ZOMER-P H. Wijkhu Electr. Wasch Eindelooze stijging. Speciaal ini Overhemden, Qeniet W. E Een beschouwing over eenige hoofd stukken der Staatsbegrooting. „Het hebben van een tekort op zijn huishou ding is erg, maar het wennen van een volk aan een tekort is nog erger. Het leidt tot een volko men ontwrichting van de staatshuishouding.' Deze woorden uit de Memorie van Antwoord op Hoofdstuk I der Staatsbegrooting, ondertee kend door den minister Colijn, belichten scherp, dat de Regeering den ernst van den toestand volkomen inziet. Hare daden echter doen dit niet. Deze wijzen op aarzeling, die zeer ernstige gevolgen kan hebben. 18 September 1923 werden in de Mil- licenennota in zeer besliste bewoordingen, de noodzakelijke bezuinigingen aangegeven en het tijdstip van invoering der te nemen maatregelen werd als zeer nabijliggend vermeld. Men herinnere zich: „Met ingang van 1 Januari 1924 worden alle salarissen en loonen, van hoog tot laag met 10 pCt. verminderd." en „De Regeering hoopt in staat te zijn in de Memorie van Antwoord op het Voorl. Versl. van Hoofdstuk I der Staatsbegrooting nadere mededeelingen te doen nopens de maatregelen van reorganisatie en inkrimping" (50 millioen bezuiniging), en „Binnen enkele weken hoopt de Regeering in staat te zijn de noodige wetsontwerpen tot dek king van dit bedrag (30 millioen uit nieuwe hef fingen te vinden) in te dienen." Zoo werd den volke kond gedaan. We zijn thans een half jaar verder. En wat is geschied. Niets of bijna niets. Hoogstens woorden, luttel daden. En de Regeering zelf „went ons volk aan een tekort, dat leidt tot een volkomen ontwrichting van de Staatshuishouding." Zij aarzelt, wijzigt hare plannen, gaat cijferen met „bezuinigingen ir. perspectief" en voert eenerzijds de ramingen der bestaande belastingen, anderzijds het be- diag der nieuwe heffingen op om tot dekking van het tekort te komen, terwijl geen rekening wordt gehouden met onvermijdelijke nieuwe uit gaven. 18 September heetten noodig: f 50 millioen besparing door reorganisatie en inkrimping der Staatsdiensten: de vermindering van den totalen last der sa larissen en pensioenen met f 60 millioen, waar bij inbegrepen het wegvallen van de tekorten op Spoorwegen en Posterijen; de oplegging van pl.m. f 30 millioen aan nieu we lasten; een andere financiering der sociale verzeke ring. In de Memorie van Antwoord, maanden later ingezonden, wordt het tekort f 10 millioen lager becijferd op grond van een met dit bedrag ver hoogde raming der Inkomstenbelasting. Hieruit zou logisch zijn voortgevloeid de nieuwe heffin gen terug te brengen van f 30 millioen tot f 20 millioen gulden. Het tegendeel geschiedt echter: de nieuwe heffingen worden opgevoerd tot f 40 millioen. De algemeene salaris- en loonsverlaging, ver meerderd met de gehoopte verdwijning van be- drijfstekorten, blijft geraamd op f 60 millioen, doch de inkrimping der bezuiniging van den Staatsdienst wordt thans begroot op f 30 mil lioen instede van f 50 millioen. En hoe worden deze dertig millioen dan nog gevonden. De onderwijs-reorganisatie wordt geraamd een bezuiniging te geven van f 12.500,000; gelijk bedrag wordt verwacht van een meer doeltref fende organisatie der defensie. De totale bezui niging op de overige departementen wordt be groot op vijf millioen gulden. Het zal den lezers onzer artikelen duidelijk zijn, dat wij dit bedrag