GROOTE SORTEERING
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal,
Overveen, Aerdenhout en Vogelenzang
Geluk en Gerechtigheid.
Bloemendaalscheweg 64 - Telefoon No. 22179
A. H. v. d. STEUR Jr.
in Heeren Overhemden,Zelfbinders
Boorden, Sokken, Pyama's, Bretels
Fotografisch Atelier DÏPHF
HAARIEMSCHE BANKVEREEN1G1NG - BLOEMENDAAL
De hiildefietniging aan
Dr. Brongersma.
19e JAARGANG
4^—
ZATERDAG 4 APRIL 1925
No. 13
Uitgever: A. EIKELENBOOM, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: Bloemendaalscheweg 42. - Tel. 22324
MODERNE DAMES- EN ttAVIV>l li-f
EFFECTEN EN COUPONS VREEMD GELD
BUITENLANDSCHE WISSELS - CREDIETEN - DEPOSITO'S
VERSTREKT CRED1ETBRIEVEN OP BINNEN- EN BUITENLAND
DOCUMENTAIRE CREDIETEN LOKET-KLUIZEN
KLEVERPARKWEG 154 TELEFOON 10303
HEEREN' EN DAMESKLEERMAKER
Voor het komende saison een aparte collectie
MODERNE STOFFEN
BLOEMENDAALSGH WEEKBLAD
Abonnement:
Voor een half jaar 1.75
Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of meer, korting.
Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, van 1 tot 10 regels
1.elke regel meer 10 cent. Tusschen den tekst of op een bepaalde
plaats speciaal tarief.
ooooootAXooooooocyjoooococxxxaooooc
Arme menschen die over niets zich meer ver
wonderen. Zij hebben datverleerd! Onge
lukkige menschen die zich voor het bewonderen
schamen. Traub.
XQX)QOOOOOOOOOO<X)OOOOCX»OOOOCOOOOOOOOaCOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
ZOELOEZANG.
Uit het riet zijt gij geboren,
Uit het riet,
Alan en vrouw, gij allebeiden,
Uit het riet.
Gij ontstond eens uit de splitsing
Van een riet,
En zijt beiden ook niet beter
Dan het riet.
't Wendt alom, 't veert op en neder,
't Broze riet,
't Ruist en schuifelt, steeds beweeg'lijk,
Lenig riet.
't Wast in bosschen naar elkander,
Wand'lend riet,
Aan de wateren der aarde,
'n Heir van riet,
Eveneens zoo peinst gij, menschheid,
Als het riet.
Aan de groote stroom der wereld,
Spieg'lend riet,
Waaiend, zwaaiend heen en weder,
Rits'lend riet,
Als een leger zwakke speren,
Vallend riet
AUGUST HEYTING in Etnhett
(Nadruk verboden).
Er bestaat wel geen onderwerp, waar-
over wij vaker spreken en peinzen dan het
geluk. Wat is het geluk? Zonder er een
duidelijke omschrijving van te kunnen ge
ven, streven wij toch allen naar dit raad
selachtige doel van het leven. Wij wiilen
allen gelukkig zijn.
Zoowel voor ons persoonlijk bestaan als
voor dat onzer gemeenschap hebben wij
het geluk tot doelwit gesteld. Een geluk
kig leven wenschen wij elkaar toe; een
gelukkige samenleving zetten wij op het
program van ons maatschappelijk streven.
Meestal denken wij bij geluk aan licha
melijke en stoffelijke bevrediging, maar
deze is onder ons, aan ontbering gewende
schepselen, zoo zeldzaam, dat wij reeds te
vreden zijn, zoo verdriet en pijn ons ont
breken. Ons verlangen naar geluk beperkt
zich veelal tot de negatieve leuze: geen
ziekte, geen geldzorg, geen miskenning
van menschen. Letten wij slechts op de
Oudejaarsavond-beschouwingen, waarmee
wij elkaar aan het eind van den tijdkring
wederzijdsche welgezindheid betoonen, of
op de redevoeringen bij jubilea of bruilof
ten. Het afgeloopen jaar, het beëindigde
levenstijdperk noemen wij gelukkig, als
we elkaar niet door den dood hebben ver
loren en niet door rampen of plagen be
zocht zijn geworden.
