ZOMER-P
H. Wijkhu
Electr. Wasch
Eindelooze stijging.
Speciaal ini
Overhemden,
Qeniet
W. E
Een beschouwing over eenige hoofd
stukken der Staatsbegrooting.
„Het hebben van een tekort op zijn huishou
ding is erg, maar het wennen van een volk aan
een tekort is nog erger. Het leidt tot een volko
men ontwrichting van de staatshuishouding.'
Deze woorden uit de Memorie van Antwoord
op Hoofdstuk I der Staatsbegrooting, ondertee
kend door den minister Colijn, belichten scherp,
dat de Regeering den ernst van den toestand
volkomen inziet.
Hare daden echter doen dit niet. Deze wijzen
op aarzeling, die zeer ernstige gevolgen kan
hebben. 18 September 1923 werden in de Mil-
licenennota in zeer besliste bewoordingen, de
noodzakelijke bezuinigingen aangegeven en het
tijdstip van invoering der te nemen maatregelen
werd als zeer nabijliggend vermeld.
Men herinnere zich:
„Met ingang van 1 Januari 1924 worden alle
salarissen en loonen, van hoog tot laag met 10
pCt. verminderd."
en
„De Regeering hoopt in staat te zijn in de
Memorie van Antwoord op het Voorl. Versl.
van Hoofdstuk I der Staatsbegrooting nadere
mededeelingen te doen nopens de maatregelen
van reorganisatie en inkrimping" (50 millioen
bezuiniging), en
„Binnen enkele weken hoopt de Regeering in
staat te zijn de noodige wetsontwerpen tot dek
king van dit bedrag (30 millioen uit nieuwe hef
fingen te vinden) in te dienen."
Zoo werd den volke kond gedaan. We zijn
thans een half jaar verder. En wat is geschied.
Niets of bijna niets. Hoogstens woorden, luttel
daden.
En de Regeering zelf „went ons volk aan een
tekort, dat leidt tot een volkomen ontwrichting
van de Staatshuishouding." Zij aarzelt, wijzigt
hare plannen, gaat cijferen met „bezuinigingen
ir. perspectief" en voert eenerzijds de ramingen
der bestaande belastingen, anderzijds het be-
diag der nieuwe heffingen op om tot dekking
van het tekort te komen, terwijl geen rekening
wordt gehouden met onvermijdelijke nieuwe uit
gaven.
18 September heetten noodig:
f 50 millioen besparing door reorganisatie en
inkrimping der Staatsdiensten:
de vermindering van den totalen last der sa
larissen en pensioenen met f 60 millioen, waar
bij inbegrepen het wegvallen van de tekorten
op Spoorwegen en Posterijen;
de oplegging van pl.m. f 30 millioen aan nieu
we lasten;
een andere financiering der sociale verzeke
ring.
In de Memorie van Antwoord, maanden later
ingezonden, wordt het tekort f 10 millioen lager
becijferd op grond van een met dit bedrag ver
hoogde raming der Inkomstenbelasting. Hieruit
zou logisch zijn voortgevloeid de nieuwe heffin
gen terug te brengen van f 30 millioen tot f 20
millioen gulden. Het tegendeel geschiedt echter:
de nieuwe heffingen worden opgevoerd tot f 40
millioen.
De algemeene salaris- en loonsverlaging, ver
meerderd met de gehoopte verdwijning van be-
drijfstekorten, blijft geraamd op f 60 millioen,
doch de inkrimping der bezuiniging van den
Staatsdienst wordt thans begroot op f 30 mil
lioen instede van f 50 millioen.
En hoe worden deze dertig millioen dan nog
gevonden.
De onderwijs-reorganisatie wordt geraamd
een bezuiniging te geven van f 12.500,000; gelijk
bedrag wordt verwacht van een meer doeltref
fende organisatie der defensie. De totale bezui
niging op de overige departementen wordt be
groot op vijf millioen gulden.
Het zal den lezers onzer artikelen duidelijk
zijn, dat wij dit bedrag absoluut onvoldoende
achten.