absoluut onvoldoende achten. Wij kwamen daarin, indien we de Begrootin gen van Onderwijs, Oorlog en Marine buiten be schouwing laten, tot een mogelijke bezuiniging van f 10.933.465, meer dan het dubbele van het bedrag, dat thans de Regeering voor dezelfde Hoofdstukken stelt. En dat, terwijl we ingrijpen de reorganisaties vrijwel geheel buiten beschou wing lieten en in hoofdzaak aandacht schonken aan een meer efficiënt beheer, dat zich aanpast bij huidige toestanden en verhoudingen. De Regeering zal, bij een tekort van f 140 millioen of f 130 millioen indien wordt uitge gaan van de hoogere raming der Inkomstenbe lasting, niet meer dan f 5 millioen, zijnde 3.6 pCt. bezuinigen op de geheele Begrooting, On derwijs en Defensie uitgezonderd. Dat is inder daad een percentage, dat bijna onbeteekenend moet genoemd worden en dat zeker allerminst in overeenstemming is met den noodtoestand van 's lands financiën. Een dekking van het tekort over 1925 zal daarmee allerminst worden bereikt. De salarisverlagingen zullen tot de voorgeno men 20 pCt. over 1925 zeker nog niet ten volle kunnen werken; 1) de onderwijsreorganisatie geeft alleen bezuiniging „in perspectief"; met de defensieversobering, waaromtrent nog niets po sitief bekend is, zal het wel niet anders zijn. Het verdwijnen van de tekorten op Spoor wegen en Posterijen (f 25 millioen) is voorloopig meer een hoop, dan een feit. We vreezen zeer, dat de eenige werkelijk- heidspost, die ten volle ten goede komt aan de begrooting voor 1925 zal zijnde som der nieuwe heffingen. Weer nieuwe lasten, terwijl ons volk en voor al ons bedrijfsleven voor alles behoefte heeft aan vermindering van lasten. Een nadere beschouwing van de luttele f 5 millioen, die het resultaat moeten geven van de bezuiniging door versobering en reorganisatie leert, dat een vrij belangrijk deel hiervan nog berust op een rekenkundige vondst zonder reëele beteekenis. Verschillende posten toch worden verlaagd op grond van het feit, dat do periodieke verhoogingen van ambtenaren en be ambten niet per 1 Jan., doch in den loop van het jaar ingaan, zoodat slechts een deel der ver hooging op de begrooting van 1924 behoeft te drukken. Het rekensommetje is op zich zelf juist, maar de zoo gevonden „bezuiniging" ver minderd het tekort met geen cent. Maakt de positie alleen meer gespannen, wijl de kansen op overschrijding der begrootingsposten er door stijgen. Lezing van de verschillende Memories van Antwoord doet de verbazing over het geringe bedrag der verkregen bezuiniging verdwijnen. Er blijkt uit, dat niet gebroken wordt, krachtig en doelbewust, met de oude sleur. Zoo verklaart de Minister van Onderwijs, dat hij het „volkomen eens is met de opmerking, dat het afzonderlijk beloonen van overwerk dient voorkomen te worden", doch constateert in de volgende zinsnede, na een ellenlange motivee ring, dat het „voorloopig althans, nog noodig is door deze post de gelegenheid te behouden om buiten de gewone bureau-uren of buiten het Departement extra werk te doen verrichten." Het had ook anders gezegd kunnen worden. De heeren hebben volkomen gelijk, maar we doen het niet! De Minister van Justitie bedoelt feitelijk het zelfde, wanneer hij schrijft: „Het ligt in het voornemen van den onder- geteekende, alvorens het rapport van de Bezui nigingscommissie definitief te beantwoorden, nader met deze commissie over hare