Maar kan geluk dan niet meer dan een
afwezigheid, een ontstentenis zijn? Moe
ten wij onze eischen aan het leven niet
hooger leeren stellen? Er is toch ook een
positief geluk denkbaar, gelegen niet in
hetgeen ons ontbreekt, maar in hetgeen
wij bezitten.
Onze bescheidenheid is niet altijd een
deugd. Ondeugd wordt zij, als ze ons te
spoedig leert schikken naar hetgeen ons
toch eigenlijk onwaardig is. Ondeugd
wordt zij als ze ons het streven ontwent.
Ons denkbeeld over het geluk loopt
evenwijdig met ons begrip van fatsoen.
Uien noemen wij fatsoenlijk? Hem, die
niet steelt, niet drinkt, niet vloekt. Ook
hier weer meenen wij met het negatieve
te kunnen volstaan. Maar een mensch, die
weet, wat hij waard is, zal het fatsoen
ff Gr. Houtstr. 169, Tel. 13472
HEERENPORTRETTEN
II
niet zoeken in hetgeen hij laat, maar in
hetgeen hij doet. Men moet iets doen, iets
zeer stelligs, om fatsoenlijk te mogen hee-
ten. Men moet dapper zijn en edelmoedig,
offervaardig en werkzaam, om maar eens
iets te noemen.
Evenals fatsoen meer beteekent dan lou
ter afwezigheid van ondeugden, beteekent
geluk meer dan afwezigheid van rampen.
Gelukkig is hij, die zich zeer welbewust
welbehagelijk gevoelt; die zijn bestaan ge
niet en het proeft gelijk een smulpaap een
kostelijke spijs. Pallieter, die als in een
dollen droom van vreugde en overmoed
door het leven gaat, kan als de verper
soonlijking van het geluk gelden. Deze
bevoorrechte kende geen zorgen of kwa
len, maar bovendien kende hij iets anders,
en dit kende hij terdege: den heerlijken
smaak van het leven, den geur, die be
dwelmend omhoogstijgt uit den hoorn des
overvloeds, waarin de Schepper van hemel
en aarde alle geneugten en schoonheden
voor hem heeft tezamengeperst.
Voor Pallieter is het leven een festijn,
en hij verstaat de kunst, feest te vieren.
Hij behoeft hiervoor geen handen vol geld
uit te geven of inspannende reizen te doen
het neerglijden van de sneeuw op het stille
Veld; het getokkel van den zomerregen-op
het zink van het dak; de eerste crocus
boven den grond; een vertelsel bij 't
haardvuur, het brengt*hem alles in den
roes van een volstrekt, nameloos geluk.
Waarom geniet Pallieter het geluk, dat
toch ons allen geboren wordt? Het geluk
bestaat niet in de vreugde, maar in de
ontvankelijkheid voor de vreugde. Wie
deze ontvankelijkheid bezit, kan gelukkig
zijn, is gelukkig, want hij heeft slechts te
grijpen hetgeen het leven hem overvloe
dig biedt.
Toch kunnen wij, zelfs met de ontvan
kelijkheid van een Pallieter, niet als Pal
lieter gelukkig zijn. Want Pallieter is geen
mensch, doch slechts een personificatie.
In hem belichaamt zich louter de ééne zij
de van 't leven. De schaduw, die ieder
mensch naast het licht heeft te aanvaar
den, ontbreekt. En wie ontvankelijk is
voor het licht, zal even ontvankelijk zijn
voor de schaduw. Fijngevoelige naturen
genieten het meest, maar tevens lijden zij
noodwendig het meest.