Wij kwamen daarin, indien we de Begrootin
gen van Onderwijs, Oorlog en Marine buiten be
schouwing laten, tot een mogelijke bezuiniging
van f 10.933.465, meer dan het dubbele van het
bedrag, dat thans de Regeering voor dezelfde
Hoofdstukken stelt. En dat, terwijl we ingrijpen
de reorganisaties vrijwel geheel buiten beschou
wing lieten en in hoofdzaak aandacht schonken
aan een meer efficiënt beheer, dat zich aanpast
bij huidige toestanden en verhoudingen.
De Regeering zal, bij een tekort van f 140
millioen of f 130 millioen indien wordt uitge
gaan van de hoogere raming der Inkomstenbe
lasting, niet meer dan f 5 millioen, zijnde 3.6
pCt. bezuinigen op de geheele Begrooting, On
derwijs en Defensie uitgezonderd. Dat is inder
daad een percentage, dat bijna onbeteekenend
moet genoemd worden en dat zeker allerminst
in overeenstemming is met den noodtoestand
van 's lands financiën.
Een dekking van het tekort over 1925 zal
daarmee allerminst worden bereikt.
De salarisverlagingen zullen tot de voorgeno
men 20 pCt. over 1925 zeker nog niet ten volle
kunnen werken; 1) de onderwijsreorganisatie
geeft alleen bezuiniging „in perspectief"; met de
defensieversobering, waaromtrent nog niets po
sitief bekend is, zal het wel niet anders zijn.
Het verdwijnen van de tekorten op Spoor
wegen en Posterijen (f 25 millioen) is voorloopig
meer een hoop, dan een feit.
We vreezen zeer, dat de eenige werkelijk-
heidspost, die ten volle ten goede komt aan de
begrooting voor 1925 zal zijnde som der
nieuwe heffingen.
Weer nieuwe lasten, terwijl ons volk en voor
al ons bedrijfsleven voor alles behoefte heeft
aan vermindering van lasten.
Een nadere beschouwing van de luttele f 5
millioen, die het resultaat moeten geven van de
bezuiniging door versobering en reorganisatie
leert, dat een vrij belangrijk deel hiervan nog
berust op een rekenkundige vondst zonder
reëele beteekenis. Verschillende posten toch
worden verlaagd op grond van het feit, dat do
periodieke verhoogingen van ambtenaren en be
ambten niet per 1 Jan., doch in den loop van
het jaar ingaan, zoodat slechts een deel der ver
hooging op de begrooting van 1924 behoeft te
drukken. Het rekensommetje is op zich zelf
juist, maar de zoo gevonden „bezuiniging" ver
minderd het tekort met geen cent. Maakt de
positie alleen meer gespannen, wijl de kansen
op overschrijding der begrootingsposten er door
stijgen.
Lezing van de verschillende Memories van
Antwoord doet de verbazing over het geringe
bedrag der verkregen bezuiniging verdwijnen.
Er blijkt uit, dat niet gebroken wordt, krachtig
en doelbewust, met de oude sleur.
Zoo verklaart de Minister van Onderwijs, dat
hij het „volkomen eens is met de opmerking, dat
het afzonderlijk beloonen van overwerk dient
voorkomen te worden", doch constateert in de
volgende zinsnede, na een ellenlange motivee
ring, dat het „voorloopig althans, nog noodig is
door deze post de gelegenheid te behouden om
buiten de gewone bureau-uren of buiten het
Departement extra werk te doen verrichten."
Het had ook anders gezegd kunnen worden.
De heeren hebben volkomen gelijk, maar we
doen het niet!
De Minister van Justitie bedoelt feitelijk het
zelfde, wanneer hij schrijft:
„Het ligt in het voornemen van den onder-
geteekende, alvorens het rapport van de Bezui
nigingscommissie definitief te beantwoorden,
nader met deze commissie over hare voorstel
len in overleg te treden, ten einde aldus te
trachten tegenover elkander staande meeningen
tot overeenstemming te brengen. Mede in ver
band hiermede is het antwoord aan de Bezuini
gingscommissie betreffende hare opmerkingen
over de begrooting voor het dienstjaar 1923 tot
dusverre achterwege gebleven."
