Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal,
Overveen, Aerdenhout en Vogelenzang
Fotografisch Atelier DTCHE
HAARLEMSCHE BANKVEREEN1GINQ - BLOEMENDAAL
iBEHANQEM
MEM»
HOEFEERDER]
Uitgever: A. EIKELENBOOM, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: Bloemendaalscheweg 42. - Tel. 22324.
Meigedachten!
ff Gr.Houtstr. 169, Tel.3472
Ons lager Onderwijs
„Strijdt tegen „stijl" nabootsing
en ambachts bederf".
AFDEELING AMSTERDAM VAN
„'T BINNENHUIS"
AFDEELING BLOEMENDAAL
IN HUIZE „S0RGH-VL1ET"
18e JAARGANG.
ZATERDAG 3 MEI 1924
No. 18
BLOEMENDULSCI WEEKBLAD
Abonnement:
Voor een half jaar
1.75
LOSSE NUMMERS 5 CENT.
Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of
meer korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en
verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent.
Tusschen den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
V! ie gelukkig wil wezen, verlange van het leven
niet meer dan 't geven kan.
JAN LIGHART.
WAT DIENT DEN GEKWELDE.
Wat dient den gekwelde, die langzaam kwijnt
In kommer, angst en leed dat schrijnt,
Het heiligste recht, waar geen man vóór staat?
De lachendste hoop die wijkt? Wat baat
Bij hoorende dooven, bij rijkdom en pracht,
Het schreien, uiterste bede en klacht,
Der kinderen weer en wapen? Ach,
Zij vluchten de stoep, waar Lazarus lag.
Hun honden zijn beter dan zij.Recht op,
O man met den pijnvol pezigen kop,
Het rovende been en het bloedende hart.
Recht op en fier! Verbijt uw smart!
Wil: wil geneest, versterkt, geeft moed
Weer spannen uw spieren, weer bruist uw bloed;
Weer leeft gij, weer waagt gij uw lijf voor uw
(lot:
Help nu u zelf, zoo helpt u God!
RENE DE CLERCQ.
Toortsen.
De Kievit en de Griet.
(Nadruk Verboden)
Mei-gedachten! Alles groeit en alles
bloeit, nu eindeljk ons lang beproefd
geduld is beloond geworden. Meii-her-
innerixjgen! Mei i® de maand van de
bruiloften en vain de oude boerendan
sen, van Pinksterfeesten en optochten,
van vogelzang en kinderfeesten: ,,Hei
't was in de Mei!"
Ditmiaal heeft een oud kindervers je
actueele betee'kenis gekregen:
„In Mei
Legt elke vogel een ei,
Behalve de kievit en de griet,
Die leggen in de Meimaand niet".
De kievit en de griet hehben in April
reeds hun eieren gelegd. Welke recht
geaarde jongen van het platteland weet
het niet Eieren zoeken Het is bet
voorjaars vermaak hij uitnemendheid.
Och, het is om de: kleine eitjes te doen,
ook al zijn deze nog zoo bekoorlijk en
zeldzaam; heit genot zit in het vinden,
maar meer nog in het zoeken.
Wanneer in Friesland, en misschien
ook nog wel 'buiten Friesland, volwas
sen mannen ziidh niet schamen, geheele
dagien te besteden aan he t st appen door
de wei en het springen over de slooten,
alleen om dief kleine groene eitjes te
vinden, da begrijpt ieder, dat er voor
voor hen gewichtiger belangen in 't spel
zijn dan het stillen van den honger of
't sbreelen van bet gehemelte. I'k ken
mannen met een waardige positie in de
maatschappij, zakenimenschen, bedrijfs
leider®, geestelijken zelfs, die voor de
hartstocht van het eierzioeken hun da-
geÜjfesch werk opschorten en de wei in
gaan. Was is het, dat ben drijft, zal de
stedeling vragen?
Eierzoeken, het is heit verblijf in de
natuur; het afschudden voor een Ihlaelf et
maal, van de civilisatie; de vereenzel
viging met het water en het gras en de
drijvende wolken daarboven. Het is de
herleving van den oudten idroom, die wij
als (kinderen gedroomd' hehben en 'die in
ons brein is blijven hangen als erfher-
inneriing aan de zwervende voorgeslach
ten, die, als normaden die steppen door
kruisten. Het is het seizoen in de lau
we lentelucht, heit luisteren naar den
leeuwerik, de ontvankelijkheid voor de
goedheid' en schoonheid der Schepping.
