schen tweede blad KERSTGESCHENKEN F. HOED en en Kachels I Gemeentebestuur. het OMLIJSTEN van Fotü's en Plaatwerken en Zn's „ANSDORP - GARAGE FIRMA WED. A. DE WIJS ININGBÜREAU i. J. H. KRUL Jr. erstellingsoord LINDUSTRIE LLAS FABRIKAAT EWEG 161 DAAL 30R 22089 van Luxe Automobielen lscheweg 8 - Tel. 22387 .OEMENDAAL iï ON ESSEX Huiseigenaren n HALM EEN lichelin Motoren en Rijwielen te huur •npl. Rustenburgerl. 14r. >kenden idel van tijds op* •sgroet 40 cent t BES Bloemendaalsch Weekblad" ZATERDAG 20 DECEMBER 1924 Onze Specialiteit is KLEINE HOUTSTRAAT 33, HAARLEM TEL. 3245 U moet er eens aan denken nu 't naar den Kersttijd gaat, dat gij vooral Uw KERSTBROOD van FRANKEN komen laat. Want weer is FRANKEN'S KERSTBROOD het fijnst op dit gebied, en is 't slechts FRANKEN'S KERSTBROOD dat voorkeur weer geniet. INGEZONDEN. HTHOEVE - Santpoort verplegen kraamvrouwen 2.50 per dag, verzorging eling inbegrepen. Ook ending van een gediplo- ;rd kraamverzorgster. SAKENM AG AZIJN K 1,K V EBP ARK" Specialiteit in PORT-SIQARETTEN en ;WALITEITS-S1GAREN CHR. NAGEL, estr. 14, Haarlem, Tel. 2563 SCHOENMAKER arenkokerskade 20 Gaelstraat 26 Haarlem ;heweg 58 alen - Motorrijwielen g en Onderhoud No. 51. uren, Kozijnen, Trappen HEEMSTEDE raat 15 - HAARLEM .17—22012 1 uur alléén 22012). sgroet te plaatsen Vervolg der Raadszitting van Donderdag, 's Miiddaigs 2 uur. Aan de orde is de begrooting voor 1925. Volgno. 6. Secretarie-leges en rcchen van den Burgerlijken Stand, thans geraamd als t 4500. Inkomsten. De heer van Kessei wijst erop dat deze inkom sten verhoogd kunnen worden door kampeer-leges te heffen aan het Bloemendaalsche strand. De heer Otto acht dit geen leges, doch belasting en als men menschen wil weeren, dan zijn er n wel andere middelen als lastenheffing. De heer Schulz staat verstomd dat juist den he^r van Kessei dit voorstel 'doet, wijl het juist de r beiders zijn die kampeeren en op die wijze een go dkoope vacantie door kunnen brengen. De heer de Waal Malefijt is bang dat juist de slechte elementen naar het strand komen om te kampeeren. Een klein bedrag als politiecontrole heffen acht spr. noodig. De heer Blankevoort vraagt waarom nu weer een nieuwe belasting noodig is, „laat de menschen er vrij loopen". De Voorzitter antwoordt dat B. en W. politie- maadtregelen on'der oogen -zullen zien om een goede controle te kunnen uitoefenen op het strandgeibied. Volgno. 19. Voorgedragen uitgaven voor druk- en bindwerk f 5000. De heer Hogenbirk wijst erop dat het drukwerk voor de begrooting aanmerkelijk hooger is als vcrige jaren. De voorgedragen post wordt aangenomen. Volgno. 41. Als Rijwieltoelagen aan Gemeente ambtenaren wordt voorgedragen f 75.per rijwiel. De heer Luden acht een rijwieltoelage van f 75.per jaar niet aan den bekrompen kant. De heer van Kessei vindt f 100.per rijwiei niet te veel. De heer Schulz wijst erop dat er ook onkosten zijn idie belangrijk zijn, bijv bij een ongeluk. Als de politie geen rijwiel heeft, komen er hooger kosten. De heer Otto vindt dat bij deze posten er reke ning mede gehouden moet worden, welk aspect deze posten hebben in vergelijk met 't publieke ltven. Spr. acht het kwaad van deze vergoeding dat men maar een post vaststelt, die niet in ver gelijk gebracht wordt met particulier soortgelijk rijwielgebruik. De heer Nuyens stemt toe dat een post van f 75.voldoende is, doch om hier weer aan te gaan tornen vindt spr. verregaand. De heer van Kessei betoogt dat een vergelijking tusschen gem. ambtenaren die een fiets gebruiken en arbeiders die naar en van hun werk komen, niet op gaat. De heer Hogenbirk stelt voor om f 60.per rijwiel te geven. De heer de Roo van Alderwerelt staat op het standpunt dat er gegeven moet worden wat strikt noodig is, doch niet wat gegeven kan worden. Het voorstel van den heer Hogenbirk wordt aan genomen, n.l. om f 60 te geven voor ieder rijwiel in dienst der Gemeente-ambtenaren. Tegen stem de heeren Schulz, Nuyens, Verdegaal, Prinsenberg en van Kessei. Volgno. 