Waren deze hoonende woorden in de Kamer
door den Minister mondeling herhaald, zij zou
den ongetwijfeld als een fijn-parlementaire gees
tigheid met luid gelach zijn begroet. Ligt het
aan ons als wij dezen spot met de Bezuinigings-
ccmmissie en met de bezuinigng als zoodanig
niet kunnen apprecieeren en ons verbazen, dat
niet uit de Kamer nadrukkelijk is verklaard, dat
de Volksvertegenwoordiging verzoekt ver
schoond te blijven van zoodanige toelichtingen
op het feit, dat een bezuinigingsvoorstel eener
officieele commissie twee jaar lang eenvoudig is
genegeerd?
Met zekeren ophef wordt op tal van plaatsen
melding gemaakt van één of enkele ambtenaren
en beambten, die „afgevloeid" zijn of zullen „af
vloeien". Werkelijk doortastende maatregelen
op dit terrein zoekt men tevergeefs.
Er wordt hier en daar bezuinigd, krachtig in
gegrepen wordt niet. Ziedaar de eindconclusie!
Als dekking van het tekort wordt bereikt, zal
dit verkregen worden door: loonsverlaging, ver
mindering van het onderwijs en nieuwe heffin
gen.
Werkelijke bezuiniging door versobering en
reorganisatie zal hierbij slechts een buitenge
meen ondergeschikte, zelfs een onbeteekenende
rol vervullen.
Zal de Kamer hierbij alsnog ingrijpen?
Het Kort Verslag is door haar besluit opge
heven: buitengewone verhoogingen zijn op haar
aandrang teruggenomen.
Het is iets, doch heel weinig. Niet veel meer
dan een druppel in een emmer.
Is krachtiger ingrijpen nog te wachten? Ook,
ja vooral, van hen die b.v. de bezuiniging door
onderwijs-vermindering verkeerd achten, maar
dan toch een anderen weg zullen moeten aan
wijzen?
Is ingrijpen van de Eerste Kamer mogelijk?
Laat de Volksvertegenwoordiging de koorden
van de beurs grijpen, voor het te laat is!
Van dit Slotwoord mogen wij gebruik maken
voor enkele korte, persoonlijke opmerkingen.
In de eerste plaats om de velen te danken,
die ons van instemming deden blijken, in het
bijzonder de ambtenaren, die dit deden en die
verschillende aanwijzingen en wenken gaven in
onzen geest.
Laten zij deze wenken en aanwijzingen tot
piactisch resultaat brengen door ze ter kennis
van hun chefs te brengen. Laat in het bijzonder
de hoofd-ambtenaar dit doen, die naar aanlei
ding van een scherp-uitgevallen passage schreef
dat hij volkomen onze meening onderschreef,
doch dat „de toestand nog veel erger is, dan II
aangeeft".
Vanzelfsprekend is ook critiek niet uitgeble
ven. Wij gaan voorbij enkele anonieme ontboe
zemingen, waaronder er een is, die vraagt „of
U pas tevreden bent als heel Nederland op
wach-geld honger lijdt" en zoo een wel-teeke-
nend bewijs geeft van de meening veler Staats
dienaren, dat zij „heel Nederland" zijn.
De ernstige critiek kunnen wij het best sa
menvatten in deze bewoordingen: „Wij, als
insiders, vinden evenals U bezuiniging onvermij
delijk en mogelijk, doch U wijst de verkeerd o
pesten aan,"
Deze insiders zouden wij willen antwoorden-
Het is zeer wel mogelijk, dat niet-genoemde
pesten veel eer dan wei-genoemde voor bezui
niging in aanmerking komen; het is eveneens
zeer waarschijnlijk, zeker zelfs, dat hier en daar
op andere wijze dan wij aangaven kan worden
gereorganiseerd.
Wij deden een poging om te komen tot bezui
niging door het aanwijzen van reëele posten en
in het bijzonder door vergelijking met vorige
dienstjaren. Dat dit werk volledig zou zijn zal
niemand hebben gemeend, veel minder dat het
onfeilbaar kon wezen.
