tweede blad
tffen
- Bloemendaal
BROERSMA
H U Y BENS
Amateurskiekjes.
VAN DEN BOSCH
btstr. 19, Haarlem
sseriemaker
I
Beddenmakerij f
II.
rimmerman,
Metselaar
in Aannemer
Bloefliendaalsch Weekblad"
penlaan 52 Overveen
ït
UIENDAALSCHEWEG 148
.LE SOORTEN
WERK
ondities
Kleverlaan Haarlem
ixe Carrosserieën
»©©e««®*®e>«®s» sm»
DROGIST f
»d. J. de Reiger
BLOEMIST
tie-Inrichting
omobielen
RIJWIELEN
Kan ik heerschen over wat
ik niet ken?
VAN HIER EN DAAR.
ONTVANGEN BOEKEN.
BROCHURES EN TIJDSCHRIFTEN.
SANTPOORT.
INDERHUISSINQEL 58
-EM TELEF. 13111
AGHTBIJDF/R
No. 10.
- j I
Jel in Grond, Mest.
t enz. Telefoon 12077
ZATERDAG 14 MAART 1925
f Onz
ihhe
RDT GEGEVEN DOOR
,RNE VERSTREKT
EMENOAAL
OVERVEEN
TELEF. 22444
TELEF. 14416
a
A L Tel. 22195
19 - TELEF. 12155
ng
N SERRE-MEUBELEN
Reis- en Wasclimanden,
PARAT1E-1NR1CHTING
SCHOTEN
,UQüE BEDIENING
os verstrekt s
Levering van boomen,
,veg 74.
Överveen. Tel. 14419.
notief op een prentje en in
in zijn mooie pak! Daar
en deftige lieden
ng. Iedereen, hoog en laag,
erste met bloemen getooide
rijden. Daarna zal er feest
len.
!g feest.
cóóveel bezoekers, dat het
ou zijn.
tmaaltijd gehouden worden,
een of andere manier had
spoorlijn langs het stadje
er aan deelnemen,
groot genoeg om al deze
ge goederenloods was voor
p schragen waren planken
den de tafels. Vier lange,
De hoofdzaak was niet
it eten, maar om een
'die er recht op hadden,
provincie zou ook aanwezig
al hadden de zaal versierd,
groen waren naar de goe-
c muren waren herschapen
ïgers hingen van den eenen
en. En overal kleurden de
e, blauwe en oranje, roode
kwam sloeg de handen van
r.
(Wordt vervolgd.)
Gemeenteraad is er toe overgegaan, het
ni°*en tijd verwaarloosde gemeentelijk fo-
lographisch archief weer ter hand te nemen en
Treer voort te gaan met het maken van kiekjes
Lan onze gemeentelijke merkwaardigheden, ten
einde die voor het nageslacht vast te leggen. Als
abrikant van amateurskiekjes heeft dit wijze be-
duit van den raad me ten zeerste verheugd. Nog
Leer zou het dit gedaan hébben, als tegelijk het
)esluit was genomen, mij, Dixi, de verzorging van
iet archief op Ie dragen. Want met welk een
imbitie ik eiken morgen ook m'n kantoorkruk be-
;tijg en me aan het werk zet achter m'n hatelijk
Jelen, met inktvlekken besmeurden lessenaar, het
ecu me niet onwelkom zijn, den lessenaar aan den
icapstok te kunnen hangen en er 's morgens op
Lit te kunnen trekken, om ter willen van m'n
aageslacht, de merkwaardigheden van m'n geliefd
Bloemendaal op de gevoelige plaat vast te leg
gen. Maar dan zou ik ook m'n archief in de puntjes
Lillen hebben, 'k Zou het willen kunnen laten
wedijveren met het beste, wat er op dit gebied
|n den lande of buiten den lande is te vinden.