45. Kosten van het uitbreidingsplan thans voorgedragen f 4000. De heer Blankevoort zou deze zaak gaarne nog eens onder oogen willen 'aten zien van de Grond- commissie. De heer Laan hoopt dat deze post te hoog ge raamd is, doch het regent tegenwoordig uitbrei dingsplannen. De heer Schulz vraagt aan B. en W. een duide lijk overzicht van deze post. De Voorzitter wijst erop, dat alle plannen uit breiding en exploitatie betreffende, ibehooren op een spinneweb-kaart. Dit eischt kosten. De beer Otto betoogt dat de zaak nog niet dui- dclijk gemaakt is voor hem. Wie en wat zit nu in dc post?? Er is een post van f 4000.De heer Cuypers krijgt voor zijn adviezen f 50,per advies. Tevens heeft de heer Cuypers nog iemand in dienst die ook betaald moet worden, hoever strekt dit, vraagt spr. en welke sommen zijn gespecificeerd? Lat n wij deze post van de begrooting afnemen en de Grondcommissie vragen om advies. De heer Prinsenberg achthet van belang dat het uitbreidingsplan in handen is van de gemeente. De heer de Waal Malefijt zegt dat deze post in e '°°P van t jaar verhoogd wordt tot misschien we 6000 daar meten, teekenen, adviezen enz. grooter kosten zullen 'blijken te zijn dan totaal f 4000.—. De heer Luden wil deze post ook gespecificeerd zien. De heer Schulz heelt in de toelichting ook ge mist op welke wijze deze post wordt aangewend. De Voorzitter antwoordt dat men niet voorzien kan van welken kant en waarvoor precies er kos ten gemaakt moeten worden. De heer Prinsenberg zegt, dat 'nldien B, en W verklaren dat deze post voorziet in onze mogelijke uitbreiding, hij z n stem geeft aan 't voorstel der financieele commissie. De heer de Roo van Alderwerelt vindt dat 'e gemeente een achterstand heeft, er moet een goed uitbreidingsplan zijn. De heer Otto vraagt welke terreinen het uit breidingsplan betreffen? Spr. handhaaft zijn voor stel dezen post naar de Grondcommissie te ver wijzen. De Voorzitter antwoordt dat niet precies is aan te geven waarvoor precies die f 4000.dienen. De heer Laan zegt, dat men deze post niet be grijpen wil. Het is vaststaand dat f 2000.— uitge- tio en is voor meten, drukwerk enz. De overige zu"en nog een tekort blijken te zijn. e eer Otto wijst erop, dat er een ambtenaar e gemeente is, die niet anders doet als land meten. Is deze man niet geschikt arbeid op dit gebied te leveren? De Voorzitter antwoordt dat dit niet het geval is. De heer Hogenbirk vraagt zich af, wat moeten de gem. ambtenaren doen, die ook niet anders doen als teekenen en meten, Spr. stelt voor een suppletoire begrooting af te wachten, 'De heer Prinsenberg stelt mede met de heeren Schulz en Hogenbirk voor om deze post nader ft herzien. Aangenomen wordt deze post voorloopig te stel len op f 2000.waarna B. en W. komen met nadere uitwerking. Volgno. 60. Belooning van de inspecteurs, die naars en verdere beambten van politie, mitsgaders van de veldwachters, thans voorgedragen f 73150. Hierbij komt in behandeling het voorstel van de heeren Otto en Blankevoort om 1/5 van het politie personeel te bezuinigen. Zie BI emendaalsch Weekblad no, 50. De Voorzitter zegt dat bij B. en W. voorzit om het politiepersoneel te handhaven. 