tweede blad tffen - Bloemendaal BROERSMA H U Y BENS Amateurskiekjes. VAN DEN BOSCH btstr. 19, Haarlem sseriemaker I Beddenmakerij f II. rimmerman, Metselaar in Aannemer Bloefliendaalsch Weekblad" penlaan 52 Overveen ït UIENDAALSCHEWEG 148 .LE SOORTEN WERK ondities Kleverlaan Haarlem ixe Carrosserieën »©©e««®*®e>«®s» sm» DROGIST f »d. J. de Reiger BLOEMIST tie-Inrichting omobielen RIJWIELEN Kan ik heerschen over wat ik niet ken? VAN HIER EN DAAR. ONTVANGEN BOEKEN. BROCHURES EN TIJDSCHRIFTEN. SANTPOORT. INDERHUISSINQEL 58 -EM TELEF. 13111 AGHTBIJDF/R No. 10. - j I Jel in Grond, Mest. t enz. Telefoon 12077 ZATERDAG 14 MAART 1925 f Onz ihhe RDT GEGEVEN DOOR ,RNE VERSTREKT EMENOAAL OVERVEEN TELEF. 22444 TELEF. 14416 a A L Tel. 22195 19 - TELEF. 12155 ng N SERRE-MEUBELEN Reis- en Wasclimanden, PARAT1E-1NR1CHTING SCHOTEN ,UQüE BEDIENING os verstrekt s Levering van boomen, ,veg 74. Överveen. Tel. 14419. notief op een prentje en in in zijn mooie pak! Daar en deftige lieden ng. Iedereen, hoog en laag, erste met bloemen getooide rijden. Daarna zal er feest len. !g feest. cóóveel bezoekers, dat het ou zijn. tmaaltijd gehouden worden, een of andere manier had spoorlijn langs het stadje er aan deelnemen, groot genoeg om al deze ge goederenloods was voor p schragen waren planken den de tafels. Vier lange, De hoofdzaak was niet it eten, maar om een 'die er recht op hadden, provincie zou ook aanwezig al hadden de zaal versierd, groen waren naar de goe- c muren waren herschapen ïgers hingen van den eenen en. En overal kleurden de e, blauwe en oranje, roode kwam sloeg de handen van r. (Wordt vervolgd.) Gemeenteraad is er toe overgegaan, het ni°*en tijd verwaarloosde gemeentelijk fo- lographisch archief weer ter hand te nemen en Treer voort te gaan met het maken van kiekjes Lan onze gemeentelijke merkwaardigheden, ten einde die voor het nageslacht vast te leggen. Als abrikant van amateurskiekjes heeft dit wijze be- duit van den raad me ten zeerste verheugd. Nog Leer zou het dit gedaan hébben, als tegelijk het )esluit was genomen, mij, Dixi, de verzorging van iet archief op Ie dragen. Want met welk een imbitie ik eiken morgen ook m'n kantoorkruk be- ;tijg en me aan het werk zet achter m'n hatelijk Jelen, met inktvlekken besmeurden lessenaar, het ecu me niet onwelkom zijn, den lessenaar aan den icapstok te kunnen hangen en er 's morgens op Lit te kunnen trekken, om ter willen van m'n aageslacht, de merkwaardigheden van m'n geliefd Bloemendaal op de gevoelige plaat vast te leg gen. Maar dan zou ik ook m'n archief in de puntjes Lillen hebben, 'k Zou het willen kunnen laten wedijveren met het beste, wat er op dit gebied |n den lande of buiten den lande is te vinden. Ik zou beginnen, een blanco crediet aan te vra gen (liefst op een vergadering, waarbij de heer htto, die eerst kieken wil hebben en dan pas een kast wil geven, absent is) om een studiereis te kunnen ondernemen naar andere gemeenten in binnen- of buitenland, waar ze ook fotographi- pche archieven bijhouden. Ik zou zorgen, dat onze loemendaalsche -kast minstens even practisch en ven mooi zou zijn, als de meest practische en eest mooie kast, die ik op m'n studiereis zou nfmeeten. Geloof nu niet, dat ik 't op m'n reis 00 bont zou maken met verteringen en uiigaan- erijtjes, dat er over die studiereis later een bro- hure zou verschijnen, op de manier van die, wel- e indertijd verscheen over een studiereis van een ommissie uit een der Zaansche dorpen. O neen! iettemin zou 't me wel toelachen, eens uit te unnen gaan in 't belang van 't tegenwoordig en jt nageslacht, zonder, zooals