L ledische AKEN TWEEDE BLAD .EN Zn. lizen 6, Haarlem Hagekeck's Amusements Park. 15a, Tel. 2815 E-1NRICHTING Chevraux van kleuren 4ET ALS NIEUW JNE GOEDEREN :ermakerij aarlem ijne Lederwaren f Reparatiën d. J. de Reiger en Kinderkleeding luiseigenaren HALM lll=IIIEUi=MS g 205, Schoten IIISIHSiMSmS arniturenhandel ukstraat - HAARLEM 81 [eermaker las Maatwerk Wiener Dames Coupe raat No. 41 ite Houtstraat niiill! XXXXXXXJOOOOOOOC ,,Bioemendaalsch Weekblad" Fragmenten. ONTVANGEN BOEKEN, T O O N E E L. DAMRUBRIEK. No. 22 )XCALF {ISCHE WASCH- EN [NG >VFR No. 1329 TELEFOON 2155 ng N SERRE-MEÜBELEN Reis- en Wuschmanden, .PARAT1E-INRICHT1NG aat 50 i in igt ieder die voor f 1.50 (jtS CADEAU! Kozijnen, Trappen an. HEEMSTEDE t 15 HAARLEM ïeschwaren, erswaren KAASSOORTEN per pond per pond ALLES per pond 1 VOL VET per pond n de prijzen van cent per pond len een prijscourant van JEN g i n g aan huis bezorgd atie-lnrichting prijzen ST1KKER1J XXÏOOOCOOOOOOOOC en Fransche atige prijzen ZATERDAG 31 MEI 1924 SPREKEN IS ZILVER. Moeder keek niet zoo heel vriend'lijk 's Morgens vroeg bij het ontbijt, Want ze vond haar oudste dochter (Achttien jaar) een stoute meid". Kind, je maakte mij vannacht weer O zoo angstig en nerveus, Dat moet nu voortaan eens uit zijn, 't Gaat niet langer kindje, heusch! Want men bracht je gisteravond Héél laat thuis, en toen, héél lang, Bleef je, vóórdat je naar bed ging, Nog beneden in de gang. Maakt u dat zoo zenuwachtig? Trekt u zich dat zóó erg aan? Kunt u daar nu niet van slapen? 'k Heb nog wel zóó stil gedaan! Ja kind, zei ma met een zuchtje 't Was niet 't leven in de gang, Maar juist doordat het zoo stil was Werd ik wat benauwd en bang. CLINGE DOORENBOS. Uil ,,De Telegraaf". De Kleine Veronika. De Kleine Veronika is de hoofdpersoon uit het boek van dien naam, geschreven door Felix Salten en vertaald door Alice van Nahuys (uitg. Van Holkema Warendorf, Amsterdam). Het is de droeve geschiedenis van een dorps meisje, dat aangenomen zal worden en daar toe naar een tante in Weenen wordt gezonden om van den bisschop het vormsel te ontvangen. Met hoeveel reine verwachtingen gaat het arme kind heen en hoe ontgoocheld keert ze terug. Want tante Rosi, waar ze zal logeeren, ver dient haar geld op oneerbare wijze en de kleine Veronika maakt kennis met toestanden waar van ze gelukkig nog geen denkbeelden had. De teleurstelling in de menschen juist onder de indrukwekkende omstandigheden breekt haar het hart en, op de terugreis aan de schande van het vrouw-zijn herinnerd, verdrinkt ze zich. Hier volgt een brokstuk, waaruit haar ver wachtingen spreken. „Je jurkje is klaar," zei haar moeder, toen de kleine Veronika de kamer binnentrad. Veronika liep met verheugde oogen naar het bed harer ouders, waarop de witte communiejurk uitge spreid lag. Ze stond versteld over de vele strookjes, over de blauwe steekjes en slaakte van zaligheid een klein, gelukkig gilletje, toen ze de sierlijke kanten gewaar werd, die het lijfje bijna koninklijk versierden. Opgewonden keerde zij zich om naar haar moeder en was onthutst toen ze geen glimpje van feestelijkheid in haar gelaat zag. Haar moeder stond onver schillig, zooals alle dagen, in denzelfden blau wen boezelaar, met denzelfden kruislings over de borst geslagen rood wollen doek, en nam een pan van het fornuis. „Kom, eten", zei ze, op haar gewonen, ver moeiden toon. Veronika trad op de tafel toe, waar haar vader in zijn bruin, gebreid buis zat, den rug gebogen in een sterke kromming, waarvan ze de lijn zoo goed kende, als een droefgeestig, de