30 polftde-agen- ten is niet te veel voor een gemeente van 4 dorpen. De veiligheid der gemeente eischt 30 menschen; ook 't strand en de Zeeweg m^ken noodig dat onze veiligheid op peil gehouden wordt. De heer Luden is van oordeel dat 30 agenten hoog noodig zijn. De burgerij verlangt een goede bewaking. Spr. staat eerder op het standpunt dat er méérdere agenten moeten zijn. De heer Schulz -had een nadere toelichting ver wacht van de voorstellers. Spr. zou vermindering van personeel wel voorstaan als er een motor brigade was gekomen. Spr. acht momenteel een inkrimping van politie niet mogelijk. Het verkeer eischt juist de laatste jaren meerdere verkeers agenten. Wanneer wij niet tot uitbreiding van het personeel besluiten, dan zijn wij aan den zuinigen kant. -Spr. kan zich aansluiten bij den heer Luden om de door de financieele commissie gedane raming te handhaven. De heer van Kessei wijst erop dat hij reeds vorig jaar 't voorstel gedaan heeft om te komen tot af vloeiing van personeel. Nooit heeft de Raad ver nomen dat in deze richting gewerkt is. B. en W. hebben verzuimd de voorstellen van het vorig jaar uit te wecken. B. en W. verdienen dat spr. voor het voorstel van de heeren Otto en Blankevoort stemt. Daar zou het politie-personeel de dupe van worden, daarom stemt spr. tegen het voorstel van de heeren Otto en 'Blankevoort. De heer Nuyens wijst erop dat een wachtgeld regeling mist in Bloemendaal, dit behoort thuis in 't reglement van het gemeentepersoneel. De heer de Waal Malefijt vraagt aan de heeren Otto en Blankevoort een goede regeling. Hoe moet het als een vijfde van het personeel ontslagen is? De heer Hogenbirk vraagt toezegging om geen vacature te stellen bij overlijden of vertrek. De Voorzitter wijst er nogmaals op dat het niet mogelijk is om één agent af te schaffen. De heer van Nederhasselt zegt dat er gedaan is wat onder de gegeven omstandigheden kon. Ver schillende agenten hébben reeds gesolliciteerd naar andere gemeenten, doch zij zijn niet geslaagd met een betrekking te vinden. De heer Blankevoort wijst erop dat de meest weelderige gemeente slechts één agent heeft op de 500 inwoners. Bloemendaal heeft één agent op 300 inwoners. De Raad regeert Bloemendaal niet, ook B en W. niet, doch de ambtenaren. Dit noemt spr. funest. De heer Laan betoogt dat indien er politieperso neel was afgevloeid, dan hadden B. en W. 'direct met een nieuw voorstel mc eten komen v or het benoemen van personeel. De heer Otto zegt dat zijn cijfers correct en zuiver izijn. Spr. wijst op Hil'egom en Wildervanck. Gemeenten die veel minder kosten maken voor 't politiewezen. De heer Otto noemt de z.g. geheime nota van cfen commissaris van politie een prulw een ding van nul of geener waarde. Het is met de politie als met 't gemeentepersoneel, er komen er sleéds bij. Spr. noemt de politie het paradecorps van 't hoofd der politie. Spr. zegt dat de politie al z'n achting heeft. De prestatie van de politie als geschoofd personee' met een zware taak moet dan ook beter betaald worden dan een gewone werk man. Doch zooveel ambtenaren aanstellen dat het een luxe wordt is niet hetgeen spr. wenscht. De heer van Nederhasselt protesteert tegen de uitlatingen van den heer Otto. Spr. hoopt dat het personeel zich n'og steeds uitbreid, zóó zelfs dat het z.g. para'deco^ps van den Burgemeester zal be staan uit 100 man. (Gelach) De heer Schulz wijst nogmaals op de voorstellen t.o.z. van een motorbriga'de en concentratie der gebouwen. Spr. acht het niet zoo moeilijk om zich op het standpunt te plaatsen van B. en W., gezien het verkeerswezen en de veranderde tijdsomstan digheden. De heer Blankevoort vraagt of de criminaliteit 6 maal grooter is in Bloemendaal dan in 1913. 