinck overnam,
maar laat men dan het stuk wat omwerken. De zaak staat
al zoo lang op losse schroeven.
De heer OTTO kan de aarzelende houding van B. W. wel
eenigszins begrijpen, doch als B. W. maar inzien dat op het
oogenblik niet aan de orde is een stuk van hun College doch
een stuk van de Commissie van Overleg, dan kunnen B. W.
misschien gemakkelijker voor hun opine uitkomen. Dat spreker
het reglement tot een aanfluiting heeft gemaakt, dat kan de
heer van Kessel niet meenen, de Commissie heeft het regle
ment tot een aanfluiting gemaakt. De Commissie heeft dan in
haar overgrooten ijver en staande voor allerlei moeilijkheden
uit de praktijk, hoe langer hoe meer in dat reglement willen
regelen tot in de kleinste details. Het is nu zoo gedetailleerd dat
het in honderden gevallen voorziet, maar daardoor juisc zal blij
ken dat misschien in duizend gevallen niet is voorzien. De amb
tenaren kunnen in dit reglement van alles vinden waarop zij
zich beroepen kunnen. Die geheele belachelijke geschiedenis met
de berisping, door hem aangeroerd, is van a tot z juist volgens
het reglement. Een ander voorbeeld. Wanneer een ambtenaar
al jaren wachtgeld geniet en de salarissen worden herzien, dan
moet zoo iemand die al jaren zonder iets te presteeren geld uit
de gemeentekas krijgt, een evenredige verhooging van wacht
geld hebben als de catagorie van ambtenaren, waartoe hij heeft
behoord, salarisverhooging krijgt. De heer van Kessel vergist
zich als hij meent dat er misschien een enkele bepaling is die
aanvulling of wijziging behoeft, voor amendeering is er veel te
veel te wijzigen. Wanneer een ambtenaar en flagrant délit op
diefstal wordt betrapt dan kan men zoo iemand niet wegjagen.
Men moet den man eerst mededeeling doen dat men voornemens
is hem te schorsen. Als dan hangende het onderzoek eene perio
dieke salarisverhooging valt, dan krijgt de man nog salarisver
hooging op den koop toe. Spreker noemt dat allemaal nog eens
om aan te toonen hoe verkeerd het is alles en alles te regelen.
Het oude Rome is te gronde gegaan omdat het aldus gehandeld
heeft. Zoodra een staat het karakter krijgt van een ambtenaars-
staat dan is hij ten ondergang gedoemd. Wat in het ontwerp
staat is niet anders dan gereglementeerde onzin, een reglement
voor een oudedameskrans. In het praktische leven moeten de
genen die met de leiding zijn belast ook de macht hebben, anders
wordt het een janboel. De motie van den heer Hogenbirk brengt
de eenigste oplossing die mogelijk is. Stemt men die af, dan kan
de Raad niet anders doen dan ook het reglement verwerpen,
want zulk een regeling is niet te aanvaarden, en dan is alles
van de baan.
De VOORZITTER wil nu de discussies sluiten.
De heer NUYENS vindt dat de heer Otto buitengewoon goed
de kunst verstaat om ernstige dingen belachelijk voor te stel
len. Amsterdam heeft al jaren lang een dergelijke regeling,
maar zulke gekke dingen hebben zich nog nooit voorgedaan.
Het wil hem voorkomen dat men bij het opstellen van dit ont
werp het reglement van Amsterdam geraadpleegd heeft.
De heer VAN KESSEL: als het waar is dat bij een uitvoerige
regeling honderden dingen wei maar duizend dingen niet gere
geld worden, dan moest men maar nooit meer eene regeling of
verordening maken. B. W. willen met deze regeling in zee gaan
en die hebben er het meest mede te maken. Wenscht men
veranderingen, dan kan men dat immers bij amendement ge
daan krijgen. Wanneer een ambtenaar 20 jaren wachtgeld ge
noten heeft en er komt een salarisverhooging, dan is het toch
billijk, dat de op wachtgeld gestelde hierin deelt. De heer Otto
vergeet dat de omstandigheden dan ook voor deze menschen on
gunstiger zijn geworden. Hij vindt het echter vreemd, dat de
Heer Otto het ontwerp heeft bestreden op grond dat er te veel
in geregeld is, en dat deze zich nu uitspreekt voor de motie Ho
genbirk, waar daar toch duidelijk in staat, dat de invoering niet
ecwenscht is om financieele en economische overwegingen.