De uiterlijke omstandigheden zijn voor
ons allen vrijwel gelijk: geen licht zonder
schaduw, maar ook geen schaduw zonder
licht. De mate, waarin wij hierop reagee-
ren, is voor ieder verschillend; den Stoï
cijn laat de smart onverschillig, maar
eveneens de vreugde; de lichtbewogene
juicht hemelhoog, maar is dan weer ten
doode bedroefd.
Onverschilligheid kan geen geluk zijn,
vijl het een negatief gegeven is; het ge
luksgevoel is onbestendig, wijl het nood
wendig met leedgevoel wisselt.
Beter dan naar geluk streven wij naar
gerechtigheid. Gerechtigheid noem ik de
juiste 'verhouding tusschen den mensch
en zijn lot; de juiste verhouding tusschen
de maatschappij en haar wezen. Gerech
tigheid blijft standvastig onder vreugde
en leed, en waarborgt het evenwicht tus
schen beide.
Wat is het, dat den mensch, ook in zijn
oogenblikken van uiterlijken voorspoed
met een gevoel van onzekerheid kwelt?
Het Is de gedachte, of het geluk hem wel
toekomt. Sterker dan de behoefte aan
geluk is de behoefte aan gemoedsvrede.
Iedereen wenscht ten slotte te zijn
wij hij krachtens aard en aanleg
behoort te zijn; iedereen wenscht te doen
hetgeen zijn bestemming is. Zelfs de
smart kan begeerlijk zijn, zoo men haar
aanvaardt als een noodzakelijk gevolg van
een afwijking; als een boete, die loutert;
als een vermaan, om terug te treden op
den rechten weg. Soms is het leed welkom,
omdat het evenwicht herstelt, krachten
ontwikkelt, gevoelens bevrijdt, en zoo de
juiste verhouding, die verstoord was,
weerom brengt.
Want de juiste verhoüding, hierom is
het ons allen ten slotte te doen. Het is al
lereerst naar gerechtigheid, dat wij ha
ken. Zonder gerechtigheid geen vrede,
zonder vrede geen geluk.
Daarom is dit wel het zwaarste noodlot
dat wij zoo weinig weten, waar de gerech
tigheid is gelegen. Tegenstrijdig is ons
hart; ingewikkeld het leven. Hoe kunnen
wij den weg vinden, die inzonderheid ons
is aangewezen? Waar ligt de taak, die
juist onze bestemming ons stelt? Vaak
wankelen wij heen en weer en weten niet
te kiezen tusschen goed en kwaadsteeds
staan wij op den tweesprong. Het richt
snoer van ons leven is dikwijls zoek in dit
verbijsterend bestaan. En onze diepste be
hoefte belichaamt zich in de bede, waarin
de oude Psalmist haar op zijn wijze uitte,
toen hij verzuchtte: „Leer ons, o Heer,
den weg door u bepaaldC.
J.L Zondagmiddag hehben alle patiënten van
den beminden geneesheer, aan wien wij een ge
deelte van ons vorig nummer hebben gewijd, voor
zoover ze 'hem konden bezoeken, den heer en
mevrouiw Brongersma te hunnen huize de hand ge
drukt; zij stonden in een zee van bloemen die
TEGENOVER 0E MIDDELBARE TECHNISCHE SCHOOL
OPGERICHT 1903
van heinde en ver waren aangevoerd om te
getuigen van dankbaarheid en sympathie met den
aanvankelijk tegenover deze hulde wat afwerend
staanden jubilaris.
Een mensch went echter betrekkelijk snel aan
ongewone dingen, vooral als men op een prettige
manier daarin wordt ingewijd.
De plaatselijke commissie, die zich onder leiding
van den heer Vettewinkel Sr. had gevormd bracht
Zondagmiddag te half drie vóór de eigenlijke recep
tie haar bezoek aan den dokter. De heer Vette
winkel sprak hem op alleraardigste, zoo uit het
hart wellende wijze toe, bij welke toespraak maar
één vlekje viel op te merken, dat geen verslagge
ver van ons blad was uitgenoodigd om later alle
ingezetenen te doen genieten van de oprechte en
sympathieke woorden, waarmede de verdiensten
van onzen geachten plaatsgenoot werden gehul
digd.