'Hét voorstel van de "heeren Otto en Blankévoort in stemming gebracht, word verworpen met alleen de voorstellers als voorstemmers, Volgno. 66. Rijwieltoelagen aan agenten van politie en den nachtwaker. Geraamd is f 75.per rijwiel. J De heer Schulz wil gaarne éénheid in de rijwiel vergoeding. De heer van Nederhasselt vindt dat het heel wat anders is, of een. algent een rijwiel gebruikt of een bolde. De heer Otto geeft in sterke bewoordingen zijn verbazing te kennen nu weer die rijwielkwestie be handeld wordt, daar bij Volgno. 41 deze post auto matisch is vervallen. De heer Nuyens zegt dit ook zoo opgevat te hebben, hoewel spr. het betreurt dat het op f 60. is gesteld. De post valt na een uitspraak van den Raad on der V'olgno. 41. Volgno. 75. Onderhoud der lantaarns en ver dere kosten der verlichting. De heer Blankevoort vraagt of Bloemendaal ge- benden is aan het P.E.N. De heer Otto wijst erop dat de gemeente het oude contract vrijwillig heeft geannuleerd, daarna heeft de gemeente het vastrechttarief geaccep teerd. Bloemendaal heeft een royale houding aan genomen om het P.E.N. uit de moeilijkhelden te helpen. De heer Schulz spreekt in gelijke geest als den heer Otto. Volgno. 76. Subsidie en contributie aan ver- eenigingen ter bevordering der openbare veiligheid f 616.—. De heer van Kessei stelt voor de subsidie aan dc politie-scholen te verdeelen over de beide be staande scholen, te Hilversum en te 's-Hertogen- bosch. De 'heer Schulz voelt niets voor subsidie aan de politiescholen. Ook denkt spr. zoo over subsidie aan de schietvereenigingen. Wij moeten meer de kant op der ontwapening zegt spr. De subsidie blijft gehandhaafd. Tegen stemmen de heeren Schulz en Blankevoort, De heer Schulz wil bij volgno. 77, subsidie der burgerwacht, geacht worden als tegenstemmer. Volgno. 90. Belooning van schoolartsen. 'De heer van Kessei stelt voor, dat indien de bijz. :.4> scholen er om verzoeken, een tandarts door dc gemeente gezonden kan worden, B. en W, zullen dit onder oogen zien. Volgno. 91. Subsidie voor de Volksgezondheid. De heer Schulz wijst er op dat de Volksbond tegen drankmisbruik deze gelden nuttig besteed dcor jongeren bezig te houden en buiten bioscoop- er kroegsfeer te brengen. Spr, zou de subsidie willen laten op f 400. Dit wiordt aangenomen. Volgno. 121. Jaarwedden ten dienste van Open bare Werken, geraamd f 24.000. Hierbij wordt behandeld het voorstel van de heeren Otto en Blahkevoort om op deze post f 10.000.— te bezuinigen. (Zie Bloemendaalsch Weekblad no. 50). De heer Prinsenberg is het niet eens met de toe lichting der voorstellers. De gemeente heeft alles, plantsoenen, wegen, reiniging etc. in eigen beheer. Spr. behandeld de ambtenaren in een uitvoerig be toog en komt tot de conclusie dat niet één der ambtenaren gemist 'kan 'worden. Spr. wijst erop dat Ged. Staten eischen een legger der wegen, waar juiste afmetingen enz. dufdelijk in aangegeven worden. Men komt tot een chaos als men de werkzaamheden met minder personeel aanvat. Spr. vinldt dat den ambtenaren van publieke Werken waardeering toekomt en dat een einde moet ko men aan het hakken op deze post. De heer Schulz komt met cijfers van 't bureau Publieke Werken, die ook ondersteunen het be toog van den heer Prinsenberg. Spr. noemt de on volledigheid