Ik zou beginnen, een blanco crediet aan te vra
gen (liefst op een vergadering, waarbij de heer
htto, die eerst kieken wil hebben en dan pas een
kast wil geven, absent is) om een studiereis
te kunnen ondernemen naar andere gemeenten in
binnen- of buitenland, waar ze ook fotographi-
pche archieven bijhouden. Ik zou zorgen, dat onze
loemendaalsche -kast minstens even practisch en
ven mooi zou zijn, als de meest practische en
eest mooie kast, die ik op m'n studiereis zou
nfmeeten. Geloof nu niet, dat ik 't op m'n reis
00 bont zou maken met verteringen en uiigaan-
erijtjes, dat er over die studiereis later een bro-
hure zou verschijnen, op de manier van die, wel-
e indertijd verscheen over een studiereis van een
ommissie uit een der Zaansche dorpen. O neen!
iettemin zou 't me wel toelachen, eens uit te
unnen gaan in 't belang van 't tegenwoordig en
jt nageslacht, zonder, zooals nu, bevreesd te moe
ten zijn voor een verterinkje van een paar pop
tof zonder eerst angstvallig te moeten informee-
«:en naar den prijs van een hotel. Enfin! men is
zoo kortzichtig geweest, mij niet als verzorger van
It archief te benoemen. Dus kan ik die lucht-
kasteelerij gevoeglijk achterwege laten. Toch
ik ben niet haatdragend wil ik aan onze ge
meentebestuurderen gaarne een nuttige wenk ge-
yen.
Welk bedrijf is tegenwoordig zoo winstgevend
kis 't bioscoopbedrijf. Het eene bioscooppaleis na
pet andere verrijst en van de bestaande bicscoop-
es gaat er niet één op de flesch. En hoeveel film
fabrieken zijn er niet? En welke enorme kosten
moeten die zich niet getroosten, om één film ir.
mekaar te zetten? Maar die kosten komen terug
en de aandeelhouders varen er wel bij. Wie 'tin
pezen niet met mij eens is, mag mij een paar aan
deeltjes cadeau doen. Toch kunnen die dure films
velen niet bekoren en is de vraag naar eenvou
dige natuuropnamen steeds groot. Zei onze De
penestet al niet:
Verlos ons van die kunstfilms, Heer!
Geef toch wat natuuropnamen meer.
Nu kost natuur een futje, behalve als ze ver
f is. Wij smullen in de bioscoop van natuurop-
amen uit Zwitserland, uit Oostenrijk of uit Ame-
•ika. Omgekeerd zal een Zwitser, die den heelen
ag tegen zijn bergen zit te koekeloeren, smullen
an onze lage landen langs de zee. Welnu, daar
aken we films van. We verhuren die aan Zwit-
ersche- en Oostenrijksche- en Amerikaansche
icscopen, we maken ons land en speciaal 'Bloe-
endaal in den vreemde bekend, trekken toe
listen naar hier, profiteeren van hun kapitalen,
noopen handelsrelaties met die vreemdelingen
an (door middel van Olympische spelen kost
1 ons een millicen!), en strijken de voordeelen
van een en ander zelf op. Als ik hier spreek van
ij, dan bedoel ik wij Bloemendalers en meer
eciaal 't Bloemendaalsche gemeentebestuur. Als
we nu eenmaal een verzorger van 't fotographisch
archief hebben, dan kan die ook wel belast wor
den met het maken van de Bloem ndaalsche na
tuuropnamen. Natuurlijk zal deze man ('t mag, wat
mij betreft ook wel een jonge dochter zijn) een
helper noodig hebben bij het maken van de be-
tó&loelde natuuropnamen. Als iemand, die 't tegen
woordig en 't nageslacht hartelijk liefheeft, en die
j gaarne tegen een redelijke gemeentelijke vergoe
ding met premievrij pensioen plus 75 voor een
rijwiel, zijn kantoorkruk verwisselen wil tegen
t meer vrije leven in de natuur, wil ik me gaar
ne beschikbaar stellen als helper van bedoelden
naluuropnemer, eventueel jonge dochter. Voor
Ht aan de hand doen van dit winstgevende gemeen
telijk bedrijfje, hetwelk desnoods onder den naam
van „N.V. Bloemendaalsche Natuurfilm-onderne
ming" kan gevoerd worden, noem ik nog geen
som. Daarover valt nog te praten.
Echter geet ik het gemeentebestuur in overwe-
,ing, met deze onderneming nog te wachten, tot-
Bat het annexatiespook op de vlucht gejaagd is.
R»ant hoe gaarne ik mijn geliefde gemeente ook
Kén Einantiëel voordeel en mij zelf een aardig
B>aa.ntje zou toewenschen, als het eerste aan Haar-
Mém moet ten deel vallen, zou 't natuurlijk eik
■echtgeaard Bloemendaler aan 't hart gaan, maar
B meest nog aan
DIXI.
In mijn vorig schrijven had ik het over de moge
lijkheid te kunnen heerschen over datgene, wat
wij niet kennen.
