Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout en Vogelenzang Fotoirafiscli Atelier JICHE", Gr. Houtstraat 169 Haarlem, Tel. 3172 RENTE-WIJZIGING P. VAN DER STAD - Tel. 188 Allerheiligen. WILD EN GEVOGELTE HAARLEMSCHE BANKVEREENIGIKG - BLOEMENDAAL ZATERDAG I NOVEMBER 1924 No. 44 Uitgever: A. EIKELENBOOM, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: Bloemendaalscheweg 42. - Tel. 22324. BLOEMENBAALSCH WEEKBLAD Abonnement: Voor een half jaar 1.75 LOSSE NUMMERS 5 CENT. Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of meer, korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent. Tusschen den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief. oooooooocooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooo Rechte ootmoed weet nooit, dat ze ootmoedig is. De ootmoed is zoo teer en fijn, dat zij niet ver dragen kan, zichzelf aan te zien. LUTHER. O000c000<xx»00000<xx>0000000000ci00000c)0000ci000000cxxx3c)0c»x)0000000 HEILIGE SPIJZEN. Luchten, die ik ademhale; Lichten van Zijn stralenvloed, Die mijn gulzige ogen nemen Als een onwaardeerbaar goed; Spijs en drank, die 'k ete en drinke, Vlees en vruchten, geurig zoet, Graan en groen, die nooit vervelen, Laafnis, die ons leven doet; Alles, wat mij God wil gunnen Tot bestaan en verse moed, Alles is Zijn heilig eigen, Alles is Zijn vlees en bloed. Moge dit mysterie zinken Diep mijn hart in en gemoed, Dat ik de ijdelheden banne Tot een wandel needrig vroed. AUGUST HEIJTING. (Nadruk verboden.) Allerheiligen behoeft niet uitsluitend een Eoomsch Katholieke feestdag te zijn. Als men dit feest der gedachtenis opvat in algemeen-menschelijken zin, kan het ons allen ten goede komen. Het is waarlijk niet overbodig, één afzonderlijken dag in den kalender te wijden aan de edelen en rechtschapenen onder ons, die door hun buitengewone deugd als heiligen in onze herinnering staan. Ik weet wel, dat wij hen het liefste in stilte vereeren. Vereering geschiedt niet bij afspraak of op bevel. Vereering rijst onverwachts op uit de diepte der ziel; in een stil oogenblik of midden onder.den arbeid, wanneer een woord of een beeld plotseling doet denken aan een van die menschen, die, hoewel misschien lang ge storven, een reinigenden invloed op ons leven hebben gehad. Zoo'n plotselinge vleug van erkentelijk heid is als een zonnestraal door regenwol ken. De menschen lijken zoo slecht; de maatschappij is zoo onmeedoogend, maar onze sombere beschouwing wordt onder broken door de herinnering aan dat ééne gelaat van goedheid, dat ons bewijst, hoe er toch in de wereld ondanks alles iets van adeldom en oprechtheid bestaat. Dit doet ons weer moed scheppen. Wij allen hebben onzen heilige. Mis schien zijn wij zelfs wel zoo rijk, dat wij in 't meervoud spreken. Maar niet altijd hebben wij onze heiligen bij ons. Meestal zijn ze ver weg, en hoe verder ze weg zijn, des te heiliger ze worden. Meestal zijn ze gestorven, lang geleden, en hun dierbare gestalte blijft in de herinnering vóór ons, zooals we haar aanschouwd hebben in onzen kindertijd. Ja, sommigen onzer heiligen hebben we nimmer persoonlijk ontmoet; we kennen ze alleen van een afbeelding, uit een boek of van een portret. Het zijn de nobele den kers en kunstenaars, wier nalatenschap ons zooveel steun heeft gegeven. Onze lie velingsschrijver; de dichter, wiens verzen van buiten hebben geleerd; onze groote componisten, schilders, beeldhou wers Zij hebben ons ontroerd; ze hebben menschenbestaan anders leeren bekijken dan wij het gewend waren; ze nebben ons iets uit hun rijkdom gegeven, zoodat onze geest is gegroeid. nobele werkers voor het welzijn der menschheidde godsdienststichter, de maatschappelijke hervormers, de profeten van betere tijden, de zieners en idealisten, de stille eenvoudige voorbeelden van zelf- onze gezindheid betreffende een bepaalde TEL. 188. OPGERICHT 1870 Poulardes Hazen Braadkippen Fasanten Soepkippen Patrijzen Eendvogels Duinkonijnen Talingen Reevleesch KLEINE HOUTSTR. 