nu, bevreesd te moe ten zijn voor een verterinkje van een paar pop tof zonder eerst angstvallig te moeten informee- «:en naar den prijs van een hotel. Enfin! men is zoo kortzichtig geweest, mij niet als verzorger van It archief te benoemen. Dus kan ik die lucht- kasteelerij gevoeglijk achterwege laten. Toch ik ben niet haatdragend wil ik aan onze ge meentebestuurderen gaarne een nuttige wenk ge- yen. Welk bedrijf is tegenwoordig zoo winstgevend kis 't bioscoopbedrijf. Het eene bioscooppaleis na pet andere verrijst en van de bestaande bicscoop- es gaat er niet één op de flesch. En hoeveel film fabrieken zijn er niet? En welke enorme kosten moeten die zich niet getroosten, om één film ir. mekaar te zetten? Maar die kosten komen terug en de aandeelhouders varen er wel bij. Wie 'tin pezen niet met mij eens is, mag mij een paar aan deeltjes cadeau doen. Toch kunnen die dure films velen niet bekoren en is de vraag naar eenvou dige natuuropnamen steeds groot. Zei onze De penestet al niet: Verlos ons van die kunstfilms, Heer! Geef toch wat natuuropnamen meer. Nu kost natuur een futje, behalve als ze ver f is. Wij smullen in de bioscoop van natuurop- amen uit Zwitserland, uit Oostenrijk of uit Ame- •ika. Omgekeerd zal een Zwitser, die den heelen ag tegen zijn bergen zit te koekeloeren, smullen an onze lage landen langs de zee. Welnu, daar aken we films van. We verhuren die aan Zwit- ersche- en Oostenrijksche- en Amerikaansche icscopen, we maken ons land en speciaal 'Bloe- endaal in den vreemde bekend, trekken toe listen naar hier, profiteeren van hun kapitalen, noopen handelsrelaties met die vreemdelingen an (door middel van Olympische spelen kost 1 ons een millicen!), en strijken de voordeelen van een en ander zelf op. Als ik hier spreek van ij, dan bedoel ik wij Bloemendalers en meer eciaal 't Bloemendaalsche gemeentebestuur. Als we nu eenmaal een verzorger van 't fotographisch archief hebben, dan kan die ook wel belast wor den met het maken van de Bloem ndaalsche na tuuropnamen. Natuurlijk zal deze man ('t mag, wat mij betreft ook wel een jonge dochter zijn) een helper noodig hebben bij het maken van de be- tó&loelde natuuropnamen. Als iemand, die 't tegen woordig en 't nageslacht hartelijk liefheeft, en die j gaarne tegen een redelijke gemeentelijke vergoe ding met premievrij pensioen plus 75 voor een rijwiel, zijn kantoorkruk verwisselen wil tegen t meer vrije leven in de natuur, wil ik me gaar ne beschikbaar stellen als helper van bedoelden naluuropnemer, eventueel jonge dochter. Voor Ht aan de hand doen van dit winstgevende gemeen telijk bedrijfje, hetwelk desnoods onder den naam van „N.V. Bloemendaalsche Natuurfilm-onderne ming" kan gevoerd worden, noem ik nog geen som. Daarover valt nog te praten. Echter geet ik het gemeentebestuur in overwe- ,ing, met deze onderneming nog te wachten, tot- Bat het annexatiespook op de vlucht gejaagd is. R»ant hoe gaarne ik mijn geliefde gemeente ook Kén Einantiëel voordeel en mij zelf een aardig B>aa.ntje zou toewenschen, als het eerste aan Haar- Mém moet ten deel vallen, zou 't natuurlijk eik ■echtgeaard Bloemendaler aan 't hart gaan, maar B meest nog aan DIXI. In mijn vorig schrijven had ik het over de moge lijkheid te kunnen heerschen over datgene, wat wij niet kennen. Er is in ons een groote .geestelijke kracht. Kemien 'doen wij die kracht niet; wij weten alleen dat 'zij bestaat, omdat wij klaar en duide lijk dat gene zien, wat die 'kracht voortbrengt. Deze geestelijke kracht kunnen wij beheerschen, kunnen wij ten goede of ten kwade aanwenden én een der meest krasse bewijzen