Er is in ons een groote .geestelijke kracht.
Kemien 'doen wij die kracht niet; wij weten
alleen dat 'zij bestaat, omdat wij klaar en duide
lijk dat gene zien, wat die 'kracht voortbrengt.
Deze geestelijke kracht kunnen wij beheerschen,
kunnen wij ten goede of ten kwade aanwenden én
een der meest krasse bewijzen hiervoor is alweer
magnetisme.
Niemand is ooit op de zon geweest.
Wij zien alleen maar een gloeiende bol aai* den
hemel staan.
Hoewel wij dus de zon niet kennen en alleen
maar op goede wetenschappelijke gronden aanne-
mén dat 'het een reusachtige, brandende massa is,
een gas-massa, die duizelingwekkend snel om haar
as draait en zich al draaiende verdicht, zoodat
na eeuwen en eeuwen de warmte minder worden
zal, totdat zij eindelijk zal zijn, wat onze aatfde
thans is (een pla'neet met nog een innerlijke vuur-
kern), toch gebruiken wij die -warmte voor veel en
velerléi.
Zoo gaat het precies met ons onbegrepen „I'k".
De macht, die door magnetische handbewegingen
ontwikkeld wordt, 'heeft haar oorsprong in geeste
lijke werkzaamheid.
Dat dit beweegkracht is, is zeker.
Of deze geestelijke werkzaamheid eene fluïde
schept of ontwikkelt, dat met magnetisme ver
want is, is eene vraag, die misschien nooit zal
worden opgelost (althans niet door de weten
schap).
Dit is ook van minder belang en men doet al
licht beter deze vraag aanstonds te stellen bij de
vele voor ons onoplosbare vraagstukken, dan den
kostbaren tijd te verspillen met ijdele pogingen
om het geheim aan de Natuur te ontwringen. Zoo
is electriciteit ook bekend als eene groote Natuur
kracht en zij is in Velerlei opzichten aan het be
lang der mensch'heid dienstbaar gemaakt. Evenals
alle groote natuurkrachten kan zij slechts door
hare uitwerkingen worden waargenomen en spot
zij met elke poging om haar wezen te ontleden.
De mensc'hheid zal haar nooit anders kennen dan
als een der groote krachten, die met de andere
natuurkrachten in wisselwerking staat.
Evenzeer onmogelijk is het precies te weten,
welke de kracht is die van den Magnetiseur uit
gaat en zijn patiënt beheerscht.
Wij weten dat zij bestaat en dat zij benut kan
worden dat is alles.
Het is even onmogelijk met zekerheid te weten
of het een fluïde is of niet, als te weten waaruit
electriciteit bestaat, wanneer wij haar als stof zou
den beschouwen.
De fluidale hypothese ('het aannemen, dat van
den magnetiseur een zekere stroom uitgaat), is
even goed als iedere andere.
De vraag is evenwel: zal die hypothese voor alle
verschijnselen toepasselijk zijn?
Wordt die vraag ontkennend beantwoord, dan
bewijst dit, dat de hypothese onjuist is en behoort
zij dientengevolge noodzakelijk veriaten te wor
den. Als magnetische passen (de strijkende hand
bewegingen) over een patiënt gemaakt worden,
schijnt een fluïde van de handen van den mag
netiseur uit te stralen. Het is zeker, dat een of
andere soortgelijke uitstrooming daaruit te voor
schijn 'komt, welke door de physieke zinlnen van
den patiënt waarneembaar is.
Maar is het niettegenstaande dat, toch niet een
feit, dat de passen in hoofdzaak nuttig zijn, als
middel om den geest, zoowel van den patiënt als
van den magnetiseur onder den gewenschten in
vloed te brengen?
Er zijn verscheidene feiten, die onmiskenbaar
daarop wijzen.
'Dat er een besliste kracht van den magnetiseur
uit moet gaan, is het allerduidelijkst wel bij het
magnetiseeren van dieren.
Bij menschen ka'n men nog zeggen, dat er een
soort medewerking van den patiënt bestaat, doch
bij dieren is dit ten eenen male uitgesloten.
De methoden, op dieren toegepast, zijn zuiver
magnetisch en bestaan in den regel uit het sta
ren in de oogen van het dier. De uitwerking is
op den dresseur zelf. in plaats van rechtstreeks op
het dier.
iHet schijnt duidelijk dat in: het volgende de ware
oplossing van het vraagstuk ligt.