Och, dat alle kantoorchefs en alle
ambtenaren en alle faibriesarbeiders en
kamerleden en kassiers eens één mooi-
en Aprildag uit eierzoeken konden
gaan! Maar wat dei eierzoeker op zijn
wijze bereikt, dat jagen ze na met hun
sport ien hun jacht. Dei sport is de vei
ligheidsklep voor ide machine van het
moderne graoitestadsleven. Gezegend
VERG ROOTING EN XX-J
REPRODUCTIES
EFFECTEN EN COUPONS VREEMD GEI.D
BU1TENEANDSCHE WISSELS, CREDIETEN, DEPOSITO S
VERSTREKT CREDIETBRIEVEN OP BINNEN- EN BUITENLAND
DOCUMENTAIRE CREDIETEN
LOKET KL UIZEN
de fiets en de voetbal en de raket en
de riem; zij houden de verbinding ,in
stand tusschen cultuur en natuur. De
jachtMioet ik ook zeggen: gezegend
de jacht?
Nu komen wij op gevaarlijk terrein.
Zeer zeker kan ook de jacht natuurge
not schenken'. Het is op jacht evenmin
om het schot of de haas te doen; het is
ook hier de natuurstemming; heit ade
men in de ruimte; het dolen en dwalen
uit den ouden droom,
Maar de jacht is een privilege. Zij
dient het voorrecht te blijven van den
adel of van wie in de moderne maat
schappij meit zijn geld den adel vervangt
Heleft de adel ibesef van bet natuurrecht
der hoorigen In de middeleeuwen viel
hem dit soms zeer moeilijk. En wij le
ven dichter bij de middeleeuwen dan
wij gewoonlijk beseffen.
Merkwaardig, hoe schijnbare kleinig
heden gnoote beginselen toelichten. In
iheit versje hoorien de 'kievit en dié griet
bij elkaar. Wanneer het voor den wild
stand of voor andere landsbelangen
nood'ig is de eieren van den griet te la
ten liggen, zal dit, zou men zolo zeggen,
ook noodig zijn voor de eieren van den
kievit. Wanneer men kievitseieren mag
zoeken, mag men ook griet-eieren zoe
ken.
Begrijpelijk, dat de nieuwe wet, die
kievit en griet van elkaar scheidt, ver
zet heeft gewelkt 'bij het eenvoudige
landvolk dat den politiefcen achter
grond van het eierenzoeken niet door
ziet. Wat hebben ministers en kamerle
den zich te bemoeien met den eenza
men droomer ginds in het veld, die, ak
ker iop, akker af, met den polsstok on
der den arm mijmert en tuurt in de
groene hei?
Men heeft het eierzoe|ken verboden.
Alleen de kievit maakt een uitzonde
ring. Zou dit hierom zijn, dat ministers
en kamerleden hun kievitseitje aan he,t
diner niet kunnen missen? Voor hep
mogen de droomiers in 't veld voortzoe-
ken,, doch de eireien van de griet moeten
zij laten liggen; die eten ministers en
kamerleden niet. Dat het landvolk die
wel eet en' dat bet ei van den tuurieluur
of degrutto het kievitsei is van de min
der gegoeden, hieraan hebben de wat
tenmakers niet gediaeht.
Wettenmakers moeten zich niet met
volksvermaken bemoeien. Hetgeen in
oelroude tijden geschapen is in de ziel
van het vollk, mag niet door pedanten
en betweters worden verstoord. Wel
ke paedaigoog verbiedt den kinderen
het knikkeren of 't vlieger oplaten?
Men krenkt met het ingrijpen in die
schijnbare kleinigheden verstrekkende
levensbelangen. Men vermoordt de poë
zie om een twijfelachtig gewin. Men
schendt het rechtsgevoel om een be
twistbaar retcht. Het verbod van het
eierenzoeken doet- mij denken aan het
verbod vian de sinterklaasloterijem,
waarvan wij, nog in vrijheid geborenen
erve m kleurige heugenis hebben be
waard. Deze onschuldige volkspret
moest vallen en de staatsloterij bleef
bestaan.
Leizeir, wanneer ik mij in deze Meti-
ffiiijimering aan politiek ben te buiten ge
gaan,, vergeef mij. Mei immers is die
imiaand' van 'd'e volksfeesten,, van de folk
loristische herinneringen. De Mei-konin
gin en de Pinksterbruid1 en het Pater
tje lang sden kant, zij tallen hebben mij
opgestookt lom te protesteeren tegen ide
scheiding tusschen den kievit en d'e
griet. Om hunnentwille heib ik gezondigd,
toen ik mij verzette op alweer een aan
slag oip een onschuldig ien veredelend
volksvermaak.
C.
Niet door de gevoerde actie in onze ge
meente, ook niet door de gevoerde actie van
onze naburige gemeenten, doch door de krach
tige actie in ons geheele land gevoerd door ver
schillende organisaties en personen van aller
lei richting, is er dan toch alle hoop, dat de
minister van Onderwijs alsnog zijn plan zal wij
zigen, zij het dan ook op een wijze die aller
minst bevrediging schenkt.
De Memorie van Antwoord, aldus schrijft Th.
M. Ketelaar in „De Telegraaf", door minister
Dc Visser 19 April j.l. bij de Tweede Kamer in
gezonden, heeft tot Keden niet die aandacht
getrokken, welke zij ten volle verdient. Doch
het schijnt wel, dat door het gesol met ons
onderwijs in de laatste twee jaren het Departe
ment er in geslaagd is, onder de belangstellen
den een zekere apathie te weeg te brengen, die
moedeloos doet berusten, als telkens weer een
nieuwe maatregel getroffen wordt, die slechts
schade voor 't onderwijs brengen kan.