De heer LAAN heeft als Wethouder aan dit reglement niet
medegewerkt, maar hij wil wel zeggen dat het ook hem veel te
uitvoerig lijkt en dat men te veel in details is afgedaald.
De VOORZITTER zegt dat de Raad nu wel kan zeggen dat
hij het aan B. W. overlaat, maar zoodra B. W. iets doen
Wat niet naar den zin van de raadsleden is dan worden zij op
de vingers getikt. Een reglement zou daarom wel in de behoefte
voorzien, het gaat inderdaad een beetje ver, doch de Raad heeft
het in de hand er verandering in te brengen. Het heeft geen zin
om het weder in handen te stellen van B. W. of eene Com
missie. B. W. en eene Commissie uit den Raad hebben mede
gewerkt aan dit ontwerp. Spreker wil nu overgaan tot de
artikelsgewijze behandeling van het reglement.
De heer DE ROO VAN ALDERWERELT gelooft niet dat
B. W. zoo unaniem ingenomen zijn met het ontwerp. Er is
nieuw bloed gekomen in het College Van B. W., dus is het
heel wel mogelijk dat B. W. tot andere gedachten komen.
De heer OTTO vindt het idee van den heer de Roo van Alder-
werelt alle aandacht waard. B. W. kunnen uit dit ontwerp
misschien distilleeren een beknopt ontwerp. Spreker begrijpt
dat B. W. in de Commissie van Overleg, waar men kornt met-
voortreffelijke sprekers van verschillende organisaties, de
toegevers zijn geweest, dat zij niet tegen den stroom op kon-
den roeien. „Er schiebt nicht, aber er wird geschoben" zal op
den Voorzitter wellicht van toepassing zijn geweest. Wanneer
B. W. het ontwerp nu nog eens in eigen kring bekijken, dan
kunnen zij zich beter een oordeel vormen dan in eene vergade
ring, waarin bepaalde stemmen boven alles uitklinken.
De heer VAN NEDERHASSELT vindt het een heel moeilijke
taak voor B. W. Iets anders zou het zijn als het een stuk was
van eene Commissie die buiten B. W. om de zaak hadden
opgesteld. B. W. zullen tenminste moeten weten de wenschen
van den Raad.
De heer SCHULZ zegt dat er geen sprake van geweest is
dat B. W. niet schoven maar geschoven werden in de Com
missie van Overleg. Bijna zonder uitzondering heeft de Com
missie ingestemd met dit ontwerp. B. W. hebben zich zeker
niet in een hoek laten drukken, zelfs hebben zij het op een
botsing laten aankomen in de Commissie, de vergadering moest
worden gestaakt, omdat in zoo'n geval de Raad uitspraak doet.
De hèer LAAN geeft in overweging de motie van den heer
Hogenbirk in stemming te brengen. Degenen die vóór die motie
stemmen kunnen dan eene Commissie vormen, die opdracht
krijgt een nieuw ontwerp op te stellen en dat den Raad ter
goedkeuring voor te dragen.
De heer HOGENBIRK verzoekt nu eerst zijn motie maar in
stemming te brengen.
De heer Mr. Dr. LUDEN zegt dat er wel niets anders op zal
zitten dan een nieuw reglement te ontwerpen, door vele amende
menten is al menige Wet uit haar verband gerukt. Als de motie
van den heer Hogenbirk wordt aangenomen, dan kunnen de
werkzaamheden zeer eenvoudig zijn. B. W. kunnen dan een
nieuw ontwerp maken en dat in de Commissie van Overleg in
behandeling nemen.
De heer VAN KESSEL acht de manier die de heer Laan
aangeeft zeer afkeurenswaardig. Hij heeft het nog nooit mee
gemaakt dat een meerderheid op een dergelijke manier de
minderheid de wetten gaat voorschrijven. Het gaat niet aan om
de Commissie van Overleg de eene keer wel en de andere keer
niet te raadplegen.
De heer LAAN zegt dat het heelemaal niet zijn bedoeling is
om de minderheid de Wetten voor te schrijven. Het is hem te
doen- om een practische oplossing van het vraagstuk. Als lid
van het College van B. W. wil hij er volgaarne aan mede
werken om iets anders tot stand te brengen, maar dan moet
men toch eenigszins weten wat de Raad wil.
De heer OTTO begrijpt de moeilijkheid. De Voorzitter en de
heer van Nederhasselt hebben zich al min of meer vastgelegd
en de heer Laan staat er als minderheid tegenover. Echter,
het College van B. W. als zoodanig staat volkomen vrij en
daarom verwacht spreker wel goede resultaten als B. W.
de zaak opnieuw ter hand nemen, desnoods bijgestaan door drie
leden van den Raad. De Commissie van Overleg heeft haar
werk gedaan.