'De dresseur is gedachtelijk gemagnetiseerd, door
'het dier in zijn oogen te laten staren.
Zijn bewustzijns-drempel wordt hierdoor ver
plaatst. Zijn subjectieve krachten worden in wer
king gesteld en in dien toestand is zijn subjectieve
„Ik" (wat wij Geest noemen) in contact met dat
van het dier.
De geest van bet dier, welke bijna zuiver sub
jectief is, wordt aldus overheersc'nt door den ge
biedenden wil van zijn meester den incnsch.
Dat telepathie (gedachten-overbrenging) het nor
male middel van verstand-houding tusschen die
ren is, kan geen verstandig waarnemer van hun
gewoonten betwijfelen.
Onder bepaalde voorwaarden heeft de menscb
het vermogen in telepathische verbinding met die
ren te komen, waarvoor duizenden feiten ten be
wijze kunnen strekken.
Een eerste klas honiden-dresseur moet over veel
dierlijk magnetisme beschikken.
Nu twijfel ik er niet aan, dat in bijna ieder
mensch dit vermogen in meerdere of mindere mate
bestaat.
'Het is de kracht van den 'wil, die bet ontwik
kelt, en hoe meer het ontwikkeld wordt, des te
sterker wordt het.
Als de wil daarentegen zwak is en er geen moei
te gedaan wordt om dien te versterken, vermin
dert het vermogen en gaat dit, naar ik meen, op
den duur verlorete.
Soms wel onherroepelijk.
Dat er zulk een kracht bestaat zal niemand, die
ooit eenige ondervinding met dieren had, pogen
te ontkennen.
Neem bijv. een paard; op dit dier ka'n men het
gemakkelijkst die kracht uitoefenen, eenvoudig
omdat de ruiter en zelfs de koetsier in nauwer
aanraking met het paard is dan met eenig ander
dier.
Neem twee eenigszins schuwe jonge paarden
van edel bloed én stel ze naast elkaar achter een
troep jagende honden.
Laat beide ruiters even flink van zenuwen zijn,
even vast van hand en even stevig in 't zadel
zitten.
De een is een ruwe kerel, die de zweep en spo
ren gaarne hanteert, terwijl de tweede een koel
bloedig, rustig man is, zacht in zijn optreden, maar
met een ijzeren wil.
Wanneer ze naast elkaar over het eerste halve
dozijn hindernissen springen, vereischt het een
scherpen blik om eenig verschil in de uitvoering
op te merken.
In den regel zal het verschil alleen bestaan in
de onderscheidene wijze, waarop de paarden, na
hun sprong, op den grond komen.
Het eene zal een beetje zwaar neerkomen, alsof
het niet precies wist, hoe het daar beland was,
terwijl het andere licht en elastisch neerkomt, pre
cies op 't gewenschte punt, juist alsof ruiter en
paard één waren. Hoe komt dit?
Het eene paard wordt slechts bestuurd door
physieke kracht en dooi"- de regels der rijkunst,
het andere door eene wonderlijke kracht, die geest
en lichaam van het paard en den ruiter tot één
vereenigt.
Nu komt de proef op de som.
Ginds wuift een rij wilgen en beide ruiters we
ten, dat hén de moeilijkste sprong over de breed
ste sloct in den omtrek wacht. Beide zijn even
zeer besloten er over te springen, maar wanneer
zij het doen, zal 'het op verschillende manieren
zijn; de een zal zijn paard er toe drijven, enkel
door physieke kracht, de ander zal, wanneer het
althans mogelijk is, er over springen als wijzere
medehelper van bet dier, dat hij berijdt. Voor
waarts snellen ze, vijftig meter van elkaar, en ieder
zoekt een plekje uit, waar een paard nog juist
over hee'n kan.
Geen der paarden kan den kop omwehden, want
de teugels worden met ijzeren greep gehouden.
Voort springt nummer een, maar plonst in het wa
ter; hij sprong zoover hij ko'n, maar aan de sprong
ontbraken slechts een paar voeten, de noodige
aandrift daartoe was niet meer voorhanden.
En hoe ging bet met nummer twee?
De ruiter heeft het oog gevestigd en de aan
dacht gespannen op een grasplek aan" den over
kant van 't water en de voorpooten van het paard
wil op dien weg richten, en toen het paard op
het kruispunt kwam, keerde hij zich even leven
dig naar rechts, alsof zijn stal in 't gezicht rvas
geweest.