voorstel len in overleg te treden, ten einde aldus te trachten tegenover elkander staande meeningen tot overeenstemming te brengen. Mede in ver band hiermede is het antwoord aan de Bezuini gingscommissie betreffende hare opmerkingen over de begrooting voor het dienstjaar 1923 tot dusverre achterwege gebleven." Waren deze hoonende woorden in de Kamer door den Minister mondeling herhaald, zij zou den ongetwijfeld als een fijn-parlementaire gees tigheid met luid gelach zijn begroet. Ligt het aan ons als wij dezen spot met de Bezuinigings- ccmmissie en met de bezuinigng als zoodanig niet kunnen apprecieeren en ons verbazen, dat niet uit de Kamer nadrukkelijk is verklaard, dat de Volksvertegenwoordiging verzoekt ver schoond te blijven van zoodanige toelichtingen op het feit, dat een bezuinigingsvoorstel eener officieele commissie twee jaar lang eenvoudig is genegeerd? Met zekeren ophef wordt op tal van plaatsen melding gemaakt van één of enkele ambtenaren en beambten, die „afgevloeid" zijn of zullen „af vloeien". Werkelijk doortastende maatregelen op dit terrein zoekt men tevergeefs. Er wordt hier en daar bezuinigd, krachtig in gegrepen wordt niet. Ziedaar de eindconclusie! Als dekking van het tekort wordt bereikt, zal dit verkregen worden door: loonsverlaging, ver mindering van het onderwijs en nieuwe heffin gen. Werkelijke bezuiniging door versobering en reorganisatie zal hierbij slechts een buitenge meen ondergeschikte, zelfs een onbeteekenende rol vervullen. Zal de Kamer hierbij alsnog ingrijpen? Het Kort Verslag is door haar besluit opge heven: buitengewone verhoogingen zijn op haar aandrang teruggenomen. Het is iets, doch heel weinig. Niet veel meer dan een druppel in een emmer. Is krachtiger ingrijpen nog te wachten? Ook, ja vooral, van hen die b.v. de bezuiniging door onderwijs-vermindering verkeerd achten, maar dan toch een anderen weg zullen moeten aan wijzen? Is ingrijpen van de Eerste Kamer mogelijk? Laat de Volksvertegenwoordiging de koorden van de beurs grijpen, voor het te laat is! Van dit Slotwoord mogen wij gebruik maken voor enkele korte, persoonlijke opmerkingen. In de eerste plaats om de velen te danken, die ons van instemming deden blijken, in het bijzonder de ambtenaren, die dit deden en die verschillende aanwijzingen en wenken gaven in onzen geest. Laten zij deze wenken en aanwijzingen tot piactisch resultaat brengen door ze ter kennis van hun chefs te brengen. Laat in het bijzonder de hoofd-ambtenaar dit doen, die naar aanlei ding van een scherp-uitgevallen passage schreef dat hij volkomen onze meening onderschreef, doch dat „de toestand nog veel erger is, dan II aangeeft". Vanzelfsprekend is ook critiek niet uitgeble ven. Wij gaan voorbij enkele anonieme ontboe zemingen, waaronder er een is, die vraagt „of U pas tevreden bent als heel Nederland op wach-geld honger lijdt" en zoo een wel-teeke- nend bewijs geeft van de meening veler Staats dienaren, dat zij „heel Nederland" zijn. De ernstige critiek kunnen wij het best sa menvatten in deze bewoordingen: „Wij, als insiders, vinden evenals U bezuiniging onvermij delijk en mogelijk, doch U wijst de verkeerd o pesten aan," Deze insiders zouden wij willen antwoorden- Het is zeer wel mogelijk, dat niet-genoemde pesten veel eer dan wei-genoemde voor bezui niging in aanmerking komen; het is eveneens zeer waarschijnlijk, zeker zelfs, dat