136 - HAARLEM heeft de eer zijn geachte Cliënteele er op attent te maken (om teleurstelling te voorkomen) zich nu reeds voor de a.s. St. Nicolaas te laten fotografeeren Éi M MM DEPOSITO, dagelijks opeischbaar 2V2 voor een maand vast prolongatiekoers. voor 3 maanden vast 4 voor een jaar vast 4V2 °/0. met een jaar opzegging 5 SPAARDEPOSITO (Spaarbankboekjes tot maximum f 2500.—) 4 1 ".A t „c f, rv, 'v?,.?' wr'/;-r'y>~>«ir RAADSOVERZIGHT. Vergadering 16 October 1924. 'n Prettig begin. De heeren Laan, Stoop en Joustra zijn bereid aan de gemeente een strook grond af te staan ter ver breeding van de wegen. Deze overname kost de gemeente 3 X 1 f 3.zoodat de heer Prin- senberg terecht onder instemming van den gehee- len raad, genoemde heeren hulde bracht voor hun royaal aanbod. Zonder aan de twee overige heeren iets te kort te doen, juichen wij vooral toe het aanbod van den heer A. Stoop, daar de gevaar lijke bocht BloemendiaalschewegMollaan, thans veel ruimer zal worden en het gevaar voor onge lukken dus minder groot L. De pachters van gemeenteterreinen en zeestrand hebben geen best jaar gemaakt. Het begin was goed, doch midden in den zomer keerden de kan sen en tot het einde toe bleef het beneden het middelmatige. Met als gevolg verzoeken aan den raad om de pachtsom te verminderen, althans van de heeren Dijkhuis en Dijkstra. Zeer terecht worden deze ver zoeken- elk afzonderlijk behandeld, daar het niet hetzelfde is of men een café heeft waar het pu bliek kan rusten of iets gebruiken zonder dat de noodige warmte er is, of dat men een bestaan moet vinden in het verhuren van strandstoelen, badgelegenheid enz. •Het verzoek van den heer Dijkstra werd dan ook afgewezen, terwijl na een bespreking het verzoek van den heer Dijkhuis met kleine meerderheid werd ingewilligd. Het spreekt haast vanzelf dat bij die verzoeken om vermindering van pacht, die elk jaar terug komen, de Raad ernstige bezwaren 'had om het voorstel van B. en W. op te volgen. Het mag dan voor 'de pachters onprettig zijn, doch gezien de resultaten is het bijna niet mogelijk zonder pu blieke verpachting een nieuwe periode in te gaan. Heeft men eenmaal een publieke verpachting ge had dan is het bijna niet mogelijk om een ver mindering toe te staan, daar dan toch de overige inschrijvers hiertegen zouden opkomen. Men heeft thans van beide kanten een proeftijd meegemaakt, zoodat men geen kat meer in de zak koopt. Wat betreft de toegestane vermindering zou het toch te ballijken zijn geweest, indien aan alle pach ters een vermindering was toegestaan. De heer Dijkhuis heeft wellicht het meest geleden, doch on getwijfeld hebben ook de andere pachters een min der voordeelig jaar gehad. Wij hoorden, dat ook andere pachters hun boeken aan B. en W. hebben overgelegd en hun schade aangetoond, doch dat zij zich hebben laten bewegen, niet bij den Raad om ontheffing te requestreeren, door de voorspie geling, dat zij dan opnieuw voor 3 jaren de pacht zouden krijgen. Wel wonderlijk, dat B. en W. hier van met geen woord hebben gerept, toen de heer Otto voorstelde, voortaan een openbare verpach ting te houden, wat met algemeene stemmen werd aangenomen. Hoe nu? Is er dan geen verlenging van pacht in uitzicht gesteld? De wethouder had in den Raad tegen de openbare verpachting in 't geheel geen bezwaar. Maar, maar.... onze zegs man bleek toch goed op de hoogte. Eenige ophel dering schijnt ons in deze toch wel zeer gewenscht. Gelijke monniken, gelijke kappen, zegt het spreekwoord. Commissies kunnen goed werk doen, doch zij bederven de stemming wel eens in onzen Raad. De heer Luden vertelde namens de Financieele Com missie dat zij de suppletoire begrooting (zoo af en toe komt er eens zoo'n beertje ter tafel) heeft moeten goedkeuren omdat het niet anders kan. M.a.w. konden wij deze klip omzeilen, dan zouden wij het heusch niet laten. Dat was koren op de molen van den heer Otto. Men weet het van ouds, deze heeft aan al die leeningen, door de gemeente aangegaan, ontzettend het land. Reeds vóór hij Raadslid was bestreed hij opoffering en plichtsbetrachting, ze hebben ons beschaamd doen staan tegen over onze kleinzielige beuzelarijen; ze heb