Ik behoef niet te zeggen, dat ik menigmaal de
zelfde proef hetb genomen met verschillende wij
zigingen op alerlci paarden, en dat ze zeer zeiden
mislukten zelfs heb ik een paar maal in de
Amerikaansche prarieën het gevaar er van onder
vonden, daar de onbewuste uitoefening vap dit
vermogen het paard dwong den veerkeerden weg
uil te gaan, toen ik verdwaald was en meende,
dat dit de goede weg was, terwijl, als het paard
zijn eigen instinct gevolgd had, 'het niet verkeerd
zou geloopen zijn.
Deze magnetische kracht kan ook op honden
worden toegepast, doch in geringer graad dan bij
paarden.
Al deze voorbeelden doen ons zien, dat een
geheime kracht van ons uit kato gaan, ,wier oor
sprong wij niet kennen en wier aard wij niet ken
nen, doch die in staat is ons resultaten te doen
bereiken, welke zoo op het eerste gezicht voor
wotaderen kunnen worden gehouden.
Wij kunnen dus wel degelijk heerschen over
krachten, die ons feitelijk onbekend zijn.
Evenwel kan ik met beslistheid zeggen, dat mag
netische invloed oneindig veel hooger staat, dan
de hypnotische invloed; de eerste werkt verheven,
de laatste integendeel mensch-onteerend.
C. C. J. WITBRAAD.
f*
man. Gedachten van Leo Hulsman. OïtRr de Too-
neelenquête van Joh. Luijkenaar Francken. Boek
bespreking.
eenvoudig, dat het dier volgzaam en gehoorzaam WOI^en d°or een innerlijke en niet een uitwen-
aan den wil van Iden magnetiseur wordt gemaakt. kracht daarheen gericht, maar alleen de voor-
Niemand was ooit in staat eén dier in slaap te P00ten'. Toch is dit bij de sprong door den ruiter
maken door in zijn oogen te staren, maar het meest berekend; jn de vlucht zijn de stijgbeugels losge-
woeste dier kan op deze wijze getemd en aan de £°°H en op het oogenblik, dat de hoeven den
heerschappij van den mensch onderworpen wor- i oever raken, is de ruiter over den kop van zijn
den. paard op den vasten grond, de teugels in dén hand;
Eén beroemd paarden-dresseur, verbaasde het een sec°nde later staat het paard naast hem, de
publiek, door het wil'dste paard uit te zoeken, er volgende seconde stormen ze weer vooruit, zon'dei;
SPORT.
VOETBAL.
Voor de competitie werd in de tweede klasse
A. slechts één wedstrijd gespeeld: in Wormerveer
ontmoetten Q.S.C. en Alcmaria elkaar. De Alk-
maarders, alle geruchten van een in elkaar gestort
elftal ten spijt, gaven hun tegenstanders den ge-
nadestoot door ze met 62 in te maken, We zijn
nieuwsgierig hoe de rood-witte Wormerveerders
zich in de degradatie-wedstrijden zullen houden;
wat wij hier van hun spel gezien hebben, doet
ons het ergste vreezen.
Verder werd er braaf „gebekerd", met dit resul
taat, dat thans alle candidaten uit Haarlem en
omstreken, uitgezonderd H.F.C. en „Schoten hun
beker-aspiraties konden begraven. Zelfs Zandvoort
dat thuis tegen A.F.C. speelde, zag zich op eigen
grond voor 't eerst in dit seizoen geslagen. 'Dit
resultaat verwonderde ons niet erg, daar de Am
sterdammers werkelijk over een goed, vlug spe
lend elftal beschikken, met diverse uitstekende
krachten. Voor Zandvoort intusschen is de uitslag
wel een deceptie, omdat de verovering van den
beker, waar in de kringen der strandbewoners een
stille hoop op was, een bekroning zou zijn voor
hun schitterend seizoen.
Intusschen zijn er meer vereenigingen met zulk
een deceptie, al was het „Haarlem" maar, dat
haar bekerloopbaan op weinig eervolle wijze
aan den Schoterweg eindigde tegen den middel-
matigen Utrechtschen tweede klasser D.O.S.
Voor Zondag staat behalve de interland-wed
strijd BelgiëHolland te Antwerpen, thans de
tweede bekerronde op het programma.