hiervoor is alweer magnetisme. Niemand is ooit op de zon geweest. Wij zien alleen maar een gloeiende bol aai* den hemel staan. Hoewel wij dus de zon niet kennen en alleen maar op goede wetenschappelijke gronden aanne- mén dat 'het een reusachtige, brandende massa is, een gas-massa, die duizelingwekkend snel om haar as draait en zich al draaiende verdicht, zoodat na eeuwen en eeuwen de warmte minder worden zal, totdat zij eindelijk zal zijn, wat onze aatfde thans is (een pla'neet met nog een innerlijke vuur- kern), toch gebruiken wij die -warmte voor veel en velerléi. Zoo gaat het precies met ons onbegrepen „I'k". De macht, die door magnetische handbewegingen ontwikkeld wordt, 'heeft haar oorsprong in geeste lijke werkzaamheid. Dat dit beweegkracht is, is zeker. Of deze geestelijke werkzaamheid eene fluïde schept of ontwikkelt, dat met magnetisme ver want is, is eene vraag, die misschien nooit zal worden opgelost (althans niet door de weten schap). Dit is ook van minder belang en men doet al licht beter deze vraag aanstonds te stellen bij de vele voor ons onoplosbare vraagstukken, dan den kostbaren tijd te verspillen met ijdele pogingen om het geheim aan de Natuur te ontwringen. Zoo is electriciteit ook bekend als eene groote Natuur kracht en zij is in Velerlei opzichten aan het be lang der mensch'heid dienstbaar gemaakt. Evenals alle groote natuurkrachten kan zij slechts door hare uitwerkingen worden waargenomen en spot zij met elke poging om haar wezen te ontleden. De mensc'hheid zal haar nooit anders kennen dan als een der groote krachten, die met de andere natuurkrachten in wisselwerking staat. Evenzeer onmogelijk is het precies te weten, welke de kracht is die van den Magnetiseur uit gaat en zijn patiënt beheerscht. Wij weten dat zij bestaat en dat zij benut kan worden dat is alles. Het is even onmogelijk met zekerheid te weten of het een fluïde is of niet, als te weten waaruit electriciteit bestaat, wanneer wij haar als stof zou den beschouwen. De fluidale hypothese ('het aannemen, dat van den magnetiseur een zekere stroom uitgaat), is even goed als iedere andere. De vraag is evenwel: zal die hypothese voor alle verschijnselen toepasselijk zijn? Wordt die vraag ontkennend beantwoord, dan bewijst dit, dat de hypothese onjuist is en behoort zij dientengevolge noodzakelijk veriaten te wor den. Als magnetische passen (de strijkende hand bewegingen) over een patiënt gemaakt worden, schijnt een fluïde van de handen van den mag netiseur uit te stralen. Het is zeker, dat een of andere soortgelijke uitstrooming daaruit te voor schijn 'komt, welke door de physieke zinlnen van den patiënt waarneembaar is. Maar is het niettegenstaande dat, toch niet een feit, dat de passen in hoofdzaak nuttig zijn, als middel om den geest, zoowel van den patiënt als van den magnetiseur onder den gewenschten in vloed te brengen? Er zijn verscheidene feiten, die onmiskenbaar daarop wijzen. 'Dat er een besliste kracht van den magnetiseur uit moet gaan, is het allerduidelijkst wel bij het magnetiseeren van dieren. Bij menschen ka'n men nog zeggen, dat er een soort medewerking van den patiënt bestaat, doch bij dieren is dit ten eenen male uitgesloten. De methoden, op dieren toegepast, zijn zuiver magnetisch en bestaan in den regel uit het sta ren in de oogen van het dier. De uitwerking is op den dresseur zelf. in plaats van rechtstreeks op het dier. iHet schijnt duidelijk dat in: het volgende de ware oplossing van het vraagstuk ligt. 