hier en daar op andere wijze dan wij aangaven kan worden gereorganiseerd. Wij deden een poging om te komen tot bezui niging door het aanwijzen van reëele posten en in het bijzonder door vergelijking met vorige dienstjaren. Dat dit werk volledig zou zijn zal niemand hebben gemeend, veel minder dat het onfeilbaar kon wezen. Doel van onze beschouwingen was, de bezui nigingsmogelijkheid te toetsen aan de werke lijke cijfers, aan de posten der begrooting. La ten zij, die meenen, dat andere posten kunnen en moeten gekozen worden dit vooral niet onder zich houden. In het bijzonder de inside s zijn verplicht deze verbeteringen en aanvullin gen te geven. Zoo alleen kunnen we komen tot een krach tige actie voor bezuiniging, die gericht is niet op het vernietigen van een noodzakelijk deel der Staatstaak, doch op het verkrijgen van het giootst mogelijk nuttig effect voor de minst- mogelijke kosten: op efficiency in het over heidsbestuur; en voorts opheffing van wat vroe ger nuttig, doch thans overbodig is. Dat intusschen, zij het in onderdeelen, ver schillende bezuinigingen, welke wij bepleitten, zijn ingevoerd gedeeltelijk zóó, dat zij publiek bekend werden, gedeeltelijk zóó, dat wij alleen door particuliere brieven er kennis van kregen, verheugt ons vanzelfsprekend. Ook wanneer de maatregelen genomen werden, zooals een ano nieme brief ons mededeelt: „Natuurlijk onafhan kelijk van Uw geschrijf en waarvan U dus niet behoeft te denken, dat het Uw werk is." W. O. A. KOSTER. 1) Uit de laatste gegevens daaromtrent moet worden afgeleid, dat de tweede 10 pCt. eerst 1 Aug. 1925 van kracht zullen worden. En wie gelooft nog, dat deze laatste plannen de aller laatste zijn? ALLERLEI. Kinderen en Vogels. (Open brief aan Ouders en Opvoeders.) Weer heeft de lente haar intrede gedaan; de knoppen der boomen zwellen, het speenkruid ontplooit zijn helder-gele sterren, de vogels zin gen en dragen bouwstoffen voor hun nest aan. Een heerlijke tijd voor ieder, die het geluk bezit, het groote wonder in de natuur te kunnen waar- deeren en te kunnen genieten van het jonge leven dat alom opbloeit. Onze vogels zullen spoedig de nesten gereed hebben, zij zullen hun eieren en later hun jongen koesteren met de groote, opofferende liefde van de moeder voor haar kinderen. Dat machtige gevoel heeft de natuur zoowel den mensch als het dier geschonken. Wat zal er van die eieren, van die jongen terecht komen? Weinig, bitter weinig, moeten wij voorspellen, afgaande op de ondervinding, welke wij in vroegere jaren hebben opgedaan. Ontstellend zijn de feiten, welke dienaangaande gepubliceerd werden; in menige streek gaat veel mper dan de helft der nesten verloren. En de allergevaarlijkste vijand, die in den lentetijd het toekomstige of het jonge vogelleven bedreigt, is de mensch, vooral de jeugdige mensch, het kind. Jag in, dag uit trekken de jongens naar buiten en weinig vogelparen slagen er in, hun nest aan het scherpziende kinderoog te onttrekken. Het uithalen van nesten is veelal een gewoonte ge worden, waarvan men de groote nadeelen lang niet voldoende inziet. Tienduizenden eieren van zangvogels, die noch voor de consumptie, noch voor een ander doel eenige waarde hebben, gaan er in ons land verloren, tienduizenden jonge vogels worden aan de zorgzame ouders ontroofd en vaak op onbeschrijflijk wreede wijze afgemaakt. Onze vogels, die toch