'H.F.C. lootte thuis tegen D.W.V., een derde
klasser uit Nieuwendam, die de tweede plaats op
de ranglijst inneemt. Het is zaak voor „the good
old" deze ploeg niet te onderschatten!
Schoten, eveneens op eigen terrein recepieert
Z.F.C., „de groote Zaansche", die de bekerhou
ders alle verdere illusies zal ontnemen.
Verder noteeren we o.a. nog: FeyenoordSpar
ta, Hollandia—S.D.W. (derde klasser), Z.V.V.
't Gooi, W.F.C.E.V.C. (derde klasser) en Donar
A.F.C. voor „elck wat wils" dus.
Onze lagere elftallen hadden een succesvollen
Zondag. Het vijfde sloeg 's morgens Spaarnestad
III, en hielp hiermede R.C.H. VII aan 't kampioen
schap, terwijl de derde elftallers, door 's middags
van E.H.S. III te winnen, H.F.C. VI vast op de
eerste plaats deed zetelen.
Zondag a.s. speelt 't tweede haar laatste com
petitie-wedstrijd (sneeuw en ijs dienende) tegen
E.D.O. III aan: de Kleverlaan, en kan door te win
nen nog een trapje naar boven klauteren.
'Het vierde gaat naar de Vergierdeweg om O
V.A. IV partij te geven, terwijl de jongste gene
ratic 's morgens op eigen terrein D.I.S. III ont
moet! We verwachten uit deze drie wedstrijden
tenminste 5 punten.
Het was 't Bestuur niet mogelijk, trots alle po
gingen een waardig tegenstander voor 't eerste
elftal te vinden, noch voor den vorigen, noch voor
a.s. Zondag. We hopen echter voor den eerstko
menden wedstrijddag daarna, op de komst van een
eerste klasser. A. C
is toch zeker niet in de openbare
van j.l. Donderdag aanwezig geweest.
e) Dixi
Raadszitting
|k meen gehoord te hebben dat door den heer
B""° werd gezegd: „welnu, als zoo'n kast er dan
T>eslist moet zijn, dan moet hij er komen ook".
BVces dus voor dit geval niet bang, Dixi.
REDACTIE.
naar toe te loopen, het (schijnbaar) eenige minu
ten lang in de oogen te zien en weg te gaan, waar
na bet dier hem overal volgde, waar hij 'heen
ging, klaarblijkelijk evera volkomen geboeid, als
ooit een mensch onder den invloed van een mag
netiseur van beroep was gebracht.
Toen ik nauwkeurig waarnam, hoe de paarden-
dresseur daarbij te werk ging, bleek, dat hij alleen
maar onophoudelijk zijn oogen naar boven en naar
beneden draaide.
Hij staarde volstrekt niet in de oogen van het
paard, maar nam eenvoudig zelf eenige minuten
lang die houding aan, vlak bij den kop van het
dier, waardoor het verlangde doel bereikt werd
en het paard aan elk bevel gehoorzaamde, dat
binnen zijn bevatting lag.
Evenwel begreep de dresseur zelf even weinig
het geheim van zijn kracht als het paard. Tem
mers van wilde dieren handelen op dezelfde wijze
én vermoedelijk met even weinig begrip van de
beginselen, waarop hun methode berust.
Nu doet z'ich de vraag voor, welke de uitwer
king is, 'die aldus op het dier wordt teweegge
bracht.
Ongetwijfeld wordt het niet gehypnotiseerd,
doordat het gedwongen wordt in de oogen van
den dresseur te staren, want men laat het niet vol
doende tijd om „de oogspieren te vermoeien".
'Bovendien heeft men geen middel, om het dier
te dwingen, naar een of ander punt te staren, zoo-
dai de werking magnetisch teweeggebracht wordt
meer dan één minuut te verliezen.
Ik zou hén-derden voordbeelden kunnen geven
over deze magnetische macht van den ruiter over
het paard, maar één zal voldoende zijn om mijn
stelling te bewijzen.
Eens reed ik met een vriend van mij, die veel
van redeneeren hield.
Hij bereéd een zeer vermaard, oud jachtpaard,
dat reeds vele jare'n mijn vriend en makker was
geweest.
We spraken over 'het onderhavige onderwerp en
mijn vriend spotte er over, hoe men zulk een on
zin in zijn hoofd kon halen.