'De dresseur is gedachtelijk gemagnetiseerd, door 'het dier in zijn oogen te laten staren. Zijn bewustzijns-drempel wordt hierdoor ver plaatst. Zijn subjectieve krachten worden in wer king gesteld en in dien toestand is zijn subjectieve „Ik" (wat wij Geest noemen) in contact met dat van het dier. De geest van bet dier, welke bijna zuiver sub jectief is, wordt aldus overheersc'nt door den ge biedenden wil van zijn meester den incnsch. Dat telepathie (gedachten-overbrenging) het nor male middel van verstand-houding tusschen die ren is, kan geen verstandig waarnemer van hun gewoonten betwijfelen. Onder bepaalde voorwaarden heeft de menscb het vermogen in telepathische verbinding met die ren te komen, waarvoor duizenden feiten ten be wijze kunnen strekken. Een eerste klas honiden-dresseur moet over veel dierlijk magnetisme beschikken. Nu twijfel ik er niet aan, dat in bijna ieder mensch dit vermogen in meerdere of mindere mate bestaat. 'Het is de kracht van den 'wil, die bet ontwik kelt, en hoe meer het ontwikkeld wordt, des te sterker wordt het. Als de wil daarentegen zwak is en er geen moei te gedaan wordt om dien te versterken, vermin dert het vermogen en gaat dit, naar ik meen, op den duur verlorete. Soms wel onherroepelijk. Dat er zulk een kracht bestaat zal niemand, die ooit eenige ondervinding met dieren had, pogen te ontkennen. Neem bijv. een paard; op dit dier ka'n men het gemakkelijkst die kracht uitoefenen, eenvoudig omdat de ruiter en zelfs de koetsier in nauwer aanraking met het paard is dan met eenig ander dier. Neem twee eenigszins schuwe jonge paarden van edel bloed én stel ze naast elkaar achter een troep jagende honden. Laat beide ruiters even flink van zenuwen zijn, even vast van hand en even stevig in 't zadel zitten. De een is een ruwe kerel, die de zweep en spo ren gaarne hanteert, terwijl de tweede een koel bloedig, rustig man is, zacht in zijn optreden, maar met een ijzeren wil. Wanneer ze naast elkaar over het eerste halve dozijn hindernissen springen, vereischt het een scherpen blik om eenig verschil in de uitvoering op te merken. In den regel zal het verschil alleen bestaan in de onderscheidene wijze, waarop de paarden, na hun sprong, op den grond komen. Het eene zal een beetje zwaar neerkomen, alsof het niet precies wist, hoe het daar beland was, terwijl het andere licht en elastisch neerkomt, pre cies op 't gewenschte punt, juist alsof ruiter en paard één waren. Hoe komt dit? Het eene paard wordt slechts bestuurd door physieke kracht en dooi"- de regels der rijkunst, het andere door eene wonderlijke kracht, die geest en lichaam van het paard en den ruiter tot één vereenigt. Nu komt de proef op de som. Ginds wuift een rij wilgen en beide ruiters we ten, dat hén de moeilijkste sprong over de breed ste sloct in den omtrek wacht. Beide zijn even zeer besloten er over te springen, maar wanneer zij het doen, zal 'het op verschillende manieren zijn; de een zal zijn paard er toe drijven, enkel door physieke kracht, de ander zal, wanneer het althans mogelijk is, er over springen als wijzere medehelper van bet dier, dat hij berijdt. Voor waarts snellen ze, vijftig meter van elkaar, en ieder zoekt een plekje uit, waar een paard nog juist over hee'n kan. Geen der paarden kan den kop omwehden, want de teugels worden met ijzeren greep gehouden. Voort springt nummer een, maar plonst in het wa ter; hij sprong zoover hij ko'n, maar aan de sprong ontbraken slechts een paar voeten, de noodige aandrift daartoe was niet meer voorhanden. En hoe ging bet met nummer twee? De ruiter heeft het oog gevestigd en de aan dacht gespannen op een grasplek aan" den over kant van 't water en de voorpooten van het paard wil op