van de heeren Otto en Blankevoort misleidend voor 't publiek. De heer van Kessei wijst erop dat verschillende posten geen gelijken tred houden met de uitbrei ding der gemeente in 't geraamde bedrag der Fin. Commissie, spr. acht andere posten geschikter om te bezuinigen. Spr. heeft bijv. de notulen nagepluis'd en komt tot de conclusie dat door den heer Otto meer als 13.000 regels zijn volgepraat, wat een aanmerke lijke verhooging van drukkosten tengevolge heeft. De heer de Waal Malefijt wijst erop dat als men nu inlichtingen vraagt bij Publ. Werken, dan kunnen zij gegeven worden. Aan de hand van een verhaaltje dat historisch illustreert dat het vroeger eee janboel was, zou spreker willen bewijzen, dat naar zulk een toestand niet terug verlangd kan w'orden. De heer Blankevoort gaat de toestanden van 1913 en 1925 vergelijken. Spr. vindt dat het hoofd argument wat niet aangeroerd wordt, de becijfe ring van de heeren Otto en Blankevoort is. Het teekeningen in archief houden is toch geen argu ment. Spr. wil dat wel voor een koopje doen als het uitbesteed wordt aan hem. Spr. heeft nog geen cijfers hooren weerleggen. De heer Otto noemt de feiten, tegen hem aan gevoerd, klein. Wel stelt spr. het ook op prijs dat er meer orde is in 't bedrijf. Met de post leggers der wegen heeft spr, ook rekening gehouden. Het meest van waarde acht spr. het standpunt van den heer Prinsenberg. Spr. zegt dat de heer de Jong wel particuliere inlichtingen verschaft (den heer Scthulz) doch geen openbare. Spr. acht het noodza kelijk Publ. werken te bezuinigen. Dat men een uitbreiding van kosten krijgt bij ordelijk beheer, is volkomen rationeel. Dit ligt ook in spr. becijfering, die echter gezonder basis aangeeft voor dit bedrijf. De heer Prinsenberg zegt dat wel de becijfering van de heeren Otto en Blankevoort weerlegt is geworden. De heer Blankevoort ontkent dat de becijfering van den heer Otto en Blankevoort weerlegd is. De Raad besluit de discussies te schorsen tot Vrijdagmorgen 10 uur. Vervolg der raadszitting in ons volgend nummer van Dinsdag a.s. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Mijnheer de Redacteur. Vergun mij s.v.p. nog éénmaal een plaatsje voor het volgende. Bij voorbaat mijn dank. Ik heb geenszins kunnen vermoeden, dat mijn verweer zoo raak zou inslaan. Maar nog minder vermoedde ik, dat groote mannen die in literair opzicht ver mijn meerderen zijn, hun toevlucht moesten nemen tot allerhande kronkel- en slinger argumenten, om mij te bestrijden. Dat de pijlen van mijn verweer diep en pijnlijk in het vleesch zijn doorgedrongen, blijkt vooral ook uit de toon waarin de stukken gesteld zijn. Ik geef den heer Otto de verzekering dat ik dit blad nooit als tribune zou hebben gébruikt en dat Michael van Kessei nooit zou verschenen zijn, wanneer niet Beëlsebub Opmerker mij in zijn ver weer tegen den heer Laan had betrokken, dit ter geruststelling van den heer Otto. Nu de heer Otto, zich verschuilende achter den oppervlakkigen lezer, zich ook laat gelden, zou men van meening kunnen zijn dat de strijd ontbrand was langs twee fronten. Trots de voorzichtige (of onvoorzichtige) uitlating van den heer Otto „Niet om U bij te vallen", blijf ik het beschouwen als één front. Opmerker bepaald zich tot wat vuurwerk, in de taal welke veel overeenkomt met die van de Jor- daanwijk in Amsterdam, waar hij volgens zijn eigen mededeeling dagelijks verblijf houdt, terwijl de heer Otto schuilevinkje speelt achter „den opper vlakkigen lezer'1 en meer over de feiten(?) spreekt. Geen