al met zooveel tegenslagen hebben te kampen denk slechts aan den guren broeitijd van 1923 en aan den langen winter 1923/1924 gaan tengevolge van het optreden der jeugd in aantal achteruit en dat beteekent een niet te onderschatten ver lies. Een verlies, omdat de vogels een belang rijke rol spelen in het huishouden der natuur ter bewaring van het zoo noodzakelijke evenwicht, een verlies ook, omdat de vogels, bekoorlijke schepsels als zij zijn, schoonheid in 's menschen leven brengen; een bestaan zonder schoonheid is een arm bestaan. Veel, zeer veel is er te zeggen vóór vogelsbescherming en niets is er, dat er tegen pleit. Het is dan ook een dringende noodzakelijkheid, dat wij onze kinderen van de dwalingen huns weegs terug brengen. Eén troost blijft ons; wat men ook soms moge zeggen, wij zijn er van overtuigd, dat het niet uit louter wreedheid is, dat onze jongens het vogelleven vernietigen. Zij geven zich niet vol doende rekenschap van hun daden en aan ons, volwassenen, daarom de plicht, de aangename plicht, den kinderen het verkeerde van hun han delwijze op gepaste manier onder het oog te brengen. Wij hebben zoo menigmaal ondervon den, dat het verstoren van nesten zijn oorzaak vindt in groote belangstelling voor de vogels en dat er zoo weinig toe noodig is, om die belang stelling in goede banen te leiden. Op tal van scholen en in vele gezinnen is al gebleken, dat de kinderen trouwe vogelbeschermers worden, indien zij ondervinden, dat hun belangstelling voor de dieren door volwassenen gedeeld wordt. Het is onverantwoordelijk, de kinderen ten deze hun eigen leven te laten leiden; het gevaar is niet denkbeeldig, dat uit hun belangstelling voor de natuur allerlei wreedheden voortvloeien. Een nest, een ei, een jonge vogel komen het kind als een kostbare bezitting voor; wij moeten er op wijzen, dat er nog iets beters is: belangstelling in en waardeering voor het leven in de natuur. Hoort de kinderen geduldig aan, wanneer zij opgetogen vertellen van hun avonturen, tijdens de omzwervingen in de natuur beleefd; laat de jongens er van doordrongen zijn, dat vader, moeder, of onderwijzer hen gaarne vergezellen, als zij iets willen laten zien. Spoort hen dan aan tot liefde voor de natuur, voor het dier, en in negen van de tien gevallen zal de knaap voor de goede zaak gewonnen zijn. Indien ouders en opvoeders willen medewer ken, kan het niet uitblijven, of ons land zal zich, eer er één jaar verstreken is, mogen ver heugen in een groote schare van jonge vogel vrienden. Moge het zoo zijn! Van Frans Hals en zijne armoede. De onlangs door Dr. Bredius in „Oud-Holland" (jaargang 41 afl. 1) gepubliceerde „archiefsprok- kels betreffende Frans Hals geven een zeer interessanten kijk op levensomstandigheden van onzen grooten schilder, die hem, leefde hij in dezen tijd, zeker in aanraking met meerdere takken van het maatschappelijk hulpbetoon zou den hebben gebracht. Hals was een vroolijke Frans, die hield van een goeden drank en het nooit te breed had. Niet alleen was hij zeer slordig in het betalen van zijn privé-schulden (getuige een gerechte lijke vordering van f 3:6:0 op 20 December 1624 tegen hem ingesteld over „coop van een bont jack"), maar ook blijkt uit de door Dr. Bredius vermelde aanteekeningen, dat hij na latig was inzake het onderhoud van zijn kind uit zijn eerste huwelijk, dat uitbesteed was bij Neeltgen Leenders, huisvrouw van Guilliaem de Bruyn. De hierop betrekking hebbende in 't Haarlemsch archief berustende notities luiden als volgt: „6 Sept. 1616. Neeltgen Leenders, huysvrouw van Guilliaem de Bruyn, eyr contra Frans Hals, gedaechde. T'eysschen 5 gld., ten cause van be- reeckent geit, mette costen 8 Nov. 1616. De vorigen, nu: te eysschen 37 gulden 4 st. als reste van een jaar elementatie vant houden van zijn kint mette costen. 