dien weg richten, en toen het paard op het kruispunt kwam, keerde hij zich even leven dig naar rechts, alsof zijn stal in 't gezicht rvas geweest. Ik behoef niet te zeggen, dat ik menigmaal de zelfde proef hetb genomen met verschillende wij zigingen op alerlci paarden, en dat ze zeer zeiden mislukten zelfs heb ik een paar maal in de Amerikaansche prarieën het gevaar er van onder vonden, daar de onbewuste uitoefening vap dit vermogen het paard dwong den veerkeerden weg uil te gaan, toen ik verdwaald was en meende, dat dit de goede weg was, terwijl, als het paard zijn eigen instinct gevolgd had, 'het niet verkeerd zou geloopen zijn. Deze magnetische kracht kan ook op honden worden toegepast, doch in geringer graad dan bij paarden. Al deze voorbeelden doen ons zien, dat een geheime kracht van ons uit kato gaan, ,wier oor sprong wij niet kennen en wier aard wij niet ken nen, doch die in staat is ons resultaten te doen bereiken, welke zoo op het eerste gezicht voor wotaderen kunnen worden gehouden. Wij kunnen dus wel degelijk heerschen over krachten, die ons feitelijk onbekend zijn. Evenwel kan ik met beslistheid zeggen, dat mag netische invloed oneindig veel hooger staat, dan de hypnotische invloed; de eerste werkt verheven, de laatste integendeel mensch-onteerend. C. C. J. WITBRAAD. f* man. Gedachten van Leo Hulsman. OïtRr de Too- neelenquête van Joh. Luijkenaar Francken. Boek bespreking. eenvoudig, dat het dier volgzaam en gehoorzaam WOI^en d°or een innerlijke en niet een uitwen- aan den wil van Iden magnetiseur wordt gemaakt. kracht daarheen gericht, maar alleen de voor- Niemand was ooit in staat eén dier in slaap te P00ten'. Toch is dit bij de sprong door den ruiter maken door in zijn oogen te staren, maar het meest berekend; jn de vlucht zijn de stijgbeugels losge- woeste dier kan op deze wijze getemd en aan de £°°H en op het oogenblik, dat de hoeven den heerschappij van den mensch onderworpen wor- i oever raken, is de ruiter over den kop van zijn den. paard op den vasten grond, de teugels in dén hand; Eén beroemd paarden-dresseur, verbaasde het een sec°nde later staat het paard naast hem, de publiek, door het wil'dste paard uit te zoeken, er volgende seconde stormen ze weer vooruit, zon'dei; SPORT. VOETBAL. Voor de competitie werd in de tweede klasse A. slechts één wedstrijd gespeeld: in Wormerveer ontmoetten Q.S.C. en Alcmaria elkaar. De Alk- maarders, alle geruchten van een in elkaar gestort elftal ten spijt, gaven hun tegenstanders den ge- nadestoot door ze met 62 in te maken, We zijn nieuwsgierig hoe de rood-witte Wormerveerders zich in de degradatie-wedstrijden zullen houden; wat wij hier van hun spel gezien hebben, doet ons het ergste vreezen. Verder werd er braaf „gebekerd", met dit resul taat, dat thans alle candidaten uit Haarlem en omstreken, uitgezonderd H.F.C. en „Schoten hun beker-aspiraties konden begraven. Zelfs Zandvoort dat thuis tegen A.F.C. speelde, zag zich op eigen grond voor 't eerst in dit seizoen geslagen. 'Dit resultaat verwonderde ons niet erg, daar de Am sterdammers werkelijk over een goed, vlug spe lend elftal beschikken, met diverse uitstekende krachten. Voor Zandvoort intusschen is de uitslag wel een deceptie, omdat de verovering van den beker, waar in de kringen der strandbewoners een stille hoop op was, een bekroning zou zijn voor hun schitterend seizoen. Intusschen zijn er meer vereenigingen met zulk een deceptie, al was het „Haarlem" maar, dat haar bekerloopbaan op weinig eervolle wijze aan den Schoterweg eindigde tegen den middel- matigen Utrechtschen tweede klasser D.O.S. Voor Zondag staat behalve de interland-wed strijd BelgiëHolland te Antwerpen, thans de tweede bekerronde op het programma. 