kinderlijke opgewektheid gestadig verjagend silhouet. Zijn bierkruik stond voor hem, de kruik van aardewerk met de gebroken tuit, en hij sneed het brood dat hij at met een groot zakmes in allemaal kleine stukjes.... Ook hij had niets verheugds, zooals Veronika één oogenblik verwachtte. Hij zat daar met zijn stilte gebiedende, verdrietige gezicht, waarvoor zij altijd grooten angst gevoelde. De moeder zette het eten op tafel. En alsof het gelukkige, ontdane gezichtje van Veronika, haar, nu zij in den lichtkring van de tafel trad, een woord wilde af dwingen, zei ze tot haar man, terwijl zij naar de jurk wees: „Dat is nu nog eens een pleizier, zeg." Een gebrom was het antwoord, terwijl de vader vlug zijn lepel in de schaal stopte. Veronika at en zag haar ouders daarbij aan. Ze keek in de kleine kamer rond. De latafel met de glimmende koperen ringen aan elke la was altijd de toevlucht voor haar verlangen naar schoonheid geweest. Daar stond bovenop een crucifix, verder het portret van den keizer, zoo raadselachtig achter het glas, dat het was alsof de oogenschijnlijk vergulde lijst, het rozige gezicht en de met ordeteekens bedekte borst uit één stuk waren en dat het heele werk nooit uit elkaar zou kunnen vallen. Daarnaast stonden rechts en links twee kandelaars van verzilverd glas, waarin uit kleurige papieren plooisels opstekend twee bleeke kaarsen sta ken. En nog een porseleinen kopje stond er, dat in sierlijk-gekrulde gouden letters Veroni- ka's naam droeg. Veronika bekeek tevreden de welgeordende pracht, toen staarde ze voor zich uit op het witte, afgeschaafde hout der tafel en volgde tusschen andere, kleinere, een groote spleet, die langs de adering liep en in een kwast gat eindigde. Met deze spleet had ze altijd gespeeld en haar met zulk een hardnekkigheid de Donau genoemd, dat ook vader en moeder deze inkerving niet anders dan de Donau noem den. Werd er weieens bij ongeluk water ge morst en om het kind dit onschuldige ge- noegentje te gunnen, had de moeder in vroeger dagen vaak opzettelijk het glas omgegooid dan werd het in de spleet geleid, waar het als een vroolijk beekje lustig doorheen stroomde en vlug afloopend door het kwastgat op den grond drupte. Nu keek Veronika naar de Donau die opgedroogd was, daarna naar haar ouders en tenslotte naar de triestig walmende lamp, die met een zwart-gerookt blikken blindee- rinkje aan de zoldering te bengelen hing. En opeens was het haar hier in de bedomptheid alsof dit alles hier maar tijdelijk zoo was, als of alles in deze kamer juist voor een belang rijke beslissing stond en zonder er verder over na te denken, was ze ervan overtuigd, dat ze, uit Weenen terugkomend, alles prachtig ver anderd zou vinden. „Morgen verwacht ze je, je tante," zei haar moeder. Veronika zag op en glimlachte. „Heeft ze geschreven, je zuster?" bromde de vader. „Ja vandaag.... die heeft 't goed." „Zoo kan iemand 't ook makkelijk goed heb ben.... Een blik van de moeder en de vader zweeg. Maar toen lachte hij en zei: „Zoo kan iedereen het krijgen. Veronika had vaak op deze wijze over haar tante hooren spreken en daarbij dan gedacht, dat ze zeker een zorgeloos, glanzend leven moest leiden. Zijzelf kon zich de afwezige, die niemand in het dorp sedert tien jaar ooit meer te zien had gekregen, nog maar heel vaag voor stellen, „Niets dan zijden kleeren heeft ze....", had haar moeder eens gezegd, en daarbij had een ongewone eerbied op haar gezicht gelegen. Boven, onder het dak, in haar kamertje, be reidde Veronika zich voor, om den nacht, die als een hindernis nog