terchtwijzing voor Opmerker, voor het slechte weergeven van het verhandelde in den Raad. Geen reprimande over de onware beschul diging aan het adres van B. en W. Niets van dat alles. Integendeel; Opmerker krijgt een pluimpje van den heer O. omdat deze mij zoo bijzonder ■goed beantwoordde en 'bovendien voor zijn lank moedigheid enz. enz. Als er ooit sprake geweest is van mise en scene, welke goed in elkaar gezet is, dan is het deze, niet waar Opmerker? En zoo stormen dan beiden, oogensc'hijnlijk onafhankelijk van elkander, op dien man van Voor Eer en Deugd af. In dien onstuimigen aanval wordt het insigne van 'mijn standsorganisatie, wat ik altijd op mijn jas pleeg te dragen, door den heer Otto maar aange zien voor het insigne van die door hem zoo zeer gesmade Vereeniging Voor Eer en Deugd, Die het zoowaar aandurft op het gebied van het badleven in tegenstelling met den heer Otto, een oogje in het zeil te houden. En die van Kessei stemt daar mee in. 't Is om er het kippenvel van te krijgen. Maar waar praat die heer Otto over. Op dit gebied i; hij niet thuis en weet er blijkbaar niets van. Maar toch schoolmeesteren. Dat zit hem in het bloed. Over alle zaken en op alle plaatsen overal over meepraten en betuttelen, ook over zaken welke niet onder zijn bereik liggen. De aanval gaat echter verder, al houdt ze geen verhand met het gebeurde in den Raad, De heer Otto maakt dan de bescheiden opmer king, dat hij ook nog een duit in het zakje wil gooien. Een duit nu is geen gangbaar betaalmiddel. Ir de wandeling wordt deze valsch genoemd. Het ergste echter is, dat de heer Otto dezen valschen duit voor gangbare munt aan de lezers wil uit geven. Doet men dat in werkelijkheid, dan komt men in aanraking met den strafrechter. De valsche duit van den heer Otto staat echter in het teeken van een polemiek en hierop is onze strafwet niet van toepassing, anders was de heer Otto zeker ge- ruimen tijd zijn vrijheid kwijt. Ik zal nu dien val schen duit eens uit het zakje halen en hem de lezers toone®. Vooreerst: is het ridderlijk zich te verbergen achter den oppervlakkigen lezer? Dat is zich zelf niet zijn, dus niet echt. Ik ga voorbij de liefelijke uitingen onder dien valschen schijn aan mijn adres. Ik ontmoet dan den heer Otto waar 'hij de lezers van de wijs tracht te brengen, omtrent de mede deeling mijnerzijds in de commissie-vergadering met B. en W. in het bijzijn van den heer Otto en waar ik met opzet volgens hem, vermeden zou hebben het geval Krimp aan te duiden. Hoe heb ik het nu? Hoe zou ik de feiten daar hebben kun nen aanduiden, zonder aan den bedrijver er van te denken? Ik merk wel, dat de heer Otto met dit geval in verlegenheid zit, omdat hij de zaak waar de vragen in hoofdzaak over liepen reeds met anderen, maan den geleden wist. Ik heb toch bij de behandeling van het ontwerp-ambtenaren-reglement, waar ook voor dit geval een voorziening moest worden ge troffen in die commissievergadering de feiten, waar bij den heer Krimp betrokken was, besproken. Het geval Bulters was toen nog niet bekend, omdat dit van latere datum is. Maar èn het maken van tee keningen én het les geven aan de M.T.S. heb ik aangeroerd, dat kunnen de overige heeren getui gen. Het is dus volkomen in strijd met de waarheid wanneer de heer Otto het anders voorstelt. Vervolgens het antwoord van den Burgemeester op de gestelde vragen. Ook hier tracht de heer Otto zich uit te wringen. Als ik in mijn verweer schreef, dat de heer Otto zich met dit ant woord kon vereenigen, dan moet men dat weer bezien in het licht