Doel van onze beschouwingen was, de bezui
nigingsmogelijkheid te toetsen aan de werke
lijke cijfers, aan de posten der begrooting. La
ten zij, die meenen, dat andere posten kunnen
en moeten gekozen worden dit vooral niet
onder zich houden. In het bijzonder de inside s
zijn verplicht deze verbeteringen en aanvullin
gen te geven.
Zoo alleen kunnen we komen tot een krach
tige actie voor bezuiniging, die gericht is niet
op het vernietigen van een noodzakelijk deel
der Staatstaak, doch op het verkrijgen van het
giootst mogelijk nuttig effect voor de minst-
mogelijke kosten: op efficiency in het over
heidsbestuur; en voorts opheffing van wat vroe
ger nuttig, doch thans overbodig is.
Dat intusschen, zij het in onderdeelen, ver
schillende bezuinigingen, welke wij bepleitten,
zijn ingevoerd gedeeltelijk zóó, dat zij publiek
bekend werden, gedeeltelijk zóó, dat wij alleen
door particuliere brieven er kennis van kregen,
verheugt ons vanzelfsprekend. Ook wanneer de
maatregelen genomen werden, zooals een ano
nieme brief ons mededeelt: „Natuurlijk onafhan
kelijk van Uw geschrijf en waarvan U dus niet
behoeft te denken, dat het Uw werk is."
W. O. A. KOSTER.
1) Uit de laatste gegevens daaromtrent moet
worden afgeleid, dat de tweede 10 pCt. eerst
1 Aug. 1925 van kracht zullen worden. En wie
gelooft nog, dat deze laatste plannen de aller
laatste zijn?
ALLERLEI.
Kinderen en Vogels.
(Open brief aan Ouders en Opvoeders.)
Weer heeft de lente haar intrede gedaan; de
knoppen der boomen zwellen, het speenkruid
ontplooit zijn helder-gele sterren, de vogels zin
gen en dragen bouwstoffen voor hun nest aan.
Een heerlijke tijd voor ieder, die het geluk bezit,
het groote wonder in de natuur te kunnen waar-
deeren en te kunnen genieten van het jonge
leven dat alom opbloeit.
Onze vogels zullen spoedig de nesten gereed
hebben, zij zullen hun eieren en later hun
jongen koesteren met de groote, opofferende
liefde van de moeder voor haar kinderen. Dat
machtige gevoel heeft de natuur zoowel den
mensch als het dier geschonken.
Wat zal er van die eieren, van die jongen
terecht komen? Weinig, bitter weinig, moeten
wij voorspellen, afgaande op de ondervinding,
welke wij in vroegere jaren hebben opgedaan.
Ontstellend zijn de feiten, welke dienaangaande
gepubliceerd werden; in menige streek gaat veel
mper dan de helft der nesten verloren. En de
allergevaarlijkste vijand, die in den lentetijd het
toekomstige of het jonge vogelleven bedreigt, is
de mensch, vooral de jeugdige mensch, het kind.
Jag in, dag uit trekken de jongens naar buiten en
weinig vogelparen slagen er in, hun nest aan
het scherpziende kinderoog te onttrekken. Het
uithalen van nesten is veelal een gewoonte ge
worden, waarvan men de groote nadeelen lang
niet voldoende inziet. Tienduizenden eieren van
zangvogels, die noch voor de consumptie, noch
voor een ander doel eenige waarde hebben,
gaan er in ons land verloren, tienduizenden
jonge vogels worden aan de zorgzame ouders
ontroofd en vaak op onbeschrijflijk wreede
wijze afgemaakt. Onze vogels, die toch al met
zooveel tegenslagen hebben te kampen denk
slechts aan den guren broeitijd van 1923 en aan
den langen winter 1923/1924 gaan tengevolge
van het optreden der jeugd in aantal achteruit
en dat beteekent een niet te onderschatten ver
lies. Een verlies, omdat de vogels een belang
rijke rol spelen in het huishouden der natuur ter
bewaring van het zoo noodzakelijke evenwicht,
een verlies ook, omdat de vogels, bekoorlijke
schepsels als zij zijn, schoonheid in 's menschen
leven brengen; een bestaan zonder schoonheid
is een arm bestaan. Veel, zeer veel is er te
zeggen vóór vogelsbescherming en niets is er,
dat er tegen pleit. Het is dan ook een dringende
noodzakelijkheid, dat wij onze kinderen van de
dwalingen huns weegs terug brengen.