Niet dat ik niet erken, dat er in de aan
vankelijke voornemens der Regeering gelukkige
wijzigingen zijn gebracht. Maar waarom moes
ten er nu weer andere maatregelen worden
voorgesteld, die ten minste even bedenkelijk
zijn?
De minister wil gelukkig op zijn voornemen
terugkomen om den aanvangsleeftijd met een
jaar te verhoogen. Dit voorstel, dat ongetwij
feld uit den koker van een op onderwijsgebied
ondeskundig bezuinigings-inspecteur is voort
gekomen, is onder de' algemeene afkeuring in
en buiten de Kamer bezweken. Waarom, mag
men echter vragen, worden de gevolgen van
zulk een maatregel niet vooraf behoorlijk aan
het Departement overdacht, terwijl men nu
slechts allerwegen ontevredenheid en verbit
tering heeft gewekt?
Een tweede verbetering is, dat de gemeente
besturen de verplichting houden, waarvan zij
aanvankelijk zouden ontslagen worden, om het
zevende leerjaar voor hen, die het begeeren in
te richten.
Hierbij sluit zich de derde verbetering aan,
dat alle schoolgaande kinderen blijven mee
tellen voor het bedrag, dat het Rijk aan de
gemeenten uitkeert. Het aantal leerkrachten
wordt dus niet bepaald alleen naar het aantal
leerplichtige kinderen, zooals de Minister in
het oorspronkelijke wetsontwerp voorstelde.
Dit is voor het behoud der bestaande zevende
klassen van groot belang, daar de financieele
toestand voor de gemeentebesturen op dit punt
nu ongewijzigd blijft.
De Minister is er echter niet toe kunnen
komen, om den zevenjarigen leerplicht te be
houden. De ouders mogen hun kinderen zeven
klassen op de gewone lagere school laten vol
gen; zij zijn dit echter voor slechts zes leer
jaren verplicht.
En in het vorige jaar, toen een wetsontwerp
tot uitstel van den leerplicht voor het zevende
leerjaar tot 31 December 1924 zelfs de open
bare behandeling niet kon halen, èn bij het
nu ingediende wetsontwerp, dat uitstel tot 31
December 1929 beoogt, is in de afdeelingen
Stadhouderskade 80 bij Becht Dyserinck
S Dir.; Jac. v.d. Bosch, Binnenhuis-arehitect
OVERVEEN TELEFOON 956
der Tweede Kamer door vele leden met klem
op de nadeelen van dezen maatregel gewezen.
De Minister blijft echter onaandoenlijk; hij laat
de jongens en meisjes een a twee jaren op
straat zwerven totdat zij veertien jaar zijn en
dan eerst volgens de Arbeidswet in fabrieken
en werkplaatsen mogen toegelaten worden.
Leest de Minister niet de verslagen van de
Arbeidsinspectie? Herhaaldelijk is daarin op
zevenjarigen leerplicht aangedrongen. Het
laatst verschenen verslag loopt over 1922.
Daarin wordt gemeld, dat verboden kinder
arbeid nog steeds veel voorkomt, vooral bij
loopwerk. Verbetering zal niet komen, zoolang
de algemeene invoering van een 7e leerjaar
voor alle lagere scholen niet plaats vindt. Er
zijn een belangrijk aantal kinderen, die aan de
Leerplichtwet voldaan hebben, maar niet in
handel en industrie kunnen worden toegelaten.
En luidt het verder op blz. 47 van bovenbe
doeld verslag:
„Het eenige middel om aan dezen minder
gewenschten toestand een einde te maken, is
dc gelegenheid om kinderen tot hun 14e levens
jaar onderwijs te doen geven, zoo krachtig mo
gelijk te bevorderen."
Minister De Visser slaat deze wijze woorden
in den wind en schorst den nauwelijks aan
genomen en door hem zelf met warmte ver
dedigden leerplicht voor het zevende leerjaar
tot 31 December 1929. Zonder zóó pessimis
tisch over loopjongens en -meisjes te denken
als destijds Mr. van Dorp het over de Haar-
lemsche loopjongens deed, zal niemand toch
ontkennen, dat van het voortdurend bij den
weg loopen het tegengestelde van een opvoe
dende kracht uitgaat; en hoevelen zullen er
zijn, die zelfs geen „verboden" betrekking als
loopjongen of -meisje kunnen bemachtigen en
zoo maar een deel van hun opvoeding, bij den
weg opdoen!
Deze moreele nadeelen kunnen niet in geld
berekend worden, maar indien het verplichte
zevende leerjaar een millioen meer moet kos
ten ,dan is dit geld zoo beter besteed, dan dat
men het later moet uitgeven aan tuchtscho
len enz.