tusschen haar en de lang verbeide verandering van alle dingen lag, door te brengen. Haastig had ze haar kleeren uitge trokken en stond nu in haar korte hempje voor haar bed, streek vlug de kussens glad en glipte handig tusschen de koele, van de wasch nog vochtige lakens, als was ze bevreesd door het eigen gedraal het voortgaan van den tijd te be lemmeren, Nu lag ze op haar rug en vouwde haar handen: Onze Vader.daarna den En- gelschen groet, dien zij altijd tot de moeder Gods zond en bij welke woorden zij het gelaat van het beeld altijd zoo levendig voor oogen had. Vandaag zei ze nog vol innig geloof erach ter: „Ik geloof aan god, den vader, schepper van den hemel en van de aarde Maar wijl ze niet in slaap kon komen, begon ze in het donker een vertrouwelijke tweespraak met de heilige Maria, met god zelf, en kwam ten laatste in een vroolijk gesprek met den engel dien ze kende, die haar van over den kerkhofmuur had nagekeken, toen ze vanavond naar huis gehold was. Want dat was een bui tengewone vriend van haar. Sedert drie jaar nu al lag de gestorven pastoor in de aarde, en sedert twee jaren bewaakte de lieve kleine engel oplettend, met bescheiden gevouwen vleugeltjes het graf van den vriendelijken ouden heer. Veronika herinnerde zich nog hoe zij hem den eersten keer gezien had, toen zij op een morgen uit school kwam en hij plotse ling sneeuwwit op den met bloemen begroeiden heuvel stond, alsof hij zoo net pas uit den hemel was neergedaald. Zij had dadelijk een diepe genegenheid voor hem gekoesterd en op vele zomersche dagen allerlei vrome en ge heimzinnige spelletjes met hem gedaan. Nu bedacht ze opeens of hij morgen misschien ook naar Weenen zou vliegen, en ze stelde zich voor, dat hij daar al is aangekomen voordat zij den Dom betreedt, dat hij voor het altaar staat of bij het wierookvat, met bescheiden gevou wen vleugels en haar verwacht. Alle engelen komen morgen in Weenen, besloot zij meteen, en voor haar slaapdronken oogen schemerde het in de duisternis als van witte golvende ge waden, zoodat zij in slaap vallend haar bedje door scharen engelen omgeven zag. De kleine Veronika fluisterde nog, terwijl zij al half droomde, Doch buiten dampte de aarde in den kiemdrang van de Meimaand en een sterke geur stroomde van de weilanden naar binnen, in milde golven, als een warme geluidlooze adem. En nu het slot: De duisternis gleed zwaar neer, toen ze in de open landen vlak aan den oever kwam en in het stille gras langzamer ging loopen. Een stil geruisch drong van het water aan, vermengd met het luide gepiep der krekels. Ze liep maar door, al maar door, den verloren blik op de laatste roode wolkenstrepen gericht. Toen kromp ze ineen, omdat een hand zich op haar schouder lei. Twee soldaten stonden voor haar. Bruine, wilde, lachende gezichten. Trillend deinsde ze achteruit en hoorde hoe ze tegen haar praatten. Ze deed nog een paar stappen, keerde zich om en zag hoe de twee mannen haar volgden. Toen gaf ze een luiden gil. Ze begon te hol len, al sneller, en omdat ze hoorde roepen, nog sneller, al dichter naar het water toe. Nu vernam ze niets meer dan het gehamer harer slapen. Ze liep de helling af, kwam lager op het grint, deed een kleinen sprong, die in haar trooste loosheid als een haastige herinnering aan de vroolijke kinderspelen door haar heen vloog. Toen was het haar, alsof iemand met koude grepen in haar kleeren naar haar lichaam woelde. Ze zag opeens haar ouders, hoe ze aan de witte tafel thuis over de voor gebogen zaten en haar toeknikten; ze zag tante Rosi met uitge strekte