'H.F.C. lootte thuis tegen D.W.V., een derde klasser uit Nieuwendam, die de tweede plaats op de ranglijst inneemt. Het is zaak voor „the good old" deze ploeg niet te onderschatten! Schoten, eveneens op eigen terrein recepieert Z.F.C., „de groote Zaansche", die de bekerhou ders alle verdere illusies zal ontnemen. Verder noteeren we o.a. nog: FeyenoordSpar ta, Hollandia—S.D.W. (derde klasser), Z.V.V. 't Gooi, W.F.C.E.V.C. (derde klasser) en Donar A.F.C. voor „elck wat wils" dus. Onze lagere elftallen hadden een succesvollen Zondag. Het vijfde sloeg 's morgens Spaarnestad III, en hielp hiermede R.C.H. VII aan 't kampioen schap, terwijl de derde elftallers, door 's middags van E.H.S. III te winnen, H.F.C. VI vast op de eerste plaats deed zetelen. Zondag a.s. speelt 't tweede haar laatste com petitie-wedstrijd (sneeuw en ijs dienende) tegen E.D.O. III aan: de Kleverlaan, en kan door te win nen nog een trapje naar boven klauteren. 'Het vierde gaat naar de Vergierdeweg om O V.A. IV partij te geven, terwijl de jongste gene ratic 's morgens op eigen terrein D.I.S. III ont moet! We verwachten uit deze drie wedstrijden tenminste 5 punten. Het was 't Bestuur niet mogelijk, trots alle po gingen een waardig tegenstander voor 't eerste elftal te vinden, noch voor den vorigen, noch voor a.s. Zondag. We hopen echter voor den eerstko menden wedstrijddag daarna, op de komst van een eerste klasser. A. C is toch zeker niet in de openbare van j.l. Donderdag aanwezig geweest. e) Dixi Raadszitting |k meen gehoord te hebben dat door den heer B""° werd gezegd: „welnu, als zoo'n kast er dan T>eslist moet zijn, dan moet hij er komen ook". BVces dus voor dit geval niet bang, Dixi. REDACTIE. naar toe te loopen, het (schijnbaar) eenige minu ten lang in de oogen te zien en weg te gaan, waar na bet dier hem overal volgde, waar hij 'heen ging, klaarblijkelijk evera volkomen geboeid, als ooit een mensch onder den invloed van een mag netiseur van beroep was gebracht. Toen ik nauwkeurig waarnam, hoe de paarden- dresseur daarbij te werk ging, bleek, dat hij alleen maar onophoudelijk zijn oogen naar boven en naar beneden draaide. Hij staarde volstrekt niet in de oogen van het paard, maar nam eenvoudig zelf eenige minuten lang die houding aan, vlak bij den kop van het dier, waardoor het verlangde doel bereikt werd en het paard aan elk bevel gehoorzaamde, dat binnen zijn bevatting lag. Evenwel begreep de dresseur zelf even weinig het geheim van zijn kracht als het paard. Tem mers van wilde dieren handelen op dezelfde wijze én vermoedelijk met even weinig begrip van de beginselen, waarop hun methode berust. Nu doet z'ich de vraag voor, welke de uitwer king is, 'die aldus op het dier wordt teweegge bracht. Ongetwijfeld wordt het niet gehypnotiseerd, doordat het gedwongen wordt in de oogen van den dresseur te staren, want men laat het niet vol doende tijd om „de oogspieren te vermoeien". 'Bovendien heeft men geen middel, om het dier te dwingen, naar een of ander punt te staren, zoo- dai de werking magnetisch teweeggebracht wordt meer dan één minuut te verliezen. Ik zou hén-derden voordbeelden kunnen geven over deze magnetische macht van den ruiter over het paard, maar één zal voldoende zijn om mijn stelling te bewijzen. Eens reed ik met een vriend van mij, die veel van redeneeren hield. Hij bereéd een zeer vermaard, oud jachtpaard, dat reeds vele jare'n mijn vriend en makker was geweest. We spraken over 'het onderhavige onderwerp en mijn