11 Nov. '16. De vorigen als boven. De eysscher en gedaechdes moeder present. De moeder be kent de schuld ter somme toe van 30 gids. en seyt binnen een dach of twee te zullen betae- len. Commissarissen ordonneeren de ged. in de bekende 30 gids, mette costen. En nopende de reste ordonneeren nader bewijs. (Men mag naar de Nieuwe Doelen gaan, waar 37 gulden uitbe taald zullen worden op korting van geld, Hals competeerende, welk geld hoogstwaarschijnlijk was voor Hals' Schutterstuk van 1616.) 15 Nov. 1616. Neeltgen Leenders contra Frans Hals, vraagt om de verdere 7 gulden en 4 st. Hals moet f 3 12 st. betalen. De schilder auto riseert den bode Heeremans omme van den E. Jan Napels te ontvangen de somme van 16 gids, ende heeft dit voorsz vonnis datelijck voldaen en d'eyr aangetelt ter somme van 3 gids. 12 st. Zelf treedt Hals als eischer op tegen zijn schoonzuster op 7 Jan. 1633, bij welke gelegen heid hij van haar, Hillegondt Reijniers f 15. eischt als reste van meerder somme, en daeren- boven, dat de ged. sail worden gecondemmeert te doen behoorlijcke reeckeningh, bewijs en reliqua vant gene de ged. van eysscher noch onder haar heeft. Nicolaes Suycker (Konstbemin- naar!) en Jacob Pietersz Buttinga moeten trach ten partijen te accordeeren. Curieus daarbij de bepaling: „op pene van 3glds, by de voorn, com paranten te verbeuren in cas van geen accoort." Uit diverse aanteekeningen blijkt, dat hij het geduld van zijn geregelde leveranciers ook op zwaren proef stelde, waardoor deze meermalen genoopt waren hun goed recht door rechterlijke tusschenkomst te doen gelden. Zoo bijv.: 11 Mey 1627. Cornelis Dircxsz eischt van Frans Hals betalinge van f 7.over geleverde boter en kaes. 6 Juli zijn eerst f 4.betaald. 1 Sept. 1628, Abram de Nysse eysscher, contra Frans Hals, gedaechde, eischt betaling van f 4.voor geleverde waer. 10 Juli 1629. Een bakker eischt van Frans Hals, gedaagde f 5 17 st. „over gelevert broot" Verder wordt de schilder ook nog meermalen aangesproken o.a. „over schoenen", „over coop van een os", „wegens eetwaren", „gehaelt broot" enz. enz. Zijn zoon Pieter was „innocent", in huis was er geen plaats voor dien zwakzinnige; en Hals had geen geld, om hem voor eigen rekening elders te besteden. Uit de volgende aanteekc- ning zien wij, hoe hij in het „Werckhuys" kwam. Opheldering geeft een andere aanteekening: 9 Febr. 1637. Pieter Fransz Hals, Innocente Soone van Frans Hals, wert toegestaen om te ontfangen alle jaeren vant Elisabeths Gasthuijs 50 guldens, vant Leprooshuijs 25 gis. ende van de Schael 25 gis. mits dat de vrunden deselve buyten de Stadt sullen moeten besteden ende oock van alle vordere onderhout van cledinge ende anders versorgen. 25 Febr. 1637. Pieter Fransz (Hals) zal nu ge nieten: 60 gis. van Elisabeth's Gasthuijs. 30 gis. vant Leprooshuijs en dat de verdere costen sullen gedragen wer den bij de Regenten van de Schale. De bijdragen werden later iets verminderd. 