ben ons opgewekt en verheven boven ons zelf. Wij zijn nieuwe menschen geworden, zij zijn onze redders geweest. Wij herlezen hun boeken, wij prevelen hun versregels; met dankbaren blik kijken wij op naar hun beeltenis aan den wand. Al is heiligenvereering derhalve voor ieder onzer een persoonlijke zaak en laat erkentelijkheid zich niet dwingen, toch voldoet een gemeenschappelijke, opzette lijke en stelselmatige herdenking aan on loochenbare gemoedsbehoefte. Hebben wij niet ook onze huiselijke en kerkelijke, na tionale en internationale gedenkdagen, die persoon of aangelegenheid versterken Waarom zouden wij dan niet ons Allerhei ligen hebben? Allerheiligen, om ons gemeenschappe lijk tot het besef te brengen, dat er in deze onheilige wereld toch persoonlijkheden zich ontplooien, die, een overvloedige gave aan kracht en deugd bezittend, deze rond om zich doen stralen gelijk de zon warmte en licht van zich straalt. Persoonlijkheden, die zijn als sterren, welke naglanzen aan den donkeren hemel na hun dood. Persoon lijkheden, die tegenover het leger verlei ders, dat ons tracht neer te drukken in stof en asch, een even aaneengesloten legermacht vormt, strijdend en lijdend voor onze verheffing. Want als wij ze op dezen dag allen tezamen herdenken, üw heiligen, mijn hei ligen de heiligen van den Roomsch Katho liek en den Protestant; Fransche heiligen, Duitsche heiligen, heiligen van het verre Westen, waar Whitman zijn gedichten schreef en van het verre Oosten, waar de Indische wijzen troonen; de heiligen van de internationale arbeidersbeweging en van de internationale humaniteit; de we- reldberoemden maar ook de stillen in den lande, wier naam niemand dan gij alleen fluistert; dan verrijst voor onze erken telijke oogen een machtig aantal, dat is als een aanzwellende stroom. Ja, een stroom van heiligheid vaart door deze wereld, die wij zoo gaarne onheilig noe men. Dit vandaag te beseffen, is op zich zelf reeds een steun. Maar laat ons dan ook geen enkele ver geten. Het is Allerheiligen vandaag, en ze dienen dus allen herdacht. Gewoonlijk beperken wij ons tot de ge storvenen alleen. Ja, eigenlijk plegen wij niemand heilig te verklaren vóór zijn dood. Eerst als hij gestorven is, onze gees telijke weidoener, nemen wij hem in den kring onzer vereerden op. Doch zoodoende kweeken wij het besef, als zou heiligheid iets zijn louter uit den verleden tijd en als zou het heden in 't booze liggen. Latere eeuwen echter zullen op haai beurt uit onze thans levende tijdgenooten haar heiligen kiezen. Dit verzoene ons met onzen tijd. Zeker, er zijn moorddadige miilionnairszoons en afschuwelijke ban dieten; er zijn ontuchtige vrouwen en ont aarde mannen; er zijn oplichters en die ven, doortrapte schurken en spitsboeven. Er zijn lafaards en zwakkelingen, egoïsten en baantjesjagers, huichelaars en mooi praters. Maar tusschen hen allen en tegen over hen allen, cordon tegenover cordon, streven en strijden, nu zoogoed als in vroeger eeuwen, de heilige scharen, die ons beschermen en voorgaan in den strijd bm het hoogste. Hen vieren wij heden met het leger der eeuwen; hun wijden wij, tot wederzijd- 'sche bemoediging, onze erkentelijke ver eering, nu het Allerheiligen is. C. in het openbaar de gemeentelijke leenpolitiek en in den raad bleek hij steeds de grootste opposant. Ook thans liet deze spreker de gelegenheid om zijn hart weer eens te luchten niet voorbijgaan en noemde het funest thans weer een leening aan te gaan. Dat was voor den heer Schulz te erg. Deze spre ker noemde de uitwerking naar buiten door de v/oorden van den heer Otto veel funester dan de leening zelf. Goed en wel, dacht ik bij mij zelf, maar daar de heer Schulz ook lid der Financieele Commissie is en de heer Luden namens die commissie niet zoo 'bijzonder gunstig sprak over deze suppletoire be grooting, is ons deze houding niet recht duidelijk en is het toch nog wel te rechtvaardigen indien een Raadslid niet zoo bijzonder gesteld is op dergelijke begrootingen. Op dit protest werd echter niet door den heer Otto geantwoord en de begrooting