Eén troost blijft ons; wat men ook soms moge
zeggen, wij zijn er van overtuigd, dat het niet
uit louter wreedheid is, dat onze jongens het
vogelleven vernietigen. Zij geven zich niet vol
doende rekenschap van hun daden en aan ons,
volwassenen, daarom de plicht, de aangename
plicht, den kinderen het verkeerde van hun han
delwijze op gepaste manier onder het oog te
brengen. Wij hebben zoo menigmaal ondervon
den, dat het verstoren van nesten zijn oorzaak
vindt in groote belangstelling voor de vogels en
dat er zoo weinig toe noodig is, om die belang
stelling in goede banen te leiden. Op tal van
scholen en in vele gezinnen is al gebleken, dat
de kinderen trouwe vogelbeschermers worden,
indien zij ondervinden, dat hun belangstelling
voor de dieren door volwassenen gedeeld wordt.
Het is onverantwoordelijk, de kinderen ten deze
hun eigen leven te laten leiden; het gevaar is
niet denkbeeldig, dat uit hun belangstelling voor
de natuur allerlei wreedheden voortvloeien. Een
nest, een ei, een jonge vogel komen het kind als
een kostbare bezitting voor; wij moeten er op
wijzen, dat er nog iets beters is: belangstelling
in en waardeering voor het leven in de natuur.
Hoort de kinderen geduldig aan, wanneer zij
opgetogen vertellen van hun avonturen, tijdens
de omzwervingen in de natuur beleefd; laat de
jongens er van doordrongen zijn, dat vader,
moeder, of onderwijzer hen gaarne vergezellen,
als zij iets willen laten zien. Spoort hen dan aan
tot liefde voor de natuur, voor het dier, en in
negen van de tien gevallen zal de knaap voor
de goede zaak gewonnen zijn.
Indien ouders en opvoeders willen medewer
ken, kan het niet uitblijven, of ons land zal
zich, eer er één jaar verstreken is, mogen ver
heugen in een groote schare van jonge vogel
vrienden.
Moge het zoo zijn!
Van Frans Hals en zijne armoede.
De onlangs door Dr. Bredius in „Oud-Holland"
(jaargang 41 afl. 1) gepubliceerde „archiefsprok-
kels betreffende Frans Hals geven een zeer
interessanten kijk op levensomstandigheden van
onzen grooten schilder, die hem, leefde hij in
dezen tijd, zeker in aanraking met meerdere
takken van het maatschappelijk hulpbetoon zou
den hebben gebracht.
Hals was een vroolijke Frans, die hield van
een goeden drank en het nooit te breed had.
Niet alleen was hij zeer slordig in het betalen
van zijn privé-schulden (getuige een gerechte
lijke vordering van f 3:6:0 op 20 December
1624 tegen hem ingesteld over „coop van een
bont jack"), maar ook blijkt uit de door Dr.
Bredius vermelde aanteekeningen, dat hij na
latig was inzake het onderhoud van zijn kind
uit zijn eerste huwelijk, dat uitbesteed was bij
Neeltgen Leenders, huisvrouw van Guilliaem de
Bruyn. De hierop betrekking hebbende in 't
Haarlemsch archief berustende notities luiden als
volgt:
„6 Sept. 1616. Neeltgen Leenders, huysvrouw
van Guilliaem de Bruyn, eyr contra Frans Hals,
gedaechde. T'eysschen 5 gld., ten cause van be-
reeckent geit, mette costen 8 Nov. 1616. De
vorigen, nu: te eysschen 37 gulden 4 st. als reste
van een jaar elementatie vant houden van zijn
kint mette costen.