Een honderd meter verder kwamen we aa'n een
dwarsweg, die den onze rechthoekig kruiste. Ik
hield mijn paard in.
Nu, zei ik, zal ik U mijn theorie bewijzen. Kies
maar, welke van deze twee wegen mijn paard zal
inslaan.
Rijdt drie lengten achter mij; ik zal de teugels
los over zijn 'mek laten liggen en ik wed om een
dollar (het was in Amerika), dat het den weg zal
gaan, dien ik inslaan wil en gij kunt oordeelen of
ik hem heb kunnen Beïnvloeden door woord, aan
raking, of teekem. Mijn eenige voorwaarde 5s, dat
ge stapvoets rijdt, en geen geluid geeft.
Hij nam den weddenschap aan en koos den
rechtschen dwarsweg, daar hij 'heel goed wist, dat
!het paard dien nooit gegaan was, terwijl dit met
beide andere wegen wel het geval was.
I'k deed nu niets anders dan mijn oogen en mijn
Ons Eigen Tijdschrift. Kunsfbijlage. Twee schil
ders van het volkslevén, door Anne Hallema.
Apen, naar een 'houtsnede van Anton Pieck. De
eerste lentedag door Bep Smits, „Uilen" naar een
-houtsnede van Anton Pieck. De leugen, een psy
chologische beschouwing door A. J. D. van Oos
ten. Hoog water, gedicht en penteekening van
David Tomkins. Vogelleven in het ven, naar een
potloodteekening van Sjoerd Kuperus. ^Schemer
avond" en „Grijze droomer" door Helene Swarth.
Onder de Maasbrug te Maastricht" naar een ets
van J. C. v. d. Ven. Lentezon van Regina Abra
hams. Lentebloesem van J. J. Zeldenthuis. Een
is onder de heremietkreeften door A. F. J.
Portielje. Engelsche volksdansen en het nationale
werk van Cecil. J. Sharp, door D. J. v. d. Ven.
Het autoreisje door Herman Salomonson. Verlan
gen van J. J. Zeldenthuis. Voornaam bezoek aan
de boerderij, naar de schilderij van 'Breughel. In
Maart naar Sicilië door C. P. Vreede. Voor onze
kinderen. Het verksken door Felix Timmermans.
Kabouterschool, van A. B. van Tienhoven. Prinsje
Goudhaar, door Jeanne Houtzager. Kabouterzang
van Aug. Heyting. Tweelingen. Voor vrije uurtjes.
ALLERLEI.
Vrijen niet altijd verblijcn.
Joan van Heemskerck, een zeventiende eeuwsch
poëet, heeft deze waarheid aldus bezongen:
Des Minnaers vreught is kleyn, maar groot
zijn sijn verdrieten,
Hij moet veel moyten 'doen, eer hij komt aan
't genieten,
Goed leven en gemack stelt dat dy uyt u sin:
Die niet wat lyden kan en deug'ht niet tot de Min.
So menigh gaeuw conijn als hippelt op de duynen,
So menigh bloem als bloeyt des Somers in de
tuynen,
So menigh schelp als leyt te Petten aan de Zee,
So menigh swaer verdriet is in het vrijen mee.
(Morks Magazijn'
waar,
Onze jeugd.
dat je vader
een auto heeft
Is het
gekocht?
Ja.... En dat allemaal van mijn toekomstige
centen.
(Morkt Magazijn'.
Zomertijd.
Het volgende adres werd verzonden aan de
Tweede Kamer der Staten-Generaal:
De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor
Haarlem en Omstreken heeft kennis genomen van
het ingediende ontwerp tot intrekking van de wet
van 23 Maart 1918 (S. 185), gewijzigd bij de wet
van 22 Maart 1922 (S. 130) tot tijdelijke afwijking
van de wet van 23 Juli 1908 (S. 236) tot invoering
van een wettelijken tijd.
Zij meent, dat het overbodig geacht moet wor
den de voor- en nadeelen van den z.g. zomertijd
nog eens in extense naar voren te brengen. Het
verslag uitgebracht door de Tijdcommissie laat de
ze voldoende tot hun recht komen. Al moge des
tijds de invoering van den zomertijd een gevolg
zijn geweest van de zeer bijzondere omstandighe
den, waaronder wij leefden, toch blijft het gebo
den te bedenken, dat zelfs thans en ook in de
toekomst geen maatregel ongedaan gemaakt
moet worden, die uit bezuinigingsoverwegingen
in de eerste plaats voor nijverheid en handel
onontbeerlijk is.