vriend spotte er over, hoe men zulk een on zin in zijn hoofd kon halen. Een honderd meter verder kwamen we aa'n een dwarsweg, die den onze rechthoekig kruiste. Ik hield mijn paard in. Nu, zei ik, zal ik U mijn theorie bewijzen. Kies maar, welke van deze twee wegen mijn paard zal inslaan. Rijdt drie lengten achter mij; ik zal de teugels los over zijn 'mek laten liggen en ik wed om een dollar (het was in Amerika), dat het den weg zal gaan, dien ik inslaan wil en gij kunt oordeelen of ik hem heb kunnen Beïnvloeden door woord, aan raking, of teekem. Mijn eenige voorwaarde 5s, dat ge stapvoets rijdt, en geen geluid geeft. Hij nam den weddenschap aan en koos den rechtschen dwarsweg, daar hij 'heel goed wist, dat !het paard dien nooit gegaan was, terwijl dit met beide andere wegen wel het geval was. I'k deed nu niets anders dan mijn oogen en mijn Ons Eigen Tijdschrift. Kunsfbijlage. Twee schil ders van het volkslevén, door Anne Hallema. Apen, naar een 'houtsnede van Anton Pieck. De eerste lentedag door Bep Smits, „Uilen" naar een -houtsnede van Anton Pieck. De leugen, een psy chologische beschouwing door A. J. D. van Oos ten. Hoog water, gedicht en penteekening van David Tomkins. Vogelleven in het ven, naar een potloodteekening van Sjoerd Kuperus. ^Schemer avond" en „Grijze droomer" door Helene Swarth. Onder de Maasbrug te Maastricht" naar een ets van J. C. v. d. Ven. Lentezon van Regina Abra hams. Lentebloesem van J. J. Zeldenthuis. Een is onder de heremietkreeften door A. F. J. Portielje. Engelsche volksdansen en het nationale werk van Cecil. J. Sharp, door D. J. v. d. Ven. Het autoreisje door Herman Salomonson. Verlan gen van J. J. Zeldenthuis. Voornaam bezoek aan de boerderij, naar de schilderij van 'Breughel. In Maart naar Sicilië door C. P. Vreede. Voor onze kinderen. Het verksken door Felix Timmermans. Kabouterschool, van A. B. van Tienhoven. Prinsje Goudhaar, door Jeanne Houtzager. Kabouterzang van Aug. Heyting. Tweelingen. Voor vrije uurtjes. ALLERLEI. Vrijen niet altijd verblijcn. Joan van Heemskerck, een zeventiende eeuwsch poëet, heeft deze waarheid aldus bezongen: Des Minnaers vreught is kleyn, maar groot zijn sijn verdrieten, Hij moet veel moyten 'doen, eer hij komt aan 't genieten, Goed leven en gemack stelt dat dy uyt u sin: Die niet wat lyden kan en deug'ht niet tot de Min. So menigh gaeuw conijn als hippelt op de duynen, So menigh bloem als bloeyt des Somers in de tuynen, So menigh schelp als leyt te Petten aan de Zee, So menigh swaer verdriet is in het vrijen mee. (Morks Magazijn' waar, Onze jeugd. dat je vader een auto heeft Is het gekocht? Ja.... En dat allemaal van mijn toekomstige centen. (Morkt Magazijn'. Zomertijd. Het volgende adres werd verzonden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal: De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Haarlem en Omstreken heeft kennis genomen van het ingediende ontwerp tot intrekking van de wet van 23 Maart 1918 (S. 185), gewijzigd bij de wet van 22 Maart 1922 (S. 130) tot tijdelijke afwijking van de wet van 23 Juli 1908 (S. 236) tot invoering van een wettelijken tijd. Zij meent, dat het overbodig geacht moet wor den de voor- en nadeelen van den z.g. zomertijd nog eens in extense naar voren te brengen. Het verslag uitgebracht door de Tijdcommissie laat de ze voldoende tot hun recht komen. Al moge des tijds de invoering van den zomertijd een gevolg zijn geweest van de zeer bijzondere omstandighe den, waaronder wij leefden, toch blijft het gebo den te bedenken, dat zelfs thans en ook in de toekomst geen maatregel ongedaan gemaakt moet