11 Nov. '16. De vorigen als boven. De eysscher
en gedaechdes moeder present. De moeder be
kent de schuld ter somme toe van 30 gids. en
seyt binnen een dach of twee te zullen betae-
len. Commissarissen ordonneeren de ged. in de
bekende 30 gids, mette costen. En nopende de
reste ordonneeren nader bewijs. (Men mag naar
de Nieuwe Doelen gaan, waar 37 gulden uitbe
taald zullen worden op korting van geld, Hals
competeerende, welk geld hoogstwaarschijnlijk
was voor Hals' Schutterstuk van 1616.)
15 Nov. 1616. Neeltgen Leenders contra Frans
Hals, vraagt om de verdere 7 gulden en 4 st.
Hals moet f 3 12 st. betalen. De schilder auto
riseert den bode Heeremans omme van den E.
Jan Napels te ontvangen de somme van 16 gids,
ende heeft dit voorsz vonnis datelijck voldaen
en d'eyr aangetelt ter somme van 3 gids. 12 st.
Zelf treedt Hals als eischer op tegen zijn
schoonzuster op 7 Jan. 1633, bij welke gelegen
heid hij van haar, Hillegondt Reijniers f 15.
eischt als reste van meerder somme, en daeren-
boven, dat de ged. sail worden gecondemmeert
te doen behoorlijcke reeckeningh, bewijs en
reliqua vant gene de ged. van eysscher noch
onder haar heeft. Nicolaes Suycker (Konstbemin-
naar!) en Jacob Pietersz Buttinga moeten trach
ten partijen te accordeeren. Curieus daarbij de
bepaling: „op pene van 3glds, by de voorn, com
paranten te verbeuren in cas van geen accoort."
Uit diverse aanteekeningen blijkt, dat hij het
geduld van zijn geregelde leveranciers ook op
zwaren proef stelde, waardoor deze meermalen
genoopt waren hun goed recht door rechterlijke
tusschenkomst te doen gelden. Zoo bijv.:
11 Mey 1627. Cornelis Dircxsz eischt van
Frans Hals betalinge van f 7.over geleverde
boter en kaes. 6 Juli zijn eerst f 4.betaald.
1 Sept. 1628, Abram de Nysse eysscher, contra
Frans Hals, gedaechde, eischt betaling van
f 4.voor geleverde waer.
10 Juli 1629. Een bakker eischt van Frans
Hals, gedaagde f 5 17 st. „over gelevert broot"
Verder wordt de schilder ook nog meermalen
aangesproken o.a. „over schoenen", „over coop
van een os", „wegens eetwaren", „gehaelt broot"
enz. enz.
Zijn zoon Pieter was „innocent", in huis was
er geen plaats voor dien zwakzinnige; en Hals
had geen geld, om hem voor eigen rekening
elders te besteden. Uit de volgende aanteekc-
ning zien wij, hoe hij in het „Werckhuys" kwam.
Opheldering geeft een andere aanteekening:
9 Febr. 1637. Pieter Fransz Hals, Innocente
Soone van Frans Hals, wert toegestaen om te
ontfangen alle jaeren vant Elisabeths Gasthuijs
50 guldens, vant Leprooshuijs 25 gis. ende van
de Schael 25 gis. mits dat de vrunden deselve
buyten de Stadt sullen moeten besteden ende
oock van alle vordere onderhout van cledinge
ende anders versorgen.
25 Febr. 1637. Pieter Fransz (Hals) zal nu ge
nieten:
60 gis. van Elisabeth's Gasthuijs.
30 gis. vant Leprooshuijs
en dat de verdere costen sullen gedragen wer
den bij de Regenten van de Schale.
De bijdragen werden later iets verminderd.
13 Juny 1642. De Regenten van 't Werckhuys
syn geordonneerf Pieter Frapsz Hals, innocente
soon van Frans Hals int voorsz Werkchuys te
logeren in een bysondere plaetse buyten de ge
meenschap van menschen ende te doen arbey-
den indien hy daartoe bequaem is, ende deselve
voorts doen onderhout in cost en clederen, ende
dit alles by provisie voor alle welcke de voorsz
Regenten jaerlixs sullen genieten de yyftich gul
dens van St, Elisabeths Gasthuys vyffentwintich
gulden vant Leprooshuys ende vyffentwintich
glden van de Regenten van de Schael, als hier
vooren is gementioneert.