De commissie bood den jubilaris in een keurig
lederen portefeuille een aanzienlijk bedrag aan,
mooi rond afgepast en prettig om te zien, met het
verzoek aan den dokter het geheel voor zijn eigen
genoegen te besteden, een wenk waaraan wij allen
hopen, dat hij ook zal gevolg geven.
Te drie uur begon de drukke aanloop. Een aller
aardigst geschenk werd aangeboden door de
fondspatiënten, 't was in een keurigen lijst vervat,
de op grijs karton geteekende namen der schen
kers met in de vier hoeken de foto's van de ver
schillende woningen, door dr. Brongersma achter
eenvolgens in onze gemeente betrokken. Het kar
ton behelsde bovenaan een mooie spreuk, door
de patiënte mejuffr. Kuyper voor dit doel uitge
zocht, en waarin duidelijk de hartelijke gevoelens
van deze schare patiënten voor hun arts door
straalden.
De Gezondheidscommissie te Bloemendaal, door
5 leden vertegenwoordigd, maakte daarna hare op
wachting; namens alle leden werd bij monde van
den heer A. J. Stoel Jr. den jubilaris het eerste
deel van een Amerikaansch staandaardwerk over
Kinderziekten aangeboden met eene inscriptie;
daarin werd o.a. gewag gemaakt van het vele werk
door dr. Brongersma vooral bij de bestrijding van
besmettelijke ziekten in en buiten zijn laboratorium
gratis verricht. Van familieleden ontving dr. Bron
gersma 4 verder verschenen deelen van het werk;
een merkwaardigheid daaraan verbonden is dat
deze boeken door bemiddeling van den heer Edw.
Joris te Haarlem geleverd, alleen nog op tijd zijn
aangekomen, doordat ze per luchtpost van Londen
kwamen.
Als Bloemendalers eenmaal aan 'het feesten
slaan, zijn ze echter niet gauw tevreden. Op j.l.
Maandagmiddag bleek weldra dat er nog iets op
komst was; er werden door den heer Schipper
uit de Donkere laan draden in den tuin gespan
nen en een paar sterke electrische lampen aange
bracht en zoowaar de fondspatiënten zorgden weer
voor iets anders; lampions en te ruim 7 uur kon
digden de opgewekte tonen van ons plaatselijk
fanfare-corps „Sursum", gedragen door de zware
tsjing-boem-geluiden van den door Ternaat ge-
torsten turkschen trom, na 't inleidend rythme
van de kleine trommels, de optocht aan van de
„mannetjes" van directeur Meng (mannetjes is hier
oneigenlijk cp te vatten, want van dit corps ma
ken ook drie jonge dames deel uit). Dat zou wat
worden. Het dorp stroomde uit. Daar komen ze
aan de dappere blazers, in het koper en op de
wangen der gezonde mannen en jongelui speelt het
kleurige licht, het door van Goor voorop gedra
gen vaandel, dat reeds nu vol medailles schittert,
en twee aan ^wee marcheeren ze muziekmakend
dokters tuin binnen en voor de opengeslagen ra
men der kamer waar de jubilaris en mevrouw
Brongersma met 'hunne familie zich bevonden,
maakt het orchest zich gereed voor een avondcon
cert. Eerst sprak de heer P. Tideman Jr. den jubi
laris namens vele patiënten met een kort en har
telijk woord toe, waarop een fanfare klonk en
daarna het eerste nummer, een vroolijke marsch.