worden, die uit bezuinigingsoverwegingen in de eerste plaats voor nijverheid en handel onontbeerlijk is. Ter tegemoetkoming aan een bepaald bezwaar van de zijde van land- en tuinbouw, dal door onze Kamer erkend wordt, acht deze Kamer het aanbe velenswaardig den zomertijd te beperken tot het tijdvak van midden April tot midden September. Zij dringt derhalve bij Uwe Hooge Vergadering op verwerping van het aanhangige wetsontwerp aan en hoopt, dat bij eventueele invoering van den zomertijd met bovenstaanden wensch rekening kan worden gehouden. De vertegenwoordigers van land- en tuinbouw in onze Kamer verklaarden zich met dit standpunt niet te kunnen vereenigen en achtten aanneming van 'het wetsontwerp de eenige mogelijke wijze om aan de bezwaren van land- en tuinbouw tege moet te komen. Vrouw, door M. M. StiemensHopman (schrijf ster van Meisje). Uitgave van Van HolkemaWarendorf, A'dam Wat willen de Vlamingen? door mr. R. van Genechten. Uitgave der Uitgevers-Maatschappij „Elsevier", Amsterdam. Lawn-Tennis voor beginners, door William T. Tilden, voor Holland bewerkt door Jo van Am- mersKuiler. Uitgave van Em. Querido, A'dam, „Focus", 14-daagsch fotoblad onder redactie van Adriaan Boer. No. 5 heeft tot inhoud: Platen. Ons matglas. Recepten en wenken. Jos. Pe kleurenfotografie op papier. Studie over den chroomversterker. Donkere kamer verlichting. Naght Photographie. Oost-Indische ervaringen op fotogebied. Corres pondentie. De werking van Basisch scharlaken N, vergeleken met die van pinakryptolgroen. Begin nershoekje 5. Uit Handel en Industrie. Raad en Daad. Vereenigingsnieuws. Ingezonden. Fotobeurs. „Opgang", Christelijk tijdschrift voor Kunst en Letteren. De inhoud van de Maart-aflevering luidt: Voor den 9en Jaargang. Muziek van E. A. J. v. Eijsselsteyn. De Torenklok van C. Rijnsdorp. De ruzie van Diet Kramer. Het moderne Vir- tuozendom van H. Burger. Gedicht van Leo Huls- Geheelonth. Kinder en Operettekoor „Kindervreugd", Santpoort. Maandagavond gaf bovengenoemd koor een uit voering in de zaal van café „Zomerlust" alhier. De Voorzitter, de heer Frankfort, opende dezen avond. Hij riep allen een hartelijk welkom toe en gaf zijn vreugde te kennen, dat ook ditmaal weer de 'belangstelling zoo groot was. Daarentegen be treurde hij het dat het aantal leden zoo vermin derd was, vooral de manlijke leden, d.w.z. de jon gens. Hij zocht de oorzaak hiervan in de sport. Doch hij hoopte dat de ouders er toe mede zouden werken om het kinderkoor weer te maken zooals het eens was. Applaus. Door de kinderen werden daarna een viertal aardige versjes gezongen. De heer Zwanenburg, accordeon virtuoos, die welwillend zijn medewerking ver.eende, bracht een tweetal muzieknummers ten gehoore, waarop een dankbaar applaus volgde. De heer Zwanenburg is voor vele Santpoorters geen onbekende. Hierna volgde het kinderzangspel „Lentebloe men" dat heel aardig uitgevoerd werd. Weliswaar zegden sommige bloempjes hun versjes te veel van buiten op, zonder eenige toon er in, maar dat wordt wel beter, naar mate zij meer voor het pu bliek verschijnen. Ook was 'het jammer dat „de Koningin" zwaar verkouden was. Dit zal haar ze ker gehinderd hebben in haar spel. Na de pauze volgde het sprookje „Klein Duimp je". Dit van ouds bekende sprookje werd door de meeste kinderen goed vertolkt. Vooral „Klein Duimpje" heeft zijn best gedaan. Geen oogenblik miste hij iets. En dan de vrijheid waarmede het kleine ding sprak. 'tWas waarlijk een lust hein te zien spelen. De heer Post, directeur van dit Kinderkoor,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1925 | | pagina 5