werd goed gekeurd. Bij het volgende punt dacht de heer Otto revan che te kunnen nemen doch dit was toch niet goed van hem gezien en die afschuwelijke politiek moest er weer bijgehaald worden. Bij een aanvraag om ontheffing van een artikel der bouwverordening voor den bouw van een garage aan de Dr. Dirk Bakkerlaan, verklaarde de heer Schulz zich tegenstander van deze ontheffing, daar 'het hem niet goed toescheen in een nieuw gedeelte, waar grond dn overvloed te koop is, aan den eersten den besten bouwer reeds ontheffing te verleenen. Volkomen juist. De volgende aanvraag was echter van de Coöp. Ver'eeniging om achter hun winkel ee n steenen gebouwtje te mogen plaatsen, waar de heer Schulz zich veel moeite voor gegeven had. Dit geval was echter zoo geheel anders, plaatselijke toestand enz. dat het heel verklaarbaar was dat deze ontheffing werd verleend. Trouwens, ook de heer Otto ver klaarde zich er voor. Er kwam nog bij dat in de vorige raadszitting aan B. en W. was opgedragen deze zaak naar goed dunken te behandelen en zoo mogelijk de onthef fing te verleenen, als wij ons goed herinneren mede op voorstel van den heer Otto zelf. Aldus was geschied, zoodat deze aanvraag om ontheffing slechts voor den vorm werd gedaan. De heer Otto bekeek echter deze zaak door een eigenaardigen bril en voerde onder gelach van de overige leden den heer Schulz „toen en nu" ten tooneele. Meer of min ironisch, maar in ieder geval ongepast, opperde hij de vraag, of de heer Schulz hier uiting gaf aan zijn anti-kapitalistische gevoe lens, daar aan zijn socialistische sympathieën, dus niet recht door zee ging. Spr. zou dat niet gezegd hebben, doch waar de heer Schulz hem bij de be handeling van het vorige punt zoo de les had gelezen, meende hij dezen een tegen-bel'eefdheid te moeten bewijzen. Wij weten echter maar al te goed, dat de heer Schulz deze beide zaken volkomen eerlijk en naar zijn beste weten heeft behandeld, zoodat van een revanche nemen geen sprake kon zijn en de heer Otto werkelijk „er naast" was. Hoe heeft de heer Otto het ook weer gezegd? O ja, de verordeningen zijn er om in bepaalde gevallen te kunnen optreden, doch zijn er niet om het publiek in alle gevallen te hinderen. Juist. B. en W. denken daar in sommige gevallen anders over. Waarom, is een van de vele raad selen, welke B. en W. omhullen. Ons dunkt als men een tijd aan zoo'n regeermachine heeft geze ten, krijgt men er den slag van te pakken; men weet dan, zoo ongeveer den tijd van aanzetten en stoppen, van smeren en schoonmaken, kortom men is een met zijn machine. 'n Kijkje op onze gemeentelijk politiecorps, waarvan de commissaris aan het roer staat, beves tigt bovenstaande opvatting. Wie enkele minuten na den gestelden tijd van „licht aansteken" zonder licht rijdt wordt niet gehinderd, wordt 'het een beetje later dan luidt het „afstappen" en wordt het al te erg dan stopt men U heel beleefd een bonnetje in handen. Met de maximum-snelheid gaat het al precies zoo. Er is een tijd geweest dat men in onze ge meente bijna alle auto's controleerde en indien bleek dat men meer dan 30 K.M. per uur reed, volgde onverbiddelijk proces-verbaal. De maximum snelheid was echter op 20 K.M. gesteld, zoodat men toch nog 50 speling kreeg. Wat willen B. en W. nu? De heer Laan- zegt, we1, wij willen eens een advies van den Raad hebben. Wat toch is het geval. Art. 26 der Bouwverordening verbiedt het ber gen van motorrijtuigen in houten gebouwen. B. en W. hebben thans een lijst doen opmaken van de bewoners, die in hun schuren of garages (al dan niet van hout) motorrijtuigen bergen. Alvorens nu tegen de overtreders proces-verbaal te doen opmaken, zouden zij gaarne het oordeel van den Raad hieromtrent vernemen, daar, met het oog op brandgevaar, B. en W. de verantwoor delijkheid hiervan niet langer kunnen dragen. Zij merken evenwel op, dat: le. genoemd verbod reeds van de inwerking treding der Bouwverordening daarin was opgeno men, m.a.w. niet eraan is toegevoegd bij de laat ste wijziging (18 Juli 1924); 2e. ingeval de Raad mocht besluiten, niet tegen de