Iedereen genoot, de dokter en de zijnen natuurlijk
allereerst, de spelers zelf hadden er ook echt schik
in en het publiek buiten heeft eindelijk weer eens
een aardige Bloemendaalsche avond beleefd, zoo
als wij hier vroeger meer beleefden.. Tusschen
twee haakjes, nü bleek hoe broodnoodig een be
hoorlijk dorpsplein hier is, de menschen en kin
deren hingen tegen het hek en propten de wegen
vol; gelukkig was het verkeer niet erg druk dien
avond, terwijl de hoofdagent van politie, de heer
Smits, met zijne mannetjes voor het overige zorg
den. „Sursum" speelde met 'n kleine pauze, waarin
namens mevrouw Brongersma versnaperingen wer
den aangeboden, tal van nummers, ernstige en
vroolijke en de dank van den jubilaris aan den
directeur en de zijnen was welgemeend.
Te half negen kwamen de heeren Nico Hooger-
werf, directeur en Adr. Cassee, voorzitter, met het
„Bloemendaalsch Gemengd Koor".
Nadat de heer Hoogerwerf aan den heer en
mevr. Brongersma was voorgesteld, hield de heer
Adr. Cassee een geestige en enthousiaste toespraak
tot den dokter, waarin hij aan de hand van de
woorden van het eerste gedicht, dat het koor zou
zingen, den jubilaris dankte en prees en innig ge
meend hem een lang leven tot heil onzer goede
gemeente toewenschte.
De eerste zang door een plaatsgenoot op een
bekende wijs van Valerius voor deze gelegenheid
gedicht, laten wij hieronder volgen.
Waar leven strijdt met dood
In eindeloozen kamp.
En. in veelvoudigen nood
Den mensch treft ramp op ramp
Zijn jong en oud gelijk,
Baat niemand macht of gfeld
Zijn allen even rijk
Aan smart, in dit geweld.
Maar allen schraagt één hoop
Op liefd' en op het verstand
Van die der ziekte loop,
Zal stuiïen met zijn hand.
Hij komt en zie er rijst licht
In 't duisterste gemoed,
En 't hart, dat blijkbaar zwicht
Klopt op met nieuwen moed.
Die altijd, dag en nacht,
Gereed zijt tot die hulp
Waar ook de angst u wacht,
In huis of kleine stulp,
U bidden wij toe: leef lang!!
Met vrouw en met uw kroost,
U loven wij met zang
Heil, helper, steun en troost.
Dè heer K. A. Dekker had dit lied en de andere,
die gezongen werden gecalligrafeerd in een keurig
door hem versierden bundel, welke door den voor
zitter was aangeboden. De blazers hadden ter
zijde op het gras plaatsgenomen, het publiek was
muisstil en door den stillen rood- en geelverlichten
avond op het grastapijt klonk de a-capella-zang
onder de echt muzikale leiding van den heer Hoo
gerwerf zuiver opwekkend en stichtend. Ook aan
de zangers bracht dr. Brongersma zijn hartelijken
dank.
En zoo behooren deze twee schoone dagen we
der tot het verleden. Het scheen wel of er dien
avond niemand ziek was. Wij stellen op grond
van die ondervinding voor, de muziek, vooral de
muziek uitgevoerd in het openbaar op te nemen
in de lijst van Nederlandsche geneesmiddelen. Een
woord van dank past daarbij voor allen in en bui
ten Bloemendaal, die in samenwerking met het
zich beterende weer, ieder naar eigen talent heb
ben meegewerkt zulk een prettig geheel tot stand
te brengen. Allen te noemen die nog niet genoemd
zijn is niet mogelijk; twee uitzonderingen maken
wij: le. voor den heer Aug. Oepkes, dea bekwa
men fotograaf, die niet alleen vele kieken die den
jubilaris aangeboden werden vervaardigde, maar
die ook voor de familie Brongersma de schitteren
de bloemenschat op een plaat heelt vastgelegd;
2e. vopr den heer T. Timmer en zijn personeel,
die door de keurige uitvoering van het door hen
gedrukte, wij zullen zeggen feestnummer, zooveel
tot het welslagen van een en ander hebben bij
gedragen.