De voormelde motie van den heer Hogenbirk, daarna in
stemming gebracht, wordt aangenomen met 10 tegen 5 stem
men. Tegen stemmen, de heeren Prinsenberg, van Kessel,
Schulz, Nuyens en van Nederhasselt.
Rondvraag.
De heer BORNWATER wil nog even het woord voeren naar
aanleiding van de misère die men heeft meegemaakt met de
aanbesteding van brandstoffen. Er is in den Raad aanmerking
gemaakt op die aanbesteding. Het wil hem voorkomen dat
B. W. niet heelemaal ongelijk hebben gehad, maar die zaak
wil spreker nu maar laten rusten. Wel wil hij een ernstig woord
van protest doen hooren tegen de insinuaties, gedaan in open
bare vergadering, tegen den ambtenaar Krimp. Spreker heeft
de zaak terdege onderzocht en het is hem gebleken dat de heer
Krimp absoluut vrij uit gaat. Hij betreurt ten zeerste deze
uitlatingen en maant aan tot voorzichtigheid in den vervolge,
vooral als men personen in het geding brengt.
De heer KREMEE heeft er al op gezinspeeld dat de notulen
niet juist weergeven wat hij gezegd heeft. De heer Krimj
heeft er terecht aanmerking op gemaakt. Spreker heeft niet
gezegd dat de heer Krimp blijkens zijne uitlatingen zekere be
doelingen had, hij heeft gezegd dat Krimp's uitlatingen niet
goed geweest zijn, omdat zelfs de schijn van voorkeur moet
worden vermeden. De heer Krimp had n.l., toen de heer de Jong
zeide „je ziet het, de Graaf, je bent de laagste" uit zijn mond
laten vallen „dat zit nog". Nu kan zooiets aanleiding geven om
er wat achter te zoeken, c'est ie ton qui fait la musique. Het
resultaat van de besprekingen wordt ook niet juist weergegeven
in de notulen. Er staat „De Voorzitter zegt dat B. W. alles
nog eens zullen nagaan en rekening zullen houden met hetgeen
in het midden is gebracht", terwijl de Raad met algemeene
stemmen besloten heeft om die herbesteding nietig te verkla
ren en dat de laagste inschrijver der eerste aanbesteding de
leverantie zal krijgen, en als deze zijn aanbod niet gestand kan
doen, de op één na laagste inschrijver.
De VOORZITTER moet opmerken dat de Raad in deze niet
bevoegd is een besluit te nemen. Het is een zaak die behoort
tot de competentie van B. W.
De heer SCHULZ wil zich niet mengen in deze kwestie, wat
betreft de uitlatingen van enkele raadsleden, maar hij protes
teert er tegen dat de notulen aan derden zijn verstrekt, nog
voordat de Raad er kennis van heeft kunnen nemen.
De heer BLANKE VOORT kan zich niet voorstellen dat
B. W. een besluit van den Raad niet opvolgen zullen. De
brandstoffen zijn tot op heden nog niet gegund en het gevolg
daarvan is, dat, wanneer de brandstoffen intusschen goedkoo-
per geworden zijn, de leverancier zooveel meer verdiend aan de
gemeente, maar zijn de brandstoffen duurder geworden, dan
moet de gemeente ook meer betalen door die handelwijze van
B. W.
De heer OTTO geeft toe dat het een zaak is die B. W. aan
gaat, maar de Raad is verplicht controle uit te oefenen. De
Raad heeft daarom in de vorige vergadering zijne afkeuring
uitgesproken over de houding van B. W. ter zake van die
brandstoffenleverantie.
Zie vervolg Raadsverslag in het DERDE BLAD.
ze er niets van zullen weten, als we uit de
buurt van het sanatorium blijven".
Door de poging om hem gerust -te stellen,
scheen baar eigen bezorgdheid te verdwijnen
en Kirk voelde zich dadelijk veel vroolijker.
„Het is al haast etenstijd", zei hij, „laten we
dus eens zien, wat we voor eten kunnen
krijgen. U zult wel een onderkomen vinden
in een van deze huizen, hoewel ik, naar hun
uiterlijk te oordeelen, haast liever i-n de open
lucht zou slapen".