overtreders op te treden, het beter ware, het verbod in te trekken, welk voornemen toc'h uit veiligheidsoogpunt ten sterkste moet worden ont raden. Geeft daar nu eens een advies op in een open bare raadsvergadering. Kan niet zeggen wij. De heer Schulz sprak zich juist uit. Het gaat niet aan, zegt spr., de verantwoordelijkheid op den raad te willen afschuiven, beter is het dan zoo noodig scherp op te treden. Zoo noodig, zegt de heer Schulz. In bepaalde gevallen, zegt de heer Otto. De een wat meer, de ander wat minder scherp, doch beiden zijn het er over eens om niet in alle gevallen op te treden. Men kan een fiets met een aanhangmotortje toch niet met een Fordje gaan vergelijken. Wel een Fordje met een grootere wagen. 'n Steenen of cementen vloer, ingeval een bran dend voorwerp bij afgewerkte olie komt, lijkt óns geen overbodige weelde voor elke bergplaats van een motor en ook niet kostbaar. Doch verder. Toen dit debat ten einde was, riep de wethou der, de heer Laan, nu weten wij nog ni'ets. Nietwaar, geachte wethouder, U weet nu alles. U heeft de wet in uw hand, handel naar goed dunken. Dat wil de Raad. Bij het verzoek der R.K. Int. Vereen, ter be scherming van meisjes, te Haarlem, om subsidie, kwam de geloofskwestie natuurlijk weer ter tafel. De R.K. raadsfractie, die het met elkaar tegen woordig goed kan vinden, stelde eenparig voor het verzoek wel in te willigen. De heeren de Waal Malefijt, Laan en Otto voelden daar al bitter weinig voor. Alleen dan, wanneer het een algemeen belang geldt, wanneer dus de gansohe burgerij er van kan profiteeren, onverschillig van welke overtuiging men ook is, kan inwilliging wensc'helijk zijn. Het betreft hier alleen R.K. meisjes, ergo, het behoort hier niet thuis, aldus genoemde heeren. De heer Otto zet dan uiteen hoe bij de R.K. vereenigingen wordt gewerkt, roemde zelfs hun voortreffelijke organisatie, hun manier van sub sidie aanvragen (zeven achtste deel van de sub sidies weti\n zij binnen te halen, volgens spreker) enz. Zoo'n betoog pleit weliswaar vóór de organi satietalenten van deze partij, doch het is begrijpe lijk dat de gemoederen er toch door in vlam komen zoo zelfs dat de R.K. raadsleden herhaaldelijk interruppeerden en ten slotte de heer Prinsenberg protesteerde en het bewijs trachtte aan te voeren, dat zij ook desnoods zonder subsidies nog wel wat kunnen tot stand brengen, getuige de R.K. uni versiteit. Dat hebben jullie van ons afgekeken, riep de heer de Waal Malefijt (a.r.) die direct aan zijn Vrije Universiteit dacht. Het ijs was door deze opmerking weer gebroken, de voorzitter maakte van de gelegenheid gebruik de kwestie in stemming te brengen en het verzoek werd van de hand gewezen. Het kan niet anders gezegd worden, dan da£ wij «en miserabel gebouwtje hebben waar Publieke Werken is ondergebracht. Trouwens de benaming welke er aan gegeven wordt, „groene tent" zegt ons dat dit gebouwtje voor een tent wordt aangezien. Het blijkt dan ook herhaaldelijk dat deze tent niet aan de billijkste eischen voldoet welke gesteld kunnen worden en men met de ruimte ten allen tijde moet woekeren. Het is nog maar kort geleden dat er een uitbouw heeft plaats gehad, thans, nu een spinnewebkaart moet worden samengesteld, is er alweer gebrek aan ruimte en vraagt men al weer om uitbreiding. Nu men toch zoo aan het vragen was, dacht men er ook maar een centrale verwarming bij te vragen. Dit was de eerste keer niet en misschien was de kans van welslagen niet zoo erg groot, doch wie weetDe heer Otto waarschuwde al: drie maal mislukt. Nu eens vastkoppelen aan een nieuwe uitbreiding, je kunt toch niet altijd alles aan B. en W. weigeren en dus.... uit verbou wereerdheid over de nieuwe uitbreiding slipt de cenrale verwarming er misschien thans door. En waarlijk, aldus geschiedde. En warempel de centrale verwarming komt er, zonder slag of stoot. Alsof het een gebouw is wat nog ettelijke jaren zal meegaan. Wat kan het toch raar loopen. In een der vorige raadszittingen was besloten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1924 | | pagina 1