van hetgeen ik als antwoord gaf aan Opmerker, waar deze sprak van het non chalante antwoord van drie woorden. Staande blijft, dat de heer Otto op dat antwoord niet heeft gereageerd. In dit verband, raad ik de lezers aan, maar eens na te slaan de notulen van den Raad, wanneer deze verschijnen. Toen ik verder schreef, dat de heer Otto volgens zijn beweren niet de schrijver was van het com mentaar in BI. W„ was dit geem afschuwelijk mis verstand. Zie ook maar weer de notulen. Het venijn zit dan ook niet bij den oppervlakkigen lezer, maar bij den heer Otto zelf. Verder debi teert de heer Otto na een uitlating mijnerzijds: dat ik dolgraag zou willen, dat het waar was, n.l. dat de verschillende stukken in BI. W. door hem wer den geïnspireerd. Het laat mij natuurlijk volkomen koud. Maar wanneer het gebeurt, ruk dan het mom af en schen'k dan klaren wijn en doe niet als nu in Uw polemiek en verschuil je. Hierover wordt door den heer Otto gezwegen als het graf. Dan wordt onderhanden genomen het tellen der namen in het raadsverslag en smalend zegt de heer Otto, dat is een spelletje voor raadsleden, maar vindt het tcch zoo aardig, dat hij in mijn verweer direct gaat meedoen. En dan komen we aan de clou, waarover beiden naar het schijnt het meest ge beten zijn, n.l. het verkieziingsdrukwerk en de over name van het BI. Weekblad. Lezer let nu eens op hoe de heer Otto citeert, terwijl ik schreef dat ik mij zelfs wel eens had afgevraagd of de verslagen in het BI. W. hiermede verband hielden. De he r Otto is wel zoo eerlijk mede te deelen, positief, dat ik het beweerd heb. Hier zien wij den valschen duit in het volle licht. Maar ik heb gevraagd of Opmerker ons daarover wilde inlichten, desnoods te weerleggen dat er geen verhand bestaat tus schen een en ander. En inplaats daarvan slaat men onder het mom van den oppervlakkigen lezer aan het razen en schelden. En nu verder wat de overname van het BI. W. betreft. De 'heer Otto zegt er niets van tweten en de redactie plaatst er een noot onder en zegt „ons ook niets van bekend". De lezer denkt natuurlijk hoe 'komt die man er dan toch bij. Wel ik zal die niets 'wetende Opmerker eens wak ker maken, misschien kan hij zich nog wel vaag herinneren, in het midden latende of de heer Otto er niets van weet. De lezer oordeele zelf. Nog niet zoo heel lang geleden deelde Opmerker aan iemand mede, dat "de secretaresse van de Vrijheidsbond bij hem gewee t was om over de overname van het blad te spreken, met de mededeeling er bij, dat wanneer de over name niet tot stand kwam, getracht zou worden, een blad er naast op te richten. Ik ben gemach tigd de naam van den persoon, aan wien deze mededeeling gedaan werd, persoonlijk aan Opmer ker mede te deelen. En deze zou zich daar niets meer van herinneren en met een zekere pathos beweren ons niets van hekend. Ziehier waarom ik mij zelf afvroeg of de verflagen daarmee verband hielden. Windt er toch s.v.p. geen doekjes om en spreek niet zoo boud van laaghartige insinuatie als gij zelf in een glazen huis woont. De scheldpartij die de heer Otto onder het zelfde mom hierna laat volgen zal ik voorbijgaan. Deze wijze van polemiseeren geeft blijk, dat er een groot tekort is aan argumenten. Waren deze er, dan behoefde men niet tot dergelijke ontboeze ming zijn toevlucht te nemen. Deze verzekering wil ik den heer Otto wel geven, dat ik zal blijven opkomen voor de eer en de deugd der bevolking en waar het mij mogelijk is, mede te werken om

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1924 | | pagina 7