Zij struikelden door de donkere straat en
begonnen- te zoeken; -maar van dichtbij gezien,
waren de keuken-inrichtingen van Taboga al
heel weinig aanlokkelijk- Behalve in het sa
natorium scheen -er op het heele eiland -geen
fornuis te zijn. Open vuurpotten, waarin houts
kool gebrand werd, op den vloer of op de
kale plaatjes gezet, waren voldoende en -het
bereiden van het eten gebeurde met een slor
digheid en onverschilligheid, die niet veel
goeds beloofde. Bij die gloeiende houtskool zag
men nu en dan -oude vrouwen verschijnen, als
of zij een heksenbrouwsel klaarmaakten, maar
zij begrepen het ongewone verschijnsel van
hongerige Amerikanen niet, en waren niet be
reid hen te helpen.
Verscheidene ke-eren wenden mevrouw
Cortland-t en K'ir-k met openlijk wantrouwen
behandeld. Maar eindelijk vonden zij een 'huis,
dat wat beter leek en waar zij opgenomen
werden. Na eindeloos wachten werd -hun eten
voorgezet kip, met rijst en cocosnoot ge
kookt, zwarte boonen met cocosnoot, versche
warme rn-elk en -een prachtige verzameling
kasvrucht'en. Zij zouden van het maal genoten
hebben, als niet door alle -ramen- en deuren
nieuwsgierige -gezichten en vele heldere oogen
hen hadden -aangekeken. Maar niettegenstaande
hun vreemde positie scheen1 Edith weer vroo-
lijk te zijn. Zelfs het vooruitzicht van den
nacht hier door te moeten brengen maakte
haar ni-e-t neerslachtig.
„Wij hebben sensatie verwekt", zeide zij
lachend. „Zo-u-den de -dieren in den dierentuin
ook zoo z-enuw-achtig worden, als men ze
bekijkt?"
Kirk was w-a-t verbaasd, maar voelde zich
ook verlicht door 'haar vroolijkheid.
„Als u klaar bent met dit gezonde eten",
ze-i -hij, „zullen we teruggaan naar -d-e plaza en
0-p het stoombootje wachten. Ik heb genoeg
van die cocosnoot".
Zij -daalden weer af naar het pleintje, uit
open deuren nagestaard en1 gevolgd -door cri-
tisch gemompel. T-o-en zaten ze langen tijd
naar de sterren te kijken, half geneigd om -d-e
omstandigheden zoo erg niet te vinden, -die
hen in zoo'n aangename omgeving hadden
1-oen stranden-
DAMRUBRIEK.
Alles betreffende deze rubriek te zenden aan
den Damredacteur, den heer Herm. de Jongh,
Valeriusstraat 64huis, Amsterdam,
UIT DE DAMWERELD.
Match Springer-Beauregard.
Deze match wordt te Montreal de hoofd
stad van Canada gespeeld. Vijf partijen op
het Amerikaansche bord (144 ruiten en 30 schij
ven ieder) en vijf op het Europeesche bord
(100 ruiten met 20 schijven ieder).
Tot dusvere won Beauregard een partij op het
Amerikaansche bord, terwijl er een op dat bord
remise werd. Een partij op het Europeesche
bord (d. i. het zoogenaamde Poolsche damspel,
dat ook in Holland gespeeld wordt) eindigde
eveneens gelijk.
De stand na de derde partij is dus: W. Beau
regard 4 punten, Springer 2 punten.
Beauregard is kampioen van Amerika en is in
een match nog nooit verslagen. Ook Springer
echter heeft nog geen match verloren, zoodat
het er dus zal spannen!
Match De Haas-Damme.
Van deze ontmoeting eveneens 10 partijen
is de stand na de zevende partij:
J. de Haas 4 gew., A. K. W. Damme 1 gew.
Remise 2.
104 dus voor De Haas!
Deze match vindt plaats in Brussel.
Kampioenschap van Nederland.
Na de vierde ronde is de stand:
Herm. de Jongh 6,
A. Visser 4
J. H. Vos 4,
I. J. de Jong 2,
C. J. Lochtenberg 0 punten.
Herm. de Jongh heeft nog vier partijen te
spelen, de anderen nog vijf.
Een verrassende slag in natuurlijken stand:
Stand in cijfers:
Zwart: 2, 8, 12/14, 17/19, 23, 24, 26.
Wit: 27, 28, 32, 33, 37/40, 45, 48.
Wit speelt 27—22! (Z. 18:27) W. 32:21.
Zwart moet nu drie slaan van 23 naar
W. 40:7; Z. 2:11, W. 21:3! gewonnen.
34;