Ter tegemoetkoming aan een bepaald bezwaar
van de zijde van land- en tuinbouw, dal door onze
Kamer erkend wordt, acht deze Kamer het aanbe
velenswaardig den zomertijd te beperken tot het
tijdvak van midden April tot midden September.
Zij dringt derhalve bij Uwe Hooge Vergadering op
verwerping van het aanhangige wetsontwerp aan
en hoopt, dat bij eventueele invoering van den
zomertijd met bovenstaanden wensch rekening kan
worden gehouden.
De vertegenwoordigers van land- en tuinbouw
in onze Kamer verklaarden zich met dit standpunt
niet te kunnen vereenigen en achtten aanneming
van 'het wetsontwerp de eenige mogelijke wijze
om aan de bezwaren van land- en tuinbouw tege
moet te komen.
Vrouw, door M. M. StiemensHopman (schrijf
ster van Meisje).
Uitgave van Van HolkemaWarendorf, A'dam
Wat willen de Vlamingen? door mr. R. van
Genechten.
Uitgave der Uitgevers-Maatschappij „Elsevier",
Amsterdam.
Lawn-Tennis voor beginners, door William T.
Tilden, voor Holland bewerkt door Jo van Am-
mersKuiler. Uitgave van Em. Querido, A'dam,
„Focus", 14-daagsch fotoblad onder redactie
van Adriaan Boer.
No. 5 heeft tot inhoud: Platen. Ons matglas.
Recepten en wenken. Jos. Pe kleurenfotografie
op papier. Studie over den chroomversterker.
Donkere kamer verlichting. Naght Photographie.
Oost-Indische ervaringen op fotogebied. Corres
pondentie. De werking van Basisch scharlaken N,
vergeleken met die van pinakryptolgroen. Begin
nershoekje 5. Uit Handel en Industrie. Raad en
Daad. Vereenigingsnieuws. Ingezonden. Fotobeurs.
„Opgang", Christelijk tijdschrift voor Kunst en
Letteren. De inhoud van de Maart-aflevering
luidt: Voor den 9en Jaargang. Muziek van E. A.
J. v. Eijsselsteyn. De Torenklok van C. Rijnsdorp.
De ruzie van Diet Kramer. Het moderne Vir-
tuozendom van H. Burger. Gedicht van Leo Huls-
Geheelonth. Kinder en Operettekoor
„Kindervreugd", Santpoort.
Maandagavond gaf bovengenoemd koor een uit
voering in de zaal van café „Zomerlust" alhier.
De Voorzitter, de heer Frankfort, opende dezen
avond. Hij riep allen een hartelijk welkom toe en
gaf zijn vreugde te kennen, dat ook ditmaal weer
de 'belangstelling zoo groot was. Daarentegen be
treurde hij het dat het aantal leden zoo vermin
derd was, vooral de manlijke leden, d.w.z. de jon
gens. Hij zocht de oorzaak hiervan in de sport.
Doch hij hoopte dat de ouders er toe mede zouden
werken om het kinderkoor weer te maken zooals
het eens was. Applaus.
Door de kinderen werden daarna een viertal
aardige versjes gezongen.
De heer Zwanenburg, accordeon virtuoos, die
welwillend zijn medewerking ver.eende, bracht een
tweetal muzieknummers ten gehoore, waarop een
dankbaar applaus volgde. De heer Zwanenburg is
voor vele Santpoorters geen onbekende.
Hierna volgde het kinderzangspel „Lentebloe
men" dat heel aardig uitgevoerd werd. Weliswaar
zegden sommige bloempjes hun versjes te veel van
buiten op, zonder eenige toon er in, maar dat
wordt wel beter, naar mate zij meer voor het pu
bliek verschijnen. Ook was 'het jammer dat „de
Koningin" zwaar verkouden was. Dit zal haar ze
ker gehinderd hebben in haar spel.
Na de pauze volgde het sprookje „Klein Duimp
je". Dit van ouds bekende sprookje werd door de
meeste kinderen goed vertolkt. Vooral „Klein
Duimpje" heeft zijn best gedaan. Geen oogenblik
miste hij iets. En dan de vrijheid waarmede het
kleine ding sprak. 'tWas waarlijk een lust hein
te zien spelen.
De heer Post, directeur van dit Kinderkoor,