13 Juny 1642. De Regenten van 't Werckhuys syn geordonneerf Pieter Frapsz Hals, innocente soon van Frans Hals int voorsz Werkchuys te logeren in een bysondere plaetse buyten de ge meenschap van menschen ende te doen arbey- den indien hy daartoe bequaem is, ende deselve voorts doen onderhout in cost en clederen, ende dit alles by provisie voor alle welcke de voorsz Regenten jaerlixs sullen genieten de yyftich gul dens van St, Elisabeths Gasthuys vyffentwintich gulden vant Leprooshuys ende vyffentwintich glden van de Regenten van de Schael, als hier vooren is gementioneert. Nu zijn wij genaderd tot een andere droeve bladzijde in 's meesters levenshistorie! Zijn doch ter Sara, (gedoopt 21 Febr. 1617) had een zeer lichtzinnig leven geleid, relaties met verschei dene manspersonen gehad, die soms niet zonder gevolgen bleven, en wij zien, dat de ouders, buiten raad, tot het volgende besluit kwamen: 31 Maart 1642. De huysvrouw van Frans Hals versochte vuyt den naeme van haere man, dat hare outste dochter omme redenen by monde vcrhaelt, mochte werden gebracht op hope van beternisse, in verseeckeringe int Werckhuys deser Stadt. Daerop by Burgemeesteren es ge- ordonneert (naer voorgaende consent voor soo veele in hen es) dat deselve Hals eerst ende alvooren met de Regenten vant voorsz Werck huys zal spreecken. Ende daermede geaccor- deert sijnde, dat de Heeren Burgemeesteren orde sullen stellen dat deselve door den Capi- teyn van de nachtwaecke in verseeckeringe zal werden gebracht. En tot slot nog een enkele mededeeling die voor zich zelf spreekt: 26 Juny 1675. Op de iteratieve instantiën van de weduwe van Frans Hals, als dat sy nu tot hoge jaren gecomen en tot armoede vervallen sijnde, wat subsidie versocht, is haer, in plaetse van het requeste, tot dien synde gepresenteert, in de Vroetschap voor te dragen, toegestaen bij provisie alle weecken uyt het rapsodium ofte uyt de condemnatiën ten behoeve van de Armen te ontfangen veertien stuyvers. Er stond eerst „twaelf". Het is alsof wij de vergadering bijwonen. Men schrijft reeds: twaalf. Een der heeren, met medelijden bewogen, vindt dat toch wel wat heel min. „Nu dan, laten wij er 14 van maken. Vinden de andere heeren het ook goed?" En zoo werd 12 doorgehaald, en kreeg Lysbeth Reyniersdochter veertien stuiver „ter weecke". Dit is het laatste wat wij van haar hooren. Zij moet toen reeds hoog bejaard geweest zijn. (Tft. v. Armwezen.) SCHAAKRUB Oplossingen, enz., te ze Schaakredacteur van dit blai schcweg 42, Bloemendaal. Probleem No. 5 W. A. Shinkman, Gra I Mat in vier zetl Stand der stukken: Wit: Kd3, Lg3, Pe2, Pf5. Zwart: Kg2, Lhl, g4. Oplossing Probleem Dr. Conrad Ba; Stand der stukken: Wit: Kb5, Dh3, Tb7, Lf5, Pc Zwart: Kd5, Te5, Th7, Lel d4, d6. 1. Tb7d7, Th7Xd7; Pc8- 1, -, Te5el; 2. Lf5— Dezen lastigen 4-zet heeft althans voor zoover wij zulks brieven moeten aannemen. Wellicht zal bovenstaand moeilijkheden opleveren. Sf van No. 51 s.v.p. eens na! Partij No. 1; Gespeeld in het tournooi Maart '24. Wit: G. M a r o c z y. d2—d4 Pgl-f3 e2—e3 Lfl-d3 E. I d4-Openinj 1. 2. 3. 4. Telefoon 131 NfEUllJE'GRA 44^-HAARL VRAAGT OKZeCOND VOOR HUURKOI zee R G£T)AKK.eLi SerALIM65VOOftWAi Groote open RENAUI personen. Meest billijl Chauffeur. Belangrijke Pachter va KOPSSTRAAT 18 ■■■imiA". i»*!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1924 | | pagina 6