armen, vernam plotseling haar frissche stem, zingend, vlak aan haar oor. De steenen engel van het graf van den ouden pastoor schoot langs haar heen en viel om, toen stortte de dorpskerk in, met een gedonder dat haar den adem benam. Het werd licht in haar. Ze zag de groote stad en de brug en zich zelf langs de rivier gaan, langzaam, in haar witte jurk, den krans in haar haren, en bleek, en de menschen verdrongen zich al om de weerkeerende Veronika te zien. Toen werd het stil en donker om haar heen. Maar de rivier droeg haar met zich mee in de goede richting en hij liet haar niet in den arm glijden die zich door de binnenstraten kron kelt. Ver buiten de stad dreef ze toen in den duisteren nacht voorbij, waar de rivier buiten de stad door de landen voortstroomt; en ze was nu als een kleine lichte vlek op de nacht zwarte golven. Bij J. B. Meulenhoff te Amsterdam versche nen enkele schooluitgaven van buitenlandsche schrijvers. De boekjes zijn op de bekende keu rige wijze dezer firma verzorgd. Het ééne is van den Franschman André Lichtenberger. Me juffrouw J. Berdenis van Berlekom bewerkte diens La Pétite Soeur de Trott voor schoolge bruik. Het andere boekje, voorzien van een portret, is Lessing's Emilia Galotti, bewerkt door dr. F. Leviticus. Bij de uitgevers-maatschappij „Elsevier" te Amsterdam is o.a. verschenen Godsdienst en Socialisme door G. Horreus de Haas, een boeiend en belangwekkend vertoog over de verhouding tusschen beide in den titel genoem de machten, die naar het oordeel van den schrijver elkaar geenszins, gelijk nog maar al te velen meenen, uitsluiten, maar allengs naar elkaar toegroeien. Dezelfde uitgevers-maatschappij gaf ook een zeer lezenswaardig boekje uit van Herman Robbers over Litteraire Smaak. Inzonderheid aan de behandeling van de letterkunde op de scholen wijdt de schrijver een belangrijke be schouwing, die hij met welgekozen voorbeelden toelicht. Ernstige overweging verdient vooral ook wat hij zegt omtrent „onze gedragslijn bij het lezen en bij het vormen van een boekverzame ling". Wij ontleenen er het volgende brok- stukje aan: „Ja, schaf u boeken aan, maak ze tot uw eigenste, uw intiemste bezit. Leen ze ook uit, maak er anderen gelukkig mee, anderen, die u lief zijn en van wie gij weet dat zij u uwe boeken terug zullen geven. Maar vooral: zet ze om u heen-in uw kamer. Hoe komt het dat een kamer waarin boeken staan, één of meer kasten met boeken, zooiets warmers en vertrouwelij- kers, zooiets intiemers en beschuttenders heeft dan een kamer zonder boeken? Is een boeken kast dan per sé mooi of „decoratief"! Neen, maar de zaak zit dieper. Goede boeken deelen hun geest, deelen iets van de warmte waarmee ze zijn voortgebracht, aan onze omgeving mee, ook in de uren waarin wij ze niet lezen. Zij staan daar om ons heen als zooveel vrienden, zij deelen zwijgend, maar trouw, ons lief en leed." Een „goed boek" om zich aan te schaffen, is het bij de N.V. Boekh. en Uitg. Mij. „Ont wikkeling" Keizersgracht 376 te A'dam uit gegeven geschrift: De Bouwsteenen der Mate rie, waarin dr. J. P. Wibaut op even bevatte lijke als aantrekkelijke wijze uiteenzet, wat om- tient elementen, atomen en electronen bekend is. Ook leeken op het gebied van natuur- en scheikunde kunnen dit boek met eenige inspan ning gemakkelijk lezen. Alleraardigst is de in leiding, waarin de schrijver de ontwikkelings geschiedenis der begrippen element en atoom mededeelt. Dan volgt een hoofdstuk over de kinetische theorie, een over het periodiek sys teem der elementen, waarna een verhandeling over de