Nu zijn wij genaderd tot een andere droeve
bladzijde in 's meesters levenshistorie! Zijn doch
ter Sara, (gedoopt 21 Febr. 1617) had een zeer
lichtzinnig leven geleid, relaties met verschei
dene manspersonen gehad, die soms niet zonder
gevolgen bleven, en wij zien, dat de ouders,
buiten raad, tot het volgende besluit kwamen:
31 Maart 1642. De huysvrouw van Frans Hals
versochte vuyt den naeme van haere man, dat
hare outste dochter omme redenen by monde
vcrhaelt, mochte werden gebracht op hope van
beternisse, in verseeckeringe int Werckhuys
deser Stadt. Daerop by Burgemeesteren es ge-
ordonneert (naer voorgaende consent voor soo
veele in hen es) dat deselve Hals eerst ende
alvooren met de Regenten vant voorsz Werck
huys zal spreecken. Ende daermede geaccor-
deert sijnde, dat de Heeren Burgemeesteren
orde sullen stellen dat deselve door den Capi-
teyn van de nachtwaecke in verseeckeringe zal
werden gebracht.
En tot slot nog een enkele mededeeling die
voor zich zelf spreekt:
26 Juny 1675. Op de iteratieve instantiën van
de weduwe van Frans Hals, als dat sy nu tot
hoge jaren gecomen en tot armoede vervallen
sijnde, wat subsidie versocht, is haer, in plaetse
van het requeste, tot dien synde gepresenteert,
in de Vroetschap voor te dragen, toegestaen bij
provisie alle weecken uyt het rapsodium ofte
uyt de condemnatiën ten behoeve van de Armen
te ontfangen veertien stuyvers.
Er stond eerst „twaelf". Het is alsof wij de
vergadering bijwonen. Men schrijft reeds: twaalf.
Een der heeren, met medelijden bewogen, vindt
dat toch wel wat heel min. „Nu dan, laten wij
er 14 van maken. Vinden de andere heeren het
ook goed?"
En zoo werd 12 doorgehaald, en kreeg Lysbeth
Reyniersdochter veertien stuiver „ter weecke".
Dit is het laatste wat wij van haar hooren.
Zij moet toen reeds hoog bejaard geweest zijn.
(Tft. v. Armwezen.)
SCHAAKRUB
Oplossingen, enz., te ze
Schaakredacteur van dit blai
schcweg 42, Bloemendaal.
Probleem No. 5
W. A. Shinkman, Gra
I
Mat in vier zetl
Stand der stukken:
Wit: Kd3, Lg3, Pe2, Pf5.
Zwart: Kg2, Lhl, g4.
Oplossing Probleem
Dr. Conrad Ba;
Stand der stukken:
Wit: Kb5, Dh3, Tb7, Lf5, Pc
Zwart: Kd5, Te5, Th7, Lel
d4, d6.
1. Tb7d7, Th7Xd7; Pc8-
1, -, Te5el; 2. Lf5—
Dezen lastigen 4-zet heeft
althans voor zoover wij zulks
brieven moeten aannemen.
Wellicht zal bovenstaand
moeilijkheden opleveren. Sf
van No. 51 s.v.p. eens na!
Partij No. 1;
Gespeeld in het tournooi
Maart '24.
Wit:
G. M a r o c z y.
d2—d4
Pgl-f3
e2—e3
Lfl-d3
E. I
d4-Openinj
1.
2.
3.
4.
Telefoon 131
NfEUllJE'GRA
44^-HAARL
VRAAGT OKZeCOND
VOOR HUURKOI
zee R G£T)AKK.eLi
SerALIM65VOOftWAi
Groote open RENAUI
personen. Meest billijl
Chauffeur. Belangrijke
Pachter va
KOPSSTRAAT 18
■■■imiA". i»*!