leer der electronen, de radio-actieve verschijnselen en den bouw der atomen het werkje besluit. Als waardig tegenhanger van deze populair- wetenschappelijke studie kan gelden het bij „Elsevier" uitgegeven boekje: Stoom en Elec- triciteit als sociale krachten door Ir. P. Schut. Dit met enkele toelichtende plaatjes verluchte betoog geldt een vooral in onzen tijd hoogst gewichtig onderwerp. De schrijver vertelt de geschiedenis van de stoommachine en die van de toepassing der electriciteit, en laat zien, eenerzijds wat een moeite, geduld en arbeid er noodig is geweest om tot deze uitvindingen te komen en ze gaandeweg te verbeteren, en an derzijds welk een enorme invloed deze uitvin dingen op het leven van de menschen in de laatste 150 jaar hebben gehad. Om de grootsche resultaten van wetenschap en techniek, die de laatste eeuw ons gebracht heeft, werkelijk tot heil van de menschheid te doen strekken, is, zegt de schrijver, het inzicht noodig, „dat de vondsten van het vernuft en het genie, zooals deze laatste eeuw ons in zoo ruime mate geschonken heeft, ten goede be- hcoren te komen aan de gemeenschap in haar geheel en niet aan sommige individuen, aange wend behooren te worden, niet in een dommen en bruten strijd van allen tegen allen of ter verrijking van enkelen, maar ten bate van ons allen, van de menschheid en niet van den exploitant. Daarin ligt de ethische factor, die Weten schap en Techniek, die Stoom en Electriciteit van vernielende en negatieve tot opbouwende en positieve krachten zal maken, die hen in waarheid den vooruitgang zal doen dienen, Mr. P. Droogleever Fortuyn toont ons in een bij „Elsevier" voornoemd uitgegeven boekje Het organisme eener groote stad. Achtereen volgens behandelt hij in zijn duidelijke en uit voerige uiteenzetting, het bestuur van de ge meente, de gemeente als werkgeefster, de ge meentebedrijven, de gemeentelijke diensttak ken, de gemeente en de volkshuisvesting, de ge meente en het onderwijs, en de financiën der gemeente. Het Boek Job, een der schoonste en bekend ste bijbelboeken, komt naar het schijnt, wel het meest in aanmerking voor proeven van verta ling. Thans heeft A. B. Davids zich hieraan ge waagd. Hij heeft den uit het Hebreeuwsch ver taalde tekst met inleiding en aanteekeningen voorzien en de uitgevers-maatschappij „Else vier" nam de uitgave op zich. Wij kunnen in dit blad geen beschouwing geven over de vraag, of deze vertaling beter is dan de uitstekend gelukte Leidsche Vertaling, die naar ons oor deel ook na deze nieuwe proeve nog onover troffen blijft. Inmiddels zal ook deze arbeid van A. B. Davids, vooral om de welverzorgde inlei ding en de puntige kantteekeningen weder tot verheldering van dit machtige boek bijdragen. Bij J. H. Meulenhoff te Amsterdam versche nen nog een paar populair-wetenschappelijke werkjes. Wat op den bodem der ziel ligt.is een bundel opstellen op het gebied der psychana- lyse van de hand van dr. W. Stekel en vertaald dcor dr. A. N. Nolst Trénité. Ofschoon sommige dezer essays op zichzelf een welgeslaagd geheel vermen, ontbreekt den bundel die eenheid, welke bij een onderwerp als het hier behan delde het begrip ten goede zou zijn gekomen. Stekel, die tegenwoordig als popularisator van Freud's methode wel het meest in zwang is, blijkt zelf met dezen bundel zeer ingenomen, omdat hij hierin dichter en man van wetenschap tegelijk is. Doch of een zoo met zorg te behan delen stof als psychanalyse wel deze soms al te dichterlijke werkwijze gedoogt, betwijfelen wij. Nuchterheid en zakelijkheid blijft op dit ge vaarlijk gebied voorschrift. Een ander boekje van een medicus, eveneens door dr. A. N. Nolst Trénité vertaald en ook bij Meulenhoff uitgegeven, is Verstandig Ouder schap, handleiding voor geboorte-beperking, practisch vervolg op „Hij en Zij in het Huwe lijk" door Marie C. Stopes. De aard van het onderwerp leent zich minder voor een uitvoe rige bespreking; begrijpelijkerwijs is het ook slechts voor een beperkten lezerskring bestemd. Dezelfde uitgever bracht een kostelijk boekje op de markt op het gebied der taalkunde. De Kleine Gids, inleiding tot onze moedertaal, door dr. J. B. Schepers en H. J. Scholten, ge tuigt van de frissche en nieuwe opvattingen, die zich in het onderwijs gaandeweg baanbreken. Ook zij, die de school meenen ontgroeid te zijn, kunnen er veel uit leeren. Inzonderheid het hoofdstuk over woordvorming zij hun ter lezing aanbevolen. Stadsschouwburg. Fientje Beulemans door de leden van de Kon. Vereen, „Het Ned. Too- neel" (Vrijdag 23 en Woensdag 28 Mei). Magda Janssens en Hubert la Roche hadden in dit van Vlaamsche gemoedelijkheid over loopend blijspel gelegenheid de eigenaardige bekoring van hun kunst ten volle te openbaren en tevens het Haarlemsche publiek in de gele genheid te stellen, te toonen, hoezeer dit deze beide rasechte acteurs waardeert. De overige leden van het gezelschap, die door goed samenspel het geheel volmaakten, verbluften ons door hun voortreffelijke uit spraak van de uitheemsche talen. Maurits Parser, was een geboren Vlaming gelijk Gobau een geboren Franschman was. Vooral het spel van den laatsten kwam ons als zeer welge slaagd voor. De aard van het stuk leende zich tot een prettigen en onschadelijken uitgaansavond; de groote belangstelling, den eersten keer getoond, heeft het gezelschap tot een tweede opvoering gedreven. Er is voor werkelijk goede kunst ge lukkig toch altijd nog animo, C. Alles betreffende deze rubriek te zenden aan den Damredacteur, den heer Herm. de Jongh, Valeriusstraat 64huis, Amsterdam. Uit den wedstrijd om het kampioenschap van Frankrijk. In onderstaanden stand heeft Fabre, met Zwart, door uiterst fijn positiespel eenig voor deel behaald tegen zijn geduchten tegenstander Dr. Molimard, met Wit. Dr, Molimard was hier aan zet en wist door een 15 zetten diepe combinatie prachtig remise af te dwingen. Het spel verliep als volgt: Dr. Molimard. Marius Fabre. Wit. Zwart. 1. 27—22! 18 27. 2. 32 21 23 43. 3. 34—29! 16 27. 4. 29 16 42—48. 5. 30—24 19 30, 6. 35 24! 4842! en nu is de remise voor Wit nog zeer moeilijk. Molimard had haar echter reeds zes zetten van te voren berekend! 7. 33—29! 27—32. 8. 29—23! 42 20. 9. 23—19 20—9 10. 36—31! 9 36 11. 1914! 36 :4 gedwongen. 12. 26—21 32—37 13. 21—17 37—41 14.1712! (Op 149 en 16 7 zou Wit juist verliezen door Zwart 611 4147, 4729 en 29—1). 14. 41—47. 15. 128 remise. Juist op tempo! Hagebeck's Amusements Park. Met ver wijzing naar de belangrijke advertentie voor komende in dit nummer, kunnen we reeds aan onze lezers meedeelen dat er druk gebouwd wordt aan de totstandkoming van Hagebeck's Amusements Park op het voormalige Ilvo-ter- rein alhier. Het belooft een groote aantrekkelijke attrac tie te v/orden. De ondernemers ontzien kosten noch moeite om alles zoo gezellig mogelijk in te richten. In ons volgend nummer zullen we over het een en ander uitvoeriger schrijven. Zaterdag 7 Juni 's namiddags twee uur zal het terrein voor het publiek worden geopend. Den len Pinksterdag is het gesloten. Zie de advertentie. 'JilL

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1924 | | pagina 5